30 100 IXB
Jaarverslag en slotwet Ministerie van Financiën 2004

nr. 5
LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 2 juni 2005

De vaste commissie voor Financiën1, heeft over het Jaarverslag Ministerie van Financiën 2004 (30 100 IXB, nr. 1) de navolgende vragen ter beantwoording aan de regering voorgelegd.

Deze vragen, alsmede de daarop bij brief van 1 juni 2005 gegeven antwoorden, zijn hieronder afgedrukt.

De voorzitter van de commissie,

Tichelaar

De adjunct-griffier van de commissie,

Vente

1

Hoeveel werknemers hebben in het kader van de «Nationale Actie voor Azië» gebruik gemaakt van de regeling om af te zien van verlofuren waarvan de extra belasting- en premieopbrengst als gevolg van het langer werken overgemaakt zal worden naar de Nationale Actie voor Azië?

Ter beperking van de administratieve lasten is aan de betrokken werkgevers geen opgave verlangd van het aantal werknemers dat heeft afgezien van verlofuren. Voor de overmaking van de extra belasting- en premieopbrengst naar giro 555 moet bekend zijn welk bedrag aan loonheffingen (inclusief het werkgeversdeel van de premies werknemersverzekeringen) verschuldigd is in verband met het afzien van verlofuren ten bate van de «Nationale Actie voor Azië». Het aantal betrokken werkgevers blijkt uiteraard wel uit de ontvangen meldingen. In totaal 1070 werkgevers hebben een bedrag gemeld van € 2 489 123.

2

Wat is de hoogte van het bedrag aan belastingopbrengsten dat door Financiën is gestort op giro 555?

Ondernemers hebben gemeld dat de verschuldigde omzetbelasting in verband met speciale acties € 372 716 bedraagt. De extra belasting- en premieopbrengst in het kader van de actie bedraagt in totaal dus € 2 861 839 (dit is € 2 489 123 (zie vraag 1) + € 372 716). Deze bedragen zullen in juni 2005 worden gedoneerd aan de Samenwerkende Hulporganisaties.

3

Wordt het vertrouwen in het kabinet, zoals gepubliceerd in het rapport van het onderzoek 21 minuten, door de regering beschouwd als 0-meting bij de missie om de burger vertrouwen te geven in een rechtvaardige en dienstverlenende overheid?

Van de zijde van het kabinet is door de minister-president in het Algemeen Verantwoordingsdebat op 19 mei jongstleden in breder verband uitvoerig ingegaan op het rapport het rapport 21minuten.nl van McKinsey. Kortheidshalve wordt naar dat antwoord verwezen.

4

Hoe verhoudt de overschrijding van het kader voor de Zorg zich tot de Begrotingsregels (Miljoenennota 2004, pag. 241 e.v.)?

Zijn deze regels ten aanzien van de Zorg niet toegepast of zijn ze niet afdoende gebleken?

In het jaarverslag van het Ministerie van Financiën 2004 laat het totale uitgavenkader een onderschrijding zien van 2,8 mld euro. Dit is de som van onderschrijdingen bij RBG-eng en SZA en een overschrijding bij Zorg. De overschrijding bij Zorg deed zich grotendeels al voor bij Miljoenennota 2005. Er is toentertijd voor het lopende jaar 2004 voor gekozen af te zien van additionele maatregelen ter compensatie van de toegenomen overschrijding van het Budgettair Kader Zorg gezien de beperkte mogelijkheden die een sector heeft om zo laat in het jaar nog te compenseren. Voor het begrotingsjaar 2005 zijn toen wel passende maatregelen voor een sluitend kader genomen conform de begrotingsregels.

5

Hoe beoordeelt u het recente advies van de Raad voor Economische Adviseurs met betrekking tot de administratieve lastendruk?

De REA doet in haar advies van 19 mei jl. over bureaucratisering en overregulering een aantal interessante suggesties. In voetnoot 1 op pag. 2 van het advies spreekt de REA op basis van ervaringen met gelijksoortige operaties in het verleden uit dat de kans op realisatie gering is van de bestaande taakstelling om de AL voor bedrijven met een kwart te verminderen. Het huidige programma zou namelijk gebaseerd zijn op een kaasschaafmethode, zonder voldoende institutionele borging. In plaats daarvan bepleit de REA het toepassen van een systematische kosten-batenanalyse, het opnemen van een «sunset» clausule, het meer dan evenredig afschaffen van bestaande wet- en regelgeving bij ieder voorstel voor nieuwe wet- en regelgeving, en tenslotte het verantwoordelijk maken van de minister-president voor het Nederlandse dereguleringsbeleid (het afstoten van taken en het afschaffen van informatieverplichtingen). Tenslotte suggereert de REA dat de reductie van de regeldruk moet worden gericht op de samenleving als geheel en niet alleen op het bedrijfsleven.

