Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2004-2005 | 30100-XIV nr. 6 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2004-2005 | 30100-XIV nr. 6 |
Vastgesteld 2 juni 2005
De vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit1 heeft over het jaarverslag 2004 van het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (30 100 XIV, nr. 1) de navolgende vragen ter beantwoording aan de regering voorgelegd.
Deze vragen, alsmede de daarop bij brief van 31 mei 2004 gegeven antwoorden, zijn hieronder afgedrukt.
Wat is de begrote en gerealiseerde inhuur van externen in 2004 voor het beleidsdepartement en voor alle bij het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) behorende agentschappen?
De gerealiseerde inhuur van externen voor het beleidsdepartement bedroeg in 2004 € 8,9 mln. Het begrote bedrag was € 9,3 mln. De gerealiseerde inhuur van externen bij de LNV agentschappen voor specifieke LNV-taken bedroeg € 19,5 mln. In de begroting maakte het inhuurbudget integraal deel uit van de bijdrage van LNV aan de agentschappen.
Hoe bent u tot de conclusie gekomen dat de uitvoering van het beleid met betrekking tot de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) in 2004 op tempo is gekomen? In hoeverre liggen de verworven hectaren ook daadwerkelijk binnen de EHS, of is hier sprake van een schijnrealisatie, omdat de verworven hectaren voor een belangrijk deel buiten de grenzen van de EHS liggen en deze nog «geruild» moeten worden met hectaren die binnen de begrenzing van de EHS liggen?
Naar aanleiding van het Strategisch Akkoord van het Kabinet Balkenende I heeft een ombuiging plaatsgevonden met name op de middelen voor grondverwerving van de EHS. Dit heeft onder andere geleid tot opschorting van de koopplicht in 2003, waardoor minder hectare zijn verworden dan in de begroting 2003 waren geraamd. Het Hoofdlijnenakkoord van het huidige kabinet voorziet in een uitgavenintensivering vanaf 2004 voor de EHS en voor reconstructie. In de kabinetsperiode gaat het om een bedrag van EUR 700 miljoen. Door deze financiële impuls is het mogelijk geworden in 2004 de grondaankopen voor de EHS te hervatten. De provincies waren, gelet op het ruimere verwervingsbudget, bovendien bereid grondaankopen te voorfinancieren waardoor een nog groter areaal kon worden verworven. In totaal is in 2004 zo'n 3 900 ha grond voor de EHS gekocht. Dit is 1834 hectare meer dan in de begroting 2004 geraamd. Het overgrote deel van de verworven oppervlakte (3 720 ha) is aangekocht binnen de EHS en een deel daar buiten (180 ha). Het gaat hierbij om gronden die naar verwachting bij agrarische ondernemers erg «in trek» zijn om deze in een later stadium te ruilen tegen gronden die binnen de EHS zijn gelegen. De aankoop van deze zogenaamde ruilgronden buiten de EHS is noodzakelijk om in 2018 de EHS kwantitatief te kunnen realiseren.
Hoe heeft u zich ingezet voor het bevorderen van particulier natuurbeheer en tot welke effecten heeft deze inspanning geleid? Zijn er nu meer hectaren particulier natuurbeheer of stagneert dit aantal? Welke natuurkwaliteit is door agrariërs en welke door particulieren gerealiseerd? Is het waar dat met name de meer eenvoudigere natuurbeheerpakketten gerealiseerd worden en dat de meer complexere, moeilijker te realiseren pakketen nauwelijks worden opgepakt? Met welk cijfermateriaal kunt u dit onderbouwen?
In het kader van de tweede tranche revisie van Programma Beheer heb ik onder meer een voorlichtingsproject opgestart om de bekendheid bij agrariërs en particulieren, maar ook bij gemeenten, te vergroten. Daarnaast is de uitvoering van de Natuurschoonwet en de Subsidieregeling Natuur (SN) zo goed mogelijk op elkaar afgestemd. Hierdoor kan een beheerder van beide regelingen optimaal gebruik maken.
