30 080
Planologische kernbeslissing Ruimte voor de rivier

nr. 5
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VERKEER EN WATERSTAAT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 23 maart 2006

Met genoegen kijk ik terug op de opening van ons gesprek over deel 3 van de PKB Ruimte voor de Rivier. De PKB Ruimte voor de Rivier is van groot belang voor het vergroten van de veiligheid en vitaliteit van het rivierengebied in Nederland. Daarom hecht ik aan een intensief debat met u en kijk ik uit naar een spoedig vervolg.

Via deze brief wil ik u, mede namens de minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer en de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit nader informeren over een aantal zaken die onderdeel uit maken van deel 3 van de PKB. Daarbij zal ik conform de wens van de Tweede Kamer vooral aandacht besteden aan vijf van de ongeveer veertig maatregelen uit het samenhangende maatregelenpakket van de PKB. Verder zal ik een aantal vragen beantwoorden die als gevolg van het tijdsgebrek tijdens het hoofdlijnendebat niet aan de orde konden komen.

1. Maatregelen met lokale weerstand

De PKB is tot stand gekomen via een interactief proces waarin zeer actief is geparticipeerd door bewoners, gemeenten, waterschappen, provincies en maatschappelijke organisaties. Dit heeft geleid tot een breed draagvlak voor de PKB Ruimte voor de Rivier.

Ondanks het brede draagvlak bevat de PKB ook enkele maatregelen die lokaal tot weerstand leiden.

Belangrijkste maatregelen die op lokale weerstand kunnen rekenen zijn de Hoogwatergeul Veessen-Wapenveld (langs de IJssel tussen Deventer en Zwolle), de Dijkteruglegging Voorsterklei en Cortenoever (bij Zutphen), de Dijkteruglegging Lent (bij Nijmegen) en de ontpoldering van de Noordwaard (bij Gorinchem). Deze maatregelen hebben veel, veelal identieke inspraakreacties opgeleverd. Mede naar aanleiding van de inspraak is er nogmaals gekeken naar de plussen en minnen van verschillende alternatieven. Ook heb ik werkbezoeken gebracht aan deze gebieden.

Ik ben me er terdege van bewust dat maatregelen ingrijpende gevolgen kunnen hebben, zoals de sloop van huizen, de aantasting van natuur of cultuurhistorie of de noodzaak om agrarische bedrijfsvoering aan te passen. Toch heb ik in volle overtuiging het advies van de regionale en landelijk stuurgroep Ruimte voor de Rivier, met daarin vertegenwoordigers van waterschappen, provincies en gemeenten overgenomen en aan het kabinet voorgesteld om een robuust maatregelen pakket uit te voeren om kans op overstromingen in het rivierengebied te verkleinen.

Graag wil ik nogmaals benadrukken dat het maatregelenpakket in de PKB ontworpen is voor de korte termijndoelstelling (het vereiste veiligheidsniveau in het rivierengebied moet uiterlijk in 2015 in overeenstemming worden gebracht met de maatgevende Rijnafvoer van 16 000 m3/s bij Lobith). Veelvuldig wordt beweerd dat het maatregelenpakket ontworpen is voor de onzekere lange termijn opgaven. Dat is niet het geval. Op een aantal locaties, zoals de Noordwaard, Lent en Veessen-Wapenveld, is voor een robuuste aanpak gekozen om te voorkomen dat daar, in de toekomst bij een hogere afvoer, twee keer een ingreep zal moeten plaatsvinden. Weliswaar wordt er in 2015 ter plaatse van deze maatregelen meer bereikt dan strikt noodzakelijk lijkt te zijn om aan de wettelijke norm te voldoen, echter deze maatregelen voorkomen ook dat er elders meer of andere maatregelen nodig zijn.

Een robuuster ontwerp sluit in mijn ogen aan bij de wens van de Tweede Kamer, zoals vastgelegd in de motie, waarin het kabinet is opgeroepen om een deel van de middelen voor noodoverloopgebieden toe te voegen aan de PKB.

Na vaststelling van de PKB zullen de plannen voor alle maatregelen nader worden uitgewerkt. Tijdens deze uitwerking zal zoveel mogelijk worden aangesloten bij andere ontwikkelingen in de betreffende regio’s (zoals de Waalsprong bij Lent en de reconstructieplannen bij Veessen-Wapenveld) en zal zoveel als mogelijk rekening worden gehouden met belangen van betrokkenen.

Hoogwatergeul Veessen-Wapenveld

In de Nota van Toelichting bij deel 3 van de PKB staat in hoofdstuk 11 en 22 de onderbouwing voor de keuze voor de Hoogwatergeul Veessen-Wapenveld beschreven. Op verzoek van de Tweede Kamer licht ik dat hieronder nader toe. In bijlage 1 treft u een uitvoerige onderbouwing hiervan aan1. Deze informatie is ook gehanteerd door de landelijke en regionale stuurgroep die mij hebben geadviseerd tijdens het besluitvormingsproces over de PKB.

Nut en Noodzaak

De hoogwatergeul Veessen-Wapenveld is een robuuste, toekomstvaste oplossing die over een groot traject een belangrijke bijdrage levert aan de taakstelling op de IJssel. Door beperkte buitendijkse mogelijkheden is een binnendijkse oplossing noodzakelijk. De maatregel voorkomt verder toekomstige investeringen die noodzakelijk zullen zijn voor de lange termijn opgave.

