30 111 Topinkomens

Nr. 54 BRIEF VAN DE MINISTER VAN INFRASTRUCTUUR EN MILIEU

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 5 oktober 2011

Hierbij geef ik u, mede namens de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, antwoord op de vraag van de Vaste Commissie voor Binnenlandse Zaken over het salaris van de nieuwe directeur van het GVB Amsterdam.

Zoals in het AO op 26 november 2008 (Kamerstuk 28 479, nr. 41) door de toenmalige bewindslieden van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en Verkeer en Waterstaat is verwoord, is het beleid inzake de inkomens van werknemers van gemeentelijke vervoerbedrijven een taak van de decentrale overheden waar lokale democratische controle op wordt uitgeoefend. De rijksoverheid beschikt, behalve over het persbericht, niet over informatie betreffende afspraken tussen een GVB en zijn directeur. De aangenomen motie Anker c.s. (30 111, nr. 43) om de inkomens van de directies van GVB’en onder de Balkende-norm te brengen is in 2008 door de toenmalige minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties ontraden. De toenmalige minister van Verkeer en Waterstaat heeft toegezegd de motie onder de aandacht te brengen van de decentrale overheden. Dit is in maart 2009 in het Nationaal Mobiliteitsberaad gebeurd.

De minister van Binnenlandse Zaken heeft onlangs het wetsvoorstel Normering Topfunctionarissen publieke en semipublieke sector (WNT) ingediend bij de Tweede Kamer. In deze wet worden geen salarisnormen opgelegd aan de aan decentrale overheden gelieerde organisaties en bedrijven, omdat dergelijke bedrijven volledig onder decentrale verantwoordelijkheid vallen. Niet het Rijk, maar de gemeente heeft in dit geval de bevoegdheid om voorwaarden te stellen aan de salariëring van topfunctionarissen.

De minister van Infrastructuur en Milieu,

M. H. Schultz van Haegen-Maas Geesteranus

Naar boven