30 097
Wijziging van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen, de Wet kinderopvang, de Huursubsidiewet en enige andere wetten

nr. 5
ADVIES RAAD VAN STATE EN NADER RAPPORT

Hieronder zijn opgenomen het advies van de Raad van State d.d. 14 april 2005 en het nader rapport d.d. 23 april 2005 aangeboden aan de Koningin door de staatssecretaris van Financiën. Het advies van de Raad van State is cursief afgedrukt.

Bij Kabinetsmissive van 29 maart 2005, no. 05.001158, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Financiën, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen, de Wet kinderopvang, de Huursubsidiewet en enige andere wetten, met memorie van toelichting.

Het voorstel ziet op het voor de Belastingdienst/Toeslagen mogelijk maken van toezending op eigen initiatief van vooringevulde aanvraagformulieren, waarop tevens de gegevens van de partner zijn opgenomen. Tevens worden de benamingen «huursubsidie» en «tegemoetkoming kinderopvang» in de verschillende wetten gewijzigd in «huurtoeslag» en «kinderopvangtoeslag». De Raad van State onderschrijft de strekking van het voorstel, maar plaatst een kanttekening bij de opneming van de gegevens van de partner op het vooringevulde aanvraagformulier.

Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw kabinet van 29 maart 2005, nr. 05.001158, machtigde Uwe Majesteit de Raad van State zijn advies inzake het bovenvermelde voorstel van wet rechtstreeks aan mij te doen toekomen.

Dit advies, gedateerd 14 april 2005, nr. W06.05.0100/IV bied ik U hierbij aan.

Naar aanleiding van het advies merk ik het volgende op.

1. Het is een goede zaak dat aan de mogelijk gerechtigden voor een tegemoetkoming door de Belastingdienst/Toeslagen op eigen initiatief een aanvraagformulier wordt toegezonden. Dit kan het niet-gebruik van die tegemoetkomingen verminderen. Het vermelden op dit aanvraagformulier van de bij de Belastingdienst/Toeslagen bekende gegevens kan daarenboven het maken van fouten bij de aanvraag terugdringen. Indien deze bekende gegevens echter betrekking hebben op elementen van de aanvraag die afhankelijk zijn van keuzen van de aanvrager of die kunnen wijzigen voordat zij door de Belastingdienst/Toeslagen binnen redelijke termijn kunnen worden verwerkt, adviseert de Raad deze gegevens niet op het aanvraagformulier op te nemen en uitdrukkelijk kenbaar te maken dat dergelijke gegevens niet op dat formulier worden opgenomen. Dit geldt onder meer voor de gegevens van de partner. In artikel 3 van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (Awir) is bepaald wie als partner van de belanghebbende wordt aangemerkt. Voor al de in dit artikel opgenomen categorieën partners geldt, dat voor de vraag of zij voor een aanvraag als partner kunnen worden aangemerkt, niet steeds de bij de Belastingdienst/Toeslagen aanwezige kennis toereikend is. Zo kunnen gehuwde echtgenoten of geregistreerde partners duurzaam gescheiden gaan leven, kunnen degenen die op hetzelfde woonadres wonen, gaan verhuizen of kan de keuze voor de partner voor de toepassing van de Wet inkomstenbelasting 2001 worden herzien. Onder deze omstandigheden kan de vermelding van een partner en zijn of haar inkomensgegevens in een aantal gevallen tot misverstand over de toekenning of de hoogte van een toeslag leiden. Tevens kunnen, in geval van nog niet bij de Belastingdienst/Toeslagen bekende verbreking van de partnerrelatie, door de spontane toezending van de gegevens van de vermoede partner, inkomensgegevens van de voormalige partner bekend worden bij de huidige partner. Het advies van het College bescherming persoonsgegevens lijkt niet op deze situatie te zien. Dit alles roept de vraag op of de vermelding van de inkomensgegevens van de partner noodzakelijk is om het gestelde doel, het verminderen van niet-gebruik, te bereiken. De Raad mist in de toelichting de afweging tussen enerzijds het belang van het voorkómen van misverstanden over de toekenning van een toeslag en van het spontaan toezenden van inkomens-gegevens nadat de partnerrelatie is verbroken en anderzijds de mogelijk verminderde waarde van de attendering door toezending van een aanvraag-formulier indien daarop niet mede de laatst bekende gegevens van de partner vermeld staan.

De Raad adviseert in de toelichting op deze aspecten in te gaan en het voorstel zonodig aan te passen.

1. De Raad onderschrijft de strekking van het voorstel, maar plaatst een kanttekening bij de opneming van de gegevens van de partner op het op eigen initiatief door de Belastingdienst/Toeslagen toegezonden vooringevulde aanvraagformulier en adviseert om geen gegevens op dit aanvraagformulier op te nemen die afhankelijk zijn van keuzen van de aanvrager of die kunnen wijzigen voordat zij door de Belastingdienst/Toeslagen binnen redelijke termijn kunnen worden verwerkt. Het door de Raad geschetste risico dat gegevens van de partner worden vermeld op het aanvraagformulier terwijl de partnerrelatie inmiddels is beëindigd is onderkend. Via een tweetal wegen wordt getracht dit risico zo beperkt mogelijk te houden. In de eerste plaats wordt het voorbedrukken van de inkomensgegevens van de partner beperkt tot de situaties waarin men gehuwd is of waarin sprake is van geregistreerd partnerschap. Wordt deze relatie beëindigd en gaat een van de partners verhuizen, dan is men gehouden dit door te geven aan de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens. Daarnaast wordt de periode tussen het selecteren van de partnergroep aan de hand van de gegevens van de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens en het verzenden van het aanvraagformulier door de Belastingdienst/Toeslagen zo kort mogelijk gehouden. Bij de selectie van de partners wordt uitgegaan van de actuele inschrijving bij de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens in de tweede week van augustus. De verzending van de aanvragen vindt plaats in de periode van 5 september tot 1 oktober.

