Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 4 november 2013
Uit uw halfjaarlijks rappel is gebleken dat de hierboven genoemde toezegging inzake
de Wet bestuurlijke boete overlast in de openbare ruimte nog open staat.
Aan uw Kamer is toegezegd dat bij de evaluatie van de wet aandacht zou worden besteed
aan de vraag of de negatieve lijst die nu in artikel 2 van het Besluit bestuurlijke
boete overlast in de openbare ruimte is opgenomen, bij formele wet dient te worden
geregeld.
In het voorjaar van 2012 is de bestuurlijke boete overlast geëvalueerd. In het kader
van deze evaluatie is gekeken naar de stand van zaken rondom de implementatie van
de bestuurlijke boete overlast, wat de resultaten zijn van de invoering van het instrument
en is gekeken of het wenselijk is om de regeling te wijzigen. De evaluatie en de beleidsreactie1 hierop treft u ter informatie bij deze brief aan.
Uitkomst van de evaluatie is dat de bestuurlijke boete overlast door geen enkele gemeente
is toegepast sinds de invoering van het instrument. Dit heeft als consequentie dat
een goede op de praktijk gebaseerde evaluatie niet mogelijk was. Daarom is er voor
mij nu geen aanleiding om de negatieve lijst in de formele wet op te nemen.
Ik ben van mening dat gemeenten wel over de mogelijkheid moeten blijven beschikken
om voor de bestuurlijke boete te kiezen als handhavingsinstrument. Per 1 januari 2014
treedt er een wijziging op in de Vergoedingsregeling gemeenten voor handhaving parkeren
en overlast (bestuurlijke strafbeschikking). Er is een financieel plafond ingebouwd
en er zijn maximumbedragen gesteld aan de vergoeding voor parkeerfeiten (€ 25,00)
en overlastfeiten (€ 40,00).
Mijn inschatting is dat de financiële consequenties door deze wijzigingen beperkt
blijven voor gemeenten. Toch zou het mogelijk kunnen zijn dat gemeenten hierdoor overwegen
over te gaan op de bestuurlijke boete.
De Minister van Veiligheid en Justitie,
I.W. Opstelten