Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2004-2005 | 30100-XI nr. 2 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2004-2005 | 30100-XI nr. 2 |
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
's-Gravenhage, 18 mei 2005
Hierbij bieden wij u aan het op 10 mei 2005 door ons vastgestelde «Rapport bij het Jaarverslag 2004 van het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer».
Algemene Rekenkamer
drs. Saskia J. Stuiveling,
president
Jhr. mr. W. M. de Brauw,
secretaris
Samenvatting | 5 | |
Audit Actielijst 2005 | 10 | |
1 | Inleiding | 16 |
1.1 | Rapport bij het Jaarverslag | 16 |
1.2 | Het Ministerie van VROM | 17 |
1.3 | Opzet van het onderzoek | 18 |
1.4 | Leeswijzer | 20 |
2 | Jaarverslag | 22 |
2.1 | Financiële informatie en saldibalans | 22 |
2.2 | Informatie over de bedrijfsvoering | 25 |
2.3 | Informatie over beleid | 25 |
3 | Beheer ministerie | 28 |
3.1 | (Ernstige) onvolkomenheden | 28 |
3.1.1 | Financiële functie | 28 |
3.1.2 | Huursubsidie | 29 |
3.1.3 | Energiepremieregeling | 32 |
3.1.4 | IT-beheer | 34 |
3.1.5 | 16+ | 35 |
3.1.6 | Financieel beheer Rijksgebouwendienst | 35 |
3.1.7 | Bevindingen overige bedrijfsvoering | 38 |
3.2 | Opgeloste onvolkomenheden | 39 |
3.2.1 | Afwikkeling onvolkomenheden in Audit Actielijst 2004 | 39 |
3.2.2 | Financieel beheer bodemsanering | 39 |
3.2.3 | Vervolgbezwaaronderzoek directoraat-generaal Milieu | 39 |
3.3 | Vooruitblik | 41 |
3.3.1 | Stedelijke vernieuwing 2000–2004 en bodemsanering 2002–2004 | 41 |
3.3.2 | Stedelijke vernieuwing 2005–2009 | 41 |
3.4 | Conclusies | 43 |
4 | Reactie minister en nawoord Algemene Rekenkamer | 45 |
4.1 | Reactie minister | 45 |
4.2 | Nawoord Algemene Rekenkamer | 47 |
Bijlage 1 | Overzicht fouten en onzekerheden 2004 | 49 |
Bijlage 2 | Overzicht begrote en verantwoorde bedragen 2004 | 54 |
Bijlage 3 | Overzicht bedrijfsvoering 2004 | 55 |
Bijlage 4 | Gebruikte afkortingen | 56 |
Bijlage 5 | Verklarende woordenlijst | 57 |
De Algemene Rekenkamer heeft onderzocht of het Jaarverslag 2004 van hoofdstuk XI, het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM), voldoet aan de eisen die de Comptabiliteitswet 2001 (CW 2001) stelt. Daarnaast heeft zij de bedrijfsvoering van het ministerie onderzocht en het financieel beheer en materieelbeheer beoordeeld. In dit rapport zijn het oordeel en de belangrijkste resultaten van het onderzoek opgenomen.
De beoordeelde onderwerpen (financiële informatie, bedrijfsvoering en beleidsinformatie) hangen onderling nauw samen, en kunnen gezien worden als een drieluik. De volgende passages vatten de resultaten kort samen.
De uitgaven van het ministerie in 2004 bedragen: € 3 745,2 miljoen. De verplichtingen bedragen € 3 757,7 miljoen, en de ontvangsten € 274,9 miljoen.
Het onderzoek naar de rechtmatigheid van het Jaarverslag 2004 van hoofdstuk XI, het Ministerie van VROM, heeft de volgende resultaten opgeleverd.
De financiële informatie in het Jaarverslag 2004 van het Ministerie van VROM voldoet niet geheel aan de gestelde eisen. De reden is dat kwantitatieve en kwalitatieve tolerantiegrenzen zijn overschreden, waarbij ook de voor het begrotingshoofdstuk als geheel geldende tolerantiegrens voor fouten is overschreden. Deze overschrijding is vooral een gevolg van onrechtmatig aangegane verplichtingen bij artikel 2 «Betaalbaarheid van het wonen» en bij artikel 3 «Duurzame woningen en gebouwen». De onrechtmatig aangegane verplichtingen betreffen de toekenning van huursubsidie en energiepremies.
De auditdienst van het ministerie heeft bij de jaarrekening 2004 van het ministerie een verklaring met beperking afgegeven omdat hij op grond van kwantitatieve en kwalitatieve bevindingen van mening is dat de goedkeuringstolerantie met redelijke mate van zekerheid is overschreden. De oorzaken van deze overschrijding zijn vooral gelegen in de hiervoor genoemde problemen bij de toekenning van huursubsidie en energiepremies. Daarnaast is ook bij andere begrotingsartikelen een aantal onrechtmatig aangegane verplichtingen aangetroffen.
Bij de jaarrekening 2004 van de Rijksgebouwendienst heeft de departementale auditdienst een goedkeurende verklaring afgegeven.
Het onderzoek naar de bedrijfsvoering heeft de volgende resultaten opgeleverd.
Op grond van haar bevindingen is de Algemene Rekenkamer van oordeel dat de onderzochte delen van het financieel beheer, het materieelbeheer en de daartoe bijgehouden administraties van het Ministerie van VROM in 2004 hebben voldaan aan de gestelde eisen, met uitzondering van de volgende onderdelen:
– het functioneren van de financiële functie van het ministerie
– de uitvoering van het controlebeleid voor de huursubsidie;
– het beleid ter voorkoming van misbruik en oneigenlijk gebruik van de Tijdelijke regeling energiepremies 2003;
– de IT-aspecten van de bedrijfsvoering voor zover deze onderdeel zijn van het financieel beheer en materieelbeheer.
Op grond van haar bevindingen is de Algemene Rekenkamer van oordeel dat de onderzochte delen van het financieel beheer, het materieelbeheer en de daartoe bijgehouden administraties van de Rijksgebouwendienst in 2004 hebben voldaan aan de gestelde eisen, met uitzondering van de informatiebeveiliging, onderdelen van het IT-beheer en de totstandkoming van managementinformatie.
De Algemene Rekenkamer constateert dat de volgende in 2003 nog bestaande onvolkomenheden in 2004 zijn opgelost:
– het financieel beheer van de bodemsanering, dat zodanig is verbeterd dat het vanaf 2005 als gewoon aandachtspunt geldt;
– de verificatiefunctie van de VROM-Inspectie;
– het financieel beheer van het Innovatieprogramma Stedelijke Vernieuwing;
– de naleving van de Europese aanbestedingsregels.
De belangrijkste bevindingen van het onderzoek naar het financieel beheer van het ministerie worden hierna kort toegelicht.
Vervolgbezwaaronderzoek financieel beheer directoraat-generaal Milieu
De Algemene Rekenkamer is in 2003 een bezwaaronderzoek gestart naar het financieel beheer van het directoraat-generaal Milieu. In 2004 heeft het ministerie een verbeterplan opgesteld. Naar aanleiding van ontwikkelingen in de organisatie is een alternatieve aanpak ontwikkeld om de taken van het verbeterplan anders te verdelen. De Algemene Rekenkamer is van mening dat het vervolgbezwaaronderzoek trager verloopt dan verwacht maar stelt tegelijkertijd vast dat de onvolkomenheden die aanleiding vormden tot bezwaaronderzoek zijn weggenomen. De Algemene Rekenkamer heeft daarom besloten tot het stopzetten van het bezwaaronderzoek naar het financieel beheer directoraat-generaal Milieu. Zij zal de uitvoering van het verbeterplan overigens wel blijven volgen maar doet dat dan als onderdeel van haar reguliere rechtmatigheidsonderzoek.
Reorganisatie en financiële functie
Het Ministerie van VROM heeft in 2004 de ondersteunende processen ingrijpend gereorganiseerd. Doel van de reorganisatie is de bedrijfsvoering beter en efficiënter te organiseren, wat moet worden verwezenlijkt door bedrijfsvoeringsprocessen te centraliseren en te standaardiseren. De reorganisatie vindt plaats tegen de achtergrond van een omvangrijke personele taakstelling en een grootscheepse herplaatsing van medewerkers. De Rijksgebouwendienst bleef buiten deze reorganisatie.
De Algemene Rekenkamer stelt vast dat de financiële bedrijfsvoering als gevolg van de reorganisatie ernstig is verstoord, waardoor het ministerie rechtmatigheidsrisico's heeft gelopen en het financieel beheer moeilijker controleerbaar was. De Algemene Rekenkamer is daarom van oordeel dat er in 2004 sprake is geweest van een onvolkomenheid in de financiële functie van het departement. Zij merkt daarbij overigens op dat een deel van de knelpunten inmiddels is verholpen. De Algemene Rekenkamer beveelt de minister aan om in 2005 actief toe te blijven zien op de juiste werking van de financiële processen en de nieuwe administratieve organisatie verder te stroomlijnen en vast te leggen.
Het Ministerie van VROM draagt de uitvoering van de huursubsidie per 1 januari 2006 aan de Belastingdienst over. Het is de Algemene Rekenkamer gebleken dat er nog onduidelijkheid bestaat over de exacte verdeling van verantwoordelijkheden tussen de minister van VROM en de staatssecretaris van Financiën. Hierdoor bestaat het risico dat het voor de Tweede Kamer onduidelijk is welke bewindspersoon zij moet aanspreken.
De Algemene Rekenkamer is verder van oordeel dat er ernstige onvolkomenheden voorkomen in de uitvoering van het controlebeleid voor de huursubsidie. Dit oordeel wordt vooral ingegeven door aanhoudende knelpunten in de uitvoering van de gegevensuitwisseling tussen het huursubsidiesysteem en de Gemeentelijke Basisadministratie en de afhandeling van signalen over ontbrekende of foutieve bewoningsgegevens.
De Algemene Rekenkamer acht de onvolkomenheden dusdanig ernstig dat zij conform artikel 88, lid 1 van de CW 2001 bezwaar heeft gemaakt tegen het financieel beheer voor de huursubsidie. Conform artikel 88 lid 2 van de CW 2001 heeft zij de minister op 8 april 2005 verzocht de Algemene Rekenkamer binnen een maand in kennis te stellen van hetgeen tot opheffing van het bezwaar kan leiden.
De Algemene Rekenkamer verwacht van de minister dat zij in samenspraak met de staatssecretaris van Financiën plannen opstelt voor de aanpak van de actuele problemen en voor de vormgeving van het M&O-beleid na de overdracht van de uitvoering.
Informatiebeveiliging en IT-beheer
De Algemene Rekenkamer constateert nog een onvolkomenheid bij de informatiebeveiliging en het IT-beheer voor zover deze onderdeel zijn van het financieel beheer en materieelbeheer. De afhankelijkheids- en kwetsbaarheidanalyses en beveiligingsplannen zijn verouderd. Het ministerie voldoet voor de belangrijke systemen nog niet aan de vereisten van de Wet bescherming persoonsgegevens.
Verder vindt de Algemene Rekenkamer dat het ministerie nog onvoldoende heeft uitgewerkt hoe de taken en verantwoordelijkheden rond de informatiebeveiliging zijn verdeeld met de externe partij aan wie het beheer van de IT is uitbesteed.
De Algemene Rekenkamer beveelt het ministerie aan om met voorrang de informatiebeveiliging in te bedden in de organisatie, de afhankelijkheids- en kwetsbaarheidanalyses te actualiseren en concrete invulling te geven aan het opdrachtgeverschap bij het contract met de externe partij.
Financieel beheer Rijksgebouwendienst
De Algemene Rekenkamer is van mening dat het financieel beheer van de Rijksgebouwendienst als geheel is verbeterd maar oordeelt dat er nog wel sprake is van een onvolkomenheid in het financieel beheer van de Rijksgebouwendienst. Deze betreft in de eerste plaats de informatiebeveiliging en het IT-beheer en in de tweede plaats de totstandkoming van managementinformatie. Doordat de Rijksgebouwendienst de stand van de voorzieningen door het jaar heen onvoldoende actualiseert is de managementinformatie nog niet helemaal op orde. In de derde plaats behoeft het materieelbeheer nog verbetering. De Algemene Rekenkamer beveelt de Rijksgebouwendienst aan zijn verbeterplannen sneller te implementeren
De Algemene Rekenkamer signaleert tegengestelde ontwikkelingen in het financieel beheer van het Ministerie van VROM. Enerzijds is er sprake van een duidelijke achteruitgang op twee belangrijke onderdelen: de huursubsidie en de financiële functie. De ernstige onvolkomenheid in de uitvoering van het controlebeleid voor de huursubsidie heeft ertoe geleid dat de Algemene Rekenkamer bezwaar heeft aangekondigd tegen het op dit terrein gevoerde financieel beheer. Anderzijds geldt voor een aantal onderwerpen die door de Algemene Rekenkamer meerdere jaren zijn onderzocht dat de verbeteringen overheersen. Zo kon het bezwaaronderzoek naar het financieel beheer van het directoraat-generaal Milieu worden stopgezet, zijn vier onvolkomenheden opgeheven en is er bij de Rijksgebouwendienst, ondanks het oordeel onvolkomenheid, sprake van een langzame doch gestage verbetering.
Voor 2005 vraagt de Algemene Rekenkamer aandacht voor de aanpak van de onvolkomenheden in het financieel beheer en voor de toekenning en de afrekening van de meerjarenbudgetten voor stedelijke vernieuwing en bodemsanering.
Informatie over de bedrijfsvoering
Hoewel dat niet verplicht is, bevat de bedrijfsvoeringsparagraaf een mededeling bedrijfsvoering, waarmee de minister expliciet aangeeft dat het managementcontrolesysteem naar behoren heeft gefunctioneerd en dat het ministerie op gestructureerde wijze aandacht heeft besteed aan de bedrijfsprocessen. De Algemene Rekenkamer heeft hier waardering voor. De mededeling van de minister van VROM omvat de hele bedrijfsvoering, zowel de primaire als de ondersteunende processen.
De Algemene Rekenkamer heeft de beleidsinformatie in het Jaarverslag 2004 onderzocht. Zij concludeert dat het Ministerie van VROM op dit punt heeft voldaan aan de verslaggevingseisen en dat de in het Jaarverslag opgenomen beleidsinformatie op de deugdelijke wijze tot stand is gekomen.
De Algemene Rekenkamer heeft onderzocht in welke mate het jaarverslag 2004 inzicht biedt in de gerealiseerde doelen, prestaties en middelen. Zij heeft vastgesteld dat de concreetheid van informatie over doelen aanzienlijk is toegenomen in vergelijking met 2003 en dat het ministerie goed scoort bij het zichtbaar maken van de geleverde prestaties. Zij heeft verder vastgesteld dat de te realiseren prestaties bij een aantal beleidsartikelen nog beter gekoppeld kunnen worden aan de operationele doelen en aan de daarmee gemoeide uitgaven.
De minister van VROM heeft, mede namens de staatssecretaris van het Ministerie van Financiën, op 9 mei 2005 gereageerd op de brief van de Algemene Rekenkamer van 8 april 2005, waarin bezwaar gemaakt werd tegen het financieel beheer voor de uitvoering van de huursubsidie. Bij haar reactie heeft zij een verbeterplan gevoegd voor de uitvoering van de huursubsidie in het tijdvak tot en met 31 december 2005. Het plan geeft allereerst een beschrijving van de context waarbinnen de knelpunten in de uitvoering van het controlebeleid zijn ontstaan. De minister gaat daartoe in op problemen die zich vanaf 2002 hebben voorgedaan bij de uitvoering van de huursubsidie en op de gevolgen van de komende overdracht van de uitvoering van de huursubsidie aan de Belastingdienst. Het plan bevat verder een analyse van de oorzaken van de verschillende knelpunten en een schets van de wijze waarop deze zullen worden aangepakt, met bijbehorend tijdpad en verantwoordelijkheden. De belangrijkste maatregelen betreffen de borging van een toereikende afhandeling van de uitvalrapportages voor de gegevenskoppeling met de GBA. Het Verbeterplan bevat verder een beschrijving van het M&O-beleid zoals dat zal worden gevoerd na de overdracht van de uitvoering aan de Belastingdienst.
De minister van VROM geeft daarnaast in haar reactie van 2 mei 2005 op het Rapport bij het Jaarverslag 2004 van het Ministerie van VROM aan dat zij de aanbevelingen van de Algemene Rekenkamer uit de samenvatting van het rapport overneemt. Daarnaast heeft de minister diverse verbeteracties aangekondigd naar aanleiding van de in de Audit Actielijst opgenomen onvolkomenheden en aandachtspunten.