Het kabinet heeft in 2003 – juist op basis van de ervaringen in het verleden – gekozen voor een radicaal andere aanpak dan gelijksoortige operaties in het verleden. Daarbij is geen sprake van het toepassen van de kaasschaafmethode, maar zijn op basis van het zgn. standaard kostenmodel in een «nulmeting» de administratieve lasten van alle regels en informatieverplichtingen in kaart gebracht. Op grond daarvan is specifiek op elk terrein gekeken of kosten voor het bedrijfsleven en de baten voor de maatschappij tegen elkaar opwegen en waar reële mogelijkheden bestaan om de administratieve lasten voor het bedrijfsleven te reduceren. In overleg met het bedrijfsleven is door het kabinet een pakket met specifieke maatregelen ontwikkeld, waarmee de geplande reductie van ruim 4 miljard op jaarbasis word gehaald. De bijbehorende per departement vastgestelde plafonds zijn gedifferentieerd. Deze zijn recentelijk aan de TK gemeld (kamerstukken II, 2004–2005, 29 515, nr. 59). In bepaalde gevallen leidt dit tot het afstoten van taken (afschaffen van regels), in andere gevallen leidt het tot het afschaffen en verminderen van de informatieverplichtingen. Met de implementatie van deze maatregelen ligt het kabinet op schema, zoals ook gemeld in het Financieel Jaarverslag van het Rijk (kamerstukken II 2004–2005, 30 100 IX B nr. 1).

Om de taakstelling van een kwart netto minder lasten te kunnen handhaven is gezorgd voor een institutionele borging, en wel in het kader van de begrotingscyclus. Vandaar ook dat de Minister van Financiën de voortgang op het terrein van de administratieve lasten voor het bedrijfsleven coördineert. In dat kader is een compensatieregel afgesproken, die de voorkeur verdient boven de door de REA voorgestelde regel. Van nieuwe wet- en regelgeving worden namelijk (naast de andere kosten en baten) de administratieve lasten specifiek in kaart gebracht. Nieuwe administratieve lasten worden gecompenseerd door aanvullende reducties, zodat het bedrijfsleven per saldo een kwart minder lasten ervaart aan het eind van de kabinetsperiode. Hierbij staat niet het aantal regels centraal, maar de kosten die ze meebrengen voor het bedrijfsleven.

Verder is het voor het duurzaam bewaken van de netto plafonds evenzeer van belang aandacht te besteden aan de mechanismen waardoor administratieve lasten steeds weer toenemen. Daarvoor doet de REA een aantal suggesties, die vooral betrekking hebben op de rol van het betrokken ambtenarenapparaat. In de bovengenoemde kamerstukken (nr. 59) besteedt het kabinet expliciet aandacht aan dit soort mechanismen. Voorgesteld wordt onder meer om ook de politieke mechanismen voor het beheersen van maatschappelijke risico's mee te nemen.

In steeds meer gevallen wordt in wetgeving, bijvoorbeeld ook in Europa, een evaluatiemoment opgenomen. Dit wil zeggen dat een aantal jaren na het in werking treden van de nieuwe regels, de effectiviteit en efficiëntie van de regels onder de loep wordt genomen. Het kabinet juicht dit toe. Wanneer regelgeving ertoe dient tijdelijk problemen op te lossen of incidenten aan te pakken, ligt het ook voor de hand bij nieuwe wet- en regelgeving de geldigheidsduur a-priori te beperken (sunset clausule).

De suggestie van de REA om de reductie van de regeldruk niet te beperken tot het bedrijfsleven, is opgepakt door de Minister voor Bestuurlijke Vernieuwing. Daarbij gaat het om een soortgelijk programma als dat voor het bedrijfsleven op het terrein van de administratieve lasten voor de burger én het uitvoeren van departementale taakevaluaties in het kader van PAO.

6

Wordt met de behaalde reductie van administratieve lasten bedoeld dat die lasten daadwerkelijk al op jaarbasis zijn vervallen, of dat er inmiddels plannen en maatregelen zijn vastgesteld op grond waarvan de genoemde kostenbesparing wordt verwacht?