Het aantal ha particulier natuurbeheer binnen de EHS is de afgelopen jaren flink gestegen en stijgt nog steeds. De animo blijft echter nog steeds achter bij de taakstelling (ca. 3000 ha/jaar)
Jaar | uitbreiding |
---|---|
beschikt in 2000 | 100 ha |
beschikt in 2001 | 100 ha |
beschikt in 2002 | 500 ha |
beschikt in 2003 | 500 ha |
beschikt in 2004 | 1000 ha |
aantal aanvragen voor 2005 | 1500 ha aangevraagd exclusief de extra aanvraagperiode gedurende de maand mei 2005 |
De natuurkwaliteit die gedefinieerd is in de provinciale natuurgebiedsplannen (en de natuurdoelenkaart) is leidend voor de subsidietoekenningen. Uitgangspunt van de omslag van verwerving naar beheer is dat deze ongewijzigd blijft. Bij particulieren is veel belangstelling voor de minder zware SN-beheerspakketten. Dit wordt echter in veel gevallen gezien als een doorgroeipakket naar een zwaarder natuurdoelpakket. Wat betreft agrarisch natuurbeheer wil ik de komende jaren in zetten op kwaliteitsverbetering (zwaardere pakketten).
Kunt u toelichten hoe het met de omslag van verwerving naar beheer staat? Is de omslag naar 60–40 een verdeling die gemiddeld voor heel Nederland geldt, of hebben de provincies de opdracht gekregen om ieder voor haar deel van de nog te realiseren EHS deze percentages aan te houden?
In het bestuurlijk overleg (april 2005) tussen Rijk en Provincies ben ik met de provincies het beleidskader «Omslag van verwerving naar beheer» overeen gekomen. Dit beleidskader doe ik u in de eerste helft van juni toekomen. Op basis van dit beleidskader zullen de provincies, voor zover dit nog niet is gedaan, aangeven waar de nadruk ligt op verwerving en waar op particulier natuurbeheer. Hiermee krijgt de omslag ruimtelijke uitwerking.
Per provincie is gekeken wat de restant taakstelling verwerving was op 1-1-2004. Hierop is de verdeelsleutel van 60% via het verwervingsinstrument en 40% via particulier en agrarisch natuurbeheer toegepast. Het absolute aantal te realiseren ha via het gebruik van het beheersinstrument is dus per provincie verschillend en afhankelijk van EHS-taakstelling en de realisatie daarvan.
Wat zijn de effecten geweest van de «grootse manifestatie» om samenwerking tussen de verschillende beheerders van de EHS te bevorderen? Tot hoeveel nieuwe samenwerkingsverbanden heeft dit geleid? Heeft deze samenwerking ook geleid tot een meer efficiënter beheer?
De manifestatie was erg succesvol omdat deze druk bezocht is door de verschillende groepen beheerders. Beheerders hebben elkaar ontmoet en hebben elkaar geïnformeerd over mogelijkheden en initiatieven voor samenwerking. Tot hoeveel nieuwe samenwerkingsverbanden het heeft geleid is mij niet bekend. Samenwerking leidt in mijn ogen altijd tot een efficiënter beheer.
Kunt u een voorbeeld toezenden van een uitwerking van een provinciaal natuurgebiedsplan dat in samenwerking met het ministerie van LNV door een provincie is opgesteld?
De provincies zijn verantwoordelijk voor het opstellen van provinciale natuurgebiedsplannen. In de provinciale adviescommissies (adviescommissie voor de betreffende gedeputeerde) worden de (wijzigingen van) de natuurgebiedsplannen besproken. LNV vervult daarbij een adviserende rol.