Over de knelpunten in de financiële functie merkt de minister op dat zij reeds maatregelen heeft getroffen en dat het lijnmanagement en het audit committee toezicht zullen uitoefenen op het juiste verloop van de financiële processen en de verdere vastlegging van de nieuwe administratieve organisatie.
Voor de Tijdelijke regeling energiepremies 2003 is de minister van mening dat het in 2004 gevoerde herstelbeleid adequaat is geweest en dat de door de Algemene Rekenkamer geconstateerde tekortkomingen in eerdere jaren zijn veroorzaakt. De minister zal de aanbeveling invullen om de regeling voor energiepremies voor CO2-reductie zodanig op te zetten dat het M&O-beleid toereikend is.
De aanbeveling om de bedrijfsprocessen van de Rijksgebouwendienst periodiek op integriteitsrisico's door te lichten neemt de minister niet over. Zij is van mening dat inmiddels maatregelen zijn getroffen en dat de aandacht voor integriteit op diverse momenten in de processen is opgenomen.
De Algemene Rekenkamer is van oordeel dat de maatregelen die de minister in het verbeterplan voor de uitvoering van de huursubsidie aankondigt, in opzet toereikend zijn voor het opheffen van de knelpunten in de uitvoering van de huursubsidie. De Algemene Rekenkamer heeft daarom besloten het bezwaar op te heffen. Zij zal in de komende periode nauwgezet de voortgang van de verbetermaatregelen volgen.
De Algemene Rekenkamer merkt verder op dat de minister van VROM op grond van de CW 2001 verantwoordelijk is voor het beheer van de begroting van haar ministerie. Daarin verandert door de overdracht van de uitvoering van de huursubsidie aan de Belastingdienst in essentie niets.
De Algemene Rekenkamer waardeert de toezegging van de minister de in de samenvatting van het Rapport bij het Jaarverslag opgenomen aanbevelingen op te volgen. Zij vraagt daarbij nog wel aandacht voor de uitwerking van de niet expliciet door de minister genoemde aandachtspunten van de Algemene Rekenkamer.
1.1 Rapport bij het Jaarverslag
De Algemene Rekenkamer heeft onderzocht of het Jaarverslag 2004 van hoofdstuk XI, het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM), voldoet aan de eisen die de Comptabiliteitswet 2001 (CW 2001) stelt. Daarnaast heeft zij de bedrijfsvoering van het ministerie onderzocht en het financieel beheer en materieelbeheer beoordeeld. In dit rapport vindt u het oordeel en de belangrijkste resultaten van het onderzoek.
In figuur 1 staat wat de Algemene Rekenkamer wanneer onderzoekt en voor wie zij dat doet.
Het Ministerie van VROM draagt de verantwoordelijkheid voor het beleid op het terrein van wonen, ruimte en milieu. Het beleidsprogramma van het ministerie richt zich er de komende jaren op de stagnatie in woningbouwproductie en herstructurering te doorbreken, ontwikkelingsplanologie in te zetten als aanpak in de ruimtelijke ordening en duurzame productie en consumptie te stimuleren. In 2004 heeft VROM in het kader van deregulering, een snelle en transparante besluitvorming en eenvoudige procedures, zijn regelgeving doorgelicht en heeft een start gemaakt met het invoeren van een integrale VROM-vergunning. Naar verwachting kan de vergunning in 2007 in werking treden.
Het Ministerie van VROM kenschetst zichzelf als een beleidsdepartement dat kaders stelt via nota's en wet- en regelgeving. Daarnaast verstrekt het ministerie veel subsidies: de huursubsidie en de subsidies voor stedelijke vernieuwing en bodemsanering zijn daarvan de belangrijkste voorbeelden.
De beleidsgerichte organisatieonderdelen zijn de directoraten-generaal Wonen, Ruimte en Milieu, de baten-lastendienst Rijksgebouwendienst en de VROM-Inspectie. De Rijksgebouwendienst is het grootste «onroerendgoedbedrijf» in Nederland. De organisatie schaft gebouwen aan, ontwikkelt zelf nieuwe huisvesting, verhuurt en beheert deze en zorgt dat gebouwen afgestoten worden. De ondersteunende functies zijn sinds 1 juli 2004 ondergebracht bij een nieuw opgerichte Gemeenschappelijke Dienst. Ten slotte heeft het ministerie een centrale staf.
De uitgaven van het ministerie in 2004 bedragen € 3,7 miljard. De verplichtingen bedragen € 3,8 miljard en de ontvangsten € 0,3 miljard.
Binnen het ministerie hebben zich in 2004 de volgende belangrijke ontwikkelingen voorgedaan. Er is een nieuw bedrijfsvoeringsmodel geïntroduceerd waarvoor een omvangrijke reorganisatie nodig was. Centralisatie en standaardisatie van processen moeten de bedrijfsvoering efficiënter maken. Het nieuwe bedrijfsvoeringsmodel behelst verder een «marktanaloge» aanpak, wat betekent dat de beleidsdirecties de benodigde ondersteuning, advisering en uitvoering gaan «inkopen» bij de nieuwe Gemeenschappelijke Dienst.
Verder is er een centrale administratie ingericht, het VROM Administratiekantoor. Deze centrale administratie voert financieel administratieve processen uit voor het gehele departement, met uitzondering van de Rijksgebouwendienst.
In juli 2004 hebben ongeveer 1 090 personen in de ondersteuning een andere functie gekregen. Daarnaast is een personele taakstelling gerealiseerd die heeft geleid tot een personeelsreductie van circa 590 fte. Verder is in 2004 de IT-infrastructuur (inclusief het beheer) van het ministerie uitbesteed aan een externe leverancier.
Een andere belangrijke ontwikkeling is de uitplaatsing van het subsidieproces. De uitvoering van alle subsidieregelingen van het ministerie, met uitzondering van de huursubsidie, is overgegaan naar Senter/Novem. De minister van VROM heeft de uitvoering op contractbasis opgedragen aan Senter/Novem. De uitvoering van de huursubsidie wordt per 1 januari 2006 overgedragen aan de Belastingdienst.
De Algemene Rekenkamer heeft op basis van de risicoanalyse 2004 en de Audit Actielijst 2004 een onderzoeksprogramma opgesteld voor het jaarlijkse rechtmatigheidsonderzoek bij het Ministerie van VROM. De Algemene Rekenkamer heeft aandacht besteed aan de volgende onderwerpen:
– financiële functie van het departement;
– huursubsidie;
– Tijdelijke regeling energiepremie 2003 (EPR 2003);
– vervolgbezwaaronderzoek DG-Milieu;
– informatiebeveiliging en IT-beheer;
– personele uitgaven aan hogere ambtenaren;
– financieel beheer Rijksgebouwendienst;
– plan van aanpak financieel beheer bodemsanering;
– afrekening en toekenning meerjarenbudgetten Investeringsbudget Stedelijke Vernieuwing (ISV) en bodemsanering;
– taakstelling en reorganisatie;
– VBTB-conformiteit van het jaarverslag 2004.
In maart 2005 is het rapport Voortgang bodemsanering van de Algemene Rekenkamer verschenen. In dit rapport doet de Algemene Rekenkamer verslag van haar onderzoek naar het bodemsaneringsbeleid van het Ministerie van VROM. De belangrijkste conclusie van de Algemene Rekenkamer is dat de minister van VROM onvoldoende grip heeft op de bodemsaneringsoperatie. Hierdoor is onzeker of de negatieve milieuerfenis en de risico's die dit met zich meebrengt voor toekomstige generaties, zullen worden weggenomen.
De Algemene Rekenkamer heeft onderzoek gedaan naar de personele uitgaven aan hogere ambtenaren bij het Rijk. Dit onderzoek is uitgevoerd op verzoek van het kabinet. De resultaten van dit onderzoek staan in het rapport Beloning van hogere ambtenaren bij het Rijk, dat gepubliceerd is op 26 april 2005.
De Algemene Rekenkamer heeft zoals ieder jaar reviews uitgevoerd op de controles van de departementale auditdienst. Dit doet zij om vast te kunnen stellen of zij bij haar oordeelsvorming gebruik kan maken van de werkzaamheden van de auditdienst.
Figuur 2 geeft weer wat de werkzaamheden van de Algemene Rekenkamer en de departementale auditdienst zijn, en welke verschillen daartussen bestaan.
Dit Rapport bij het Jaarverslag 2004 van hoofdstuk XI, het Ministerie van VROM, omvat behalve een samenvatting en een inleiding twee hoofdstukken, te weten: Jaarverslag (hoofdstuk 2) en Beheer ministerie (hoofdstuk 3).
Direct na de samenvatting is de Audit Actielijst 2005 (AAL 2005) opgenomen. Deze bouwt voort op de AAL 2004. De AAL laat zien op welke punten de Algemene Rekenkamer vindt dat het ministerie actie moet ondernemen. Het overzicht meldt ook de verbetermaatregelen die de minister heeft aangekondigd en de termijn waarbinnen ze moeten leiden tot verbetering. Ook biedt de AAL inzicht in de voortgang van verbeteracties die de minister eerder heeft ingezet.
Hoofdstuk 2 beschrijft het oordeel van de Algemene Rekenkamer over het jaarverslag en de saldibalans van het Ministerie van VROM.
Hoofdstuk 3, dat gewijd is aan de bedrijfsvoering van het ministerie, bevat het oordeel van de Algemene Rekenkamer over het financieel beheer en materieelbeheer van het ministerie. Ook de ontwikkelingen in het beheer worden beschreven.
De reactie van de minister op het conceptrapport en het bijbehorende nawoord van de Algemene Rekenkamer zijn opgenomen in hoofdstuk 4.
Dit rapport telt verder vijf bijlagen. In bijlage 1, 2 en 3 staan overzichten die de resultaten van het rechtmatigheidsonderzoek schematisch weergeven. In bijlage 1 staan alle fouten en onzekerheden op een rijtje, in bijlage 2 de begrote en verantwoorde bedragen en in bijlage 3 de ernstige onvolkomenheden en onvolkomenheden. Bijlage 4 bevat de gebruikte afkortingen en bijlage 5 is een verklarende woordenlijst.
De Algemene Rekenkamer heeft het Jaarverslag 2004 van hoofdstuk XI, het Ministerie van VROM, beoordeeld. Zij heeft onderzocht of het ministerie het geld volgens de regels heeft uitgegeven en in het jaarverslag daarover goed verantwoording aflegt. Waar dit niet het geval is, spreekt de Algemene Rekenkamer van een onrechtmatigheid of van een ondeugdelijke weergave.
In dit hoofdstuk staat het oordeel van de Algemene Rekenkamer over het jaarverslag als geheel. Dit oordeel is opgebouwd uit deeloordelen over de volgende onderdelen van het jaarverslag:
– financiële informatie en saldibalans;
– informatie over bedrijfsvoering;
– informatie over beleid.
Deze deeloordelen komen aan de orde in de volgende paragrafen.
De Algemene Rekenkamer komt tot deze oordelen op basis van bevindingen uit haar onderzoek.
Het jaarverslag over 2004 van het Ministerie van VROM voldoet niet geheel aan de eisen die de Comptabiliteitswet 2001 stelt. De reden is dat kwantitatieve en kwalitatieve tolerantiegrenzen zijn overschreden, waarbij ook de voor hoofdstuk XI geldende tolerantiegrens voor fouten is overschreden.
2.1 Financiële informatie en saldibalans
De CW 2001 stelt de volgende eisen aan financiële informatie:
– rechtmatig totstandgekomen;
– op deugdelijke wijze weergegeven;
– overeenkomstig de verslaggevingseisen opgesteld.
Door tekortkomingen in het controlebeleid voor huursubsidie en tekortkomingen in het M&O-beleid voor de Tijdelijke regeling Energiepremies 2003 zijn kwalitatieve en kwantitatieve tolerantiegrenzen overschreden. De financiële informatie in het jaarverslag over 2004 van het Ministerie van VROM voldoet daardoor niet geheel aan de eisen die de CW 2001 stelt. Een bedrag van naar schatting € 37 miljoen aan verplichtingen is onrechtmatig aangegaan. Dit bedrag betreft de meest waarschijnlijke fout. De bijbehorende maximale fout is hoger dan dit bedrag en overschrijdt de kwantitatieve tolerantiegrens van 1% van de totale verplichtingen in de verantwoordingsstaat.
Met «financiële informatie» wordt bedoeld:
– alle verplichtingen, uitgaven, ontvangsten in de verantwoordingsstaat over het ministerie en de toelichting daarbij;
– alle baten, lasten, kapitaaluitgaven, kapitaalontvangsten, balansposten in de verantwoordingsstaat over de baten-lastendiensten en de toelichting daarbij. Bij het Ministerie van VROM gaat het om de Rijksgebouwendienst.
Verantwoordingsstaat ministerie en toelichting
Onderstaand overzicht laat de totaalbedragen zien waaruit de verantwoordingsstaat 2004 is opgebouwd en de fouten, onzekerheden en onvolledigheden die de Algemene Rekenkamer heeft geconstateerd.
Overzicht 1 Bedragen van de verantwoordingsstaat 2004, Ministerie van VROM (x € miljoen)
Verplichtingen | Uitgaven | Ontvangsten | |
---|---|---|---|
Totaalbedragen verantwoordingsstaat | 3 757,7 | 3 745,2 | 274,9 |
Belangrijke fouten en onzekerheden1 | 44,5 | – | – |
Overige fouten en onzekerheden2 | 10,2 | 6,3 | 0,4 |
Totaalbedrag fouten en onzekerheden | 54,7 | 6,3 | 0,4 |
Onzekerheid over de volledigheid3 | Circa 1,3 | – | – |
1 Dit is het totaal van fouten en onzekerheden die de tolerantiegrenzen op artikelniveau overschrijden. In bijlage 1 worden deze fouten en onzekerheden nader toegelicht.
2 Dit is het totaal van fouten en onzekerheden die de tolerantiegrenzen op artikelniveau niet overschrijden.
3 Dit bedrag is niet nauwkeurig te schatten en is daarom niet meegenomen in het totaalbedrag van fouten en onzekerheden.
In bijlage 1 worden de belangrijke fouten en onzekerheden nader toegelicht. Het totaal aan fouten overschrijdt de tolerantiegrens voor fouten van 1% van de totale verantwoordingsstaat.
De departementale auditdienst heeft bij de jaarrekening 2004 van het ministerie van VROM een verklaring met beperking afgegeven omdat hij op grond van kwantitatieve en kwalitatieve bevindingen van mening is dat de goedkeuringstolerantie met redelijke mate van zekerheid is overschreden. De oorzaken van deze overschrijding zijn gelegen in tekortkomingen in de uitvoering van het controlebeleid huursubsidie en tekortkomingen in het M&O-beleid van de Tijdelijke regeling energiepremies 2003. De tekortkomingen hebben in beide gevallen geleid tot onrechtmatig aangegane verplichtingen. Daarnaast zijn bij de overige begrotingsartikelen ook een aantal onrechtmatig aangegane verlichtingen aangetroffen.
De Algemene Rekenkamer vestigt de aandacht op de toelichting op de verantwoordingsstaat in het jaarverslag van het ministerie. Hierin wordt ingegaan op de M&O-gevoeligheid van enkele regelingen en de maatregelen die het ministerie heeft getroffen om misbruik en oneigenlijk gebruik te voorkomen en te bestrijden. De beperkingen die inherent zijn aan het M&O-beleid, leiden ertoe dat een bepaalde onzekerheid over de rechtmatigheid van deze geldstromen aanwezig blijft.
Het bedrag aan verplichtingen en uitgaven bevat in totaal € 89,9 miljoen respectievelijk € 6,3 miljoen aan overschrijdingen (zie bijlage 2). Als de Staten-Generaal niet akkoord gaan met de desbetreffende Slotwetmutaties, zal de Algemene Rekenkamer haar oordeel over de financiële informatie in het jaarverslag mogelijk moeten herzien.
Verantwoordingsstaat baten-lastendienst en toelichting
De jaarrekening van de Rijksgebouwendienst, opgenomen in een aparte agentschapsverantwoording naast die van het ministerie, geeft een totaal aan baten te zien van bijna € 1,34 miljard en circa € 1,3 miljard aan lasten. De Rijksgebouwendienst beheert voor circa € 4,3 miljard aan grond en gebouwen.1 De Algemene Rekenkamer heeft geconstateerd dat er geen belangrijke fouten en/of onzekerheden zijn met betrekking tot de rechtmatigheid en/of de deugdelijke weergave en/of het voldoen aan de verslaggevingsvoorschriften.
