30 079
VMBO

nr. 8
BRIEF VAN DE MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 9 oktober 2006

Hierbij bied ik u de rapportage «Voortvarend vmbo, samen koersen op bewegingsruimte» van de Adviesgroep vmbo1 en mijn reactie hierop aan.

Ik ben blij met de eerste richtinggevende rapportage van de Adviesgroep. Er is op indringende wijze breed geïnventariseerd binnen welke kaders meer ruimte aan scholen kan worden geboden om hun eigen onderwijsaanbod te bepalen. Dit heeft geresulteerd in een ontwikkelingsperspectief en maatregelen op de kortere termijn, waarmee scholen hun leerlingen meer maatwerk in het onderwijsaanbod kunnen bieden. Daarbij is de leerling terecht zeer centraal gesteld.

Door die uitgebreide inventarisatie heeft de rapportage een breed draagvlak en vormt deze een belangrijke bouwsteen voor de verdere ontwikkeling van het vmbo.

Meer ruimte voor maatwerk in het vmbo

In de notitie Vmbo het betere werk! (kamerstuk 30 079, nr. 1) die ik vorig jaar aan uw Kamer zond heb ik de doorontwikkelingslijn van het vmbo geschetst. Met daarin de in samenhang te nemen maatregelen om het vmbo afgestemd op de ontwikkelingen in de onderbouw en het mbo verder te ontwikkelen. Ook het Interdepartementaal beleidsonderzoek VMBO, beelden, feiten en toekomst en mijn reactie hierop gaan in op de verdere ontwikkeling van het vmbo.

Er zijn vanuit deze samenhang maatregelen genomen om de verbinding van leren met de praktijk te verbeteren en een kwalitatief goede zorg en begeleiding voor leerlingen te bereiken. Er is actie genomen om voldoende gekwalificeerd onderwijspersoneel zeker te stellen. Er zijn verder maatregelen genomen zodat scholen voor de leerlingen én hun leraren een moderne, uitdagende, veilige en kleinschalige leeromgeving kunnen creëren, met voor het vmbo goede praktijklokalen. Er is en wordt volop gewerkt aan een vernieuwde onderwijsprogrammering en examinering. Bij al deze maatregen staat de leerloopbaan van de leerling steeds centraal. Een doorlopende lijn vanuit de onderbouw doorgezet in het vmbo en het mbo is daarbij een voorwaarde. Het gaat dan om het programma, de praktijkcomponent, de begeleiding en zorg, een doorlopende loopbaan- en beroepenoriëntatie en een warme overdracht van leerlingen. Ook in dat kader zijn maatregelen genomen om scholen de mogelijkheden te bieden de doorgaande leerlijn te versterken.

En zo vormt de rapportage van de Adviesgroep vmbo een verdere bouwsteen in de doorontwikkeling van het vmbo zoals die in Koers VO en Vmbo het betere werk! is ingezet.

Ik ben blij dat de waardering voor het vmbo is toegenomen, zoals ook de Onderwijsmeter aangeeft. Dat verdienen de leerlingen en hun leraren, dat heeft het vmbo verdiend!

Vraag aan de Adviesgroep vmbo

De globalisering van de kerndoelen in de onderbouw van het voortgezet onderwijs en de vernieuwing van de kwalificatiestructuur in het mbo maken het voor scholen mogelijk om diepgaander te bezien of onderbouw, vmbo en mbo voldoende op elkaar aansluiten. Deze ontwikkelingen bieden een unieke kans om de afstemming te verbeteren en meer mogelijkheden voor een doorlopende leerlijn voor de leerlingen te creëren. Hiervoor is nodig dat scholen daarvoor voldoende ruimte hebben. Het is belangrijk dat daarbij de juiste kaders en criteria worden gesteld. Geen nieuwe blauwdrukken, maar breed gedragen kaders waarbinnen scholen in een regio flexibel op nieuwe ontwikkelingen op de arbeidsmarkt kunnen inspelen.

