nr. 51
BRIEF VAN DE MINISTER VAN VERKEER EN WATERSTAAT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 10 juni 2005
Hierbij doe ik u toekomen de antwoorden op de vragen met betrekking tot
het jaarverslag en de slotwet van het ministerie van Verkeer en Waterstaat
(XII) alsmede het Infrastruc-tuurfonds over het jaar 2004 (Jaarverslag en
slotwet; Kamerstukken II, 2004–2005, 30 100 XII en 30 100
A)2.
Tevens treft u hierbij de beantwoording aan de vraag die tijdens het verantwoordings-debat
in de Tweede Kamer op 19 mei jl. over het Jaarverslag van Verkeer en
Waterstaat zijn gesteld.
De Minister van Verkeer en Waterstaat,
K. M. H. Peijs
1
Deelt het kabinet het VVD-standpunt dat om de mobiliteit
te verhogen niet alleen beprijzing nodig is, maar ook extra investeringen
in uitbreiding van infrastructuur in het algemeen, de wegencapaciteit in het
bijzonder? Op welke manier kunnen de procedures worden vereenvoudigd om snelwegen
aan te leggen? Is het kabinet voornemens een totaalpakket aan mobiliteits-bevorderende
maatregelen te presenteren? Wil het kabinet een integrale visie geven op mobiliteit
in het kader van economische groei?
Ik deel de mening van de VVD dat, willen we de bereikbaarheid verbeteren,
naast beprijzen de wegcapaciteit zal moeten worden verruimd door verbreding
van bestaande wegen en de aanleg van enkele nieuwe verbindingen. Dat is ook
de lijn van het kabinet in de nota Mobiliteit.
Het kabinet is hard aan de slag om te kijken waar procedures versneld
kunnen worden. Hiertoe is een gewijzigde Tracéwet opgesteld, die binnenkort
in de Tweede Kamer behandeld zal worden. Als de Tracéwet is vastgesteld
kan dit voor normale wegverbredingen of benuttingsmaatregelen een verkorting
van de procedure van circa 1 jaar opleveren.
Het totaalpakket aan mobiliteitsbevorderende maatregelen is terug te vinden
in de Nota Mobiliteit, die naar verwachting eind juni aan de Tweede Kamer
wordt gezonden.