Toelichting op de jaarrekening van de Rijksgebouwendienst
De egalisatierekening is een actiefpost op de balans van de Rijksgebouwendienst. Per 31 december 2004 bedraagt deze post € 597 miljoen.
De Algemene Rekenkamer is van mening dat de toelichting op de egalisatierekening in de Jaarrekening 2004 van de Rijksgebouwendienst technisch gesproken correct is. De toelichting is verbeterd ten opzichte van 2003 maar kan op een aantal punten nog duidelijker. De Algemene Rekenkamer is van plan in haar rechtmatigheidsonderzoek 2005 een aantal posten op de balans van de Rijksgebouwendienst diepgaander te onderzoeken, waaronder de egalisatierekening.
Oordeel saldibalans en toelichting
De saldibalans 2004 van het Ministerie van VROM en de toelichting daarop voldoen aan de eisen die de CW 2001 stelt, met uitzondering van de volgende posten. Op de post Liquide middelen1 is de tolerantie voor fouten overschreden. De fout betreft een bedrag van € 1 152 dat in 2005 is ontvangen en aan 2004 is toegerekend.
Op de post extra comptabele schulden is de tolerantie voor fouten en onzekerheden overschreden wegens onjuiste en dubbele vastleggingen voor een totaal bedrag van € 0,5 miljoen.
Onderstaand overzicht laat de totaalbedragen zien waaruit de saldibalans 2004 is opgebouwd en de fouten, onzekerheden en onvolledigheden die de Algemene Rekenkamer heeft geconstateerd.
Overzicht 2 Saldibalans per 31 december 2004, Ministerie van VROM (x € miljoen)
Totaalsaldo (debet + credit) | 27 322 |
---|---|
Beoordeeld totaal saldibalans debet + credit1 | 13 387 |
Totaal van fouten en onzekerheden die de tolerantiegrenzen per saldibalanspost overschrijden (zie bijlage 1) | < 1 0,5 |
Overige fouten en onzekerheden | 3,0 |
Totaalbedrag fouten en onzekerheden | 3,5 |
Onzekerheid over de volledigheid2 | – |
1 Uitgaven en ontvangsten ten laste van de begroting en tegenrekeningen tellen niet mee voor het beoordeelde totaal.
2 Dit bedrag is niet nauwkeurig te schatten en is daarom niet meegenomen in het totaalbedrag van fouten en onzekerheden.
In bijlage 1 worden de belangrijke fouten en onzekerheden nader toegelicht. Het totaal aan fouten en onzekerheden valt binnen de tolerantiegrenzen voor goedkeuring van de saldibalans. De tolerantiegrens voor fouten en onzekerheden bedraagt 1% respectievelijk 3% van het beoordeelde totaal van de saldibalans in zijn geheel. Voor de Rekening Courant Rijkshoofdboekhouding en de liquide middelen geldt een tolerantiegrens van 0%.
Het totaal aan openstaande voorschotten dat is afgerekend, bedraagt € 1 955 miljoen. De Algemene Rekenkamer stelt vast dat deze afrekeningen aan de eisen voldoen.
2.2 Informatie over de bedrijfsvoering
Informatie over de bedrijfsvoering is opgenomen in de bedrijfsvoerings-paragraaf. Bij het Ministerie van VROM gaat deze paragraaf over de volgende onderwerpen:
– misbruik en oneigenlijk gebruik van de Energiepremieregeling 2003 (zie § 3.1.3);
– uitvoering huursubsidie (zie § 3.1.2);
– M&O-beleid huursubsidie (zie § 3.1.2);
– controlebeleid bodemsanering (zie § 3.2);
– reorganisatie ondersteunende bedrijfsprocessen (zie § 3.1.1);
– inkoopproces van de Rijksgebouwendienst (zie § 3.1.6).
Hoewel dat niet verplicht is, bevat de bedrijfsvoeringsparagraaf een mededeling bedrijfsvoering, waarmee de minister expliciet aangeeft dat het managementcontrolesysteem naar behoren heeft gefunctioneerd en dat het ministerie op gestructureerde wijze aandacht heeft besteed aan de bedrijfsprocessen. De Algemene Rekenkamer heeft hier waardering voor. De mededeling van de minister van VROM omvat de hele bedrijfsvoering, zowel de primaire als de ondersteunende processen.
Aan de mededeling bedrijfsvoering van de minister liggen deelmededelingen van de afzonderlijke diensten ten grondslag. De departementale auditdienst heeft vastgesteld dat bij de meeste diensten het totstandkomingsproces van de deelmededeling onvoldoende is gedocumenteerd, waardoor de totstandkoming onvoldoende controleerbaar is. Aangezien het proces verder wel goed is verlopen en tot plausibele uitkomsten heeft geleid, ziet de Algemene Rekenkamer hierin eerder een verbeterpunt dan een onvolkomenheid.
Oordeel informatie over de bedrijfsvoering
De informatie over de bedrijfsvoering in het Jaarverslag 2004 van het Ministerie van VROM is op deugdelijke wijze totstandgekomen. De informatie over de bedrijfsvoering voldoet aan de verslaggevingseisen.
Bij het beoordelen van de kwaliteit van beleidsinformatie kijkt de Algemene Rekenkamer naar de wijze waarop de informatie over het beleid tot stand komt en naar de mate waarin deze voldoet aan de verslaggevingseisen. Ook onderzoekt zij of de jaarverslagen «VBTB-conform» zijn. Dat is het geval wanneer de beleidsinformatie in de jaarverslagen een goed antwoord geeft op de drie zogenoemde H-vragen:
– Hebben we bereikt wat we ons hadden voorgenomen?
– Hebben we daarvoor gedaan wat we van plan waren te doen?
– Heeft het gekost wat het zou kosten?
Deze drie H-vragen zijn gespiegeld aan de drie W-vragen die in de begrotingen van de ministeries zijn terug te vinden:
– Wat willen we bereiken?
– Wat gaan we daarvoor doen?
– Wat mag het kosten?
De departementale auditdienst heeft vastgesteld dat het ministerie de rijksbrede kaders voor de deugdelijkheid van prestatiegegevens slechts in beperkte mate heeft vertaald in VROM-specifieke regelgeving.
Oordeel informatie over beleid
De informatie over het gevoerde beleid in het Jaarverslag 2004 van het Ministerie van VROM is op deugdelijke wijze totstandgekomen en voldoet aan de verslaggevingseisen.
De Algemene Rekenkamer heeft bij het Ministerie van VROM onderzoek gedaan op basis van de vraag: «In welke mate worden voor de operationele doelstellingen, waarvoor in de begroting 2004 concreet inzicht werd geboden in de beoogde doelen, prestaties en middelen (de drie W-vragen), ook de gerealiseerde doelen, prestaties en middelen (de drie H-vragen) concreet beantwoord in het jaarverslag?»
De uitkomsten zijn vergeleken met de uitkomsten van het Jaarverslag 2003. Daarnaast hebben we onderzocht of de W-vragen concreter of juist abstracter naar voren komen in de begroting 2005. De resultaten van dit onderzoek vindt u in onderstaande figuren, die wij daaronder toelichten.
De Algemene Rekenkamer concludeert dat het Ministerie van VROM in het begrotingsjaar 2004 vooruitgang heeft geboekt in vergelijking met het jaar 2003 op het punt van de aansluiting tussen begroting en jaarverslag en wel op de volgende onderdelen:
– De mate van concreetheid van informatie over doelen is aanzienlijk toegenomen in vergelijking met 2003, maar kan nog beter.
– VROM scoort goed op de mate van concreetheid van informatie over prestaties. Een gedeelte van deze goede score wordt overigens verklaard, doordat de W2-vraag (Wat gaan we daarvoor doen?) als geheel goed wordt beoordeeld in die gevallen waarin het ministerie deels terugkomt op beoogde prestaties.
– De te realiseren prestaties kunnen bij een aantal beleidsartikelen nog beter gekoppeld worden aan de operationele doelen en aan de daarmee gemoeide uitgaven. In vergelijking met 2003 is op dit punt geen vooruitgang geboekt.
Dit hoofdstuk beschrijft de bevindingen van de Algemene Rekenkamer over de bedrijfsvoering van het ministerie. Bedrijfsvoering is de (interne) sturing en beheersing van de primaire en ondersteunende processen en is gericht op het realiseren van taken en doelen van de organisatie. Onder de bedrijfsvoering vallen:
– het financieel beheer en materieelbeheer en de daartoe bijgehouden administraties;
– de controle door de departementale auditdienst;
– de totstandkoming van de financiële informatie, bedrijfsvoeringsinformatie en beleidsinformatie in het jaarverslag.
De Algemene Rekenkamer baseert haar oordelen op eisen die de CW 2001 stelt aan de onderdelen van de bedrijfsvoering.
Dit hoofdstuk geeft eerst een beschrijving van de onvolkomenheden die de Algemene Rekenkamer heeft aangetroffen in de bedrijfsvoering (§ 3.1). Daarna wordt in § 3.2 een kort overzicht gegeven van de onvolkomenheden die het ministerie in 2004 heeft opgeheven. Vervolgens wordt een vooruitblik gegeven op het rechtmatigheidsonderzoek 2005 (§ 3.3). In de conclusie is tot slot het oordeel te vinden over het financieel beheer, het materieelbeheer en de daartoe bijgehouden administraties (§ 3.4). Hier wordt ook de ontwikkeling van de bedrijfsvoering in de afgelopen drie jaar weergegeven met een figuur.
3.1 (Ernstige) onvolkomenheden
Het Ministerie van VROM heeft in 2004 de ondersteunende processen ingrijpend gereorganiseerd. Doel van de reorganisatie is de bedrijfsvoering beter en efficiënter te organiseren, wat moet worden verwezenlijkt door bedrijfsvoeringsprocessen te centraliseren en te standaardiseren. De reorganisatie vindt plaats tegen de achtergrond van een omvangrijke personele taakstelling en een grootscheepse herplaatsing van het overgebleven personeel. Door de personele veranderingen is veel kennis over procedures verloren gegaan.
Het ministerie heeft een aantal maatregelen getroffen om de risico's te beheersen die met de reorganisatie samenhangen. De beheersingsmaatregelen hebben echter niet kunnen voorkomen dat de financiële processen in de tweede helft van 2004 aanzienlijk zijn verstoord. Zo waren er betalings- en boekingsachterstanden, problemen bij de werking van het verificatieproces, problemen bij de archivering, bestond op centraal niveau geen volledig inzicht in de verplichtingen van de diensten, waren er communicatieproblemen tussen het centrale administratiekantoor en de diensten, en waren processen nog niet volledig beschreven. De genoemde knelpunten waren eind februari 2005 deels verholpen. De werking van het verificatieproces, de registratie van verplichtingen en de beschrijving van de processen vergen echter nog steeds aandacht.
De departementale auditdienst heeft vastgesteld dat de totstandkoming van de departementale verantwoording nog een knelpunt vormt en dat de eerste versie van de saldibalans onjuistheden bevatte. Uit aanvullend onderzoek van de auditdienst is gebleken dat de volledigheid van de verplichtingen onvoldoende was gewaarborgd door administratieve procedures en interne controles.
De departementale auditdienst heeft verder vastgesteld dat het autorisatiebeheer van het centrale financiële systeem tekortkomingen vertoont. Hierdoor is de vereiste functiescheiding teniet gedaan, waardoor frauderisico's zijn ontstaan. Naar verwachting zal het autorisatiebeheer in de loop van 2005 op orde worden gebracht.
De Algemene Rekenkamer heeft waardering voor de manier waarop er binnen het departement aan is gewerkt de knelpunten weg te nemen die door de reorganisatie zijn ontstaan. Zij stelt vast dat er op onderdelen sprake is van een positieve ontwikkeling en merkt op dat de reorganisatie in opzet kan bijdragen aan de verbetering van het financieel beheer. De Algemene Rekenkamer stelt echter ook vast dat er veel risico's zijn genomen door midden in de zomerperiode een complexe en omvangrijke reorganisatie door te voeren. Er is sprake geweest van een ernstige verstoring van de financiële bedrijfsvoering en een deel van knelpunten is nog niet verholpen. Het ministerie heeft hierdoor rechtmatigheidsrisico's gelopen en de controleerbaarheid van het financieel beheer is in het gedrang geweest. De Algemene Rekenkamer is daarom van oordeel dat er in 2004 sprake is geweest van een onvolkomenheid in de financiële functie van het departement. Bij dit oordeel heeft zij de problemen bij het verificatieproces en de registratie van verplichtingen zwaar meegewogen, omdat daaruit risico's voortvloeien voor de rechtmatigheid van de uitgaven en verplichtingen.
De Algemene Rekenkamer beveelt de minister daarom aan om er in 2005 actief op toe te blijven zien dat de financiële processen juist verlopen, en om de nieuwe administratieve organisatie verder te stroomlijnen en vast te leggen.
De verplichtingen en uitgaven voor huursubsidie zijn verantwoord op artikel 2: Betaalbaarheid van het wonen. In 2004 bedroegen de verplichtingen en uitgaven respectievelijk € 1,81 miljard en € 1,84 miljard. De uitvoering van de huursubsidie wordt in het kader van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen per 1 januari 2006 overdragen aan de Belastingdienst.
Eerdere bevindingen van de Algemene Rekenkamer
De afgelopen vijf jaar heeft de Algemene Rekenkamer jaarlijks aandacht besteed aan het M&O-beleid voor de huursubsidie. Voor de jaren 2001 en 2003 kwam zij daarbij tot een negatief oordeel. Het oordeel over 2002 luidde dat er sprake was van een ernstige onvolkomenheid in de bedrijfsvoering. Dit hield verband met tekortkomingen in de gegevensuitwisseling met de Belastingdienst en de Gemeentelijke Basisadministratie (GBA) en tekortkomingen in het controlebeleid voor de huurgegevens.
Ministeriële verantwoordelijkheid
Daar beleid en uitvoering niet altijd scherp zijn te scheiden is in de memorie van toelichting op de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen aangegeven dat de minister van VROM en de staatssecretaris van Financiën een gedeelde verantwoordelijkheid krijgen voor de uitvoering van de huursubsidie. Dit laat onverlet dat de staatssecretaris van Financiën kan worden aangesproken op kwaliteit van de uitvoering en dat de minister kan worden aangesproken op de kwaliteit van het beleid.1 De minister heeft hierover aan de Tweede Kamer meegedeeld dat de minister van VROM verantwoordelijk blijft voor de programmagelden, de kwaliteit van de wet- en regelgeving en de kaders van het beleid ter bestrijding van misbruik en oneigenlijk gebruik (M&O-beleid)2 De staatssecretaris van Financiën wordt verantwoordelijk voor de uitvoering van de wetgeving en de daaraan verbonden regelgeving (waaronder fraudebestrijding).
Het is de Algemene Rekenkamer gebleken dat er ondanks deze verantwoordelijkheidsverdeling op hoofdlijnen nog onduidelijkheid bestaat over hoe de verantwoordelijkheden tussen de minister van VROM en de staatssecretaris van Financiën exact zijn verdeeld. Hierdoor bestaat het risico dat het voor de Tweede Kamer onduidelijk is welke bewindspersoon zij moet aanspreken over de opzet en werking van het M&O-beleid voor de huursubsidie. Dit zal vooral een probleem blijken, als tekortkomingen in de opzet en uitvoering van het M&O-beleid resulteren in onrechtmatige subsidietoekenningen.
De huursubsidiebeschikking wordt zo veel mogelijk gebaseerd op brongegevens die het ministerie krijgt via geautomatiseerde gegevensuitwisseling met de Belastingdienst, de GBA en de verhuurders. De kwaliteit van de gegevens(uitwisseling) bepaalt daardoor de kwaliteit van de controle op de rechtmatigheid van de toekenning van huursubsidie. De Algemene Rekenkamer staat in beginsel positief tegenover het controlebeleid van het ministerie dat op de gegevensuitwisseling is gebaseerd.
Werking controlebeleid in 2004
Voor het verantwoordingsjaar 2004 heeft de auditdienst van het Ministerie van VROM vastgesteld dat tekortkomingen in het controlebeleid op huursubsidie hebben geleid tot onrechtmatige verplichtingen van naar schatting € 22 miljoen. De financiële fouten zijn een gevolg van knelpunten in de uitvoering van de gegevensuitwisseling met de GBA en van het niet afhandelen van overzichten van huursubsidieontvangers waarvoor de koppeling met de GBA mislukt, of resulteert in een foutsignaal, bijvoorbeeld door discrepanties tussen de GBA en de gegevens die de aanvrager had verstrekt.
