nr. 11
MOTIE VAN DE LEDEN WEEKERS EN HUIZINGA-HERINGA
Voorgesteld 13 september 2005
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende:
– dat voor een flexibel functionerende arbeidsmarkt de ontslagregels
versoepeld dienen te worden;
– dat de regering pas na ommekomst van het middellangetermijnadvies
van de Sociaal-Economische Raad een standpunt inneemt over een mogelijk fundamentele
wijziging van het ontslagrecht;
– dat vooruitlopend daarop enkele aanpassingen plaatsvinden binnen
de preventieve ontslagtoets, waaronder de mogelijkheid voor werkgevers om
voor het afspiegelingsbeginsel te kiezen in plaats van het last-in-first-outsysteem;
– dat de minister daarnaast een afwijkingsmogelijkheid bij cao wil
introduceren;
van mening, dat de introductie van een afwijkingsmogelijkheid bij cao
niet wenselijk is omdat daarmee de regels eerder complexer dan eenvoudiger
worden;
voorts van mening, dat het met name voor het midden- en kleinbedrijf wenselijk
is, thans reeds de hardheidsclausule (het onmisbaarheidsartikel 4:2, lid 5,
van het Ontslagbesluit) te verruimen waardoor meer wordt gekeken naar kwaliteit
van de werknemer en (daarmee) de continuïteit van de onderneming;
verzoekt de regering:
1. af te zien van de introductie van een afwijkingsmogelijkheid bij cao;
2. ten spoedigste de hardheidsclausule van artikel 4:2, lid 5, van het
Ontslagbesluit te vervangen door de volgende formulering: «Indien aannemelijk
wordt gemaakt dat de werknemer aantoonbare kwaliteit in de uitoefening van
zijn functie kent (ten opzichte van langer in dienst zijnde collega's) dan
wel dat de werknemer ook buiten de categorieën uitwisselbare functies
waarbinnen ontslagen vallen, een of meer multi-inzetbare vaardigheden
kent die aantoonbaar bruikbaar zijn voor de onderneming, kan CWI deze werknemer
bij de toepassing van de voorgaande leden buiten beschouwing laten.»,
en gaat over tot de orde van de dag.
Weekers
Huizinga-Heringa