30 061
Wijziging van de Wet omzetbelasting 1968 i.v.m. de aanpak van constructies m.b.t. (on)roerende zaken en aanpassing op onderdelen

nr. 9
NADER VERSLAG

Vastgesteld 20 april 2006

De vaste commissie voor Financiën1 belast met het voorbereidend onderzoek van bovenstaand wetsvoorstel, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen van haar bevindingen.

Onder het voorbehoud dat de regering de vragen en opmerkingen in dit verslag afdoende zal beantwoorden, acht de commissie hiermee de openbare behandeling van het voorstel van wet voldoende voorbereid.

Communautair kader

De leden van de fracties van het CDA en de VVD danken de regering voor de uitvoerige beantwoording van de vragen. In het licht van recente ontwikkelingen hebben deze leden echter nog wel de volgende vragen en opmerkingen.

Op 21 februari van dit jaar heeft het Europese Hof van Justitie een aantal arresten gewezen, waaronder het arrest Halifax2. Graag zien deze leden een reactie van de regering op deze arresten. Kan de regering aangeven hoe dit arrest zich verhoudt tot het voorliggende wetsvoorstel. Biedt de Zesde Richtlijn in samenhang met de bestaande nationale wetgeving in het licht van deze arresten niet reeds voldoende mogelijkheden om het beoogde doel te verwezenlijken? Is de regering in dit kader bereid de behandeling van voorliggend wetsvoorstel in afwachting van jurisprudentie van de Hoge Raad, waaruit de betekenis van onder meer het Halifax-arrest voor de Nederlandse situatie kan blijken, op te schorten? Anders gezegd willen deze leden graag weten of het onderhavige wetsvoorstel nog wel nodig is en niet ingetrokken kan worden.

Genoemde leden hebben verder geconstateerd dat op 27 februari 2006 Nederland goedkeuring is verstrekt om in afwijking artikel 11 van de Zesde Richtlijn maatregelen in Nederlandse regelgeving te treffen om ontwijking van Omzetbelastingwetgeving tegen te gaan3. Deze leden constateren dat de inhoud van de beschikking, ten aanzien van de mate waarin de afnemende partij vrijgestelde prestaties levert, afwijkt van het verzoek om machtiging zoals aangegeven in de memorie van toelichting bij voorliggend wetsvoorstel en de tekst van het wetsvoorstel. Kan de regering aangeven wat de aard van dit verschil is? Deze leden vragen zich verder af wat de juridische betekenis is van deze beschikking. Dient deze beschikking gezien te worden als een machtiging om de wetgeving in de zin van de beschikking aan te passen?

Wijziging vrijstelling medische diensten

De leden van de SP-fractie willen een aantal vragen stellen over de BTW-vrijstelling van de diensten van pedagogen en psychologen1. Klopt het dat de diensten in het kader van de gezondheidskundige verzorging van de mens, van psychologen wel, en die van pedagogen niet zijn vrijgesteld van BTW, indien beiden niet BIG geregistreerd zijn? Zo ja, kan de regering aangeven wat de reden is van dit verschil? Deelt de regering de mening dat een dergelijk verschil onredelijk is aangezien deze academisch opgeleide beroepsgroepen een vergelijkbare positie in de curatieve zorg hebben en omdat zowel mensen die zijn opgeleid als psycholoog, als mensen die zijn opgeleid als pedagoog, instromen in de vervolgopleiding die leidt tot registratie als Gezondheidszorgpsycholoog BIG? Deelt de regering de mening dat onderhavige wetswijziging een goede gelegenheid is verandering te brengen in deze ongelijkheid, gezien ook de keuze die op Europees niveau gemaakt is voor BTW-vrijstelling voor de gezondheidskundige verzorging van de mens? Deelt de regering de mening dat dit verschil tot de ongewenste situatie zal leiden dat GGZ-instellingen en jeugdzorginstellingen die veel pedagogen in dienst hebben en vrijgevestigde pedagogen, duurder zullen zijn dan psychologen, ook wanneer zij dezelfde werkzaamheden uitvoeren? Ten slotte vragen de leden van de SP-fractie of dit kan leiden tot hogere kosten voor de geestelijke gezondheidszorg doordat niet-BIG-geregistreerde pedagogen, waarvan het aantal toeneemt door het gebrek aan opleidingsplaatsen voor de registratie GZ-psycholoog BIG, duurder zijn dan de huidige populatie pedagogen waarvan het merendeel via de overgangsregeling BIG-geregistreerd is?

De voorzitter van de vaste commissie voor Financiën,

Tichelaar

De wnd. griffier van de commissie,

Vente


XNoot
1

Samenstelling: Leden: Van der Vlies (SGP), Crone (PvdA), Bakker (D66), Hofstra (VVD), De Haan (CDA), Bussemaker (PvdA), Vendrik (GL), Halsema (GL), Kant (SP), Blok (VVD), Ten Hoopen (CDA), Ondervoorzitter, Smits (PvdA), De Pater-van der Meer (CDA), Van As (LPF), Tichelaar (PvdA), Voorzitter, Koopmans (CDA), Van Vroonhoven-Kok (CDA), Varela (LPF), De Nerée tot Babberich (CDA), Koomen (CDA), Fierens (PvdA), Aptroot (VVD), Smeets (PvdA), Heemskerk (PvdA), Dezentjé Hamming (VVD), Van Egerschot (VVD) en Irrgang (SP).

Plv. leden: Rouvoet (CU), Koenders (PvdA), Dittrich (D66), Balemans (VVD), Kortenhorst (CDA), Vacature (PvdA), Duyvendak (GL), Van Gent (GL), Vacature (algemeen), De Krom (VVD), Atsma (CDA), Dijsselbloem (PvdA), Omtzigt (CDA), Eerdmans (LPF), Noorman-den Uyl (PvdA), Mosterd (CDA), De Vries (CDA), Hermans (LPF), Mastwijk (CDA), Rambocus (CDA), Stuurman (PvdA), Luchtenveld (VVD), Blom (PvdA), Douma (PvdA), De Vries (VVD), Van Beek (VVD) en Gerkens (SP).

XNoot
2

Zaak C-255/02.

XNoot
3

2006/181/EC.

XNoot
1

Art. 11, lid 1, onderdeel g onder 1.

Naar boven