De voorgestelde maatregel

De maatregel hoogwatergeul Veessen-Wapenveld voorziet in de aanleg van een hoogwatergeul door de Wapenveldsche Broek met een instroompunt ten zuidwesten van Veessen. Het uitstroompunt van de hoogwatergeul is voorzien bij de Hoenwaard, ten oosten van het gemaal Veluwe. Er zullen dijken worden aangelegd om het water onder vrije afstroming van zuid naar noord te geleiden en om het binnendijkse gebied te beschermen. De toekomstige overstromingsfrequentie van de hoogwatergeul zal, volgens dit plan, beperkt zijn. Daarom kan de landbouwfunctie van het gebied gehandhaafd blijven.

Deze maatregel heeft 916 inspraakreacties opgeleverd, waarvan 861 identiek.

De hoogwatergeul is een ingrijpende maatregel. Uitgangspunt in de PKB is om voor de hoogwatergeul de functie landbouw te handhaven omdat de hoogwatergeul slechts eens in de paar honderd jaar water afvoert. De precieze ligging van de hoogwatergeul moet nog worden bepaald. Waarschijnlijk zullen er enkele woningen en een tiental (agrarische) bedrijven in de toekomstige hoogwatergeul komen te liggen. Na de PKB zal in de planstudie gezocht worden naar maatwerk voor de betrokken bewoners en bedrijven. De ingreep is dusdanig dat een herverkaveling van agrarische bedrijven in een groter gebied nodig kan zijn. Een goede afstemming is nodig met andere plannen die voor dit gebied relevant zijn, zoals het reconstructieplan.

Alternatieven

De bewoners, verenigd in het Aktiecomité Groene Rivier NEE, hebben nadrukkelijk aandacht gevraagd voor hun belangen. Ze hebben een aantal suggesties gedaan voor alternatieven. Door de Projectorganisatie Ruimte voor de Rivier is nadrukkelijk gezocht naar alternatieven, zoals een buitendijks oplossing, een pakket van dijkverleggingen, intensivering van het groenbeheer en het verdiepen van het zomerbed.

Een buitendijkse oplossing voldoet alleen als vrijwel alle uiterwaarden tussen Zwolle en Deventer vergraven worden. Dit gaat ten koste van veel landbouwgrond (en agrariërs) maar ook van bestaande (natuur)waarden en is in strijd met de Vogel- en Habitatrichtlijn. Bij de buitendijkse oplossing komt veel uiterwaardgrond vrij, waardoor de oplossing duur is. Een buitendijkse oplossing betekent dat, omdat er buitendijks dan geen mogelijkheden meer resten, bij een geringe toename van de rivierafvoer de hoogwatergeul of een combinatie van dijkverleggingen alsnog noodzakelijk worden. Deze oplossing is dus niet toekomstvast.

Een pakket met dijkverleggingen (bij Herxen en Marle) heeft in dit gebied uiteindelijk een veel grotere maatschappelijke impact dan de hoogwatergeul: er zijn meer woningen (100 extra) en bedrijven betrokken en er gaat meer landbouwgrond verloren.

Groenbeheer in de uiterwaarden is belangrijk, maar is geen alternatief voor de hoogwatergeul. Als al het groen wordt weggehaald zal de waterstand generiek slechts een aantal centimeter zakken (lokaal iets meer), te weinig om de maatregel te kunnen laten vervallen.

Het verder verdiepen van het zomerbed is een maatregel die voor de IJssel alleen voor de benedenloop (benedenstrooms Zwolle) acceptabel is. Meer bovenstroomse verdieping leidt tot een oncontroleerbaar proces van erosie met vergaande consequenties voor de stabiliteit van kribben en kunstwerken.

Second opinion

De gemeente Heerde heeft recent Oranjewoud en HKV, gevraagd een second opinion op te stellen voor de keuze voor de hoogwatergeul. De Projectorganisatie heeft daarvoor op verzoek van Oranjewoud basisinformatie aangeleverd. De conclusies van dit onderzoek zijn in mijn ogen weinig verrassend en geven mij geen aanleiding anders tegen de opgave voor de IJssel aan te kijken.

Wat mij op valt in het rapport is dat de onderzoekers veel zaken ter discussie stellen. Zo twijfelen ze bijvoorbeeld aan de maatgevende afvoer, de invloed van eventuele klimaatverandering en de afvoerverdeling. In deze fase van het opstellen van de PKB wil ik vasthouden aan de gekozen uitgangspunten en doelstellingen. Verder stellen de onderzoekers dat de hoogwatergeul Veessen-Wapenveld een aantal andere ingrijpende veranderingen, zoals de dijkverlegging bij Herxen voorkomt. Ik deel die opvatting. Ze concluderen dat het hoogst onzeker is dat er een maatgevende afvoer van 18 000 m3/s zal optreden. Ook ik kan niet garanderen dat de afvoer van de Rijn bij Lobith ooit 18 000 m3/s zal bedragen. Ik heb daarom een maatregelenpakket ontworpen voor 16 000 m3/s, maar daarbij ook vooruitgekeken naar robuust oplossingen voor het geval er als gevolg van klimaat verandering een hogere afvoer volgt. 18 000 m3/s heb ik daarbij als strategische beleidskeuze voor de lange termijn gehanteerd.

