30 070
Wijziging van de wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2002 in verband met de invoering van een nieuw stelsel voor bewaking en beveiliging

nr. 11
LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 9 april 2008

De vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties1 heeft een aantal vragen voorgelegd aan de minister van Defensie inzake het CTIVD-onderzoek over de samenwerking tussen de MIVD en de KMar (30 070, nr. 8).

De minister heeft deze vragen beantwoord bij brief van 8 april 2008. Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.

De voorzitter van de commissie,

Leerdam

Adjunct-griffier van de commissie,

Elagab

1, 2, 3 en 4

Wanneer bent u voornemens met uw ambtgenoot van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties de eerstvolgende wijziging van de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdienst 2002 (hierna: Wiv 2002) te bezien? Wat is daarbij uw eigen inzet? Is het gesprek met uw ambtsgenoot enkel bedoeld om het tijdspad van wijziging van de Wiv 2002 te bespreken?

Moet uw brief zo worden gelezen dat u voorstander bent van aanpassing van de Wiv 2002, in die zin dat de Koninklijke Marechaussee (hierna: KMar) de bevoegdheden krijgt om op een rechtstreekse manier werkzaamheden te verrichten, ten behoeve van de Militaire Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (hierna: MIVD)?

Hoe denkt u te kunnen voorkomen dat er afstemmingsproblemen ontstaan tussen de MIVD en de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (hierna: AIVD) waar het gaat om de inschakeling van de KMar ten behoeve van de taakuitvoering van de MIVD?

Hoe denkt u tot een voor de KMar werkbare verdeling van prioriteit te komen tussen AIVD- en MIVD-onderzoeken, in het geval het een optreden van de Kmar betreft op zowel civiel als militair terrein?

De mogelijkheid de KMar direct werkzaamheden te laten verrichten ten behoeve van de MIVD is onderwerp van onderzoek. Met de CTIVD ben ik van mening dat een artikel 60-relatie tussen de MIVD en de KMar binnen het systeem van de wet zou vallen. De CTIVD heeft ook gewezen op nieuwe vraagpunten die naar voren komen bij het creëren van een dergelijke relatie, bijvoorbeeld op het gebied van afstemming en prioritering. Deze onderwerpen worden in samenhang bezien en zullen, indien wijziging van de Wiv 2002 aan de orde is, onderwerp van overleg met het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) zijn.

5

Wat wordt precies bedoeld met civiele maatschappij? Is dat hetzelfde als civiel terrein en is er dus een sluitend onderscheid met «militair terrein»? Betekent militair terrein, terrein dat (fysiek) in beheer is bij Defensie? Gaat het hierbij uitsluitend om burgers of kan het ook gaan om militairen die zich binnen de civiele maatschappij (dus niet op militair terrein) bevinden?

Met deze vraag wordt verwezen naar het gebruik van deze termen door de CTIVD in haar brief van 27 september 2007. Gedoeld wordt op de betekenis die in de Wiv 2002 is gegeven aan plaatsen die «in gebruik zijn van het ministerie van Defensie». Bij het doen van onderzoek op dergelijke plaatsen hoeft in beginsel geen instemming van de Minister van BZK verkregen te worden, en is de Minister van Defensie verantwoordelijk. Op andere plaatsen treedt de MIVD op in de «civiele maatschappij». Zie de Memorie van Toelichting bij de Wiv 2002 (1997–1998, 25 877, nr. 3, p. 27–28).

6

Zijn er nog meer diensten die op grond van artikel 60 Wiv 2002 onderzoek doen naar radicaliserende personen? Zo ja, welke en hoe wordt ongewenste interferentie tussen onderzoeken met andere diensten voorkomen? Zo neen, hoe groot acht u de kans in dat uit de Bijzondere Dienst (hierna: BD) van de Kmar naast de AIVD en MIVD nog een derde inlichtingen dienst ontstaat, die niet genoemd wordt in de wet?