Uiteraard hebben over de totstandkoming en uitvoering van provinciale natuurgebiedsplannen contacten op ambtelijk niveau plaats tussen LNV en de provincies. Er is echter geen sprake van een gezamenlijk product. Ik kan u derhalve geen provinciaal natuurgebiedsplan doen toekomen dat in samenwerking met het ministerie van LNV door een provincie is opgesteld, wel kan ik de provincies vragen u een voorbeeld toe te zenden wat door de provincie is opgesteld.
Wat valt onder «overig beheer» onder U01133? Waarom is voor deze post ruim 3 miljoen minder uitgegeven? Waar zijn deze middelen dan elders voor ingezet?
Hoe is het verschil van – 3,145 miljoen euro ontstaan op de post Overig beheer?
Onder de post Overig Beheer vallen onder andere projecten in het kader van Belvedere en het Faunafonds. In 2004 is een bedrag van 2,7 miljoen euro overgeboekt naar het ministerie van OCW die de subsidieregeling Belvedere uitvoert. OCW geeft een verantwoording van de prestaties op dit onderdeel.Daarnaast heeft het Faunafonds in 2004 minder uitgekeerd aan schades door onbejaagbare soorten.
Klopt het dat er in de tabel een minteken ontbreekt bij U0114 «Inrichting (grootschalig) groen om de stad», in de kolom «verschil»? Is dit verschil mede ingezet om de verwerving te bekostigen? In hoeverre is het draagvlak onder betrokkenen gewaarborgd, zodat zij bij een vertraging bij de inrichting nog wel bereid zijn om mee te werken?
Per abuis ontbreekt het minteken. Er is in 2004 een deel van het inrichtingsbudget ingezet voor grondverwerving. In overleg met de provincies is bepaald dat een tijdelijke verlaging van het beschikbare budget voor inrichting geen nadelige consequenties heeft. In tegenstelling tot verwerving kan een achterstand bij de uitvoering inrichting technisch gezien snel worden ingelopen.
De uitgaven voor «inrichting» onder U0115 «Realisering recreatie in het landelijk gebied» blijven achter bij de verworven hectaren. Op welke wijze heeft u voorkomen dat door het uitstellen van de inrichting het draagvlak onder de betrokkenen niet verdwijnt?
Tussen verworven en ingerichte hectaren zit niet een direct verband. Een deel van de verworven gronden in het kader van realisering recreatie in het landelijk gebied is namelijk verworven als ruilgrond. Pas na verloop van tijd komen deze gronden via ruilingen op de juiste locatie en kan pas worden overgegaan tot inrichting. Programmering en wijzigingen daarin komen tot stand in het bestuurlijk overleg tussen rijk en provincies.
Hoe is het verschil van – 1,579 miljoen euro ontstaan op de post Landinrichting?
Voor 2004 was onder deze post o.a. budget gereserveerd voor de projecten Ooijpolder-Groesbeek en Het Groene Woud. De voortgang van beide projecten was zodanig dat het volledige budget niet kon worden besteed.
Hoe is het verschil van – 1,781 miljoen euro ontstaan op de post Programma Beheer?
In de subsidieregeling natuur onderdeel blijvend bos van het Programma Beheer zit ook een inrichtingscomponent waarbij subsidieontvangers verzoeken in kunnen dienen voor een voorschot. Door achterblijven van de werkzaamheden in dit kader is minder voorschot verstrekt dan geraamd.
Wat is de verklaring voor het feit dat de in 2004 gerealiseerde apparaatsuitgaven voor Laser/DLG hoger waren dan het budget?
De bijdrage aan het agentschap DLG is in de loop van het jaar verhoogd in verband met de extra uitvoeringsinspanningen voor onder meer de Subsidieregeling Gebiedsgericht Beleid (SGB) en de voorbereiding uitvoering Reconstructie, alsmede in verband met de aflossing van een schuld (bestaande uit het saldo van de kortlopende vorderingen, schulden en voorzieningen) van LNV aan de DLG, zoals opgenomen op de openingsbalans van de DLG ten gevolge van de oprichting als baten-lastendienst per 1 januari 2004.