Om het risico van een onjuiste inkomensschatting tot een minimum te beperken. worden uitsluitend de inkomensgegevens van de partner vermeld indien er sprake is van minima en van gerechtigden tot een AOW-uitkering. Bij minima en gepensioneerden is het inkomen zeer stabiel. Ook kunnen ouderen moeite hebben met het invullen van formulieren. Voor deze groepen belanghebbenden acht ik – dit in antwoord op een desbetreffende vraag van de Raad – de vermelding van de inkomensgegevens van de partner een noodzakelijke maatregel om het gestelde doel, het verminderen van niet-gebruik, te bereiken. Het advies van de Raad om in de toelichting op deze aspecten in te gaan heb ik gevolgd.

2. Het voorstel wijzigt een aantal wetten, die ook op grond van de Aanpassingswet Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (Aanpassingswet) worden gewijzigd. Door het vervroegen van de invoeringsdatum van de Aanpassingswet bij het voorstel ontstaat de situatie dat eerst na de inwerkingtreding van het voorstel de datum van inwerkingtreding van de Aanpassingswet wordt gewijzigd. Aanwijzing 173a van de Aanwijzingen voor de regelgeving voorziet niet in dit geval.

De Raad adviseert in de toelichting in te gaan op de procedure die verzekert dat de wijzigingen in de wetten die zowel in de Aanpassingswet als in het voorstel zijn opgenomen, eerst op grond van de Aanpassingswet en daarna op grond van het voorstel worden aangebracht.

2. In het onderhavige wetsvoorstel wordt een aantal wetten gewijzigd die ook op grond van de Aanpassingswet Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen worden gewijzigd. In het onderhavige wetsvoorstel wordt daarbij uitgegaan van de tekst van de betrokken wetten nadat deze ten gevolge van de Aanpassingswet zijn gewijzigd. Dit is mogelijk doordat de datum van inwerkingtreding van de Aanpassingswet in het onderhavige wetsvoorstel – oorspronkelijk 1 januari 2006 – wordt vervroegd naar 1 september 2005. De Raad adviseert in de toelichting in te gaan op de procedure die moet waarborgen dat bij de samenloop tussen de Aanpassingswet en het onderhavige wetsvoorstel een juiste volgorde van inwerkingtreding wordt gevolgd. Ik neem dit advies over. De memorie van toelichting is dienovereenkomstig aangepast. Om misverstanden hierover te voorkomen is in het wetsvoorstel het artikel waarin de inwerkingtredingsdatum van de Aanpassingswet Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen wordt gewijzigd, vooraan geplaatst en uitgebreid met een tweede lid waarin de volgorde van verwerking van de wetswijzigingen (eerst Aanpassingswet Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen en daarna het onderhavige wetsvoorstel) is opgenomen.

3. Voor redactionele kanttekeningen verwijst de Raad naar de bij het advies behorende bijlage.

3. Aan de redactionele kanttekeningen van de Raad is gevolg gegeven.

4. Voorts is van de gelegenheid gebruik gemaakt om een technische verfijning aan te brengen in de inwerkingtredingsbepaling.

De Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden.

De waarnemend Vice-President van de Raad van State,

P. van Dijk

Ik moge U verzoeken het hierbij gevoegde gewijzigde voorstel van wet en de gewijzigde memorie van toelichting aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal te zenden.

De Staatssecretaris van Financiën,

J. G. Wijn

Bijlage bij het advies van de Raad van State betreffende no. W06.05.0100/IV met redactionele kanttekeningen die de Raad in overweging geeft.

– Bij de in artikel II, onderdeel G, opgenomen wijziging van artikel 6 van de Wet kinderopvang, dient erop te worden gelet dat het woord «tegemoetkoming» in het eerste lid, onderdeel j, niet wordt gewijzigd, en «eerste» wordt vervangen door: eerste lid, aanhef.

– In de in artikel II, onderdeel N, opgenomen wijziging van artikel 40 van de Wet kinderopvang «De tegemoetkoming van het Rijk, de gemeente of van het Uitvoeringsinstituut» vervangen door: «De kinderopvangtoeslag, alsmede de tegemoetkomingen van de gemeente of het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen».

– De in artikel III, onderdeel B, opgenomen wijzigingsopdracht van artikel 13, derde lid, van de Huursubsidiewet aanpassen, aangezien deze wijzigingsopdracht niet correct is met betrekking tot het woord «huursubsidie» dat voor de tweede maal in genoemd derde lid voorkomt.

– In artikel III tevens een wijziging opnemen van «HUURSUBSIDIE-INFORMATIEPUNTEN» in het opschrift van hoofdstuk 6.

– In artikel XIV «artikel IV» vervangen door: hoofdstuk 2, artikel IV.

– Onderdeel Adviezen van het Algemeen deel van de memorie van toelichting aanpassen in verband met het advies van het College bescherming persoonsgegevens.

Naar boven