In de brief van de CTIVD van 27 september 2007 is gesproken over onderzoek naar radicalisering, en de informatieverstrekking daarover in het kader van artikel 62 Wiv 2002. Onderzoek wordt in dat geval gedaan op grond van de eigen taken en bevoegdheden van de betreffende (opsporings-)instantie, zoals de KMar. Dit is een andere situatie dan bij het doen van werkzaamheden op grond van art. 60 Wiv 2002. Dergelijke werkzaamheden worden altijd onder verantwoordelijkheid van de AIVD uitgevoerd. Er is derhalve geen risico op het ontstaan van een derde inlichtingendienst.

Bij het doen van onderzoek door de KMar in haar hoedanigheid van opsporingsinstantie, is mogelijke interferentie met artikel-60 werkzaamheden een punt van aandacht. Gegevens die uit opsporingsonderzoek worden verkregen en die van belang kunnen zijn voor de inlichtingendiensten worden op grond van artikel 62 Wiv aan hen verstrekt. Wanneer er aanleiding is tot het vermoeden dat onderzoek kan interfereren wordt hierover overleg gevoerd met de desbetreffende dienst(en). De CTIVD heeft aanbevolen om gestructureerd overleg te creëren voor de gevallen waarin de KMar beschikt over gegevens die voor beide diensten van belang kunnen zijn. Deze aanbeveling heb ik overgenomen, waarover ik u heb bericht in mijn brief van 1 februari 2008 (30 070, nr. 8).

7

Welke status heeft de BD van de KMar op Schiphol? Onder wiens regie valt deze? Welke taken heeft het de BD en wat zijn de onderzoeksvelden? Betreft het hier onderzoek naar de civiele of militaire maatschappij?

Als onderdeel van de KMar valt de BD beheersmatig onder het Ministerie van Defensie. Voor het uitvoeren van de werkzaamheden door de BD zoals omschreven in artikel 60 van de Wiv 2002, ligt de politieke verantwoordelijkheid bij de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. De BD verricht deze werkzaamheden in opdracht en onder verantwoordelijkheid van de AIVD. De werkzaamheden worden zowel op Schiphol als buiten Schiphol verricht.

De werkzaamheden van de KMar in het kader van de Wiv 2002 betreffen zowel onderzoek op plaatsen in gebruik van Defensie als onderzoek binnen de civiele maatschappij. In de toelichting bij de Wiv 2002 (1997–1998, 25 877, nr. 3, pag. 74) is reeds aangegeven dat de KMar voor alle taken van de AIVD kan worden ingezet. De onderwerpen waarbij de aangewezen ambtenaren worden ingeschakeld worden vooraf in activiteitenplannen van de AIVD vastgelegd. In de praktijk wordt de BD-KMar met name ingeschakeld bij uiteenlopende observatieactiviteiten bij doorlaatposten, voor andere volg- en observatieacties en voor de uitvoering van veiligheidsonderzoeken voor vertrouwensfuncties op burgerluchtvaartterreinen.


XNoot
1

Samenstelling:

Leden: Van Beek (VVD), Van der Staaij (SGP), De Pater-van der Meer (CDA), Van Bochove (CDA), Duyvendak (GL), Hessels (CDA), Gerkens (SP), Haverkamp (CDA), Leerdam (PvdA), voorzitter, De Krom (VVD), ondervoorzitter, Griffith (VVD), Boelhouwer (PvdA), Irrgang (SP), Kalma (PvdA), Schinkelshoek (CDA), Van der Burg (VVD), Brinkman (PVV), Pechtold (D66), Van Raak (SP), Thieme (PvdD), Kuiken (PvdA), Leijten (SP), Heijnen (PvdA), Bilder (CDA) en Anker (CU).

Plv. leden: Teeven (VVD), Van der Vlies (SGP), Van de Camp (CDA), Smilde (CDA), Van Gent (GL), Knops (CDA), Polderman (SP), Spies (CDA), Wolbert (PvdA), Aptroot (VVD), Zijlstra (VVD), Vermeij (PvdA), Van Gerven (SP), Heerts (PvdA), Çörüz (CDA), Remkes (VVD), De Roon (PVV), Van der Ham (D66), Van Bommel (SP), Ouwehand (PvdD), Timmer (PvdA), De Wit (SP), Kraneveldt-van der Veen (PvdA), Van Haersma Buma (CDA) en Cramer (CU).

Naar boven