De onderzoekers stellen dat de huidige maatgevende afvoer een reserve heeft is. Dat is niet het geval. Verder stellen de onderzoekers dat er onduidelijkheid is omtrent de afvoerverdeling en omtrent de normering van de veiligheid. Wat betreft de instandhouding van de afvoerverdeling zijn in de PKB maatregelen voorzien. Wat betreft de discussie over de normering sta ik op het standpunt dat het goed is om deze discussie te voeren. Ik ben er zelf actief mee bezig, maar ik vind niet dat we onder tussen moeten stoppen met het investeren in de veiligheid. In mijn ogen zijn de PKB-maatregelen «no-regret».

Als laatste stellen de onderzoekers dat er geen risico-analyse van de hoogwatergeul bekend is. Bij de uitwerking van de maatregel zal dit nader worden onderzocht.

Bestuurlijk draagvlak voor de hoogwatergeul Veessen-Wapenveld

Voor de hoogwatergeul Veessen-Wapenveld is breed bestuurlijk draagvlak. Zo is er expliciet steun van de stuurgroep Bovenrivieren en de Landelijke Stuurgroep Ruimte voor de Rivier voor deze kosteneffectieve robuuste oplossing voor IJsseltraject tussen Deventer en Zwolle. Tegen de plannen hebben zich de gemeente Heerde en het waterschap Veluwe uitgesproken.

Dijkteruglegging Voorsterklei en dijkteruglegging Cortenoever

In de Nota van Toelichting bij deel 3 van de PKB staat in hoofdstuk 11 en 22 de onderbouwing voor de keuze voor de dijkteruglegging Voorsterklei en Cortenoever beschreven. Op verzoek van de Tweede Kamer licht ik dat hieronder nader toe. In bijlage 2 treft u een uitvoerige onderbouwing hiervan aan1. Deze informatie is ook gehanteerd door de landelijke en regionale stuurgroep die mij hebben geadviseerd tijdens het besluitvormingsproces over de PKB.

Nut en noodzaak

De opgave rondom Zutphen is groot en niet eenvoudig op te lossen. Voor de lange termijn opgave zijn op dit traject, als gevolg van beperkte buitendijkse mogelijkheden, drie binnendijkse maatregelen nodig: de dijkverleggingen Cortenoever en Voorsterklei en de hoogwatergeul Zutphen. Voor de korte termijn is een keuze mogelijk tussen de beide dijkverleggingen en de hoogwatergeul Zutphen. Het kabinet heeft gekozen voor de dijkverlegging, maar ook de hoogwatergeul als alternatief in de PKB opgenomen.

Voorgestelde maatregelen

Zowel bij Cortenoever als bij Voorster Klei wordt de huidige bandijk ongeveer een kilometer landinwaarts verlegd. Een deel van de oude dijk blijft behouden, maar bij de in- en uitstroomopening wordt de dijk verlaagd tot maaiveldniveau. De dijkteruglegging Voorsterklei kost ongeveer 40 miljoen euro. Bij Cortenoever wordt bij de instroomopening een plas aangelegd voor een goede geleiding van het rivierwater. De bij Cortenoever aanwezige rioolwaterzuiveringsinstallatie blijft behouden en wordt omdijkt. De dijkteruglegging Cortenoever kost ongeveer 60 miljoen euro.

Bij beide dijkverleggingen is er van uitgegaan dat een ontwerp wordt gekozen waarin de bestaande dijken zo veel mogelijk in tact blijven, het huidige landschap in het nieuwe buitendijkse gebied behouden blijft, de nieuwe dijken aansluiten op bestaande landschappelijke structuren en het huidige landgebruik zo veel mogelijk blijft gehandhaafd. De exacte ligging van de nieuwe dijken is nog niet bekend, maar door de dijkverleggingen zullen waarschijnlijk een dertigtal woningen en enkele (agrarische) bedrijven buitendijks komen te liggen. Voor de betrokken bebouwing zijn, onder meer door de hoge ligging, verschillende opties mogelijk. Deze opties zijn afhankelijk van de nadere inrichting van het nieuwe buitendijkse gebied en de toekomstige overstromingsfrequentie. Dit zal in de vervolgprocedure worden uitgewerkt. De landbouwfunctie van het gebied blijft gehandhaafd. Maar omdat het gebied buitendijks komt te liggen, heeft dit gevolgen voor de gebruiksmogelijkheden en de bedrijfsvoering.

Met de dijkverleggingen Cortenoever en Voorster Klei wordt de gewenste waterstanddaling in het gebied rond Zutphen bereikt. Vanuit dit perspectief moeten beide projecten in relatie met elkaar worden uitgewerkt.

Met betrekking tot deze maatregelen zijn een aantal inspraakreacties ontvangen. Voor de Dijkteruglegging Voorsterklei gaat het om 9 reacties, waarvan 8 identiek en voor de Dijkteruglegging Cortenoever gaat het om 23 reacties, waarvan 21 identiek

Alternatieven

De bewoners in de omgeving van de dijkverlegging Cortenoever hebben een alternatief ingediend. Ook de bewoners betrokken bij de dijkteruglegging Voorsterklei hebben een alternatief ingediend.