Naast de problemen die hebben geleid tot de genoemde financiële fouten is er een knelpunt bij de controle van eerste aanvragen. Bij een substantieel deel daarvan komt de opgegeven bewoningssituatie niet overeen met de GBA-gegevens. Om tijdig te kunnen betalen is in 2004 besloten in strijd met de regelgeving eerste aanvragen achteraf te controleren. De minister heeft aan de Tweede Kamer gemeld eerste aanvragen achteraf te zullen controleren, maar heeft daarbij niet gewezen op het feit dat dit in strijd is met de regelgeving.3
De Algemene Rekenkamer onderschrijft het belang van een tijdige subsidietoekenning maar merkt daarbij op dat het ministerie met de gekozen aanpak een hoog risico loopt op onjuiste toekenningen. Daarbij komt dat de desbetreffende aanvragers een definitieve beschikking hebben ontvangen in plaats van een voorschot en dat er geen sprake is van een gestructureerde nacontrole
Het ministerie heeft de controle op huurgegevens van particuliere verhuurders in 2004 aangepast. Hierdoor is er minder intensief gecontroleerd op onredelijke huren voor nieuwbouwwoningen en op onredelijke huurverhogingen voor bestaande woningen. De Algemene Rekenkamer stelt verder vast dat het ministerie de huurgegevens die worden aangeleverd door de toegelaten instellingen (corporaties) niet controleert. Het ministerie heeft geen analyse gemaakt van het risico om huursubsidie toe te kennen op basis van onjuiste huurgegevens.
De Inlichtingen- en Opsporingendienst van het Ministerie van VROM krijgt veelvuldig signalen over fraude met huursubsidie. Een onderzoek dat de Universiteit van Utrecht uitvoerde in opdracht van VROM maakt duidelijk dat subsidieontvangers de subsidiebepalende gegevens niet altijd naar waarheid opgeven. De minister heeft inmiddels aangegeven de uitkomsten te willen betrekken bij het overleg met de Belastingdienst over de overdracht van de huursubsidie-uitvoering.1 De Algemene Rekenkamer onderschrijft het belang van dit overleg, maar mist vooralsnog een inhoudelijke standpuntbepaling.
Het ministerie heeft aangegeven dat aanvullende controlemaatregelen in de laatste subsidieperiode die VROM uitvoert, relatief hoge kosten met zich meebrengen door de beperkte terugverdientijd voor het ministerie. De Algemene Rekenkamer tekent hierbij aan dat bij de besluitvorming hierover ook de omvang van de onrechtmatige subsidietoekenningen, het financiële belang van de Staat en het belang van fraudebestrijding moeten worden meegewogen.
De Algemene Rekenkamer is van oordeel dat er sprake is van een ernstige onvolkomenheid in de uitvoering van het controlebeleid voor de huursubsidie. Zij is tot dit oordeel gekomen op grond van de volgende overwegingen:
– Er zijn structurele knelpunten in de uitvoering van de uitwisseling van gegevens met de GBA.
– Er vindt geen gestructureerde afhandeling plaats van signalen over mislukte koppelingen met de GBA en discrepanties tussen de door aanvrager verstrekte gegevens en de GBA-gegevens.
– Bij de afhandeling van de koppelingsproblemen bij eerste aanvragen is ten onrechte een definitieve beschikking afgegeven aan huurders.
– Het ministerie heeft geen inzicht in de risico's die het loopt, doordat huurverhogingen beperkt worden gecontroleerd en doordat de gegevens van de toegelaten instellingen niet gecontroleerd worden.
– Het ministerie heeft geen analyse gemaakt van de gevolgen van de fraudesignalen voor de preventie en detectie van fraude en voor handhaafbaarheid van de regelgeving.
De Algemene Rekenkamer is van mening dat het risico bestaat dat bij de overdracht van de uitvoering aan de Belastingdienst ook de knelpunten in het controlebeleid worden overgedragen.
De Algemene Rekenkamer acht de onvolkomenheid dusdanig ernstig dat zij conform artikel 88, lid 1 van de CW 2001 bezwaar heeft gemaakt tegen het financieel beheer voor de huursubsidie. Conform artikel 88 lid 2 van de CW heeft zij de minister op 8 april 2005 verzocht de Algemene Rekenkamer binnen een maand in kennis te stellen van hetgeen tot opheffing van het bezwaar kan leiden.
De Algemene Rekenkamer beveelt de minister aan:
– Een controleplan voor de korte termijn op te stellen dat helderheid verschaft over de mate waarin de in 2004 geconstateerde tekortkomingen in de controle van de bewoningssituatie hersteld kunnen worden en over de invulling van het controlebeleid in de periode tot de overdracht.
– Een analyse te maken van de effectiviteit van het totale controlebeleid op huursubsidie. Deze analyse moet ook nagaan wat de implicaties zijn van de fraudesignalen voor de preventie en detectie van fraude en voor de handhaafbaarheid van de regelgeving. De Algemene Rekenkamer vraagt daarnaast nadrukkelijk aandacht voor de betrouwbaarheid van de huurgegevens die corporaties aanleveren.
– Met de staatssecretaris van Financiën de verantwoordelijkheden te verdelen voor de opzet en de uitvoering van het M&O-beleid en in samenspraak met de staatssecretaris van Financiën een controleplan voor de lange termijn op te stellen dat helderheid verschaft over de invulling van het M&O-beleid na 1 januari 2006. Dit plan dient aandacht te schenken aan de aspecten regelgeving, voorlichting, controlebeleid, fraudebestrijding en evaluatie. Het plan moet verder zicht bieden op hoe de knelpunten bij de koppeling met de GBA worden opgelost, en duidelijk maken hoe de afhandeling van uitvalrapportages in de toekomst wordt gewaarborgd.
De Algemene Rekenkamer zal de voortgang die de minister boekt bij het opheffen van de onvolkomenheid nauwgezet volgen en op basis daarvan besluiten over het al dan niet opheffen van het bezwaar tegen het financieel beheer voor de huursubsidie.
De verplichtingen en uitgaven op grond van de Tijdelijke regeling energiepremies 2003 (EPR 2003) zijn verantwoord op begrotingsartikel 3: Duurzame woningen en gebouwen.
Op grond van de EPR 2003 konden eigenaren, huurders en verhuurders van woningen een zogenoemde energiepremie krijgen. Deze premie was bedoeld om energiezuinige apparaten aan te schaffen, energiebesparende voorzieningen te treffen (onder andere zonnepanelen en zonneboilers) en/of om energieprestatieadviezen te laten opstellen. De energiebedrijven voerden deze regeling uit. Zij ontvingen van VROM subsidie voor de werkelijk gemaakte apparaatskosten en om de energiepremies uit te keren.
In de begroting 2003 was voor de uitvoering van de EPR 2003 een bedrag van € 54 miljoen gereserveerd (exclusief € 10 miljoen aan uitvoeringskosten). De meerjarenraming ging uit van € 57 miljoen in 2004 en € 65 miljoen in 2005. Ten gevolge van bezuinigen zijn de bedragen voor 2004 en later komen te vervallen. Omdat het subsidieplafond voortijdig werd bereikt, is de regeling in oktober 2003 beëindigd. Toen de komende beëindiging van de regeling bekend werd, heeft dit geleid tot een groot aantal nieuwe aanvragen, waardoor het totaal aan uitgekeerde energiepremies is opgelopen tot € 219 miljoen (exclusief uitvoeringskosten).
De energiebedrijven moeten zich verantwoorden over de uitvoering van de EPR 2003. Hiertoe dienen zij verantwoordingen in, die voorzien moeten zijn van een accountantsverklaring. Op grond van de EPR 2003 strekt deze accountantsverklaring zich slechts uit over de rechtmatigheid van de uitvoeringskosten van de energiebedrijven. In een controle van de rechtmatigheid van de verstrekte energiepremies door de accountants van de energiebedrijven is in de regeling niet voorzien. De Algemene Rekenkamer beschouwt dit als een onvolkomenheid in het M&O-beleid. Maar er waren ook andere onvolkomenheden in het M&O-beleid. De afspraken met de energiebedrijven over controles bij de aanvrager thuis waren te vrijblijvend en de intrekkingsregeling was moeilijk controleerbaar. Alle onvolkomenheden bij de Energiepremieregeling vloeien voort uit tekortkomingen in de regelgeving of uit tekortkomingen in de afspraken met de energiebedrijven.
Het ministerie heeft in 2004 met de energiebedrijven onderhandeld over de reikwijdte van de accountantscontroles. Het heeft er daarbij uiteindelijk voor gekozen om een accountantskantoor in te huren dat namens het ministerie de verantwoording van de energiebedrijven controleert. De controle betreft zowel de uitvoeringskosten als de toereikendheid van de administratieve toetsing van aanvragen door de energiebedrijven. De reikwijdte van de controle overstijgt daarmee de bepalingen in de EPR 2003. De minister zal de bevindingen van deze controle gebruiken, als zij in 2005 de subsidies definitief vaststelt. Zij kan daarbij een korting opleggen, als een energiebedrijf de aanvragen structureel onvoldoende heeft getoetst aan de administratieve vereisten.
De VROM-Inspectie heeft in maart 2004 een controle uitgevoerd op een aselecte steekproef van aanvragen voor energiepremies voor zonnepanelen. Daarbij is voor elke aanvraag beoordeeld of de apparatuur vanaf de openbare weg waarneembaar was. De departementale auditdienst heeft op basis van de steekproefresultaten de omvang van de onrechtmatigheden geschat op € 7,4 miljoen. Daarnaast bestaat er onzekerheid over een bedrag van naar schatting € 15 miljoen. De onrechtmatigheden betreffen niet-geplaatste zonnepanelen, de onzekerheid betreft aanvragen waarvoor de aanwezigheid van de panelen niet kon worden vastgesteld. Beide schattingen zijn exclusief administratieve fouten, omdat die aan de orde komen bij de controle bij de energiebedrijven.
Het ministerie is na juridisch advies tot de slotsom gekomen dat het de geëxtrapoleerde bedragen niet kan terugvorderen bij de energiebedrijven. Terugvordering is wel mogelijk voor de onregelmatigheden die binnen de steekproef daadwerkelijk zijn geconstateerd. Of daartoe ook wordt overgegaan, is nog niet besloten. Wel heeft het ministerie aangegeven terug te vorderen, als energiebedrijven structureel in gebreke zijn gebleven bij de administratieve toetsing. Ook wordt teruggevorderd, als er sprake is van fraude door installatiebedrijven.
De Algemene Rekenkamer wil op deze plaats uiting geven aan haar waardering voor de controlewerkzaamheden van VROM-Inspectie en voor de manier waarop het ministerie de verdere afwikkeling van het subsidieproces heeft voorbereid.
De Algemene Rekenkamer is van oordeel dat het M&O-beleid voor de EPR 2003 onvolkomenheden vertoont die in belangrijke mate het gevolg zijn van tekortschietende regelgeving. De Algemene Rekenkamer zal de daadwerkelijk afwikkeling van de subsidies betrekken bij haar oordeel over het jaarverslag 2005. Zij beveelt de minister aan om, in het geval dat er opnieuw budget beschikbaar komt voor energiepremies, de regeling pas weer te hervatten nadat het M&O-beleid toereikend is vormgegeven.
In het Rapport bij het Jaarverslag 2003 constateerde de Algemene Rekenkamer bij het Ministerie van VROM een onvolkomenheid in de IT-aspecten van de bedrijfsvoering die het gevolg was van de volgende punten:
1. VROM voldeed niet aan de eisen van het VIR (Voorschrift Informatiebeveiliging Rijksdienst).
2. VROM voldeed niet aan de vereisten van de Wet bescherming persoonsgegevens (WBP).
3. VROM had geen adequaat autorisatie- en wijzigingenbeheer.
De minister gaf in haar reactie op het Rapport bij het Jaarverslag 2003 onder meer aan dat zij bij het aanpakken van de onvolkomenheid «gehinderd» werd door de reorganisatie bij VROM, die nog in volle uitvoering was, en dat in 2004 een nieuwe IT-infrastructuur ingevoerd zou worden. Bij de invoering van de nieuwe IT-infrastructuur zal ook het autorisatiebeheer en het beheer van systeemwijzigingen aangepakt worden.
De reorganisatie is inmiddels uitgevoerd. Het beheer van de IT-infrastructuur is per 1 september 2004 uitbesteed aan een externe partij. De Gemeenschappelijke Dienst voert hierover de regie. Dit betekent echter niet dat de onvolkomenheid die hiervoor genoemd is, is weggewerkt.
Het ministerie voldoet nog niet aan het VIR en de WBP. De afhankelijkheids- en kwetsbaarheidsanalyses (A&K-analyses) en de beveiligingsplannen zijn verouderd, ook voor de belangrijke informatiesystemen. VROM heeft gemeld dat de A&K-analyses in 2005 zullen worden geëvalueerd en indien nodig geactualiseerd. Ook de beveiligingsplannen worden herzien in 2005. Dit is ook noodzakelijk gezien de omvangrijke reorganisatie en de uitbesteding van het beheer van de IT-infrastructuur aan een externe partij.
Bij deze uitbesteding vraagt de Algemene Rekenkamer nog speciale aandacht voor de invulling van het opdrachtgeverschap, zeker voor de taken en verantwoordelijkheden rond de informatiebeveiliging. Een ander punt van aandacht is de manier waarop VROM in de praktijk de rol van toezichthouder en regisseur invult bij de uitvoering van dit contract. Als opdrachtgever moet VROM het voortouw nemen in de afspraken rond de geaccepteerde (rest)risico's en de gehanteerde normen voor de kwaliteit van de dienstverlening.
De minister heeft in 2004 haar collega van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties in een brief gevraagd het VIR te evalueren en eventueel aan te passen.
De onvolkomenheid in de informatiebeveiliging bij VROM is hardnekkig, ze speelt al vanaf 2001 en is in 2004 nog steeds aanwezig. In het Rapport bij het Jaarverslag 2003 beloofde de minister de onvolkomenheid in 2004 en 2005 aan te pakken in het kader van de reorganisatie en de invoering van nieuwe IT-infrastructuur. In 2005 zullen de A&K-analyses en beveiligingsplannen geactualiseerd worden en zal het toezicht en de regie rond het nieuwe IT-contract met de externe partij nader uitgewerkt en ingevuld moeten worden.
De Algemene Rekenkamer beveelt aan deze zaken met voorrang te behandelen. Een reorganisatie of een interdepartementale discussie over de inbedding van het VIR mag niet als excuus gebruikt worden voor het feit dat de bedrijfsvoering en daarmee het IT-beheer niet op orde is.
In het kader van een rijksbreed onderzoek naar de rechtmatigheid van de beloningsbeslissingen en toekenningen van onkostenvergoedingen aan hogere ambtenaren heeft ook de auditdienst van VROM een rapport uitgebracht. De auditdienst concludeert dat bij het merendeel van de geconstateerde financiële tekortkomingen een Koninklijk Besluit ontbreekt, zowel bij aanstelling als bij bevordering. Daarnaast was de auditdienst van oordeel dat, gegeven het aantal aangetroffen formele en materiële fouten, de bestaande procedures strenger moeten worden nageleefd. Ook vindt de auditdienst het gewenst dat beslissingen transparanter worden en dat het hogere managementniveau beslissingen over de beloning accordeert.
De Algemene Rekenkamer heeft op verzoek van het kabinet een eigen onderzoek uitgevoerd naar de beloning van ambtenaren in schaal 16 en hoger (onderzoek 16+). Het onderzoek is gepubliceerd op 26 april 2005.
3.1.6 Financieel beheer Rijksgebouwendienst
Het financieel beheer van de Rijksgebouwendienst is na de slechte start in 1999 sterk verbeterd. Desondanks oordeelde de Algemene Rekenkamer in haar Rapport bij het Jaarverslag 2003 dat er nog wel sprake was van een onvolkomenheid in het financieel beheer van de Rijksgebouwendienst. Het ging om tekortkomingen in kritieke processen die al enige jaren bestaan, dit betrof de informatiebeveiliging en de tijdige en kwalitatief toereikende aanlevering van gegevens vanuit het primaire proces. De minister kondigde in haar reactie op het Rapport bij het Jaarverslag VROM 2003 aan dat ook in 2004 verbeterslagen zouden worden gerealiseerd in de informatiebeveiliging en in de tijdige en kwalitatief toereikende aanlevering van gegevens door de primaire processen.
In het rechtmatigheidsonderzoek 2003 heeft de Algemene Rekenkamer geconstateerd dat de Rijksgebouwendienst nog niet voldeed aan het VIR en de VROM-baseline informatiebeveiliging. De Rijksgebouwendienst heeft in 2003 plannen opgesteld voor de korte en de lange termijn die moeten zorgen voor een nadrukkelijke verbetering.