Het is inderdaad zo dat per 31 december 2004 cumulatief een reductie van administratieve lasten van € 930 miljoen op jaarbasis is gerealiseerd. Dit betekent dat in de jaren 2003 en 2004 concrete maatregelen zijn genomen, die de kosten voor het bedrijfsleven om te kunnen voldoen aan informatieverplichtingen met dit bedrag hebben doen dalen ten opzichte van de nulmeting van 31 december 2002.

7

Zijn er risicoanalyses gemaakt voor de overdracht van de uitvoering van de Huursubsidiewet?

Om de uitvoering van de Huursubsidiewet per 1 januari 2006 voor te bereiden heeft de Belastingdienst al in november 2003 een project geformeerd. Het analyseren van mogelijke risico's en het nemen van eventuele maatregelen om gesignaleerde risico's af te dekken is een standaardonderdeel van de projectmatige aanpak binnen de Belastingdienst.

Bovendien voeren de auditdiensten van Financiën en VROM periodiek (gezamenlijke) audits uit op de voortgang van het project. Ook in deze audits wordt nadrukkelijke aandacht besteed aan mogelijke risico's voor een tijdige implementatie. Tenslotte wordt ook de Tweede Kamer maandelijks geïnformeerd over de voortgang van het project.

8

Kent u het proefschrift van mevrouw Hemels «Door de Muze omhelsd», waarin ze stelt dat het Rijk geen zicht heeft op de € 800 mln kunstsubsidies via belastingmaatregelen? Vindt u dat het Rijk voldoende zicht heeft op het effect van die subsidies? Zo ja, wat is dan het effect. Zo nee, bent u bereid hiernaar onderzoek te verrichten?

Ja, ik ben op de hoogte van het proefschrift «Door de Muze omhelsd» van mevrouw Hemels.

Mevrouw Hemels geeft in haar proefschrift een ruime beschrijving van het aantal kunst- en cultuursubsidies via de belastingmaatregelen. Het Ministerie van Financiën publiceert jaarlijks de lijst van belastinguitgaven in bijlage 5 van de Miljoenennota. Hieronder vallen ondermeer de giftenaftrek, de verlaagde BTW-tarieven en de vrijstelling in box 3 voor beleggingen.

In het rapport «Tussen beleid en uitvoering» (Kamerstukken II, 2002–2003, 26 831, nrs. 1–2, blz. 92) constateerde de Algemene Rekenkamer dat tot dan toe evaluaties van belastinguitgaven maar in beperkte mate werden uitgevoerd en dat de uitgevoerde evaluaties vaak geen oordeel gaven over de effectiviteit van de regeling. Daarom zijn met ingang van het begrotingsjaar 2002 de belastinguitgaven onderdeel van de VBTB-systematiek. Daardoor zullen alle belastinguitgaven periodiek worden geëvalueerd op doelmatigheid en effectiviteit, gegeven de doelstelling die met de belastinguitgave wordt beoogd. Dit geldt ook voor belastinguitgaven met betrekking tot de kunst. In de eerdergenoemde bijlage 5 van de Miljoenennota vindt u de evaluatieprogrammering voor de komende jaren. Daarbij wordt de bredere context van de fiscale faciliteiten in het oog gehouden.

9

Het fiscale instrument dient ook het doel van een rechtvaardige inkomensverdeling. Welk bedrag aan heffingskortingen kon in 2004 niet worden toegepast vanwege de verzilveringsproblematiek? Welke inkomenscategorieën trof dit?

Recent heeft de staatssecretaris van Financiën, in het antwoord op vragen van de leden Crone en S. Noorman-Den Uyl, een update gegeven van de niet verrekenbaarheid van heffingskortingen bij lage inkomens voor 20051. Voor 2005 gaat het om in totaal € 254 mln bij de genoemde kortingen. Een raming voor 2004 is niet beschikbaar.

10

Met welk bedrag daalde de opbrengst van belasting/premieheffing in 2004 door de aftrek van hypotheekrente? Hoe verhoudt zich dat tot het bedrag in 2003?

In tabel 1 treft u een totaal overzicht van het budgettaire effect van de belangrijkste belastingen/heffingen2 op de eigen woning voor 2003 en 2004.