Het bewonersalternatief Cortenoever bestaat uit nevengeulen in de uiterwaarden de Spankerensche waarden/Geldersche Toren/Brummensche waarden, de Bronkhorsterwaarden, de Reuversweerd en bij Bronsbergen/Stokebrandsweerd.

Dit alternatief voldoet aan de gewenst veiligheid voor de korte en lange termijn, maar is erg duur (vier keer zo duur als de Dijkteruglegging Cortenoever), er komt veel grond vrij en het is in strijd met de Vogel- en Habitatrichtlijn omdat een aantal van de bovengenoemde uiterwaarden een beschermde status hebben.

Het eerste bewonersalternatief Voorsterklei bestaat uit het verleggen van het zomerbed van de rivier ter hoogte van Zutphen en de aanleg van een buitendijkse hoogwatergeul op de plek van de westoever. Bovenstrooms en benedenstrooms krijgt de geul een vervolg in de vorm van een nevengeul. Het gaat dan om een geul door de Tichelbeekse Waarden, Gelderhoofse Waarden, Zutphense Uiterwaarden en Rammelwaard.

Dit alternatief levert minder waterstandsdaling op dan de dijkteruglegging Voorsterklei en is aanzienlijk duurder. Daarnaast valt o.a. de Rammelwaard onder de Vogel- en Habitatrichtlijn en kan een ingreep in deze waard leiden tot een aantasting van het historische stadsgezicht van Zutphen.

In overleg met de bewonersgroep is een tweede bewonersalternatief Voorsterklei gemaakt zonder verlegging van het zomerbed, maar wel met een forse geul in de Tichelbeekse Waarden, Zutphense Uiterwaarden, Rijsselsche Waard. Deze variant levert veel te weinig waterstandsdaling op.

De Hoogwatergeul Zutphen wordt door velen in de regio gezien als de goed alternatief voor de twee dijkverleggingen. Helaas zijn de kosten van deze hoogwatergeul (geraamd op 280 miljoen euro) bijna drie keer zo hoog als de kosten van de twee dijkterugleggingen samen (geraamd op 100 miljoen). Op initiatief van de gemeente Zutphen wordt momenteel gewerkt aan een uitwerking van deze hoogwatergeul, inclusief een financiële onderbouwing.

In de PKB is expliciet de mogelijkheid op genomen dat de hoogwatergeul Zutphen in de nabije toekomst alsnog opgenomen kan worden in de het maatregelenpakket van de PKB, onder de voorwaarde dat uiterlijk in 2015 voldoende wordt bijgedragen aan de verlaging van de maatgevende hoogwaterstand en als financiering aanvullend op de PKB-middelen voldoende is gegarandeerd.

Bestuurlijk draagvlak voor de dijkterugleggingen Voorsterklei en Cortenoever

Voor de dijkterugleggingen Voorsterklei en Cortenoever is breed bestuurlijk draagvlak. Zo is er expliciet steun van de stuurgroep Bovenrivieren en de Landelijke Stuurgroep Ruimte voor de Rivier voor deze kosteneffectieve robuuste oplossing voor het IJsseltraject rondom Zutphen.

Dijkteruglegging Lent

In de Nota van Toelichting bij deel 3 van de PKB staat in hoofdstuk 7 en 18 de onderbouwing voor de keuze voor de Dijkteruglegging Lent beschreven. Op verzoek van de Tweede Kamer licht ik dat hieronder nader toe. In bijlage 3 treft u een uitvoerige onderbouwing, die gebaseerd is op het zogenaamde Advies SNIP2A1. Deze informatie is ook gehanteerd door de landelijke en regionale stuurgroep die mij hebben geadviseerd tijdens het besluitvormingsproces over de PKB.

Nut en Noodzaak

Het winterbed van de Waal tussen Nijmegen en Lent is zeer smal, een zogeheten flessenhals. Het kabinet vindt, net als de Stuurgroep Ruimte voor de Rivier, de dijkteruglegging een robuuste maatregel met een groot oplossend vermogen voor de korte en lange termijn. De dijkteruglegging creëert ruimte voor de rivier waar dat gezien de flessenhals het hardst nodig is en waar nog ruimte beschikbaar is. Verder zijn in de toekomst in het projectgebied geen nieuwe rivierverruimende ingrepen nodig, zodat het betrokken gebied definitief kan worden ingericht en er een eind komt aan de onzekerheid.

De voorgestelde maatregel

Het stadsfront van Nijmegen en het dorp Lent liggen hier dicht tegen de rivier aan. Daardoor is het winterbed van de Waal hier zeer smal. De dijkteruglegging Lent omvat het plan om de dijk bij Lent met 350 meter landinwaarts te verleggen. De teruggelegde dijk krijgt de vorm van een bebouwbare kade. In het nieuwe buitendijkse gebied wordt een nevengeul aangelegd die benedenstrooms op de Waal aansluit. Buitendijks komt een bewoond en bebouwbaar schiereiland dat bij hoogwater ontsloten wordt door een nieuwe brug over de zogeheten Brokxgeul. Ook in de snelweg tussen Arnhem en Nijmegen (A325) komt een nieuwe brug over deze geul.

De dijkteruglegging biedt kansen voor recreatie en voor hoogwaardige stedenbouwkundige ontwikkeling aan de binnenzijde van de nieuwe dijk.

