nr. 8
LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN
De commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport1, belast met het voorbereidend onderzoek van dit wetsvoorstel (nrs. 3–4),
heeft de eer als volgt verslag uit te brengen in de vorm van een lijst met
vragen. De daarop gegeven antwoorden zijn hieronder afgedrukt.
De voorzitter van de commissie,
Blok
De griffier van de commissie,
Teunissen
Vragen en antwoorden naar aanleiding van de slotwet 2004
van het ministerie van VWS
1
Waarom wordt de verplichtingenraming bij VWS niet nader
toegelicht?
Het overgrote deel van de VWS-begroting is belegd met structurele verplichtingen,
die min of meer voldoen aan de regel «kas = verplichting». Dit
echter met het verschil dat het kasbedrag van bijvoorbeeld het jaar 2004 juridisch
vastligt in het jaar 2003.
Uiteraard kent VWS wel meerjarige projecten, maar dat zijn verhoudingsgewijs
veel kleine bedragen.
Dit maakt precies ramen lastig en afwijkingen ten opzichte van de oorspronkelijke
raming vooral technisch van aard. Het is immers de dagtekening van de brieven,
die bepaalt ten laste van welk begrotingsjaar het verplichtingenbedrag komt.
Dit ongeacht in welk jaar de uitgave is gepland.
In de VWS-administratie is de meerwaarde van het vastleggen van verplichtingen
vooral gelegen in de zogeheten kaseffecten van die verplichtingen in de toekomstige
jaren.
Door deze feiten heeft de verplichtingenraming bij VWS een beleidsarm
karakter. Daarom lichten wij deze raming niet nader toe.
2
Waardoor wordt de toename van 125% in het verplichtingenbedrag
tussen begroting en verantwoording op Beleidsartikel 25 – Modernisering
AWBZ veroorzaakt?
De toename van 125% in het verplichtingenbedrag tussen begroting en verantwoording
bedraagt € 46,0 miljoen.
De toename in het verplichtingenbedrag wordt grotendeels verklaard door
een voorschot op de subsidie van het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ).
Eind december 2004 hebben wij het CIZ een voorschot toegezegd op de subsidie
voor het jaar 2005 (€ 42,9 miljoen). De betaling van dit voorschot
heeft in 2005 plaatsgevonden, maar omdat de verplichting tot betaling in 2004
is ontstaan is dit als verplichting in 2004 opgenomen.
3
Waardoor wordt de afname van 67% in het verplichtingenbedrag
tussen begroting en verantwoording op Beleidsartikel 29 – Arbeidsmarktbeleid
veroorzaakt?
In de Slotwet 2004 van VWS is te zien dat de verplichtingenruimte met € 98,4
miljoen neerwaarts is bijgesteld. Dit negatieve verschil is vooral van technische –
en administratieve aard en hangt samen met het volgende.
De taakstelling op de sectorfondsen van Balkenende I in 2003 en verdere
jaren en de taakstelling op de sectorfondsen van Balkenende II in 2004 en
verdere jaren hebben geleid tot gekorte kasuitgaven in 2005(t+1) ten opzichte
van de kasuitgaven in 2004(t). Tevens is in 2004 besloten om met ingang van
1 januari 2005 de structurele subsidierelaties met de sectorfondsen geheel
te beëindigen. In de systematiek van de rijksbegroting hebben kortingen
en beëindigingen van structurele subsidies (lagere kasuitgaven in jaar
t+1) tot gevolg dat verplichtingenruimte in het jaar t voor een gelijk bedrag
lager uitgeput wordt.
Aanvullend dient nog te worden vermeld dat in 2004 een aantal incidentele
afbouwsubsidies (in verband met de beëindigingen van de structurele subsidies
voor de sectorfondsen) is verplicht met kasuitgaven in 2005, waardoor het
negatieve verschil enigszins is gereduceerd(€ 25,0 miljoen).
4
Zijn er nog andere oorzaken aan te wijzen voor de lagere
realisatie op beleidsartikel 38 – Tegemoetkoming buitengewone uitgaven?
Verwacht u dat aangiftes in latere jaren de onderuitputting volledig teniet
doen?
Er zijn mij, noch de Staatssecretaris van Financiën die zorgdraagt
voor de uitvoering van de regeling, andere dan de vermelde redenen bekend
voor de geconstateerde onderuitputting. Er worden diverse acties ondernomen
om de regeling meer bekendheid te geven en om mensen die voor de aftrek van
buitengewone uitgaven in aanmerking komen te bewegen aangifte inkomstenbelasting
te doen (campagne «aangifte loont», bezien of de doelgroep rechtstreeks
benaderd kan worden). Verder zal de regeling worden uitgebreid tot die gevallen
waarin de aftrek van buitengewone uitgaven een verzilveringsprobleem oplevert
op basis van de door partners gezamenlijk verschuldigde belasting en verrekenbare
heffingskortingen.
Een toename van het gebruik van de tegemoetkomingsregeling buitengewone
uitgaven ligt daarom in de lijn der verwachting.
XNoot
1Samenstelling:
Leden: Van der Vlies (SGP), Kalsbeek (PvdA), Rijpstra (VVD), Buijs (CDA),
Atsma (CDA), Arib (PvdA), Halsema (GL), Kant (SP), Blok (VVD), Voorzitter,
Smits (PvdA), Örgü (VVD), Verbeet (PvdA), van Oerle-van der Horst
(CDA), Ondervoorzitter, Vergeer (SP), Vietsch (CDA), Tonkens (GL), Joldersma
(CDA), Van Heteren (PvdA), Smilde (CDA), Nawijn (LPF), Van Dijken (PvdA),
Timmer (PvdA), Van Miltenburg (VVD), Hermans (LPF), Schippers (VVD), Omtzigt
(CDA) en Koser Kaya (D66).
Plv. leden: Rouvoet (CU), Verdaas (PvdA), Griffith (VVD), Ferrier (CDA),
Çörüz (CDA), Blom (PvdA), Vendrik (GL), Gerkens (SP), Veenendaal
(VVD), Vacature (algemeen), Weekers (VVD), Tjon-A-Ten (PvdA), Aasted Madsen-van
Stiphout (CDA), de Ruiter (SP), Ormel (CDA), van Gent (GL), Koomen (CDA),
Waalkens (PvdA), Mosterd (CDA), Varela (LPF), Bussemaker (PvdA), Heemskerk
(PvdA), Oplaat (VVD), Kraneveldt (LPF), Hirsi Ali (VVD), Eski (CDA) en Bakker
(D66).