Ten laste van welke beloofde prestaties zijn de extra verplichtingen van 74 miljoen euro voor de Subsidieregelingen Natuurbeheer gekomen?
De extra verplichtingen van € 74 mln. in 2004 voor de subsidieregeling Natuurbeheer leiden tot extra kasuitgaven voor de jaren 2005 t/m 2010. Deze extra uitgaven worden gecompenseerd ten laste van het verwervingsartikel in het kader van de omslag van verwerving naar beheer.
Wat hebben de twee uitgevoerde verkenningen naar Groene Diensten opgeleverd? Welke inspanningen zijn geleverd om de benodigde goedkeuring vanuit Brussel te verkrijgen?
In de brief aan de Kamer van 1 juli 2003 is aangegeven dat twee van de Proeftuinen Kwaliteitsimpuls Landschap verder kunnen worden uitgewerkt als Verkenning Groene Diensten. Dit zijn de projecten Ooijpolder-Groesbeek en Het Groene Woud. In de brief aan de Kamer van 1 juli 2004 zijn daar vier projecten aan toegevoegd: Twickel, Polder van Biesland, De Venen, Noordelijke Friese wouden.
De projecten De Venen, Noordelijke Friese Wouden, Groene Woud zijn nog in voorbereiding. Het Groene Woud zal naar verwachting in de tweede helft van dit jaar worden gemeld in Brussel.
Voor het project Ooijpolder is met subsidie van LNV een Landschapsontwikkelingsplan gemaakt en heeft LNV een melding aan de Europese Commissie voorbereid. Op voorstel van LNV en de Permanente Vertegenwoordiger is er op 28 mei jl. een gesprek geweest met de EC over de verkenning Ooijpolder-Groesbeek en de verkenningen en overige projecten voor groene diensten in het algemeen. De verkregen informatie is van belang voor de vervolgaanpak van dit project en de afstemming met Brussel over groene diensten in het algemeen. Op dit moment vindt naar aanleiding daarvan binnen LNV overleg plaats over de algemeen gewenste aanpak van groene diensten in Nederland in relatie tot de EC.
Wat zijn de consequenties van het feit dat er maar twee in plaats van vijf Soortenbeschermingsplannen zijn gemaakt?
Doordat niet de beoogde vijf nieuwe plannen zijn opgesteld, doch slechts twee, betekent dat het nemen van aanvullende soortspecifieke maatregelen voor kustvogels, enkele vlindersoorten en soorten die voorkomen in akkerlandschappen wordt uitgesteld. Daardoor kan nog niet actief gewerkt worden aan het behoud van zeldzame soorten en soorten die sterk in aantal terug lopen die in genoemde categorieën vallen. Omdat de populatieontwikkeling ook afhankelijk is van externe factoren zoals het weer is het niet mogelijk om over een periode van enkele jaren aan te geven wat de consequentie is van dit uitstel. Hiervoor zijn langjarige metingen nodig. Overigens merk ik op dat voor enkele van de soorten die in bovengenoemde categorie vallen en waarvoor dringend maatregelen nodig waren zoals de grauwe kiekendief tussentijds maatregelen zijn getroffen op basis van op deze soorten gerichte projectplannen.
Kunt u de discrepantie toelichten tussen de opmerking dat de mogelijkheid bestond om substantieel meer gronden te verwerven ten behoeve van Groen om de stad, waardoor de streefwaarde ruimschoots werd gehaald, en de constatering dat er een gebrekkig aanbod is van geschikte gronden? Waarom heeft de inrichting van de verworven hectaren geen prioriteit gekregen boven een hogere aantal verworven hectaren?