Aan de breed samengestelde Adviesgroep vmbo heb ik daarom gevraagd om samen met scholen, vervolgonderwijs en bedrijfsleven te zoeken naar ruimere mogelijkheden voor scholen om het eigen onderwijsaanbod te bepalen. Met als richtpunt daarbij het belang van leerlingen bij maatwerk en een doorlopende leerlijn naar het mbo. Het belang van de leerling staat ook voorop bij de achterliggende vraag op welke manier de garanties voor kwaliteit, inzichtelijkheid, toegankelijkheid en civiel effect in de nieuwe situatie geboden kunnen worden.

Meer specifiek is verzocht binnen de kaders van Koers VO en Vmbo het betere werk! te adviseren over de volgende vragen.

Aan welke vereisten moet het proces voldoen waarmee een nieuw (regionaal) programma tot stand komt? Hoe is de relatie met bestaande procedures voor planning, intrasectorale programma’s en regionale arrangementen? Aan welke eisen moet het programma voldoen? Hoe kan de herkenbaarheid van de programma’s worden gegarandeerd, voor vervolgonderwijs en bedrijfsleven in het hele land? Hoe kan het onderwijsaanbod inzichtelijk en overzichtelijk blijven bij een toenemende beleidsruimte voor scholen? Door wie en hoe moet worden getoetst of proces en programma aan de voorwaarden voldoen? Het gaat hierbij over de beroepsgerichte programma’s in het vmbo.

Eerste richtinggevende rapportage van de Adviesgroep vmbo

De Adviesgroep vmbo gaat nu in haar rapportage «Voortvarend vmbo, samen koersen op bewegingsruimte» in op breed gedragen criteria en kaders waarbinnen de nieuwe beleidsruimte voor scholen kan functioneren. De rapportage is gebaseerd op een brede consultatie van bij het vmbo betrokken actoren.

Bevindingen van de Adviesgroep vmbo

De Adviesgroep vmbo constateert dat scholen de vraag naar maatwerk breder opvatten dan alleen de programmering en de bepaling van het aanbod en gaat in op de diversiteit van vmbo-leerlingen die veel maatwerk vereist.

De functie van het vmbo wordt door de bevraagden gezien als vooral oriënterend en beroepsvoorbereidend en in mindere mate beroepsopleidend. Waarbij de algemene vorming van de leerling op zichzelf belangrijk is, maar ook ondersteunend aan de praktijkcomponent.

De Adviesgroep vmbo constateert verder een groot draagvlak voor programmatische vernieuwing. Er is een breed gevoelde behoefte aan meer mogelijkheden voor maatwerk en voor invulling van een groter deel van het programma door de school. De scholen zeggen zeker gebruik te gaan maken van meer mogelijkheden voor maatwerk. Overigens wordt ook aangegeven dat de bestaande ruimte door scholen nog niet altijd optimaal wordt benut.

Over de behoefte aan volledige planningsvrijheid wordt verschillend gedacht, net als over de mogelijkheid om nieuwe programma’s alleen toe te staan binnen een regionaal arrangement.

De Adviesgroep vmbo constateert een ambivalente houding van scholen ten opzichte van het bedrijfsleven. Enerzijds werken zij graag samen, maar een verplichte betrokkenheid van het bedrijfsleven bij regionaal ingevulde programma’s vindt een deel van de scholen niet nodig.

Er heerst brede overeenstemming tussen scholen, mbo en bedrijfsleven over een goede aansluiting van het vmbo bij het vervolgonderwijs als criterium voor nieuwe programma’s. Ook landelijke vaststelling van programma’s wordt hierbij zeer belangrijk gevonden.