Een belangrijk gevolg van de dijkteruglegging is de aantasting van bestaande cultuurhistorische waarden en de noodzaak circa 50 woningen te verwijderen. 17 van deze woningen zijn al aangekocht.

Door bewoners van Lent wordt verder de zorg uitgesproken dat de dijkteruglegging ook meer kweloverlast zal veroorzaken. Deskundigen zeggen dat dit technisch kan worden opgelost.

Deze maatregel heeft 532 inspraakreacties opgeleverd, waarvan 485 identiek.

Alternatieven

De bewoners van het gebied hebben zich verenigd in Combinatie Gedupeerden Waaldijkverlegging Lent. Zij hebben een alternatief aangedragen dat door Rijkswaterstaat verder is uitgewerkt in het kader van de MER-procedure voor deze maatregel. Dit bewonersalternatief, de Lentse Warande, bestaat uit een buitendijkse geul, de Van Ellengeul (genoemd naar de bedenker) en een binnendijkse reservering voor een toekomstige dijkteruglegging. Het bewonersalternatief is zo gedimensioneerd dat ter hoogte van Nijmegen precies wordt voldaan aan de wettelijke norm.

Het bewonersalternatief realiseert veel minder waterstandsverlaging en heeft een uitwerking over een kleiner traject dan de Dijkteruglegging Lent: ter plaatse van de maatregel minder dan de helft, 12 in plaats van 27 en op de Pannerdensche kop 10 cm. Aanvullende maatregelen bovenstrooms van Lent, in de Gendtsche Polder, de uiterwaard Groenlanden (Bisonbaai) en de uiterwaard Buiten Ooij, zijn nodig om ook bovenstrooms van Nijmegen te voldoen aan de wettelijke norm.

Om te anticiperen op een toekomstige toename van de afvoer bij Lobith is een ruimtelijke reservering voorzien. Handhaving van zo’n reservering is onzeker, vooral in een gebied met een hoge ruimtelijke druk zoals bij Nijmegen.

Om het gebied, dat ruimtelijk gereserveerd wordt, conform de wens van de gemeente Nijmegen in te richten, moeten er voor het bewonersalternatief naar verwachting 15–20 huizen worden gesloopt.

Het bewonersalternatief heeft een nadelige invloed op de afvoerverdeling. Er gaat teveel water naar de Neder-Rijn/Lek en de IJssel en te weinig naar de Waal. Hierdoor wordt de opgave op de IJssel en Neder-Rijn/Lek relatief veel hoger. 100 m3/s meer over de IJssel betekent een extra opgave van 10 cm, terwijl dezelfde hoeveelheid minder over de Waal 3 cm betekent.

De kosten van het bewonersalternatief en de dijkteruglegging ontlopen elkaar niet heel veel. De kosteneffectiviteit van de dijkteruglegging is aanzienlijk groter dan het alternatief.

Voor het bewonersalternatief gaan de geschatte kosten zitten in de aanleg van de Van Ellengeul (212 miljoen euro) en de eventuele aankoop en inrichting van de ruimtelijke reservering (103 miljoen euro). De noodzakelijke aanvullende bovenstroomse maatregelen zijn geschat op een extra investering van 58 miljoen euro. Dat betekent voor de periode tot 2015 dus een investering van 270–373 miljoen euro. De kosten van eventueel toekomstige aanleg van dijkteruglegging zijn niet bekend. Het zal ongetwijfeld om enkele honderden miljoenen euros gaan. Verder is duidelijk dat een aanzienlijk deel van investering van ruim 370 miljoen in dat geval voor niets is geweest.

De kosten voor de Dijkteruglegging zijn geraamd op 304 miljoen euro. Toekomstige investeringen in dit gebied zijn niet meer aan de orde.

Bestuurlijk draagvlak

Voor de dijkteruglegging is veel bestuurlijk steun, vooral omdat het grootse knelpunt in het rivierengebied robuust oplost. Daarnaast wordt de dijkteruglegging als veel kosteneffectiever dan het alternatief gezien: voor ongeveer hetzelfde investeringsbedrag lost de dijkteruglegging het probleem in één keer op en wordt alle onduidelijkheid voor de toekomst weggenomen.

De stuurgroep Bovenrivieren en de landelijke stuurgroep Ruimte voor de Rivier hebben expliciet gekozen voor de dijkteruglegging. Zowel de provincie Gelderland als het Waterschap Rivierenland hebben zich nadrukkelijk uitgesproken voor de dijkteruglegging, als robuuste oplossing voor het grootste knelpunt in het Nederlandse rivierengebied.

Verder is er in 2002 een afspraak gemaakt tussen de gemeente Nijmegen en het ministerie van Verkeer en Waterstaat over de aanleg van de dijkteruglegging Lent. V&W heeft toegezegd 90 miljoen euro bij te dragen aan de Tweede Stadsbrug onder de voorwaarde dat de dijkteruglegging wordt aangelegd.

Ontpoldering Noordwaard

In de Nota van Toelichting bij deel 3 van de PKB staat in hoofdstuk 9 en 20 de onderbouwing voor de keuze voor de Ontpoldering Noordwaard beschreven. Op verzoek van de Tweede Kamer licht ik dat hieronder nader toe. In bijlage 4 treft u een uitvoerige onderbouwing hiervan aan. Deze informatie is ook gehanteerd door de landelijke en regionale stuurgroep die mij hebben geadviseerd tijdens het besluitvormingsproces over de PKB.