Gronden ten behoeve van Groen om de stad worden ook wel in de vorm van ruilgrond gekocht. Ruilgronden worden meegeteld als behaalde beleidsprestaties op het gebied van verwerving. Het kost geruime tijd om ruilgrond op de juiste locatie te krijgen. Pas als dit het geval is kan met inrichting een aanvang worden gemaakt.
Waarom is het «inrichten (aanleg paden)» slechts voor 40 procent gerealiseerd?
Vanaf 2002 komt de jaarlijkse realisatie uit op 40 tot 50 km, terwijl de prognose in de begroting ten onrechte op 100 km is gebleven.
Kunt u een aantal voorbeelden geven van de 75 internationale natuurprojecten die gefinancierd zijn uit middelen uit de begroting van het ministerie van LNV?
De gefinancierde internationale natuurprojecten zijn gericht op de ontwikkeling van ecologische netwerken en soorten, gebiedsbescherming en beheer ecosystemen, trekvogelroutes, duurzaam waterbeheer en bosbeheer en de uitvoering van programma's van internationale verdragen en internationale organisaties.
Enkele voorbeelden hiervan zijn: project grensoverschrijdend rivieren en Wetlands in Centraal Europa; project ontwikkeling ecologische netwerken in Duma Drava National Park in Hongarije; ecoregio project West-Afrika (zoals de binnendelta van de Niger in Malie); project duurzaam bosbeheer in Centraal Afrika; hydrologisch onderzoek in Polen; project water voor voedsel ecosystemen; project Central Asian Flyway; project Important Bird Areas in Europe.
Wat verklaart het verschil tussen het deel dat de Particuliere Natuurbeschermingsorganisaties (PNB) nu gaan «voorfinancieren» en de besparing op de verwervingsuitgaven? Wat is er met dit verschil gebeurd?
De verlaging van het budget bedraagt € 34, 6 mln.
Hiervan is € 24,1 mln. het gevolg van het bij Voorjaarsnota 2004 genomen kabinetsbesluit de financiering van grondaankopen voor de EHS mede te laten plaatsvinden via het verstrekken van een leenfaciliteit aan de Vereniging Natuurmonumenten. Het gaat om leningen met een looptijd van 30 jaar die de Vereniging Natuurmonumenten via het Groenfonds bij de Staat sluit. In 2004 ging het om een geleend bedrag van EUR 24,1 miljoen. Dit bedrag is aangewend voor grondaankopen voor Natuurmonumenten en de 12 provinciale landschappen.
Daarnaast is de begroting verlaagd met € 6 mln. in verband met de daling van de grondprijs en een bedrag van € 3 mln. voor het amendement van den Ham inzake het opstarten van een project voor databestanden.
Waarom is het aantal prestaties grondverwerving in 2004 met betrekking tot verwerving robuuste verbindingen lager, en niet zoals in de tekst staat hoger, dan begroot?
De bedoelde tekst heeft niet uitsluitend betrekking op de prestaties grondverwerving voor robuuste verbindingen maar op alle prestaties voor de verwerving ten behoeve van de droge EHS.
Waarom is er in de Regeling Structuurverbetering Glastuinbouw geen mogelijkheid tot uitbreiding?
Om in aanmerking te komen voor co-financiering in het kader van POP is ondersteuning van bedrijfsuitbreiding niet opgenomen in de RSG.
Welke inspanningen heeft u geleverd om steun voor de benodigde herstructurering visserij vanuit Brussel te verkrijgen? Blijven er Europese gelden in Brussel liggen?
Medefinanciering van de herstructurering van de visserij vindt plaats door inzet van middelen uit de Europese structuurfondsen. Zoals u bekend is, zijn in 1999 financiële afspraken gemaakt over de structuurmiddelen (FIOV) voor visserij. Daarin is voor Nederland een bedrag van ruim 38 miljoen euro voorzien voor de Nederlandse visserij. Van deze Europese middelen, die de periode vanaf 2000 tot en met 2006 beslaan, is reeds een aanzienlijke hoeveelheid ingezet voor herstructurering van de Nederlandse visserij, onder meer via sanering van de kottervloot.