Ontwikkelingsperspectief zoals geschetst door de Adviesgroep vmbo

Als mogelijk ontwikkelingsperspectief schetst de Adviesgroep een overzichtelijk (beperkt) aantal globaal geformuleerde beroepsgerichte programma’s die ruimte laten voor verschillende concrete invullingen: van inhoudelijk smalle uitstroomrichtingen tot sectorbreed en sectoroverschrijdend. Programma’s die een goede basis bieden voor een doorlopende leerlijn van vmbo naar mbo. De concrete invulling in een specifieke context vindt in de regio plaats op basis van afspraken tussen vmbo en mbo.

Voor de toekomst zouden alle vmbo-scholen volgens de Adviesgroep vmbo over een vbo-licentie moeten beschikken. Over het aanbod worden dan (kwantitatief en kwalitatief) afspraken gemaakt in een regionaal samenwerkingsverband van vmbo-scholen, waarbij het mbo is betrokken en deelname van scholen voorwaarde is voor aanbodsvrijheid.

Examinering vindt plaats in een mix van schoolexamen en centraal examen, het centraal examen is flexibel en beslaat het landelijk vastgestelde programma.

De door vmbo en mbo gedeelde zorg voor de doorstromende leerling/deelnemer is dan volgens de Adviesgroep vmbo geborgd in de vorm van een voorzorgplicht voor het mbo en een nazorgplicht voor het vmbo. Hierbij wordt het belang van een goede doorlopende loopbaan- en beroepenoriëntatie erg belangrijk gevonden.

Aanbevelingen van de Adviesgroep vmbo

De Adviesgroep vmbo geeft een aantal criteria zowel voor de korte termijn (nieuwe experimentele programma’s) als voor de langere termijn (meer beleidsruimte in de reguliere programma’s) aan.

Daarnaast worden twee maatregelen aanbevolen die kunnen bijdragen aan meer maatwerk voor vmbo-leerlingen. Het gaat dan om beperking van het vakkenvoorschrift voor het sectordeel tot één doorstroomrelevant vak, waardoor leerlingen zelf het tweede vak kunnen kiezen. En om de vereenvoudiging van de procedure om vanuit de gemengde leerweg door te stromen naar het havo, door de vereiste toestemming van de inspectie te laten vervallen en scholen zelf te laten bepalen of een leerling geschikt is.

Verder wordt aanbevolen om het geschetste ontwikkelperspectief samen met scholen verder te verkennen en uit te werken, waarbij keuzes inzichtelijk kunnen worden gemaakt in de vorm van scenario’s.

Reactie op de rapportage van de Adviesgroep vmbo

Bevindingen

Bij de bevindingen blijkt dat scholen over de hele linie behoefte aan voldoende ruimte hebben. Dat is logisch en het totaal van maatregelen op basis van Vmbo het betere werk! voorziet daarin. Opvallend is echter dat duidelijk blijkt dat scholen de beschikbare ruimte nog lang niet optimaal gebruiken. Hier ligt nog een schone taak zou heer Bommel zeggen. Ik heb de Adviesgroep vmbo daarom gevraagd om aan dit aspect, ook in haar ondersteunende activiteiten voor scholen, expliciet aandacht te besteden.

Voor wat betreft een grotere planningsvrijheid wordt verschillend gedacht over de mate van vrijheid en de rol van de regio daarbij. Ik ben ervan overtuigd dat in verband met een praktijkgericht vmbo en een goede aansluiting bij vervolgonderwijs en arbeidsmarkt regionale afstemming nodig is. In dit kader kan ook de nazorg van het vmbo en de voorzorg van het mbo voor leerlingen verder samen worden opgepakt. En bij het meer praktijkgericht maken van het vmbo is de rol van het bedrijfsleven onontbeerlijk. De opmerkingen die de Adviesgroep vmbo maakt over de examinering in het vmbo neem ik mee in het bredere beleid voor examinering in het voortgezet onderwijs, waarbij flexibeler en praktijkgerichter vormen van examinering belangrijke aandachtspunten zijn.