De acties uit het kortetermijnplan die eind 2003 nog open stonden, waren ook eind 2004 nog niet afgerond. Wel heeft de Rijksgebouwendienst in 2004 de organisatie rond de informatiebeveiliging opgezet maar deze werkt nog niet helemaal. Gedurende 2004 is het langetermijnplan aangepast. Het is beperkt tot het maken van A&K-analyses en de realisatietermijn is uitgesteld van begin 2005 naar eind 2005. De Rijksgebouwendienst loopt daarmee risico's in de betrouwbaarheid en de beschikbaarheid van de informatiesystemen.
De Rijksgebouwendienst voldoet nog niet aan de VROM-baseline en het VIR, doordat de dienst het kortetermijnplan nog niet geheel heeft afgerond en de in het langetermijnplan voorgenomen A&K-analyses niet zijn uitgevoerd.
Op basis van de rapportages van de departementale auditdienst concludeert de Algemene Rekenkamer dat het technisch beheer van het belangrijkste geautomatiseerde systeem nog niet aan de gestelde eisen voldoet. De Rijksgebouwendienst heeft wel handboeken geactualiseerd en een actieplan voor verdere verbeteringen opgesteld.
De Algemene Rekenkamer constateert dat er nog steeds tekortkomingen zijn op het gebied van informatiebeveiliging. De Rijksgebouwendienst voldeed in 2004 nog niet helemaal aan de VROM-baseline. Eind 2004 voldeed de Rijksgebouwendienst niet aan het VIR. Om te voldoen aan het VIR is het nodig dat de voorgenomen A&K-analyses worden uitgevoerd. Daarnaast voldoet het technisch beheer van het belangrijkste systeem niet aan de gestelde eisen.
De Algemene Rekenkamer concludeerde over 2003 dat er nog aandachtspunten waren aangaande de managementinformatie. Het ging hierbij om gegevens die de administratie op directieniveau leverde aan de centrale staf om kwartaalrapportages op te stellen over het financiële resultaat. Verder bleek dat de proefjaarafsluiting in september 2003 deels was gelukt, maar dat de cijfers niet compleet waren. De actuele stand van de drie belangrijkste voorzieningen vormde nog een knelpunt. Verder waren de volledigheid en juistheid van de huuropbrengsten (gebruiksvergoedingen) onzeker en was er onvoldoende inzicht in de financiële situatie rond de projecten in aanbouw, het zogenoemde onderhanden werk (OHW).
In 2004 is de kwaliteit van zowel de kwartaalrapportages als de proefjaarafsluiting per 30 september verbeterd. Het aantal knelpunten dat moet worden opgelost om het proces van totstandkoming van de financiële verantwoording goed te kunnen afronden, is bijna gehalveerd. Maar de Rijksgebouwendienst slaagt er nog steeds niet in door het jaar heen de actuele stand van de voorzieningen te bepalen. De volledigheid en juistheid van de gebruiksvergoeding zijn nog niet gegarandeerd. De post OHW lijkt geen probleem meer te vormen.
Voor een beheerst verantwoordings- en sturingsproces vindt de Algemene Rekenkamer het belangrijk dat de administratie zodanig op orde is dat tussentijdse financiële en niet-financiële verantwoordingsinformatie actueel en betrouwbaar is. Hieraan voldoet de Rijksgebouwendienst nog niet helemaal. Daarom constateert de Algemene Rekenkamer dat er nog tekortkomingen zijn in de managementinformatie.
In het RJV 2003 constateerde de Algemene Rekenkamer dat bij belangrijke posten van de jaarrekening de definitieve standen en de onderbouwing pas op een laat moment bekend waren. Hierdoor heeft het controle- en verantwoordingsproces onder druk gestaan. Het gaat vooral om vier voorzieningen met een groot financieel belang.
In 2004 is de Rijksgebouwendienst er nog niet in geslaagd de voorzieningen al gedurende het jaar per kwartaal actueel te hebben. Bij de opstelling van de jaarverantwoording is er daarom nog steeds tijdsdruk om in januari de hoogte van de voorzieningen volledig te onderbouwen.
De Rijksgebouwendienst heeft een mededeling bedrijfsvoering afgegeven bij de verantwoording 2004. Daarin wordt verklaard dat het managementcontrolsysteem in 2004 goed heeft gefunctioneerd. Daarnaast wordt een aantal aandachtspunten gegeven. Dit betreft de klanttevredenheid, de opbrengstverantwoording en het inkoopproces.
In het RJV 2004 heeft de Algemene Rekenkamer bekeken of de Rijksgebouwendienst de aanbevelingen over 2003 heeft opgepakt. Verder is nagegaan welke activiteiten de Rijksgebouwendienst heeft ondernomen om het integriteitsbesef binnen de Rijksgebouwendienst te verhogen. De Algemene Rekenkamer constateert dat de Rijksgebouwendienst in 2004 veel aandacht heeft besteed aan integriteit en daarbij de prioriteit heeft gelegd bij de bevordering van de werking van de integriteit binnen de organisatie. Daarnaast heeft de Rijksgebouwendienst een visie op integriteit ontwikkeld maar in maart 2005 was deze nog niet vastgesteld.
De aanbevelingen van de Algemene Rekenkamer uit 2003 blijven niettemin van kracht. Binnen de Rijksgebouwendienst worden nog niet alle integriteitsmaatregelen strikt toegepast. De werking van maatregelen op het gebied van informatiebeveiliging en de actualiteit van de financiële administratie behoren tot de integriteitswaarborgen. Deze twee punten zijn in 2004 nog niet helemaal op orde. De Rijksgebouwendienst licht verder de bedrijfsprocessen niet periodiek door op integriteitsrisico's.
De auditdienst verklaart in zijn Accountantsrapport 2004 Agentschap Rijksgebouwendienst dat de jaarrekening voldoet aan de wettelijke eisen.
De auditdienst acht het proces van totstandkoming van de mededeling bedrijfsvoering van de Rijksgebouwendienst toereikend. De auditdienst merkt over het proces van oplevering van het uiteindelijke jaarverslag, inclusief jaarrekening, op dat belangrijke verbeterpunten in het proces zijn te onderkennen. Deze aandachtspunten hebben voornamelijk betrekking op het eerder vaststellen van definitieve standen van balansposten om daarmee druk op het verantwoordings- en controleproces te voorkomen.
De auditdienst constateert verder dat er positieve ontwikkelingen waren in het financieel beheer van de Rijksgebouwendienst. Het betreft de volgende punten:
– versterking van de control en verbeteringen van administratieve processen binnen twee directies;
– statische onderbouwing van de voorziening Planmatig onderhoud;
– voornemens van de Rijksgebouwendienst op te komen tot «operational excellence» van de primaire processen en de daaruit voortkomende acties.
De auditdienst signaleert als extra aandachtspunten om de kwaliteit van het financieel beheer en van de bedrijfsvoering verder te verbeteren onder andere:
– verkorting van de tijd tussen het opstellen van belangrijke verbeteracties en de daadwerkelijk implementatie en realisatie daarvan, omdat dezelfde tekortkomingen over meer jaren worden geconstateerd;
– verbetering van het technische beheer van IT-systemen;
– verbetering van de audittrail naar aanleiding van mutaties in het financiële systeem en de applicatie om de berekening van de egalisatie te ondersteunen;
– materieelbeheer: de juistheid en volledigheid van mutaties in de vastgoedadministratie waarborgen, in relatie tot de contractenregistratie.
De auditdienst heeft in 2004 geconstateerd dat bij de Rijksgebouwendienst één aanbesteding ten onrechte niet Europees is aanbesteed. De auditdienst signaleert verder dat ten onrechte onderhandelingen met de inschrijver hebben plaatsgevonden na gunning. Een kleine procedurele tekortkoming volgens de auditdienst was dat de Rijksgebouwendienst ten onrechte de gunning achteraf niet heeft gemeld aan de Europese Commissie.
De Algemene Rekenkamer is van mening dat het financieel beheer van de Rijksgebouwendienst als geheel is verbeterd. De Algemene Rekenkamer oordeelt dat er nog wel sprake is van een onvolkomenheid in het financieel beheer van de Rijksgebouwendienst: de informatiebeveiliging en het IT-beheer voor zover deze onderdeel zijn van het financieel beheer en materieelbeheer. De tekortkomingen hebben vooral te maken met het ontbreken van A&K-analyses voor de belangrijkste processen. De Rijksgebouwendienst voldoet nog niet aan het VIR. Het oordeel van de Algemene Rekenkamer is mede ingegeven door de verbeteringen die op de volgende punten nog noodzakelijk zijn:
– de beschikbaarheid van de actuele stand van de voorzieningen door het jaar heen;
– bevordering van de werking van de integriteitsmaatregelen;
– naleving van de Europese aanbestedingsregels;
– het materieelbeheer.
De Algemene Rekenkamer beveelt aan dat de Rijksgebouwendienst zijn verbeterplannen sneller implementeert. Wat betreft de integriteit beveelt de Algemene Rekenkamer aan om blijvende aandacht te schenken aan de werking van maatregelen, om te voorkomen dat deze een theoretische zaak worden.
3.1.7 Bevindingen overige bedrijfsvoering
De departementale auditdienst had in 2004 te kampen met personeelstekorten. De dienst was daardoor genoodzaakt zijn werkzaamheden zo veel mogelijk te beperken tot zijn wettelijke taken. Het capaciteitstekort is daarnaast zo veel mogelijk ondervangen door externe inhuur.
De Algemene Rekenkamer vindt het spijtig dat een aantal audits niet kon worden uitgevoerd, maar heeft er, in het licht van de ontstane situatie, begrip voor dat het ministerie prioriteit heeft gegeven aan de wettelijke taken. De Algemene Rekenkamer heeft overigens vastgesteld dat zij voor haar oordeelsvorming in belangrijke mate kan steunen op de werkzaamheden van de auditdienst.
3.1.7.2 Onderzoek huisvesting justitiële diensten
In 1999 bracht de Algemene Rekenkamer het rapport Huisvesting justitiële diensten uit. Uit dit onderzoek bleek dat de Rijksgebouwendienst overwegend negatieve ervaringen heeft opgedaan met leasecontracten. In reactie op het onderzoek van de Algemene Rekenkamer heeft het Ministerie van Financiën besloten dat dergelijke financieringsconstructies niet meer mogen worden aangegaan.
In 2005 onderzoekt de Rijksgebouwendienst samen met het Ministerie van Financiën de mogelijkheden om marktpartijen volledig verzorgde huurpanden op maat te laten realiseren. De Algemene Rekenkamer herhaalt in dit verband haar aanbeveling uit het onderzoek uit 1999 dat goede contractbepalingen van essentieel belang zijn om problemen in de toekomst rond privaatpublieke constructies te voorkomen. Het onderzoeksrapport uit 1999 is, inclusief een voorheen vertrouwelijke bijlage over het contractbeheer, te vinden op de website van de Algemene Rekenkamer, www.rekenkamer.nl.
In deze paragraaf beschrijft de Algemene Rekenkamer de onvolkomenheden die zijn opgelost.
3.2.1 Afwikkeling onvolkomenheden in Audit Actielijst 2004
De Algemene Rekenkamer heeft onderzoek gedaan naar het verloop van de Audit Actielijst 2004 (AAL 2004). De bevindingen zijn weergegeven in paragraaf 3.1 van dit hoofdstuk en in de AAL 2005. Een aantal minder belangrijke bevindingen zijn uitsluitend te vinden in de AAL 2005. Daaronder zijn ook onvolkomenheden die zijn opgelost.
3.2.2 Financieel beheer bodemsanering
In 2002 en 2003 constateerde de Algemene Rekenkamer onvolkomenheden in de toekenning van meerjarensubsidies voor bodemsanering aan provincies en gemeenten. Het ministerie heeft eind 2002 een plan van aanpak opgesteld om de onvolkomenheden op te heffen.
De Algemene Rekenkamer constateert dat het Ministerie van VROM in 2004 veel inspanningen heeft geleverd om de acties uit het plan van aanpak uit te voeren en dat de belangrijkste acties zijn afgerond.
Gezien de voortgang vertrouwt de Algemene Rekenkamer erop dat het plan van aanpak eind 2005 met de toetsing van de prestatieverantwoordingen 2002–2004 geheel uitgevoerd zal zijn (op het meer tijd vergende kostenverhaal na).
Gezien de in 2004 geboekte resultaten en de afronding van de belangrijkste acties komt de Algemene Rekenkamer tot het oordeel dat de onvolkomenheden in het financieel beheer van de bodemsanering zijn opgeheven. De Algemene Rekenkamer beveelt daarom aan om de resterende acties van het plan van aanpak met hetzelfde elan uit te voeren als in 2004 en over de voortgang van de acties regelmatig te rapporteren. Ten slotte vraagt de Algemene Rekenkamer nog om de Algemene maatregel van bestuur financiële bepalingen, die voor de nieuwe beschikkingen noodzakelijk is, tijdig vast te stellen.
3.2.3 Vervolgbezwaaronderzoek directoraat-generaal Milieu
Aanleiding voor bezwaaronderzoek
De Algemene Rekenkamer constateerde in het rechtmatigheidsonderzoek over 2002 ernstige onvolkomenheden bij het financieel beheer van het directoraat-generaal Milieu (DGM). Er deden zich onder meer problemen voor bij de toetsing en verificatie van diverse subsidietoekenningen en bij de afwikkeling van eerder verleende projectsubsidies.
De Algemene Rekenkamer achtte een in 2002 opgesteld verbeterplan ontoereikend en heeft daarom, mede gezien de geconstateerde ernstige onvolkomenheden, in haar Rapport bij het Jaarverslag 2002 een bezwaaronderzoek aangekondigd bij DGM. In 2003 zijn fase 1 en fase 2 van dit bezwaaronderzoek afgerond: de probleeminventarisatie en de oorzakenanalyse. In het RJV VROM over 2003 kwam de Algemene Rekenkamer naar aanleiding van het bezwaaronderzoek tot de conclusie dat zij gezien de resultaten die het ministerie bereikt had, geen bezwaar zal maken.
Aanpak vervolgbezwaaronderzoek 2004
Het vervolgbezwaaronderzoek van 2004 omvatte fase 3 en fase 4: het verbeterplan vaststellen en rapporteren over de voortgang van de implementatie daarvan. In 2005 zal het traject moeten worden afgesloten met de volledige implementatie van de maatregelen uit het verbeterplan.
DGM voert het verbeterplan uit. De auditdienst en DFEZ van VROM toetsen de uitvoering van het verbeterplan. Zij toetsen in het kader van het bezwaaronderzoek de producten van DGM. De Algemene Rekenkamer beoordeelt op haar beurt de toetsing van de auditdienst en DFEZ.
Het oordeel van de Algemene Rekenkamer over de toetsing door de auditdienst en DFEZ is positief.
Voortgang uitvoering verbeterplan
Begin 2004 heeft DGM het Verbeterplan financieel beheer DGM vastgesteld. Hoofdonderwerpen uit het verbeterplan waren onder meer de organisatiecultuur binnen DGM waarin weinig aandacht is voor beheersaangelegenheden, het omgaan met piekbelasting en het naleven van interne procedures. In de loop van 2004 is de uitvoering van het verbeterplan vertraagd door de reorganisatie van het ministerie. DGM heeft eind 2004 een alternatieve aanpak van het verbeterplan opgesteld om recht te doen aan de taakverdeling die door de reorganisatie is gewijzigd.
Ook bleek dat een VROM-brede bedrijfsvoeringsmonitor moest worden aangepast om de uitvoering van het verbeterplan te kunnen volgen.
Het implementeren van veel maatregelen uit het oorspronkelijke verbeterplan is doorgeschoven naar eind 2005 vanwege de tijd die nodig is voor overleg en kaderstelling. De Algemene Rekenkamer prefereert evenals de auditdienst en DFEZ echter een eerdere implementatiedatum, zodat er meer tijd is om de werking van de kaders te toetsen en zonodig bij te stellen.
Toetsing door auditdienst en DFEZ
De conclusie van auditdienst en DFEZ over het verbeterplan luidde dat het plan voldeed aan de criteria van de Algemene Rekenkamer voor verbeterplannen. Wel achtten de auditdienst en DFEZ binnen DGM bewustwording nodig van de noodzaak tot cultuurverandering. Over de voortgangsmaatregelen merken de auditdienst en DFEZ op dat het moeilijk is om vast te stellen dat een verbetermaatregel werkt, omdat daarvoor geen bewijzen zijn vastgelegd.
