30 100 G
Jaarverslag en slotwet BTW-compensatiefonds 2004

nr. 7
LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 2 juni 2005

De vaste commissie voor Financiën1, heeft over het rapport van de Algemene Rekenkamer bij het Jaarverslag 2004 van het BTW-compensatiefonds (30 100 G, nr. 2) de navolgende vragen ter beantwoording voorgelegd.

Deze vragen, alsmede de daarop bij brief van 1 juni 2005 gegeven antwoorden, zijn hieronder afgedrukt.

De voorzitter van de commissie,

Tichelaar

De adjunct-griffier van de commissie,

Vente

1, 2 en 7

Kan de verantwoording van het BTW-compensatiefonds anders worden vormgegeven gezien het verschil van inzicht tussen de regering en de Algemene Rekenkamer?

Denkt u dat door de opzet en werkwijze van het BTW-compensatiefonds het de komende jaren ook niet aan de eisen van de Comptabiliteitswet zal voldoen?

Hoe denkt u het verschil van inzicht met de Algemene Rekenkamer in de toekomst te voorkomen en te komen tot een betrouwbare controle op het BTW-compensatiefonds?

De Algemene Rekenkamer stelt dat de financiële informatie in het jaarverslag over 2004 van het BTW-compensatiefonds niet voldoet aan de eisen, omdat er sprake is van onzekerheid over de rechtmatigheid van de uitgaven, maar dat dit niet te verwijten valt omdat de Belastingdienst wettelijk tot en met 2008 de tijd heeft om haar controles uit te voeren. Deze wettelijke controletermijn hangt nauw samen met de nauwe relatie met het systeem van heffing van de Wet Omzetbelasting. Bij de oprichting van het fonds in 2003 is hier uit het oogpunt van eenvoud en efficiency bewust voor gekozen. Dit is destijds ook zo geaccordeerd door de Tweede Kamer1. Binnenkort zal met de Algemene Rekenkamer hierover nader overleg plaatsvinden. De wettelijke heffingstermijn van 5 jaar staat echter niet ter discussie (zie ook het antwoord op vraag 2).

3

Bent u bereid te onderzoeken of de wettelijk bepaalde heffingstermijn van 5 jaar kan worden gewijzigd?

Nee. De Wet op het BTW-compensatiefonds heeft in zijn opzet een nauwe relatie met de Wet Omzetbelasting. Dit houdt in dat de controle gedurende een periode van 5 jaar kan plaatsvinden en dat indien noodzakelijk een naheffing of aanvullende bijdrage kan plaatsvinden binnen een periode van vijf jaar.

4

Waarom moet de Algemene Rekenkamer haar oordeel over de financiële informatie in het jaarverslag herzien als de Staten-Generaal niet akkoord gaan met de slotwetmutaties?

De Algemene Rekenkamer maakt bij haar oordeel over de verantwoordingsstaat altijd een voorbehoud inzake de overschrijdingen van verplichtingen en uitgaven die aan het eind van het begrotingsjaar nog bij wet moeten worden bekrachtigd door zogenaamde slotwetmutaties2.

5

Waarom heeft de Belastingdienst geen betrouwbare informatie over het aantal uitgevoerde controles en aard en omvang van de uitkomsten daarvan? Heeft de Belastingdienst voldoende capaciteit voor de controle van de aanspraken op het BTW-compensatiefonds?

Door de Belastingdienst wordt op de lokale eenheden een registratie bijgehouden van de uitgevoerde boekenonderzoeken. De uitkomsten van deze onderzoeken worden net als iedere andere correctie opgenomen in de heffings- en inningssystemen van de Belastingdienst. Om op centraal niveau inzicht te krijgen moeten de landelijk gecorrigeerde bedragen worden verzameld en opgenomen in een overzicht. Dit overzicht was over 2004 niet volledig voor wat betreft het aantal en de aard en omvang van de uitkomsten daarvan. Het overzicht was overigens wel betrouwbaar voor wat betreft de wel opgenomen onderzoeken. Thans wordt door de Belastingdienst een systeem ontworpen, waarin de controlecorrecties m.b.t. het BTW-compensatiefonds tot uitdrukking komen. De reden dat dit niet eerder is gebeurd is dat, gegeven de overvolle ontwikkelagenda van de Belastingdienst, onvoldoende middelen voorhanden waren.

De Belastingdienst hanteert ten aanzien van de rechtshandhaving op de reguliere belastingmiddelen en ook het BTW-compensatiefonds het risico analyse model. Daar waar belangrijke risico's gesignaleerd worden zet de Belastingdienst capaciteit in voor de controle van de aanspraken op het BTW-compensatiefonds.

6

Op welke gegevens baseert u zich bij de veronderstelling dat de omvang van de onzekerheid in de orde van grootte van 300 à 400 miljoen euro ligt?

Gemeenten en provincies hebben recht op de zogenaamde minimum-uitkering. Gemeenten en provincies hebben, ongeacht de hoogte van de compensabele BTW, altijd recht op deze minimumuitkering. In totaal is circa 1,1 miljard gemoeid met de minimumuitkering (circa 70% van de totale uitgaven). Ook voor gemeenten en provincies die niet de minimumuitkering aanvragen, geldt dat de onzekerheid bij het totaalbedrag dat zij aanvragen alleen betrekking heeft op dat deel dat boven de grens van de minimumuitkering ligt. Als bovendien rekening wordt gehouden met de bedragen die door de Belastingdienst zijn gecontroleerd (circa 200 miljoen), dan resulteert per saldo een omvang van de onzekerheid in de orde van grootte van 300 à 400 miljoen.


XNoot
1

Samenstelling:

Leden: Van der Vlies (SGP), Crone (PvdA), Bakker (D66), Hofstra (VVD), De Haan (CDA), Bussemaker (PvdA), Vendrik (GL), Halsema (GL), Kant (SP), Blok (VVD), Ten Hoopen (CDA), ondervoorzitter, Smits (PvdA), De Pater-van der Meer (CDA), Van As (LPF), Tichelaar (PvdA), voorzitter, Koopmans (CDA), Gerkens (SP), Van Vroonhoven-Kok (CDA), Varela (LPF), De Nerée tot Babberich (CDA), Koomen (CDA), Fierens (PvdA), Aptroot (VVD), Smeets (PvdA), Heemskerk (PvdA), Dezentjé Hamming-Bluemink (VVD), Van Egerschot (VVD).

Plv. leden: Rouvoet (CU), Koenders (PvdA), Dittrich (D66), Balemans (VVD), Kortenhorst (CDA), Vacature, algemeen, Duyvendak (GL), Van Gent (GL), De Ruiter (SP), Snijder-Hazelhoff (VVD), Atsma (CDA), Dijsselbloem (PvdA), Omtzigt (CDA), Eerdmans (LPF), Noorman-den Uyl (PvdA), Mosterd (CDA), Van Bommel (SP), De Vries (CDA), Hermans (LPF), Mastwijk (CDA), Rambocus (CDA), Stuurman (PvdA), Luchtenveld (VVD), Blom (PvdA), Douma (PvdA), De Vries (VVD), Van Beek (VVD).

XNoot
1

Tweede Kamer, vergaderjaar 1999–2000, 27 293, nr. 3, Memorie van Toelichting, Algemene deel, Uitvoering van de Wet op het BTW-compensatiefonds en artikelsgewijze toelichting, Artikel 9, algemeen en eerste lid.

XNoot
2

Handleiding rechtmatigheidsonderzoek van de Algemene Rekenkamer (p. 50, 51).

Naar boven