Tabel 1: Budgettair belang belastingen op de eigen woning in € mld. (-/- = lastenverlichting)

Belastingmaatregel20032004
Hypotheekrenteaftrek– 8,9– 9,4
Vrijstelling kapitaalverzekering eigen woning– 0,4– 0,4
Eigenwoningforfait1,92,0
Overdrachtsbelasting eigen woningen2,42,5
OZB op eigen woningen1,21,3
BTW op nieuwbouw eigen woningen1,71,7
BTW op onderhoud en reparatie eigen woningen0,30,3
Rioolrechten eigen woningen0,60,6
Waterschapsheffing (omslag gebouwd eigen woningen)0,20,2
Totaal– 1,1– 1,1
idem in % BBP– 0,22%– 0,22%

11

Het voornemen de fiscale faciliëring van Vut en prepensioen te beëindigen is gerealiseerd. In welke CAO's en voor hoeveel werknemers heeft dat geleid tot afspraken om het effect van de fiscale maatregelen terug te draaien of te mitigeren?

Het afschaffen van de fiscale faciliëring van Vut en prepensioen strekt tot doel werknemers en werkgevers te prikkelen tot het maken van afspraken tot langer doorwerken. Het ook na 1 januari 2006 handhaven van de bestaande afspraken over vervroegd uittreden zou flink duurder worden voor werkgevers en werknemers. In veel sectoren zijn arbeidsvoorwaardenonderhandelingen gestart. Er bestaat geen volledig overzicht van alle afgesloten CAO's. Het Ministerie van Sociale Zaken volgt de CAO-ontwikkelingen in een groep van 128 CAO's, die in totaal bijna 5,5 miljoen werknemers betreffen. Per medio mei zijn 35 akkoorden afgesloten waaronder ruim anderhalf miljoen werknemers vallen. In 9 akkoorden zijn pensioenafspraken gemaakt, die verder strekken dan 1 januari 2006. De akkoorden omvatten ruim 450 000 werknemers. De afspraken komen meestal neer op het hanteren van een hoger opbouwpercentage ouderdomspensioen en een lagere franchise. De theoretische uittredeleeftijd bij volledige opbouw stijgt in veel gevallen licht.

12

Zorgverzekeraars doen volgens het Verslag slechts in geringe mate aangifte van fraude door zorgverleners vanwege andere belangen. In welke orde van grootte ligt het aantal fraudezaken en het percentage aangiften?

In het Fraudeprotocol Verzekeringsbedrijf is opgenomen dat fraude moet worden gemeld bij het Fraudeloket Verzekeringsbedrijf. Fraudegevallen worden via dit loket doorgeleid naar het Openbaar Ministerie. Het doen van aangifte is een afzonderlijk traject. Afhankelijk van soort en zwaarte van de zaak kan aangifte bij de lokale politie, de Bovenregionale Recherche Noord-Oost Nederland of bij de FIOD-ECD worden gedaan.

Niet alle onderzoeken die door de FIOD-ECD worden uitgevoerd vinden hun oorsprong in een aangifte van een zorgverzekeraar. De FIOD-ECD ontvangt meldingen over zorgfraude uit verschillende bronnen. Naast de meldingen via het Fraudemeldpunt en/of rechtstreeks van zorgverzekeraars kunnen ook zaken aangeleverd worden door het College Tarieven Gezondheidszorg, door de Belastingdienst of door de Inspectie voor de Gezondheidszorg. Daarnaast kunnen onderzoeken van de FIOD-ECD in het kader van toezicht op de naleving uiteraard ook uitmonden in opsporingsonderzoeken indien blijkt dat er vermoedelijk sprake is van strafbaar handelen.

DE FIOD-ECD streeft naar de afhandeling van 16 zorgfraudezaken per jaar. Gemiddeld genomen is in minder dan de helft van de gevallen (5 à 6) het signaal afkomstig van een zorgverzekeraar (al dan niet via het Fraudemeldpunt). De rest komt uit andere bron. De meldingen van de zorgverzekeraars kunnen ook betrekking hebben op zware gevallen van fraude door verzekerden.

13

Welk bedrag verwacht de regering in totaal terug te krijgen in het kader van de operatie «Tot inkeer komen van belastingplichtigen»? Welk deel is dat van de verschuldigde heffing over verzwegen inkomsten?

Opgemerkt wordt dat er geen bijzonder project bestaat met als doel het tot inkeer brengen van belastingplichtigen. Het tot inkeer komen, ofwel het vrijwillig verbeteren van een aangifte of meer aangiftes, is geregeld in de Algemene Wet inzake Rijksbelastingen. Artikel 67n biedt de mogelijkheid aan belastingplichtigen om alsnog een juiste en volledige aangifte te doen. Als gevolg daarvan wordt alle ten onrechte niet betaalde belasting alsnog afgedragen.