De voortgang van het vervolgbezwaaronderzoek verloopt trager dan verwacht mocht worden. Het is niet altijd aangetoond of reeds ingevoerde verbetermaatregelen werken. Deze kanttekeningen laten onverlet dat de onvolkomenheden die aanleiding vormden tot het bezwaaronderzoek zijn weggenomen. De Algemene Rekenkamer heeft daarom besloten tot het stopzetten van het bezwaaronderzoek naar het financieel beheer van DGM. Zij zal de uitvoering van het verbeterplan overigens wel blijven volgen maar doet dat dan als onderdeel van haar reguliere rechtmatigheidsonderzoek.
In deze paragraaf gaat de Algemene Rekenkamer in op afrekeningen en subsidietoekenning die staan te gebeuren in het kader van stedelijke vernieuwing en de bodemsanering.
3.3.1 Stedelijke vernieuwing 2000–2004 en bodemsanering 2002–2004
In 2005 worden de meerjarenvoorschotten stedelijke vernieuwing 2000–2004 en de meerjarenvoorschotten en bodemsanering 2002–2004 afgerekend. Uitgaande van de Wet stedelijke vernieuwing en de Regeling financiële bepalingen bodemsanering baseert de minister zich hierbij op een bestedingsverantwoording met accountantsverklaring en een niet-gecertificeerde beleidsverantwoording waarmee het bevoegd gezag verantwoording aflegt over de gerealiseerde prestaties. In haar Rapport bij het Jaarverslag 2003 van het Ministerie van VROM heeft de Algemene Rekenkamer nadrukkelijk aandacht gevraagd voor de betrouwbaarheid van de beleidsverantwoordingen.
Een deel van de gemeenten ontvangt ISV-middelen door tussenkomst van de provincie, zij worden aangeduid als niet-rechtstreekse gemeenten. VROM heeft geen eisen gesteld aan het financieel beheer dat de provincies voeren, en provincies hoeven zich niet te verantwoorden over de manier waarop zij de gemeentelijke verantwoordingen controleren. De Algemene Rekenkamer stelt daarom vast dat er geen sprake is van een sluitende controle- en verantwoordingsstructuur. De minister loopt daardoor het risico dat zij in 2005 onvoldoende inzicht krijgt in de rechtmatigheid van de uitgaven voor stedelijke vernieuwing van de niet-rechtstreekse gemeenten.
Op verzoek van het ministerie heeft de Algemene Rekenkamer haar uitgangspunten voor de oordeelsvorming over de afrekening van de meerjarenvoorschotten verder toegelicht. Centraal daarbij staat de notie dat de minister altijd redelijke zekerheid moet krijgen over de rechtmatigheid van decentrale bestedingen. De minister heeft daarbij de keuze uit het verrichten van eigen waarnemingen en het opvragen en beoordelen van verantwoordings- en controle informatie. Het ministerie heeft inmiddels aangegeven dat het de afrekening van de meerjarenvoorschotten gaat beoordelen met een scenario dat is gebaseerd op het diepgaand beoordelen van de verantwoordingsinformatie van de gemeenten, aangevuld met een beperkt aantal controles ter plaatse. Over de invulling van dit scenario vindt ambtelijk overleg plaats tussen het ministerie en de Algemene Rekenkamer. De Algemene Rekenkamer tekent daarbij aan dat deze aanpak hoge eisen stelt aan de kwaliteit van de beoordeling.
De Algemene Rekenkamer zal de rechtmatigheid van de afrekeningen beoordelen in het kader van het rechtmatigheidsonderzoek 2005. Zij beveelt de minister aan de beleidsverantwoordingen toereikend te beoordelen en het verantwoordingsarrangement voor de niet-rechtstreekse gemeenten sluitend te maken.
3.3.2 Stedelijke vernieuwing 2005–2009
Het Investeringsbudget stedelijke vernieuwing 2005–2009 (ISV-2) maakt deel uit van het grotestedenbeleid voor de periode 2005–2009. De budgetten worden toegekend in het voorjaar van 2005. Het Ministerie van VROM gaat daarmee verplichtingen aan voor een bedrag van ongeveer€ 1,5 miljard.
Het grotestedenbeleid is gebaseerd op resultaatsturing. Het bijbehorende financiële arrangement krijgt vorm in drie zogenoemde brede doeluitkeringen, waaronder ISV-2. Het Rijk beoogt op deze wijze voor de steden de bureaucratie te verminderen en de bestedingsvrijheid te vergroten. Met de steden wordt hiertoe een meerjarig ontwikkelingsprogramma afgesproken dat onder andere inzicht biedt in de outputdoelstellingen en de beoogde resultaten op de prestatievelden die het Rijk formuleert. Het ministerie is in 2004 begonnen deze programma's op gestructureerde wijze te beoordelen. De afspraken daarover met de dertig grootste gemeenten zijn op 11 maart 2005 in een convenant vastgelegd.
Na afloop van de convenantperiode leggen de steden verantwoording af aan het Rijk. De verantwoording geeft inzicht in de behaalde resultaten op de outputindicatoren en in de besteding van de ontvangen rijksbijdragen. De verantwoording is voorzien van een accountantsverklaring over de getrouwheid en over de rechtmatigheid van de besteding van de ontvangen rijksmiddelen. Naast een accountantsverklaring geeft de gemeentelijk accountant een accountantsmededeling af bij de verantwoording over de outputindicatoren.
De Algemene Rekenkamer stelt vast dat het gekozen verantwoordingsarrangement een duidelijke verbetering vormt ten opzichte van het arrangement voor de vorige convenantperiode, omdat dankzij de accountantsmededeling inzicht wordt verschaft in de betrouwbaarheid van de prestatieverantwoording.
Naast de grote steden (G30) kunnen ook de overige gemeenten via de provincie een beroep doen op middelen stedelijke vernieuwing. Deze overige gemeenten worden aangeduid als «niet-rechtstreekse gemeenten», omdat hun aanvragen via de provincies worden afgewikkeld. De provincies kennen de budgetten toe en beoordelen de verantwoordingsstukken die de gemeenten aan het einde van de planperiode moeten indienen bij gedeputeerde-staten.
VROM heeft geen eisen gesteld aan het financieel beheer dat de provincies voeren om de budgetten toe te kennen, noch aan de manier waarop de verantwoordingsstukken beoordeeld moeten worden. De provincies hoeven zich daarover niet tegenover VROM te verantwoorden. De Algemene Rekenkamer stelt daarom vast dat het ministerie voor de niet-rechtstreekse gemeenten niet heeft gewaarborgd dat het toekennings- en het verantwoordingsproces voldoet aan eisen van rechtmatigheid, ordelijkheid en controleerbaarheid. Er is hier dus geen sprake van een sluitende controle- en verantwoordingsstructuur. De minister loopt daardoor het risico in 2010 onvoldoende inzicht te krijgen in de rechtmatigheid van de uitgaven voor stedelijke vernieuwing van de niet-rechtstreekse gemeenten.
De ISV-2-regeling is gebaseerd op de Wet stedelijke vernieuwing (WSV). De regeling is verder uitgewerkt in drie AMvB's, waarvan er nog twee geactualiseerd moeten worden. De Algemene Rekenkamer acht het belangrijk dat de AMvB's zo snel mogelijk worden geactualiseerd. Dit geldt vooral voor het Besluit verantwoording stedelijke vernieuwing, omdat gemeenten tijdig een interne controlestructuur moeten kunnen opzetten die waarborgen biedt voor een toereikende verantwoording aan het einde van de planperiode. Vooralsnog moeten gemeenten zich daarvoor baseren op informatie over de voornemens van het ministerie.
De Algemene Rekenkamer constateert dat VROM de toekenning van de nieuwe budgetten gestructureerd heeft voorbereid. De Algemene Rekenkamer heeft daar waardering voor. Tegelijkertijd maakt zij zich echter zorgen over de opzet van het verantwoordingstraject voor de niet-rechtstreekse gemeenten. Zij beveelt de minister daarom aan om dit verantwoordingstraject sluitend te maken. Daarnaast beveelt zij aan de wet- en regelgeving voor ISV-2 zo snel mogelijk te actualiseren.
De onderzochte onderdelen van het financieel beheer, het materieelbeheer en de daartoe bijgehouden administraties van het Ministerie van VROM hebben in 2004 voldaan aan de gestelde eisen, met uitzondering van:
– de financiële functie van het departement;
– het controlebeleid voor de huursubsidie;
– het M&O-beleid voor de Energiepremieregeling 2003;
– de informatiebeveiliging en het IT-beheer voor zover deze onderdeel zijn van het financieel beheer en materieel beheer; en
– het financieel beheer van de Rijksgebouwendienst.
De Algemene Rekenkamer signaleert tegengestelde ontwikkelingen in het financieel beheer van het Ministerie van VROM. Er is er sprake van een duidelijke achteruitgang op twee belangrijke onderdelen: de huursubsidie en de financiële functie. De ernstige onvolkomenheid in de uitvoering van het controlebeleid voor de huursubsidie heeft ertoe geleid dat de Algemene Rekenkamer bezwaar heeft aangetekend tegen het op dit terrein gevoerde financieel beheer. Tegenover de achteruitgang bij de huursubsidie en de financiële functie staat dat voor een aantal onderwerpen die de Algemene Rekenkamer meerdere jaren heeft onderzocht, geldt dat de verbeteringen overheersen. Zo kon het bezwaaronderzoek naar het financieel beheer van het directoraat-generaal Milieu worden stopgezet, zijn vier onvolkomenheden opgeheven en is er bij de Rijksgebouwendienst, ondanks het oordeel onvolkomenheid, sprake van een langzame doch gestage verbetering.
Voor 2005 vraagt de Algemene Rekenkamer aandacht voor de aanpak van de onvolkomenheden in het financieel beheer en voor de toekenning en de afrekening van de meerjarenbudgetten voor stedelijke vernieuwing en bodemsanering.
4 REACTIE MINISTER EN NAWOORD ALGEMENE REKENKAMER
De minister van VROM heeft, mede namens de staatssecretaris van het Ministerie van Financiën, op 9 mei 2005 gereageerd op de brief van de Algemene Rekenkamer van 8 april 2005, waarin bezwaar gemaakt werd tegen het financieel beheer van de uitvoering van de huursubsidie.
Bij haar reactie heeft zij een verbeterplan gevoegd voor de uitvoering van de huursubsidie in het tijdvak tot en met 31 december 2005, een kwaliteitsplan voor de uitvoering van de huursubsidie in de tweede helft van 2005 en een plan van aanpak M&O-beleid huurtoeslag vanaf 1 januari 2006.
Het plan geeft allereerst een beschrijving van de context waarbinnen de knelpunten in de uitvoering van het controlebeleid zijn ontstaan. De minister gaat daartoe in op problemen die zich vanaf 2002 hebben voortgedaan bij de uitvoering van de huursubsidie en op gevolgen van de komende overdracht van de uitvoering van de huursubsidie aan de Belastingdienst. Het plan bevat verder een analyse van de oorzaken van de verschillende knelpunten en een schets van de wijze waarop deze zullen worden aangepakt, met bijbehorend tijdpad en verantwoordelijkheden. De belangrijkste maatregelen betreffen de borging van een toereikende afhandeling van de uitvalrapportages voor de gegevenskoppeling met de GBA. Daarnaast gaat de minister in op de controle van de huurgegevens, waarbij zij opmerkt het risico zeer laag in te schatten dat corporaties onbetrouwbare gegevens aanleveren. De minister bespreekt verder het fraudebeleid en kondigt daarbij een evaluatie van het M&O-beleid aan. Het verbeterplan bevat verder een beschrijving van het M&O-beleid zoals dat zal worden gevoerd na de overdracht van de uitvoering aan de Belastingdienst en de daarbij passende verdeling van verantwoordelijkheden tussen de ministers van VROM en Financiën.
De minister van VROM heeft daarnaast op 2 mei 2005 op het rechtmatigheidsonderzoek van de Algemene Rekenkamer gereageerd. Hieronder volgt een samenvatting van haar reactie. De volledige reactie is te vinden op de website van de Algemene Rekenkamer, www.rekenkamer.nl.
De minister van VROM geeft aan de belangrijkste aanbevelingen van de Algemene Rekenkamer over te nemen. De door de minister toegezegde maatregelen worden hierna toegelicht.
Voor wat betreft de knelpunten in de financiële functie geeft de minister aan reeds extra verbeteracties te hebben ondernomen, zoals de instelling van een controlgroep financiële administratie en financiële processen. Voor 2005 kondigt de minister aan het juiste verloop van de financiële processen en de verdere vastlegging van de nieuwe administratieve organisatie via de lijnorganisatie te monitoren. Daarnaast zal het audit committee erop toezien, dat de financiële processen juist verlopen. De minister zal erop toezien dat de financiële processen juist verlopen en dat de volledigheid van de registratie van verplichtingen wordt geborgd. Via kaderstelling en control op deze kaders zal verdere stroomlijning en vastlegging van de administratieve organisatie bevorderd worden.
Met genoegen neemt de minister kennis van de waardering van de Algemene Rekenkamer voor de aanpak van het ministerie om de in 2003 geconstateerde tekortkomingen bij de Tijdelijke regeling energiepremies 2003 te herstellen. De minister zal invulling geven aan de aanbeveling van de Algemene Rekenkamer om de energiepremieregeling gericht op CO2-reductie in de gebouwde omgeving zodanig op te zetten, dat het M&O-beleid toereikend is. Daartoe zal het ministerie in een vroegtijdig stadium een handhaafbaarheids- en uitvoerbaarheidtoets uitvoeren. De minister is van opvatting dat het gevoerde (herstel)beleid in 2004 adequaat is geweest en dat de genoemde tekortkomingen in eerdere jaren zijn veroorzaakt. De Algemene Rekenkamer wekt volgens de minister ten onrechte de suggestie dat het M&O-beleid ook in 2004 niet toereikend was.
In reactie op de bevindingen over de meerjarenbudgetten voor stedelijke vernieuwing en bodemsanering gaat de minister in op de wenselijkheid en mogelijkheden van controle door het Rijk op de prestaties van de niet-rechtstreekse gemeenten. Zij wijst daarbij op ambtelijk overleg tussen de Algemene Rekenkamer en het ministerie. Mocht dit overleg niet tot overeenstemming leiden, dan zal de minister de Tweede Kamer nader informeren over het verschil van inzicht over de wetsinterpretatie in relatie tot de sturingsfilosofie voor de stedelijke vernieuwing. Naar aanleiding van de opmerking van de Algemene Rekenkamer dat het belangrijk is het Besluit beleidskader stedelijke vernieuwing en het Besluit verantwoording stedelijke vernieuwing zo snel mogelijk te actualiseren, merkt de minister het volgende op. Het geactualiseerde Besluit beleidskader stedelijke vernieuwing ligt momenteel voor advies bij de Raad van State. Na ontvangst van dat advies, zal het Ministerie van VROM zorgdragen voor zo snel mogelijke publicatie in het Staatsblad. De minister merkt verder op dat in de op 11 maart 2005 gesloten prestatieconvenanten met de G30 is afgesproken dat het ministerie in het najaar van 2005 zal starten met de aanpassing van het Besluit verantwoording stedelijke vernieuwing. Reden hiervoor is volgens de minister dat dan rekening kan worden gehouden met de ervaringen die met de beoordeling van de gemeentelijke verantwoordingen over de afgelopen meerjarenperiode zijn opgedaan. In de gesloten prestatieconvenanten zijn alle belangrijke wijzigingen al vastgelegd.
Wat betreft het IT-beheer geeft de minister in haar reactie aan dat met de reorganisatie van de VROM-bedrijfsvoering in 2004 en met de uitbesteding van het IT-beheer aan een externe partij de eerder in 2003 geconstateerde onvolkomenheden in 2004 niet zijn opgelost. De minister maakt melding van de volgende thans lopende acties om, gegeven de nieuwe situatie, de onvolkomenheden op te lossen:
– actualisatie A&K-analyses en Beveiligingsplannen (plandatum 1 december 2005);
– herziening statuten voor informatiebeveiliging en WBP en een nieuwe toedeling van taken en verantwoordelijkheden;
– uitvoering van een analyse van herstel- en uitwijkmaatregelen bij calamiteiten;
– uitwerking van de relatie met de leverancier van de IT-diensten.
De minister geeft aan dat verbeterplannen sneller door de Rijksgebouwendienst zullen worden geïmplementeerd. De voortgang van de implementatie van verbeteracties zal nauwlettend vanuit de controlfunctie gemonitord worden in 2005.