Ontwikkelingsperspectief en scenario’s

Ik ben het met de Adviesgroep vmbo eens dat vernieuwing van en meer ruimte in de vmbo-programmering een groeiproces is. De Adviesgroep vmbo schetst hiervoor een mogelijk ontwikkelingsperspectief.

De hamvraag daarbij is hoe vanuit de bestaande beroepsgerichte programma’s meer programmeringsruimte aan scholen kan worden geboden. Hoe kan vervolgens zonodig worden gekomen tot een betere of andere ordening van programma’s die goed aansluit op de nieuwe kwalificatiestructuur in het mbo. En wel zodanig dat belangrijke verworvenheden (zoals civiel effect) intact blijven. In dit verband ligt bijvoorbeeld de vraag voor wat het effect is van globaal geformuleerde programma’s die door scholen verder (regionaal) worden ingevuld op de (centrale) examinering.

Ik heb de Adviesgroep vmbo daarom gevraagd nader te kijken naar de vraag welke onderdelen van (nieuwe) beroepsgerichte programma’s in elk geval kenmerkend en kerndeel zijn en welke meer vrij door scholen kunnen worden ingevuld en welke (inhoudelijke) kaders en criteria daarbij moeten gelden. Daarbij zijn vanzelfsprekend meerdere varianten mogelijk, aan de adviesgroep is gevraagd deze in beeld te brengen. Als hier duidelijkheid over is (eind 2006) komt de vraag aan de orde wat dit betekent voor de ordening van de programma’s.

Mijn voorstel tot wijziging van de WVO (dat binnenkort aan de Raad van State zal worden aangeboden) om de vrijheid van scholen bij de voorzieningenplanning te vergroten is een grote stap in de door de Adviesgroep vmbo geschetste richting voor meer ruimte bij de planning van voorzieningen.

Voor wat betreft de examinering ben ik het met de Adviesgroep vmbo eens dat moet worden uitgegaan van een mix van schoolexamen en een (vorm van) centraal examen dat flexibel is vormgegeven. Hieraan wordt bij de uitvoering van de maatregelen uit mijn Uitwerkingsnotitie examens VO van eind 2004 hard gewerkt, een voorbeeld hiervan zijn de centraal schriftelijke praktijkexamens.

Ook ben ik het met de Adviesgroep vmbo eens dat het belangrijk is dat scholen goed samenwerken en verantwoording afleggen aan partners in de regio. Onder meer in het kader van governance worden hier verdere stimulansen aan gegeven.

Criteria voor nieuwe programma’s

De Adviesgroep vmbo formuleert een aantal criteria voor nieuwe programma’s. Deze zijn zowel bruikbaar voor de korte termijn (nieuwe experimentele programma’s) als de langere termijn (meer beleidsruimte in de reguliere programma’s).

In hoofdlijnen kan ik mij in deze criteria vinden. Het moet duidelijk zijn dat een nieuw programma niet binnen een bestaand programma kan worden aangeboden. Met inachtneming van de eigenheid van het vmbo moet het programma in lijn zijn geformuleerd met de nieuwe kwalificatiestructuur van het mbo. Ik vind evenals de Adviesgroep vmbo dat regionale samenwerking voorwaarde is voor het aanbieden van nieuwe programma’s. Een doorlopende leerlijn naar het mbo moet zijn gegarandeerd en ook hoe het mbo in de examinering is betrokken. Ik vind het wenselijk om experimenteel de mogelijkheden voor regionale examinering (voor het programma dat niet centraal wordt geëxamineerd) te onderzoeken. Met betrokkenheid van het mbo en het bedrijfsleven.

Ook de betrokkenheid van werkgevers in de regio in verband met praktijkervaringen en arbeidsmarkt vind ik belangrijk.

En in de bekwaamheidseisen van onderwijsgevenden moet op een goede manier zijn voorzien.