De mogelijkheid om in te keren wordt vooral gebruikt door belastingplichtigen met buitenlandse vermogensbestanddelen. Door intensivering van de internationale gegevensuitwisseling krijgt de Belastingdienst een steeds betere informatiepositie ten opzichte van deze groep belastingplichtigen. Dit is ook bekend bij belastingplichtigen en dat leidt tot een stroom aan vrijwillige verbeteraars.

Van 2002 tot heden is in totaal voor € 80 miljoen aan belastingaanslagen opgelegd aan vrijwillige verbeteraars. Daarnaast is over genoemde periode € 300 miljoen opgelegd door middel van het aanschrijven van belastingplichtigen die in het bezit zijn van buitenlandse vermogensbestanddelen zoals buitenlandse bankrekeningen. Deze belastingplichtigen hebben zich niet vrijwillig gemeld, maar zijn benaderd door de Belastingdienst als gevolg van verkregen informatie van zusterdiensten van de Belastingdienst in het buitenland. De uitwisseling van deze gegevens is onder meer geregeld in een Europese richtlijn (77/799).

Gezien het feit dat een belastingplichtige zelf actie moet ondernemen om de aangifte te verbeteren, is het niet mogelijk om een verwachting uit te spreken hoeveel belastingplichtigen deze stap zullen gaan maken.

14

In het overzicht van publiek-private samenwerking wordt het Ministerie van OCW niet genoemd. Toch is er ook een PPS project in het onderwijs afgerond. Komt hierop nog follow-up? Zo nee, waarom niet?

In december 2004 is het contract getekend voor het PPS pilot-project van het Montaigne lyceum. Voor de toekomst worden echter vooralsnog geen nieuwe PPS (pilot-)projecten bij onderwijshuisvesting voorzien. In het licht hiervan hebben het Ministerie van OCW, de Vereniging van Nederlandse Gemeenten en het kenniscentrum PPS van het Ministerie van Financiën een platform opgericht met gemeenten en scholen. Doel van dit platform is om te verkennen of de betrokken partijen meerwaarde zien in PPS bij onderwijshuisvesting en/of sprake is van ongewenste belemmeringen voor PPS. Een mogelijke belemmering kan zijn het ontbreken van een eenduidig verantwoordelijke partij voor PPS bij scholenbouw. Het platform zal in het najaar 2005 adviseren over de vervolgaanpak van PPS bij onderwijshuisvesting. Het Ministerie van OCW en het kenniscentrum PPS zullen de uitkomst van het platform in de PPS-voortgangsrapportage over 2005 aan de Tweede Kamer sturen.


XNoot
1

Samenstelling:

Leden: Van der Vlies (SGP), Crone (PvdA), Bakker (D66), Hofstra (VVD), De Haan (CDA), Bussemaker (PvdA), Vendrik (GL), Halsema (GL), Kant (SP), Blok (VVD), Ten Hoopen (CDA), ondervoorzitter, Smits (PvdA), De Pater-van der Meer (CDA), Van As (LPF), Tichelaar (PvdA), voorzitter, Koopmans (CDA), Gerkens (SP), Van Vroonhoven-Kok (CDA), Varela (LPF), De Nerée tot Babberich (CDA), Koomen (CDA), Fierens (PvdA), Aptroot (VVD), Smeets (PvdA), Heemskerk (PvdA), Dezentjé Hamming-Bluemink (VVD), Van Egerschot (VVD).

Plv. leden: Rouvoet (CU), Koenders (PvdA), Dittrich (D66), Balemans (VVD), Kortenhorst (CDA), Vacature, algemeen, Duyvendak (GL), Van Gent (GL), De Ruiter (SP), Snijder-Hazelhoff (VVD), Atsma (CDA), Dijsselbloem (PvdA), Omtzigt (CDA), Eerdmans (LPF), Noorman-den Uyl (PvdA), Mosterd (CDA), Van Bommel (SP), De Vries (CDA), Hermans (LPF), Mastwijk (CDA), Rambocus (CDA), Stuurman (PvdA), Luchtenveld (VVD), Blom (PvdA), Douma (PvdA), De Vries (VVD), Van Beek (VVD).

XNoot
1

Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, Aanhangsel 1399. Dit is een update van de gegevens zoals gevraagd bij de Miljoenennota 2005 (Kamerstukken 2004–2005, 29 800, nr. 3, vraag 86.

XNoot
2

Kleinere heffingen zoals successie-schenkingsrecht over eigen woningen zijn niet meegenomen.

Naar boven