Nut en Noodzaak

Om te voorkomen dat Gorinchem overstroomt, heeft het kabinet besloten om de Noordwaard te ontpolderen. Door deze ontpoldering wordt een zeer forse waterstanddaling van 60 cm bij Werkendam en van 30 cm ter plaatse van Gorinchem bereikt.

De voorgestelde maatregel

De Noordwaard ligt aan de Nieuwe Merwede bij Werkendam. Deze polder heeft hoofdzakelijk een landbouwkundige functie met zowel akkerbouw als veeteelt. Het gebied is ongeveer 2000 hectare groot en telt 26 boerderijen.

De maatregel betreft het gedeeltelijk afgraven van de dijken om in- en uitstroomopeningen te creëren. Het zogeheten doorstroomgebied zal minimaal enkele keren per jaar – vooral in de wintermaanden – onder water staan. In de overige delen van de Noordwaard gebeurt dit veel minder vaak. Deze gebieden zullen eens in de 100 tot 1000 jaar meestromen. Het doorstroomgebied zal niet meer geschikt zijn voor de huidige vorm van landbouw, de overige delen van de Noordwaard wel. Uitgangspunt bij de uitvoering van de maatregel is dat de huidige bewoners in de Noordwaard kunnen blijven wonen.

In de Noordwaard wonen zo’n 75 huishoudens. De vereniging Bandijk en de ZLTO vertegenwoordigen ongeveer 90% van de bewoners en gebruikers.

De vereniging Bandijk en de ZLTO zijn voorstander van de uitvoering van de Ontpoldering van de Noordwaard, mits snelle uitvoering en een goede schaderegeling gegarandeerd is.

Deze maatregel heeft 53 inspraakreacties opgeleverd, waarvan 8 identiek.

Alternatieven

Het platform Behoud Noordwaad vertegenwoordigt ongeveer 5% van de bewoners in de Noorwaard. Het Platform Behoud Noordwaard heeft door Alterra een alternatief plan laten opstellen.

Het bewonersalternatief bestaat uit een viertal kleinere maatregelen:

• geulen door het natuurontwikkelingsproject Noordwaard (westelijk van de agrarische polder Noordwaard);

• het verbinden en doorstromend maken van de kreken in de Sliedrechtse Biesbosch. Dit gebied ligt tegenover de Noordwaard aan de andere oever van de Merwede;

• verbreding van het winterbed van de Kievitswaard (noordelijk deel van de huidige Noordwaard);

• en het verdiepen van het zomerbed van de Boven, Beneden en Nieuwe Merwede.

Met dit alternatief kan wel de taakstelling voor de korte termijn worden gehaald, maar bij toename van de rivierafvoer en zeespiegelstijging als gevolg van klimaatverandering is ontpoldering alsnog noodzakelijk.

Sommige delen van het alternatief, met name de ingrepen in de Sliedrechtse Biesbosch zijn strijdig met de Vogel- en Habitatrichtlijn.

Het alternatief is gunstig als het gaat om het handhaven van de landbouw: in het alternatief verdwijnt ongeveer 200 hectare, bij ontpoldering wordt ongeveer 1000 hectare omgezet in natuur.

Het alternatief treft naar verwachting 26 woningen, terwijl de Ontpoldering om de sloop of aanpassing van ongeveer 50 woningen vraagt.

Het alternatief is ongunstig voor de scheepvaart als gevolg van veranderde sedimentatie in de rivier. Dit betekent ook extra baggerwerk en kosten.

De totale kosten liggen in dezelfde orde grootte. Voor de Ontpoldering Noordwaard zijn de kosten geraamd op 295 miljoen euro. Om het te mogen vergelijken met de het alternatief moeten ook de kosten voor de PKB-maatregel Uiterwaardvergraving Avelingen worden meegenomen. In totaal gaat het dan om een investering van 340 miljoen euro.

De kosten van het alternatief zijn geschat op 250–350 miljoen euro.

Kiezen voor het alternatieve plan betekent dat de Noordwaard voor de lange termijn gereserveerd moet worden en dat bij toename van de afvoer weer een kostbare en ingrijpende maatregel moet worden uitgevoerd. Dat wordt door veel bewoners als ongewenst ervaren.

Bestuurlijk draagvlak

Een grote meerderheid van de bewoners en alle regionale bestuurders staan achter het standpunt van het kabinet: het beter is een maatregel te treffen die in één keer goed is en zijn dus voor de ontpoldering van de Noordwaard. Ook de landelijke Stuurgroep Ruimte voor de Rivier staat achter dit standpunt.

2. Andere zaken

Als gevolg van tijdgebrek is tijdens het debat op 8 maart jl. een aantal zaken niet mondeling beantwoord. Het gaat daarbij om resultaten van CPB-onderzoek, beheer, strijdigheid met de Vogel- en Habitatrichtlijn en de financiële bijdragen van de ministeries van LNV en VROM. Ik zal kort ingaan op deze onderwerpen.

CPB-onderzoek

De Tweede Kamer heeft mij gevraagd om een reactie op het advies van het CPB, waarin gesteld is dat de PKB ongeveer 700 miljoen euro goedkoper uitgevoerd zou kunnen worden. Daarnaast is gevraagd naar het resultaat van de werkzaamheden van het CPB ten behoeve van deel 3 van de PKB Ruimte voor de Rivier.