Voorts zal er hoge prioriteit worden gegeven aan het afronden van de A&K-analyses voor het eind van 2005. Veel verbeterpunten op het gebied van het technisch beheer IRIS zullen medio 2005 zijn afgerond.
Vanaf het 2e kwartaal zal in de P&C-cyclus elk kwartaal de actualisering van de stand van de resultaatbepalende voorzieningen zijn opgenomen.
De minister acht het vanuit het oogpunt van kosten/baten afweging niet nodig om een periodieke doorlichting op integriteitsrisico's van alle bedrijfsprocessen van de Rijksgebouwendienst uit te voeren. Er zijn inmiddels verschillende stappen gezet en maatregelen getroffen. De aandacht voor integriteit is op diverse momenten in de processen opgenomen. In het 4e kwartaal 2005 zal, in een audit naar het inkoopproces, ook de weerbaarheid tegen integriteitschendingen in dat proces worden onderzocht.
De minister zal de overige bevindingen van de Algemene Rekenkamer evalueren.
De minister streeft ernaar het plan voor het verbeteren van het financieel beheer van het directoraat-generaal Milieu binnen het afgesproken tijdpad uit te voeren.
De minister zal de aanbeveling van de Algemene Rekenkamer over de beleidsinformatie opvolgen. Zij zal de aanbeveling, die gericht is op de verbetering van de koppeling tussen prestaties, doelen en uitgaven, in het jaarverslag meenemen in de begrotingsvoorbereiding 2006, op voorwaarde dat deze congruent is met de rijksbrede kaders voor de begroting 2006.
De minister van VROM geeft verder aan ook de volgende aanbevelingen van de Algemene Rekenkamer over te nemen:
– In samenspraak met de staatssecretaris van Financiën plannen opstellen voor de aanpak van de acute problemen bij de uitvoering van het controlebeleid van huursubsidie en voor de vormgeving van het M&O beleid na de overdracht van de uitvoering.
– Aandacht schenken aan de aanpak van de onvolkomenheden in het financieel beheer en aan de toekenning en de afrekening van de meerjarenbudgetten voor stedelijke vernieuwing en bodemsanering.
4.2 Nawoord Algemene Rekenkamer
De Algemene Rekenkamer is van oordeel dat de maatregelen die de minister in het Verbeterplan uitvoering huursubsidie 2004–2005 aankondigt in opzet toereikend zijn voor het opheffen van de knelpunten in de uitvoering van het financieel beheer voor de huursubsidie. De Algemene Rekenkamer heeft daarom besloten het bezwaar op te heffen. Zij zal in de komende periode nauwgezet de voortgang van de verbetermaatregelen volgen.
De Algemene Rekenkamer merkt verder op dat de minister van VROM op grond van de CW 2001 verantwoordelijk is voor het beheer van de begroting van haar ministerie. Daarin verandert door de overdracht van de uitvoering van de huursubsidie aan de Belastingdienst in essentie niets.
De Algemene Rekenkamer waardeert de toezegging van de minister in haar reactie op het Rapport bij het Jaarverslag 2004 van het Ministerie van VROM dat zij de in de samenvatting van het rapport opgenomen aanbevelingen zal opvolgen. Ook waardeert de Algemene Rekenkamer haar aankondiging dat zij diverse verbeteracties zal treffen naar aanleiding van de in de Audit Actielijst opgenomen onvolkomenheden en aandachtspunten. De Algemene Rekenkamer vraagt daarbij nog wel om aandacht voor de uitwerking van een aantal aandachtspunten waar de minister niet expliciet op in gaat.
Bij de Tijdelijke regeling energiepremies 2003 is de minister van mening dat het M&O-beleid in 2004 geen tekortkomingen vertoonde. De Algemene Rekenkamer wijst er echter op dat de onvolkomenheden weliswaar zijn ontstaan in 2003, maar dat deze ook sterk van invloed zijn geweest op het in 2004 gevoerde financieel beheer. Dit leidt de Algemene Rekenkamer tot de conclusie dat het M&O-beleid ook in 2004 onvolkomenheden vertoonde.
OVERZICHT FOUTEN EN ONZEKERHEDEN IN DE FINANCIËLE INFORMATIE IN HET JAARVERSLAG 2004 VAN HET MINISTERIE VAN VROM1
Art | Omschrijving | Totaal ver-antwoord bedrag (mln €) | Fout (mln €) | Onzeker-heid (mln €) | totaal F+O (mln €) | totaal F+O (%) | Tolerantiegrens over-schreden? | onzekerheid over volle- digheid (mln €) | Toelichting |
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
(a) | (b) | (c) | (b+c) | (b+c)/a*100 | (ja/nee) | ||||
1 | Strategische beleidsontwik- keling en monitoring | 85,9 | 0,2 | 0,5 | 0,7 | 0,01% | Nee | 0,5 | |
2 | Betaalbaarheid van het wonen | 1 812,9 | 22,0 | 0,1 | 22,1 | 1,22% | Ja | 0,1 | Tekortkomingen in de uitvoering van het controlebeleid huursubsidies |
3 | Duurzame woningen en gebouwen | 174,6 | 7,4 | 15,0 | 22,4 | 12,81% | Ja | 0 | EPR 2003: niet aangebrachte voorzieningen |
4 | Fysieke Stedelijke Vernieuwing | 602,1 | 0 | 0 | 0 | 0,00% | Nee | 0 | |
5 | Sociale kwaliteit van het wonen en de woonomgeving | 4,9 | 0 | 0 | 0 | 0,00% | Nee | ||
6 | Versterken ruimtelijke kwali- teit stedelijke gebieden | 199,4 | 0 | 0,1 | 0,1 | 0,05% | Nee | 0,1 | Geen definitieve eindafrekening aanwezig. |
7 | Verbeteren integrale milieu- kwaliteit op lokaal niveau | 143,4 | 0 | 0 | 0 | 0,00% | Nee | 0 | |
8 | Versterken ruimtelijke kwali- teit landelijke gebieden | 8,7 | 0 | 0 | 0 | 0,00% | Nee | 0 | |
9 | Versterken ruimtelijke kwali- teit in Europees verband | 5,2 | 0,2 | 0,2 | 3,64% | Nee | 0 | ||
10 | Verbeteren nationale milieu- kwaliteit | 11,4 | 0 | 0 | 0,00% | Nee | 0 | ||
11 | Tegengaan klimaatverande- ring en emissies | 196,6 | 0 | 0,1 | 0,1 | 0,00% | Nee | 0 | |
12 | Beheersen milieurisico's van stoffen, afval en straling | 102,8 | 4,0 | 0 | 4,0 | 3,91% | Nee | 0,1 | Onvolledigheid in de verplichtingenstand |
13 | Handhaving | 65,4 | 0,2 | 1,5 | 1,7 | 2,66% | Nee | 0 | Dossier ontbreekt |
14 | Huisvesting Koninklijk Huis, Hoge Colleges van Staat en Ministerie van Algemene Zaken | 63,2 | 0 | 0 | 0 | 0,00% | Nee | 0 | |
Niet-beleidsartikelen | |||||||||
15 | Algemeen | 281,1 | 2,9 | 0,5 | 3,4 | 1,19% | Nee | 0,5 | |
16 | Nominaal en onvoorzien | 0 | 0 | 0 | 0,00% | Nee | 0 | ||
3 757,7 | 36,9 | 17,8 | 54,7 | 1,3 |
Art | Omschrijving | Totaal ver-antwoord bedrag (mln €) | Fout (mln €) | Onzeker-heid (mln €) | totaal F+O (mln €) | totaal F+O (%) | Tolerantiegrens over-schreden? | onzekerheid over volle- digheid (mln €) | Toelichting |
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
(a) | (b) | (c) | (b+c) | (b+c)/a*100 | (ja/nee) | ||||
1 | Strategische beleidsontwik- keling en monitoring | 79,5 | 0 | 0,00% | Nee | ||||
2 | Betaalbaarheid van het wonen | 1 838,4 | 0 | 0,00% | Nee | ||||
3 | Duurzame woningen en gebouwen | 298,1 | 0 | 0,00% | Nee | ||||
4 | Fysieke Stedelijke Vernieuwing | 656,0 | 0 | 0,00% | Nee | ||||
5 | Sociale kwaliteit van het wonen en de woonomgeving | 28,8 | 0,8 | 0,8 | 2,86% | Nee | Uitvoering onzeker | ||
6 | Versterken ruimtelijke kwali- teit stedelijke gebieden | 37,0 | 0 | 0 | 0,00% | Nee | |||
7 | Verbeteren integrale milieu- kwaliteit op lokaal niveau | 267,1 | 0,4 | 0,4 | 0,15% | Nee | Niet uitgevoerde werkzaamheden | ||
8 | Versterken ruimelijke kwaliteit landelijke gebieden | 9,6 | 0 | 0,00% | Nee | ||||
9 | Versterken ruimelijke kwaliteit in Europees verband | 4,7 | 0 | 0,00% | Nee | ||||
10 | Verbeteren nationale milieu- kwaliteit | 11,5 | 0 | 0,00% | Nee | ||||
11 | Tegengaan klimaatverande- ring en emissies | 99,3 | 1,8 | 1,8 | 1,79% | Nee | Dossier ontbreekt | ||
12 | Beheersen milieurisico's van stoffen, afval en straling | 90,2 | 0 | 0,00% | Nee | ||||
13 | Handhaving | 65,6 | 0 | 0,00% | Nee | ||||
14 | Huisvesting Koninklijk Huis, Hoge Colleges van Staat en Ministerie van Algemene Zaken | 63,2 | 0 | 0,00% | Nee | ||||
Niet-beleidsartikelen | |||||||||
15 | Algemeen | 196,1 | 0,1 | 3,2 | 3,3 | 1,66% | Nee | Levering niet conform opdracht; onzekerheid geleverde prestaties; dossier/onder- bouwing ontbreekt | |
16 | Nominaal en onvoorzien | 0 | 0 | 0,00% | Nee | ||||
3 745,2 | 0,5 | 5,8 | 6,3 |
Art | Omschrijving | Totaal ver-antwoord bedrag (mln €) | Fout (mln €) | Onzeker-heid (mln €) | totaal F+O (mln €) | totaal F+O (%) | Tolerantiegrens over-schreden? | onzekerheid over volle- digheid (mln €) | Toelichting |
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
(a) | (b) | (c) | (b+c) | (b+c)/a*100 | (ja/nee) | ||||
1 | Strategische beleidsontwik- keling en monitoring | 0,2 | 0 | 0,00% | Nee | ||||
2 | Betaalbaarheid van het wonen | 115,0 | 0,4 | 0,4 | 0,38% | Nee | |||
3 | Duurzame woningen en gebouwen | 0,4 | 0 | 0,00% | Nee | ||||
4 | Fysieke Stedelijke Vernieuwing | 2,6 | 0 | 0,00% | Nee | ||||
5 | Sociale kwaliteit van het wonen en de woonomgeving | 1,8 | 0 | 0,00% | Nee | ||||
6 | Versterken ruimtelijke kwaliteit stedelijke gebieden | 12,0 | 0 | 0,00% | Nee | ||||
7 | Verbeteren integrale milieu- kwaliteit op lokaal niveau | 52,8 | 0 | 0,00% | Nee | ||||
8 | Versterken ruimtelijke kwali- teit landelijke gebieden | 0 | 0 | 0,00% | Nee | ||||
9 | Versterken ruimtelijke kwaliteit in Europees verband | 0 | 0 | 0,00% | Nee | ||||
10 | Verbeteren nationale milieu- kwaliteit | 0 | 0 | 0,00% | Nee | ||||
11 | Tegengaan klimaatverande- ring en emissies | 10,4 | 0 | 0,00% | Nee | ||||
12 | Beheersen milieurisico's van stoffen, afval en straling | 2,5 | 0 | 0,00% | Nee | ||||
13 | Handhaving | 0,7 | 0 | 0,00% | Nee | ||||
14 | Huisvesting Koninklijk Huis, Hoge Colleges van Staat en Ministerie van Algemene Zaken | 0 | 0,00% | Nee | |||||
Niet-beleidsartikelen | |||||||||
15 | Algemeen | 76,3 | 0 | 0,00% | Nee | ||||
16 | Nominaal en onvoorzien | 0 | 0 | 0,00% | Nee | ||||
Totaal | 274,9 | 0 | 0,4 | 0,4 |
Debet/Credit | Omschrijving Balanspost | Saldo balanspost (mln €) | Fout (mln €) | Onzekerheid (mln €) | totaal F+O (mln €) | totaal F+O (%) | Tolerantiegrens over- schreden? | onzekerheid over volledigheid (mln €) | Toelichting |
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
(a) | (b) | (c) | (b+c) | (b+c)/a*100 | (ja/nee) | ||||
D | Rekening Courant Rijkshoofdboekhouding | 0 | 0,0% | Nee | |||||
D | Liquide middelen | 0,02 | 0,001 | 0,001 | 4,76% | Ja | € 1 152 op het verkeerde jaar geboekt. | ||
D | Uitgaven buiten begrotingsverband | 0,6 | 0,0% | Nee | |||||
D | Extracomptabele vorderingen | 194,4 | 0,02% | Nee | |||||
D | Voorschotten | 4 485,8 | 0,9 | 0,1 | 1,0 | ||||
C | Rekening Courant Rijkshoofdboekhouding | 3 457,4 | 0,0% | Nee | |||||
C | Ontvangsten buiten begrotingsverband | 11,2 | 0,0% | Nee | |||||
C | Extracomptabele Schulden | 3,4 | 0,3 | 0,2 | 0,5 | 14,65% | Ja | Onjuiste en dubbele registratie. | |
C | garantieverplichtingen | 539,7 | 0,0% | Nee | |||||
C | Openstaande verplichtingen | 4 691,6 | 1,9 | 0,1 | 2,0 | 0,04% | Nee | Beheersmaatregelen onvoldoende om de volledigheid te waarborgen. | |
C | Rekening Courant LUVO | 2,3 | 0,0% | Nee | |||||
Gecorrigeerd totaal | 13 386,4 | 3,1 | 0,4 | 3,5 |
Omschrijving | Totaal verantwoord bedrag (mln €) | Fout (mln €) | Onzekerheid (mln €) | totaal F+O (mln €) | totaal F+O (%) | Tolerantiegrens overschreden? | Toelichting |
---|---|---|---|---|---|---|---|
(a) | (b) | (c) | (b+c) | (b+c)/a*100 | (ja/nee) | ||
Totaal | – | – | – | – | – | – | – |
Omschrijving | Totaal verantwoord bedrag (mln €) | Fout (mln €) | Onzekerheid (mln €) | totaal F+O (mln €) | totaal F+O (%) | Tolerantiegrens overschreden? | onzekerheid over volledigheid (mln €) | Toelichting |
---|---|---|---|---|---|---|---|---|
(a) | (b) | (c) | (b+c) | (b+c)/a*100 | (ja/nee) | |||
Agentschap 1 | ||||||||
Lasten | 1 300,7 | 0,4 | 1,1 | 1,5 | 0,12% | NVT | ||
Kapitaaluitgaven | 674,9 | 0 | 0,00% | Nee | ||||
Baten | 1 343,5 | O,5 | 0,5 | 0,03% | Nee | |||
kapitaalontvangsten | 384,9 | 0,00% | Nee | |||||
Totaal | ||||||||
0 |
1 Fouten < 50 000 vallen weg tengevolge van afronding op miljoen euro's.
Bovenstaande tabellen geven een overzicht van de fouten en onzekerheden die de Algemene Rekenkamer heeft geconstateerd. Het betreffen fouten en onzekerheden in de rechtmatigheid en in de deugdelijke weergave in het jaarverslag.
De tolerantie op artikelniveau bedraagt voor fouten en onzekerheden bij elkaar opgeteld:
– voor artikelen < € 50 miljoen: 10% van het artikelbedrag (voor de saldibalans: per individuele post);
– voor artikelen ≥ € 50 miljoen en < € 0,5 miljard: € 5 miljoen (voor de saldibalans: per individuele post), en
– voor artikelen ≥ € 0,5 miljard: 1% van het artikelbedrag (voor de saldibalans: per individuele post).
De goedkeuringstolerantie in de totalen bedraagt 1% voor alle fouten en 3% voor alle onzekerheden (exclusief onzekerheid over volledigheid).
Tegen fouten en onzekerheden kan de Algemene Rekenkamer bezwaar maken op grond van artikel 88 CW 2001.