Op dit moment is van deze Europese middelen nog ongeveer 8 miljoen euro beschikbaar voor verdere herstructurering van de kottersector.In overeenstemming met de planning zoals opgenomen in het NL structuurprogramma, voorzie ik volledige benutting van de beschikbare Europese middelen tijdens de nog resterende periode van het FIOV (tot einde 2006).
Wat zijn de risico's van het niet plaatsvinden van de herstructurering in 2004 voor de levensvatbaarheid van de toekomstige vissersvloot in Nederland? Dreigt er nu geen noodzaak tot een veel verdergaande sanering?
In 2004 zijn geen verdere herstructureringsinitiatieven (in de vorm van sanering) ondernomen. Dit in afwachting van een ketenonderzoek en meerjarige scholmanagementplan. Deze twee door de sector ingezette initiatieven (zowel het platvisketenonderzoek als het scholbeheersinitiatief) voorzien voor de nabije toekomst een verdere aanzienlijke capaciteitsvermindering. Over de vormgeving van de capaciteitsvermindering ben ik met sectorvertegenwoordigers in overleg.
Welke beleidsmatige keuze heeft ertoe geleid dat de in 2004 gerealiseerde totale lasten van Bureau Heffingen hoger zijn dan de begrote lasten?
Welke beleidsmatige keuze heeft ertoe geleid dat de in 2004 gerealiseerde totale lasten van LASER hoger zijn dan de begrote lasten?
In 2004 zijn Bureau Heffingen en LASER, samen met Dienst LNV-Loket en de Dienst Basisregistraties overgegaan in één Dienst Regelingen (DR) wat heeft geleid tot één verantwoording in het jaarverslag van LNV. Door deze samenvoeging zijn de afzonderlijke producten en regelingen moeilijk te vergelijken met de begroting 2004, waarbij nog sprake was van een uitsplitsing per onderdeel. Voor de goede orde verwijs ik naar de Najaarsnota 2004 waarbij de definitieve samenvoeging van de begrotingen tot één DR-begroting heeft plaatsgevonden.
Daarnaast is sprake van nieuwe ontwikkelingen op het gebied van DR, met name de herziening van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB) en Mestbeleid, welke tot bijstellingen van de DR-begroting hebben geleid. Bij de opstelling van de ontwerpbegroting 2004 (in de zomer van 2003) waren deze ontwikkelingen nog niet (volledig) bekend. Deze ontwikkelingen hebben geleid tot extra opdrachten waarvoor de financiering pas later beschikbaar is gesteld. Vanwege de introductie van het nieuwe Mestbeleid in 2006 heeft per saldo extra inzet plaatsgevonden op de zorgvuldige en snelle afhandeling van het huidige mestbeleid (MINAS): extra inzet op afhandeling van aangiften, bezwaar en beroep, invordering en de afhandeling van de oudere dossiers. Tenslotte heeft een bijstelling plaatsgevonden in verband met het afronden van de financiering van de werkzaamheden in het kader van het subsidieregelingenstelsel Programma Beheer.
Welke inspanningen heeft u, ook in de hoedanigheid van voorzitter van de Europese Unie, geleverd ten aanzien van het realiseren van een afdoende bescherming van de Europese aaltstand?
De Europese Commissie heeft in oktober 2003 op Nederlands initiatief een Actieplan voor het beheer van de Europese aal opgesteld. Pas onder mijn voorzitterschap heeft de Raad in juli 2004 conclusies aangenomen betreffende dit actieplan. In deze conclusies werd de Commissie verzocht zo spoedig mogelijk maatregelen te formuleren die op de korte termijn een bijdrage leveren aan het herstel van de aalstand. Sindsdien heeft hierover op ambtelijk niveau regelmatig overleg met de Commissie plaatsgevonden. Naar verwachting zal de Commissie deze maatregelen in de loop van 2005 aan de Raad voorleggen
Waaruit bestaat de «Samenwerkingsovereenkomst met Mauritanië»?
