nr. 4
VERSLAG HOUDENDE EEN LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN
De vaste commissie voor Financiën1, belast
met het voorbereidend onderzoek van dit voorstel van wet, heeft de eer verslag
uit te brengen in de vorm van een lijst van vragen met de daarop gegeven antwoorden.
Met de vaststelling van het verslag acht de commissie de openbare behandeling
van het wetsvoorstel voldoende voorbereid.
De voorzitter van de commissie,
Tichelaar
De adjunct-griffier van de commissie,
Vente
1
Waarom staat in de suppletore wet dat de rentekosten
gebaseerd zijn op de ramingen van het CPB, terwijl in de Voorjaarsnota staat
dat hier van afgeweken is? Hoe groot zou de meevaller geweest zijn als gevolg
van de bijstelling kapitaalmarktrente indien de CPB-veronderstellingen op
dit punt gehanteerd waren? Heeft de regering aanwijzingen om te veronderstellen
dat het CPB te laag zit met zijn renteprognose?
De rentekosten van nog uit te geven leningen worden enerzijds bepaald
door de omvang van de financieringsbehoefte, en anderzijds door de hoogte
van de rente. Voor de hoogte van de rente die ten grondslag ligt aan de begroting
worden de renteramingen van het CPB als basis gehanteerd. Het CPB raamt zowel
de korte rente als de lange, 10-jaars rente. De korte rente wordt gebruikt
om de rentekosten samenhangend met de uitgifte van kortlopend papier en overige
geldmarktactiviteiten te ramen. De lange rente wordt gebruikt voor het opstellen
van een raming voor de rentekosten voortvloeiend uit toekomstige kapitaalmarktuitgiftes.
De ramingen van het CPB zijn eind januari vastgesteld. In de periode tussen
het vaststellen van de ramingen en de budgettaire besluitvorming is de rente
opgelopen. Om tegenvallers na de Voorjaarsnota te voorkomen is de CPB-raming
enigszins naar boven bijgesteld (zie tabel). De bijstelling heeft dus plaatsgevonden
op basis van pragmatische overwegingen en feitelijke ontwikkelingen.
Tabel: raming CPB en raming in begroting
| | Kapitaalmarktrente | Geldmarktrente |
|---|
| Raming ontwerpbegroting 2005 | 4,85% | 2,20% |
| Raming CPB bij Voorjaarsnota | 3,75% | 2,00% |
| Raming in 1e sup.begroting | 4,25% | 2,00% |
In de 1e suppletore begroting is voor 2005 ten opzichte van de ontwerpbegroting
een meevaller in de totale netto rentekosten ingeboekt van € 381
miljoen. Deze meevaller is voornamelijk het gevolg van de ontwikkeling van
de rente. Indien de CPB-raming zou zijn gehanteerd, zou in de 1e suppletore
begroting ten opzichte van de ontwerpbegroting een additionele meevaller zijn
ingeboekt van circa € 64 miljoen in 2005. De raming van de netto
rentelasten over de interne schuldverhoudingen zou € 2 miljoen hoger
zijn uitgekomen.
2
Heeft de transactie met betrekking tot de aankoop van
het gastransportnetwerk door de Staat invloed op de rentelasten? Zo nee, hoe
is deze aankoop dan gefinancierd? Zo ja, waarom is deze mutatie niet zichtbaar
gemaakt in de suppletore wet?
De transactie met betrekking tot de aankoop van het gastransportnetwerk
leidt, ceteris paribus, in 2005 tot een opwaartse bijstelling van het feitelijk
financieringstekort op kasbasis, en dus ook tot een hoger kapitaalmarktberoep
en hogere rentelasten.
De aankoop van het gastransportnetwerk is echter slechts één
van de factoren die van invloed is geweest op de raming van het tekort bij
Voorjaarsnota. Naast de aankoop van het gastransportnetwerk is sprake geweest
van een groot aantal andere mee- en tegenvallers die van invloed zijn op het
tekort. De som van alle mutaties, inclusief de aankoop van het gastransportnetwerk,
heeft bij de Voorjaarsnota ten opzichte van de Miljoenennota 2005
geleid tot een neerwaartse bijstelling van het tekort op kasbasis van 12,3
miljard euro naar 12,0 miljard euro.
Voor de financiering van de staatsschuld is voornamelijk het totale tekort,
en eventuele mutaties hierin, relevant, omdat dit bepaalt wat de Staat moet
lenen. De onderbouwing van het tekort is voor de financiering van de staatsschuld
van minder groot belang, en afzonderlijke posten worden dan ook niet zichtbaar
gemaakt in de begroting Nationale Schuld.
In de 1e suppletore begroting is een neerwaartse aanpassing van het kapitaalmarktberoep
opgenomen van circa 2,9 miljard euro. Van deze aanpassing wordt 0,3 miljard
veroorzaakt door de mutatie van het tekort op kasbasis. De rest van de mutatie,
in totaal circa 2,6 miljard, wordt verklaard doordat in 2005 meer op de geldmarkt
wordt geleend en dus minder op de kapitaalmarkt. Deze verhoging is wenselijk
om een daling van het geldmarktberoep in 2004 weer ongedaan te maken.
XNoot
1Samenstelling: Leden: Van der Vlies (SGP), Crone (PvdA), Bakker (D66),
Hofstra (VVD), De Haan (CDA), Bussemaker (PvdA), Vendrik (GroenLinks), Halsema
(GroenLinks), Kant (SP), Blok (VVD), Ten Hoopen (CDA), ondervoorzitter, Smits
(PvdA), De Pater-van der Meer (CDA), Van As (LPF), Tichelaar (PvdA), voorzitter,
Koopmans (CDA), Gerkens (SP), Van Vroonhoven-Kok (CDA), Varela (LPF), De Nerée
tot Babberich (CDA), Koomen (CDA), Fierens (PvdA), Aptroot (VVD), Smeets (PvdA),
Heemskerk (PvdA), Dezentjé Hamming (VVD), Van Egerschot (VVD).
Plv. leden: Rouvoet (ChristenUnie), Koenders (PvdA), Dittrich (D66), Balemans
(VVD), Kortenhorst (CDA), Van Nieuwenhoven (PvdA), Duyvendak (GroenLinks),
Van Gent (GroenLinks), De Ruiter (SP), Snijder-Hazelhoff (VVD), Atsma (CDA),
Dijsselbloem (PvdA), Omtzigt (CDA), Eerdmans (LPF), Noorman-den Uyl (PvdA),
Van Bommel (SP), Mosterd (CDA), Jan de Vries (CDA), Hermans (LPF), Mastwijk
(CDA), Rambocus (CDA), Stuurman (PvdA), Luchtenveld (VVD), Blom (PvdA), Douma
(PvdA), Bibi de Vries (VVD), Van Beek (VVD).