OVERZICHT BEGROTE EN VERANTWOORDE BEDRAGEN MINISTERIE VAN VROM 2004
Uitgaven | Verplichtingen | |||||
---|---|---|---|---|---|---|
Begroting 2004 (€ x 1 mln.) (stand bij 2e supp) | Verantwoording 2004 (€ x 1 mln.) | verschil | Begroting 2004 (€ x 1 mln.) (stand bij 2e supp) | Verantwoording 2004 (€ x 1 mln.) | verschil | |
abs (€) | abs (€) | |||||
Beleidsartikelen | ||||||
1 Strategische beleidsontwikkeling en monitoring | 82,3 | 79,5 | – 2,8 | 82,7 | 85,9 | 3,2 |
2 Betaalbaarheid van het wonen | 1 836,9 | 1 838,4 | 1,6 | 1 850,9 | 1 812,9 | – 38,0 |
3 Duurzame woningen en gebouwen | 298,3 | 298,1 | – 0,2 | 150,8 | 174,6 | 23,8 |
4 Fysieke Stedelijke Vernieuwing | 655,9 | 656,0 | 0,1 | 658,9 | 602,1 | – 56,8 |
5 Sociale kwaliteit van het wonen en de woonomgeving | 31,7 | 28,8 | – 2,9 | 1,6 | 4,9 | 3,3 |
6 Versterken ruimtelijke kwaliteit stedelijke gebieden | 45,8 | 37,1 | – 8,8 | 174,0 | 199,4 | 25,4 |
7 Verbeteren integrale milieukwaliteit op lokaal niveau | 271,7 | 267,1 | – 4,6 | 258,8 | 143,4 | – 115,4 |
8 Versterken ruimtelijke kwal. landelijke gebieden | 12,6 | 9,6 | – 3,0 | 11,5 | 8,7 | – 2,8 |
9 Versterken ruimtelijke kwaliteit in Europees verband | 4,2 | 4,7 | 0,5 | 6,7 | 5,2 | – 1,4 |
10 Verbeteren nationale milieukwaliteit | 10,9 | 11,5 | 0,6 | 17,8 | 11,4 | – 6,4 |
11 Tegengaan klimaatverandering en emissies | 119,1 | 99,3 | – 19,8 | 196,3 | 196,6 | 0,3 |
12 Beheersen milieurisico's van stoffen, afval en straling | 90,4 | 90,2 | – 0,2 | 80,3 | 102,8 | 22,5 |
13 Handhaving | 74,3 | 65,6 | – 87 | 76,7 | 65,4 | – 11,2 |
14 Huisvesting Koninklijk Huis, Hoge Colleges van Staat en Ministerie van Algemene Zaken | 59,7 | 63,2 | 3,6 | 59,7 | 63,2 | 3,6 |
Niet-beleidsartikelen | ||||||
15 Algemeen | 196,1 | 196,1 | 273,2 | 281,1 | 7,9 | |
16 Nominaal en onvoorzien | 9,4 | 0 | – 9,4 | 7,7 | 0 | – 7,7 |
Totaal | 3 799,3 | 3 745,2 | – 54,1 | 3 907,6 | 3 757,7 | – 149,9 |
ONVOLKOMENHEDEN IN HET FINANCIEEL BEHEER, HET MATERIEELBEHEER EN DE DAARTOE BIJGEHOUDEN ADMINISTRATIES BIJ HET MINISTERIE VAN VROM
Omschrijving | Jaar van constatering | Artikel | Toelichting in paragraaf | ||
---|---|---|---|---|---|
nummer | omschrijving | Omvang (x € 1000) | |||
Een onvolkomenheid in de financiële functie van het mini- sterie door achterstanden in administratie en verificatie. | 2004 | Betreft gehele begroting | Niet kwanti-ficeerbaar | 3.1.1 | |
Een ernstige onvolkomenheid in het controlebeleid bij de huur- subsidie. | 2002 | 2 | Betaalbaarheid van het wonen | 20 800 | 3.1.2 |
Een onvolkomenheid in het M&O-beleid bij de Energiepremieregeling | 2003 | 3 | Duurzame woningen en gebouwen | 22 200 | 3.1.3 |
Een onvolkomenheid in de ICT-aspecten van de bedrijfsvoering, met name in de informatiebeveiliging en het niet voldoen aan de vereisten uit de Wet beveiliging persoonsgegevens. 2001 | Diverse | Niet kwantificeerbaar | 3.1.4 | ||
Een onvolkomenheid in het financieel beheer van de Rijks- gebouwendienst, met name in het nog niet opstellen van A&K-analyses en de actualiteit van de tussentijdse financiële gegevens. | 1999 | Agentschapsbegroting | Niet kwanti-ficeerbaar | 3.1.6 |
Bovenstaande tabel geeft alle (ernstige) onvolkomenheden weer die de Algemene Rekenkamer heeft geconstateerd én die haar (kwalitatieve) tolerantiegrenzen overschrijden. Deze onvolkomenheden merkt de Algemene Rekenkamer aan als «potentiële bezwaargevallen». De Algemene Rekenkamer kan eventueel bezwaar maken tegen deze onvolkomenheden op grond van Comptabiliteitswet 2001, artikel 88 en 89.
AAL | Audit Actielijst |
A&K-analyse | Afhankelijkheids- en kwetsbaarheidsanalyse |
AMvB | Algemene Maatregel van Bestuur |
BIRK | Budget Investeringen Ruimtelijke Kwaliteit |
CDM | Clean Development Mechanism |
CW | Comptabiliteitswet |
DFEZ | Directie Financiële en Economische Zaken |
DGM | Directoraat-generaal Milieu |
EPR | Energie Premieregeling |
FES | Fonds Economische Structuurversterking |
Fte | Full time equivalent |
GBA | Gemeentelijke Basisadministratie |
GSB | Grote Steden Beleid |
IC | Interne Controle |
ICT | Informatie- en Communicatietechnologie |
IPSV | Innovatieprogramma Stedelijke Vernieuwing |
ISV | Investeringsbudget Stedelijke Vernieuwing |
IT | Informatietechnologie |
Kwarap | Kwartaalrapportage |
LMV | directie Lokale Milieukwaliteit en Verkeer |
M&O | Misbruik en oneigenlijk gebruik |
OHW | Onderhanden werk |
RFB | Regeling Financiële Bepalingen bodemsanering 2002 |
Rjv | Rapport bij het jaarverslag |
VAK | VROM Administratiekantoor |
VBTB | Van Beleidsbegroting Tot Beleidsverantwoording |
VIR | Voorschrift Informatiebeveiliging Rijksdienst |
VROM | Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer |
Wbp | Wet bescherming persoonsgegevens |
WSV | Wet Stedelijke Vernieuwing |
Hieronder vindt u in alfabetische volgorde een aantal veel voorkomende belangrijke woorden en begrippen uit het rechtmatigheidsonderzoek van de Algemene Rekenkamer. Van iedere term wordt de betekenis omschreven. Waar relevant wordt ook het gebruik van de term in het onderzoek uitgelegd.
Schriftelijk verslag van een accountant over de bevindingen naar aanleiding van het onderzoek naar het jaarverslag van een departement dan wel het jaarverslag van het Rijk.
Schriftelijke mededeling van een accountant waarin een oordeel wordt gegeven over de deugdelijkheid van het departementale jaarverslag. De accountantsverklaring geeft aan of de gegevens in het jaarverslag betrouwbaar zijn en of het jaarverslag is opgesteld overeenkomstig de voorschriften, en bevat daarnaast ook een expliciete uitspraak over de rechtmatigheid.
Systemen waarin de uitkomsten van de uitvoeringssystemen aan de hand van boekingsdocumenten worden vastgelegd en worden verwerkt tot deugdelijke informatie over het beheer.
Zie baten-lastendienst.
Artikelgewijze oordeelsvorming
Wijze waarop het oordeel van de Algemene Rekenkamer over begrotingsartikelen tot stand komt. Om het budgetrecht van de Staten-Generaal voor de afzonderlijke begrotingsartikelen tot zijn recht te laten komen, hanteert de Algemene Rekenkamer kwantitatieve tolerantiegrenzen op het niveau van begrotingsartikelen.
Baseline financieel beheer en materieelbeheer
De algemene normen en de daaruit afgeleide criteria voor het financieel beheer en het materieelbeheer van departementen. De baseline is door het Ministerie van Financiën op 13 juni 2001 aan alle directeuren van de departementale accountantsdiensten en van de directies Financieel-Economische Zaken toegezonden met het verzoek deze vanaf 1 juli 2001 als handleiding toe te passen en in deze toepassing ook het management te betrekken.
Onderdeel van de rijksdienst met een grotere zelfstandigheid dan andere departementale (buiten)diensten. De ministeriële verantwoordelijkheid en het budgetrecht van de Tweede Kamer worden niet ingeperkt door de instelling van baten-lastendiensten. Een baten-lastendienst heeft een afzonderlijke plaats in de begroting en de financiële verantwoording en voert een administratie los van de begrotingsadministratie van het moederministerie. Tweede Kamer, vergaderjaar 2003–2004, 29 540, nr. 31 61
De bedrijfsprocessen die tot doel hebben de door de minister geformuleerde beleidsdoelstellingen te bereiken, alsmede de sturing en beheersing van deze processen.
Norm voor vorm en presentatie van het jaarverslag van departementen. Informatie moet helder en eenvoudig gepresenteerd worden. Dit wordt bevorderd als er een duidelijke structuur is, als de informatie eenduidig is, als de informatie niet teveel vaktermen bevat, als het zelfstandig leesbaar is en zonodig duidelijke verwijzingen bevat. Ook is het belangrijk dat er een helder onderscheid is tussen middelen, activiteiten, prestaties en effecten.
Verhogingen van collectieve uitgaven en/of verlagingen van ontvangsten ten opzichte van de begroting en/of meerjarencijfers, waaraan een beleidsbeslissing ten grondslag ligt.
Speerpunten in het beleid van de minister. Deze kunnen gebaseerd zijn op het regeerakkoord en/of afspraken met de Tweede Kamer. Over de beleidsprioriteiten wordt apart verslag gedaan in het beleidsverslag.
Uitgaven waarmee de top van het ministerie zich persoonlijk bemoeit of die rechtstreeks aan de top ten goede komen.
Norm voor zowel de informatie in het jaarverslag van een ministerie zelf, als voor het proces van informatieverzameling en informatieverwerking. De informatie moet een getrouwe weergave vormen van hetgeen zij beoogt weer te geven. Dat wil zeggen: de informatie mag geen materiële onjuistheden of onvolledigheden bevatten en dient evenwichtig te zijn. Om betrouwbare informatie te kunnen krijgen, moet er goed gemeten worden en moet herhaalde meting tot hetzelfde resultaat leiden. Ook validiteit speelt een rol: er moet gemeten worden wat men beoogt te meten. Verder kan de betrouwbaarheid en continuïteit van geautomatiseerde systemen een rol spelen.
Onderzoek ten behoeve van de besluitvorming door de Algemene Rekenkamer over het al dan niet maken van bezwaar. De Algemene Rekenkamer kan bezwaar maken op grond van artikelen 88 en 89 van de Comptabiliteitswet 2001. De Algemene Rekenkamer hanteert een selectief bezwaarbeleid.
Recht van het parlement om van tevoren toestemming te verlenen aan de regering voor het aangaan van verplichtingen, het doen van uitgaven en het innen van ontvangsten (belastingen).
Conformiteit aan wettelijke regels (voor de inhoud)
De vereiste dat de beleidsinformatie van een ministerie voldoet aan bepaalde regels en richtlijnen. Een van de belangrijkste richtlijnen is de Regeling Prestatiegegevens en Evaluatieonderzoek Rijksoverheid (RPE). Hierin is vastgelegd dat (a) de kwaliteit van de systemen van reguliere Tweede Kamer, vergaderjaar 2003–2004, 29 540, nr. 31 62 prestatiegegevens en (b) de aanwezigheid van (en de onafhankelijkheid van) evaluatieonderzoek vast te stellen moeten zijn aan de hand van beschrijvingen van het systeem, de administratieve organisatie en/of de onderzoeksdossiers.
Conformiteit aan wettelijke regels (voor vormvereisten)
De presentatie van de informatie in het jaarverslag van een ministerie moet voldoen aan de verslaggevingseisen zoals die zijn opgenomen in de Rijksbegrotingsvoorschriften.
Departementale accountantsdienst/auditdienst (DAD)
Onderdeel van het ministerie dat belast is met de controle van het financieel beheer van het departement en de verantwoording daarover. De DAD voert een wettelijke taak uit. De Algemene Rekenkamer beschouwt de DAD principieel als een interne accountant, zij het een relatief onafhankelijke. Een waarborg voor deze relatieve onafhankelijkheid vormt het feit dat de taak en de plaats van de DAD wettelijk geregeld zijn. De plaats, direct onder de secretaris-generaal, waarborgt de onafhankelijkheid ten opzichte van de te controleren afdelingen en diensten.
De financiële verantwoording dient het gevoerde beheer deugdelijk weer te geven. Dit houdt in dat de informatie betrouwbaar, aanvaardbaar en toereikend moet zijn, zodat de Staten-Generaal als gebruiker van de informatie een oordeel over de uitkomsten kan vormen.
Europese aanbestedingsrichtlijnen
Richtlijnen voor het openstellen van overheidsopdrachten voor leveranciers uit alle Europese lidstaten gebaseerd op de beginselen: non-discriminatie, transparant proces en objectieve selectie- en gunningscriteria.
Het geheel van beslissingen, handelingen en regels die zijn bedoeld voor de sturing en beheersing van, alsmede de verantwoording over, de financiële transacties en de saldi waarvoor de minister (mede)verantwoordelijkheid draagt. Deze begripsomschrijving is gebaseerd op de Comptabiliteitswet (CW 2001).
Financieel Jaarverslag en Saldibalans van het Rijk
Deze vormen samen de jaarlijkse financiële verantwoording van het Rijk. Het jaarverslag bevat de rekening van uitgaven en ontvangsten van het Rijk. De saldibalans van het Rijk sluit op deze rekening aan. Beide worden opgesteld door de minister van Financiën.
Fouten zijn afwijkingen van de criteria rechtmatigheid en deugdelijke weergave. Rechtmatigheidsfouten en deugdelijke weergave fouten worden beide onderscheiden in onjuistheden en onvolledigheden.
Het departementale jaarverslag bestaat uit het beleidsverslag en de jaarrekening. Hiermee legt de minister verantwoording af over het gevoerde beleid en de bedrijfsvoering van het ministerie. Tweede Kamer, vergaderjaar 2003–2004, 29 540, nr. 31 63
Het geheel van maatregelen genomen door ministers om misbruik en oneigenlijk gebruik van (subsidie)regelingen zoveel mogelijk te beperken.
De zorg voor niet-geldelijke zaken vanaf het moment van ontvangst tot aan het moment van afstoting. Deze definitie is gebaseerd op het besluit Materieelbeheer 1996.
Overschrijding van de kwalitatieve tolerantiegrens van de Algemene Rekenkamer.
Oordeel dat de Algemene Rekenkamer in bepaalde gevallen geeft over het financieel beheer van een ministerie. Het oordeel onzeker wordt gegeven wanneer de Algemene Rekenkamer door onvolkomenheden in het financieel beheer niet kan vaststellen of de betreffende bedragen al dan niet rechtmatig of al dan niet deugdelijk weergegeven zijn.
Subsidies en specifieke uitkeringen.
Onvolkomenheden in het financieel beheer of in de financiële verantwoording van een ministerie die de kwalitatieve of kwantitatieve tolerantiegrenzen van de Algemene Rekenkamer overschrijden.
Onder prestatiegegevens kunnen zowel effect(indicator)en als informatie over de prestaties van de overheid worden verstaan.
Norm waaraan de financiële verantwoordingen van de ministeries en van het Rijk moeten voldoen, inhoudende dat: (a) de verantwoordingen zijn opgesteld overeenkomstig de wijze waarop dat in wettelijke regelingen is voorgeschreven, en (b) de in de verantwoordingen opgenomen bedragen bij de verplichtingen, uitgaven en ontvangsten tot stand zijn gekomen in overeenstemming met de begrotingswetten en andere wettelijke regelingen.
Rechtspersoon met een wettelijke taak (RWT)
Instelling die een bij of krachtens de wet geregelde taak uitoefent en daartoe geheel of gedeeltelijk wordt bekostigd uit de opbrengst van bij of krachtens de wet ingestelde heffingen.
De beoordeling van de controle die is uitgevoerd door de departementale accountantsdienst/auditdienst. Deze review dient om vast stellen of de DAD-controle zodanig is uitgevoerd dat de Algemene Rekenkamer gebruik kan maken van de resultaten ervan.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 29 764, nr. 3 pag. 4. Memorie van toelichting op de Algemene wet inkomensafhankeljke regelingen.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-30100-XI-2.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.