De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat er in het onderwijs sprake is van twee soorten van vertrouwen die
niet beschaamd mogen worden: enerzijds het vertrouwen in het civiel effect van diploma's
en anderzijds het vertrouwen dat ouders, leerlingen en de samenleving als geheel mogen
hebben dat als leerlingen de aanwijzingen van het onderwijs volgen én slagen voor
het landelijk examen, zij in het bezit worden gesteld van een diploma;
van mening dat in deze casus van LVO het verlies van vertrouwen van ouders, leerlingen
en samenleving in de integriteit van het onderwijs tot grotere maatschappelijke schade
en onrust leidt dan de eenmalige schade aan het civiel effect als leerlingen zonder
compleet PTA toch in het bezit worden gesteld van hun diploma;
constaterende dat de chaos bij de schoolexamens slechts te wijten is aan het desastreus
onzorgvuldig handelen van leraren, teamleiders, directeuren, het college van bestuur
en de raad van toezicht en niet aan de leerlingen;
constaterende dat de chaos dermate groot is, dat die tot op vandaag niet door de Minister
geïnventariseerd kan worden;
van mening dat met een reparatietraject dat mogelijk zes maanden zal duren, zonder
garantie dat leerlingen dan alsnog in het bezit komen van het diploma, de gevolgen
van deze onderwijsramp eenzijdig bij de leerlingen worden belegd;
verzoekt de Minister om, álle leerlingen die voor het landelijk examen zijn geslaagd,
geen enkele uitgezonderd, hoe dan ook binnen twee weken van hun diploma te voorzien,
en gaat over tot de orde van de dag.
Beertema