Naar aanleiding van het CPB-advies, waarin wordt gesteld dat de PKB goedkoper uitgevoerd kan worden heb ik op 30 mei 2005 een schriftelijke reactie aan de Tweede Kamer gezonden. Daarin schreef ik o.a. dat het rapport van het CPB een belangrijke inspiratiebron is geweest bij het opstellen van het kabinetsvoornemen, maar hierbij hebben ook andere overwegingen een rol gespeeld. In het kabinetsvoornemen is een balans gezocht in een robuust ontwerp waarvoor duurzame veiligheid, ruimtelijke maatregelen, ruimtelijke kwaliteit en regionaal draagvlak de belangrijkste bepalende factoren zijn. Dit geeft invulling aan de trendbreuk «meer ruimte voor water», zoals die onder andere in het kabinetsstandpunt Anders omgaan met water (2000) naar aanleiding van het advies Waterbeleid voor de 21ste eeuw is aangekondigd.

Net als voor deel 1 van de PKB Ruimte voor de Rivier, heb ik ook om een oordeel van het CPB gevraagd voor het aangepaste maatregelenpakket van deel 3 van de PKB Ruimte voor de Rivier. Dit heeft geleid tot een korte informele notitie, waarin staat dat de kosteneffectiviteitanalyse van het aangepaste maatregelenpakket uitwijst dat er langs de IJssel, Waal en Maas geen grote verschillen in pakketsamenstelling zijn in vergelijking met het maatregelenpakket uit PKB deel 1. De globale beoordeling van de pakketten langs IJssel en Waal blijft daarom onveranderd «gemiddeld kosteneffectief» en de globale beoordeling van het pakket langs de Maas ongewijzigd «goedkoop». Wel sterk veranderd is het pakket langs de Neder-Rijn/Lek. De grotere inzet van dijkversterking op dit traject heeft het mogelijk gemaakt om de rivierverruimende maatregelen te beperken tot de maatregelen met een relatief grote bijdrage aan de ruimtelijke kwaliteit. Het pakket langs de Neder-Rijn/Lek is daardoor nu «goedkoop» geworden.

Beheer

De Tweede Kamer heeft mij ook gevraagd naar het beheer van de maatregelen.

In de nota van Toelichting is paragraaf 16.4.3 aandacht besteed aan de borging van beheer en onderhoud. Daarin staat o.a. dat in de vervolgfase, de planstudiefase, per maatregel expliciet aandacht moet worden besteed aan de beheercriteria, de beheerskosten na afronding van het uitvoeringsproject de eindbeheerder en de bijbehorende overdrachtsafspraken.

Tegelijk met de investerings- en andere kosten voor de maatregelen uit de PKB zijn ook de kosten voor beheer en onderhoud geraamd. Deze informatie is gebruikt bij de afweging van de maatregelen. Het is ook betrokken bij de Kosteneffectiviteitsanalyse van het CPB, maar maakt geen onderdeel uit van het beschikbare budget van 2,2 miljard.

In aanvulling hierop kan ik melden dat in het kader van de samenwerkingsafspraak Veiligheid & Natte Natuur tussen V&W en LNV afspraken zijn gemaakt over het beheer van groen in natuurprojecten in de uiterwaarden. De meeste natuurgebieden in het rivierengebied worden beheerd door Staatsbosbeheer. Staatsbosbeheer draagt dus ook zorg voor het groenbeheer. Het uitgangspunt hierbij is dat steeds wordt voldaan aan de randvoorwaarden die zijn vastgelegd in de door Rijkswaterstaat afgegeven vergunning in het kader van de Wet beheer rijkswaterstaatswerken. Rijkswaterstaat heeft dus een handhavende verantwoordelijkheid. Staatsbosbeheer krijgt voor het uitvoeren van haar beheertaken, dus ook het groenbeheer in de uiterwaarden, financiële middelen van het ministerie van LNV.

Overigens is op diverse plaatsen in het rivierengebied vastgesteld dat er sprake is van achterstallig groenbeheer. Dit is een ongewenste situatie. Op dit moment wordt door Staatsbosbeheer en Rijkswaterstaat samengewerkt om deze achterstand zo snel mogelijk weg te werken.

Vogel- en Habitatrichtlijn (VHR)

Er is een vraag gesteld over de strijdigheid tussen de PKB en de VHR.

In de Nota van Toelichting bij deel 3 van de PKB is in hoofdstuk 14 uitgebreid beschreven hoe omgegaan is en zal worden met de natuurwaarden in het rivierengebied. Kort samengevat moeten in het kader van de VHR gebieden worden aangewezen en wordt vastgelegd welke specifieke natuurwaarden moeten worden beschermd. In de praktijk kan het voorkomen dat een ingreep in een VHR-gebied negatieve effecten heeft op zo’n beschermde natuurwaarde, terwijl die ingreep juist positief effect heeft op andere natuurwaarden. De regelgeving laat niet toe dat de positieve effecten op bepaalde natuurwaarden worden gezien als compensatie voor negatieve effecten op andere beschermde natuurwaarden.

Een groot deel van het rivierengebied is aangewezen als vogelrichtlijngebied en met name ganzen zijn de te beschermen soorten. In Europees verband heeft Nederland juist voor ganzen een belangrijke verantwoordelijkheid.