De Europese Unie sluit bilaterale overeenkomsten met derde landen, waardoor de communautaire vloten toegang krijgen tot de wateren van deze landen. Protocollen bij de visserijovereenkomsten specificeren de voorwaarden (technische, financiële, type bestanden, enz.) waartegen de overeenkomsten ten uitvoer moeten worden gelegd.
Het huidige protocol bij de overeenkomst met Mauritanië, dat de periode van 1 augustus 2001 tot en met 31 juli 2006 beslaat, is het vijfde sinds het van kracht worden van de kaderovereenkomst met dit land in 1987. De overeenkomst biedt vangstmogelijkheden voor de demersale visserij, de visserij op inktvis, de tonijnvisserij en de pelagische visserij. Met name dit laatste onderdeel van het protocol is voor de Nederlandse pelagische visserij van grote betekenis, omdat het de Nederlandse trawlersector de mogelijkheid biedt duurzaam op klein-pelagische bestanden te vissen. Om ook in Mauritaanse wateren duurzame visserij te bevorderen zijn de activiteiten van de Nederlandse schepen in lijn met het protocol met onderzoek begeleid. Het gaat daarbij om bestandsonderzoek. LNV draagt hieraan bij.
Kan er een overzicht worden gegeven van de directe en indirecte kosten van alle beleid en uitvoering van en voor de Voedsel en Waren Autoriteit (VWA/ RVV) in de afgelopen vier jaar?
In het onderstaande overzicht is het verloop van de directe en indirecte kosten over de periode 2001–2004 te zien.
2001 | 2002 | 2003 | 2004 | |
---|---|---|---|---|
kosten RVV in mln. euro | 123 | 120 | 118 | 102 |
Direct in mln. euro | 83 | 81 | 79 | 64 |
Indirect in mln. euro | 40 | 39 | 39 | 38 |
Uit het overzicht blijkt dat de kosten over de periode jaarlijks terug lopen, waarbij er een vertekening plaatsvindt door de crises van 2001 en 2003 (MKZ en AI). Ondanks deze vertekening is de afname van directe en indirecte kosten voor de VWA/RVV duidelijk zichtbaar.
Samenstelling:
Leden: Van der Vlies (SGP), ondervoorzitter, Vos (GroenLinks), Cornielje (VVD), Buijs (CDA), Van Beek (VVD), Schreijer-Pierik (CDA), voorzitter, Atsma (CDA), Oplaat (VVD), Geluk (VVD), Mosterd (CDA), Waalkens (PvdA), Snijder-Hazelhoff (VVD), Verbeet (PvdA), Van den Brink (LPF), Vergeer (SP), Herben (LPF), Tichelaar (PvdA), Ormel (CDA), Duyvendak (GroenLinks), Koopmans (CDA), Van der Ham (D66), Van Velzen (SP), Koomen (CDA), Boelhouwer (PvdA), Douma (PvdA), Dubbelboer (PvdA), Kruijsen (PvdA).
Plv. leden: Slob (ChristenUnie), Vendrik (GroenLinks), Örgü (VVD), Spies (CDA), Dezentjé Hamming (VVD), Mastwijk (CDA), Ten Hoopen (CDA), Hofstra (VVD), Veenendaal (VVD), Samsom (PvdA), De Krom (VVD), Duivesteijn (PvdA), Eerdmans (LPF), Van As (LPF) Van Heteren (PvdA), Van Lith (CDA), Van Gent (GroenLinks), Van Bochove (CDA), Van der Laan (D66), Gerkens (SP), Jager (CDA), Timmer (PvdA), Depla (PvdA), Fierens (PvdA), Verdaas (PvdA).
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-30100-XIV-6.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.