Ik zal deze criteria stellen bij eventuele nieuwe experimentele programma’s, die meer ruimte voor scholen bieden (per 1 augustus 2007).

Verdere aanbevelingen

Ik kan mij vinden in het voorstel van de Adviesgroep vmbo om het aantal verplichte sectorvakken te beperken tot één. Hierbij krijgt de leerling extra keuzeruimte, maar er moet wel gekozen worden tussen een aantal voor de doorstroom relevante vakken. Een en ander sluit aan bij de Doorstroomregeling vmbo-mbo die al uitgaat van één sectorvak. Ik zal na overleg met het veld over de verdere uitwerking (bijv. welk vak wordt per sector het verplichte sectorvak) een voorstel tot wijziging van de Wet op het Voortgezet Onderwijs (WVO) indienen. Deze grotere keuzevrijheid voor scholen en leerlingen zal zodoende zodanig worden vormgegeven dat deze het civiel effect en de doorstroomrelevantie van het vmbo-diploma onverlet laat.

Verder stelt de Adviesgroep vmbo voor om het vereiste van toestemming van de inspectie voor doorstroom van de gemengde leerweg naar de havo te laten vervallen. De inspectie geeft aan dat dit goed past bij de nieuwe bestuurlijke verhoudingen. Aanvragen in dit verband moeten steeds heel individueel worden bezien en het overgaan van deze bevoegdheid naar het bevoegd gezag is dan ook logisch. Ik wil daarom in deze zin het Inrichtingsbesluit VO wijzigen.

Samenloop met de vernieuwing van de voorzieningenplanning

Zoals u weet wordt door mij nu gewerkt aan een wijziging van de WVO om de vrijheid van scholen bij de voorzieningenplanning te vergroten en daarbij het aantal regels zoveel mogelijk terug te brengen.

Hierbij zal onder meer binnen een regionale samenwerkingsovereenkomst sprake zijn van aanbodsvrijheid op vbo-niveau. Scholen met vbo (AOC’s uitgezonderd) kunnen binnen een regionale samenwerkingsovereenkomst hier vrij afspraken over maken. Daarnaast is het de bedoeling dat de voorwaarden voor (nieuwe) programma’s in het Inrichtingsbesluit VO worden geregeld en de programma’s zelf in een daarop gebaseerde regeling. Dat betekent dat veel sneller en flexibeler op nieuwe ontwikkelingen in een regio kan worden ingespeeld dan nu het geval is (omdat zodanig ruimte wordt geboden dat voor nieuwe ontwikkelingen niet meer telkens de WVO of het Inrichtingsbesluit VO aangepast hoeven worden). Deze wetswijziging is zodoende complementair met en toegesneden op de nieuwe mogelijkheden die voor de beroepsgerichte programma’s worden voorzien.

Vervolg

In de loop van volgend jaar zal de Adviesgroep vmbo een volgende rapportage uitbrengen, waarbij nader zal worden geadviseerd met betrekking tot de vergroting van de ruimte voor scholen ten aanzien van beroepsgerichte programma’s. Ook zal in deze rapportage nader worden ingegaan op de ondersteunende activiteiten van de Adviesgroep vmbo.

Vanzelfsprekend zal ik Uw Kamer verder informeren over de vervolgtrajecten in dit kader.

Acties

Samenvattend zal ik de volgende acties nemen:

– wijziging van de WVO om het aantal verplichte sectorvakken te beperken tot één sectorvak;

– wijziging van het Inrichtingsbesluit VO om het vereiste van toestemming van de inspectie voor doorstroom van de gemengde leerweg naar de havo te laten vervallen;

– wijziging van de WVO om de vrijheid van scholen bij de voorzieningenplanning te vergroten en daarbij het aantal regels zoveel mogelijk terug te brengen;

– gebruik van de door de Adviesgroep vmbo voorgestelde criteria bij nieuwe experimentele programma’s.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

M. J. A. van der Hoeven


XNoot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

Naar boven