Een PKB-maatregel waarbij wordt gegraven, bijvoorbeeld de aanleg van een nevengeul, kan een negatief effect hebben voor ganzen omdat de maatregel ten koste gaat van foerageerareaal voor de ganzen.

Dat neemt niet weg dat dezelfde maatregel juist gunstig is voor planten en dieren die baat hebben bij stromend water en meer dynamiek.

Tijdens de opstellen van de inrichtingsplannen voor de verschillende PKB-maatregelen moet er naar worden gestreefd om beschermde waarden te ontzien. Per PKB-maatregel zal een passende beoordeling in het kader van de VHR worden uitgevoerd. Als dan blijkt dat de aantasting van beschermde waarden niet voorkomen kan worden, zullen deze negatieve effecten moeten worden gemitigeerd of gecompenseerd.

Bijdrage LNV en VROM

Tijdens ons overleg werd gevraagd naar de (financiële) bijdrage van LNV en VROM aan de PKB.

Om invulling te geven aan de twee doelstellingen, veiligheid en verbetering ruimtelijke kwaliteit, waarmee de trendbreuk naar rivierverruiming wordt gerealiseerd, zullen LNV en VROM bij de totstandkoming, nadere uitwerking en uitvoering van de PKB betrokken blijven. Dit is van belang om te zorgen voor een goede afstemming met regionale of locale ruimtelijke plannen, de uitwerking van ruimtelijke kwaliteit en de meekoppeling van bestaande financiële instrumenten en programma’s die relevant zijn voor de inrichting en het beheer van het rivierbed. Het beschikbare budget op de rijksbegroting biedt de mogelijkheid om de veiligheid te waarborgen en een forse bijdrage te leveren aan de verbetering van de ruimtelijke kwaliteit.

In maart 2000 hebben V&W en LNV de Samenwerkingsafspraak Veiligheid en Natte Natuur ondertekend met als doel om in diverse deelprogramma’s samen te werken aan de realisatie van natuur in combinatie met de verbetering van de veiligheid. Naast programma’s als Deltanatuur, NURG en IJsselmeer, was één van de onderdelen van deze samenwerkingsafspraak Veiligheid Bedijkte Rivieren. Dit onderdeel is in 2002 overgegaan in de PKB Ruimte voor de Rivier.

In het licht van de samenwerkingsafspraak Veiligheid en Natte Natuur kan de PKB dus ook worden gezien als één van de onderdelen waarvoor de financiële middelen geheel op de begroting staan van V&W. Voor andere onderdelen van de samenwerkingsafspraak zijn de financiële middelen juist afkomstig van de LNV-begroting of is er sprake van een gedeelde financiering. Specifiek voor het NURG-programma, waarin natuurontwikkeling langs de grote rivieren centraal staat, is een 50/50 financiering door V&W en LNV afgesproken.

VROM heeft als mede-initiatiefnemer voor de PKB zorggedragen voor het opstellen van het nationaal en regionaal ruimtelijke kader die gehanteerd zijn bij de selectie van maatregelen in het basispakket en de ruimtelijke reserveringen. Bij het voorbeeldproject ontwikkelingsplanologie IJsseldelta treedt VROM mede namens V&W en LNV op als aanspreekpunt voor het rijk.

Overigens beschikt VROM niet over specifieke financiële instrumenten om, zoals LNV met NURG, mee te koppelen met de voorgestelde PKB-maatregelen.

Verschilanalyse raming en risico’s

Door de Tweede Kamer werden ook vragen gesteld over de wijziging van de raming en de risico’s als gevolg van aanpassingen aan de PKB.

Omdat de PKB Ruimte voor de Rivier een groot project is, rapporteer ik ieder half jaar over de voortgang. De zevende voortgangsrapportage, over de periode juli-december 2005, zend ik spoedig separaat naar de Tweede Kamer. Aan deze voortgangsrapportage is naar aanleiding van de gestelde vragen een extra bijlage toegevoegd (bijlage 3), waarin antwoord wordt gegeven op de gestelde vragen over raming en risico’s.

3. Afronding

Meer achtergrondinformatie over de PKB Ruimte voor de Rivier is beschikbaar op de website www.ruimtevoorderivier.nl. Daarnaast bied ik u graag nogmaals de mogelijkheid van een technische briefing aan.

De PKB Ruimte voor de Rivier is cruciaal voor de toekomst van 4 miljoen bewoners van het Nederlandse rivierengebied. Daarmee is het van groot maatschappelijk belang voor de gehele Nederlandse samenleving. Ik besef me terdege dat de PKB een aantal maatregelen bevat die lokaal op weerstand stuiten. Ik hoop echter dat ik u met het verstrekken van de aanvullende informatie kan overtuigen van de nut en noodzaak van alle samenhangende maatregelen in de PKB.

Ik kijk uit naar een spoedig vervolg van het debat over de PKB Ruimte voor de Rivier, omdat ik betrokkenen graag zo spoedig mogelijk de gewenste duidelijkheid wil geven en omdat het in mijn ogen noodzakelijk is om snel mogelijk met de uitvoering te beginnen zodat uiterlijk in 2015 aan de vereiste veiligheidsnormen kan worden voldaan.

De Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat,

M. H. Schultz van Haegen-Maas Geesteranus


XNoot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

XNoot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

XNoot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

Naar boven