30 038
Wijziging van de Elektriciteitswet 1998 ter implementatie van richtlijn 2004/8/EG inzake de bevordering van warmtekrachtkoppeling (Wijziging van de Elektriciteitswet 1998 ter implementatie van de richtlijn warmtekrachtkoppeling)

nr. 4
VERSLAG

Vastgesteld 23 mei 2005

I Algemeen

De vaste commissie voor Economische Zaken1, belast met het voorbereidend onderzoek naar bovengenoemd wetsvoorstel heeft de eer de regering de navolgende vragen en opmerkingen voor te leggen.

Onder het voorbehoud dat de gestelde vragen en gemaakte opmerkingen genoegzaam zijn beantwoord, acht de commissie de openbare beraadslaging over dit wetsvoorstel voldoende voorbereid.

De leden van de CDA-fractie hebben met interesse kennis genomen van het onderhavige wetsvoorstel. Warmtekrachtkoppeling heeft als duurzame energiebron altijd al bijzondere aandacht gekregen van deze leden. Zij benadrukken dan ook dat de implementatie van de EU-Richtlijn 2004/8/EG inzake de bevordering van warmtekrachtkoppeling, ten volle benut moet worden ten faveure van de verdere ontwikkeling van deze innovatieve sector.

Een eerste kanttekening plaatsen deze leden bij de tijdsplanning van het wetsvoorstel. De implementatie dient voltooid te zijn vóór 21 augustus 2006. Op dit moment is er nog een groot aantal onduidelijkheden rondom de WKK-stimulering als duurzame energiebron. Zo wijzen deze leden op de precieze definiëring van hoogrenderende WKK, die nog niet door de EU is vastgesteld. Acht de regering het risico aanwezig dat Nederland met deze vroege implementatie keuzes maakt, die uiteindelijk niet overeenkomen met de details van de EU-regeling?

De leden van de CDA-fractie huldigen het streven te komen tot minder administratieve lasten, maar hebben hun twijfels of dit in het geval van de WKK-regelingen te bereiken is door het introduceren van een tweede methodiek naast de bestaande Mepregeling. Kan een meer gekwantificeerd inzicht worden gegeven in de gevolgen van dit wetsvoorstel voor de administratieve lasten? Is het mogelijk het huidige systeem van WKK-certificaten om te bouwen, zodat het aan de EG-richtlijn voldoet?

Bij de vaststelling van de Mepbedragen voor 2005 stonden de leden van de CDA-fractie uitgebreid stil bij de precieze berekening van de Mepsubsidies voor WKK's. Hierin waren destijds meerdere fouten geslopen. De regering zei destijds toe om naar aanleiding van de evaluatie van de MEP met een voorstel voor een andere berekeningssystematiek voor de MEP-WKK-subsidies te komen.

Acht de regering het wijs deze nieuwe systematiek niet voorafgaand aan de behandeling van het onderhavige wetsvoorstel voor te stellen?

Voorts wijzen de leden van de CDA-fractie op het belang van WKK voor de innovatieve kracht van de energiesector. Nederland loopt hiermee voorop in de wereld. Een voorbeeld hiervan is de nieuwe techniek van micro-WKK's. In hoeverre is – binnen het kader van de onderhavige EG-richtlijn – deze nieuwe techniek in het beleid in te passen?

Ontvangt de exploitant van micro-WKK een financiële tegemoetkoming van de overheid (MEP) voor geproduceerde elektriciteit? Zo nee, waarom niet? De Europese Richtlijn (artikel 8 lid 3) biedt lidstaten de gelegenheid de toegang tot het net van micro-WKK in het bijzonder te vergemakkelijken. Is van deze gelegenheid gebruik gemaakt? Bevatten de door de directeur Dte vastgestelde technische voorwaarden eisen die de feitelijke toegang tot het net voor micro-WKK belemmeren? Zo ja, welke belemmeringen betreft het? Welke maatregelen kunnen worden genomen om toegang tot het net voor micro-wkk te bevorderen, zo vragen de leden van de CDA-fractie.

De leden van de PvdA-fractie hebben met instemming kennisgenomen van het voorliggende wetsvoorstel. Zij zijn van mening dat hiermee een bijdrage wordt geleverd aan het stimuleren van het gebruik en de ontwikkeling van WKK-installaties. Wel hebben zij een aantal vragen. Welke extra bijdrage zal dit wetsvoorstel leveren aan het gebruik en de ontwikkeling van WKK-installaties in Nederland?

In hoeverre is het efficiënter en bovendien logischer om WKK-certificaten voor de aanvraag van Mepsubsidie en deze garanties van oorsprong te combineren? Wordt niet met beide certificaten ongeveer hetzelfde aangetoond?Waarom is hier niet voor gekozen en waarom is hier niet al eerder op geanticipeerd, bijvoorbeeld bij de start van het systeem van WKK-certificaten?

De leden van de PvdA-fractie zijn benieuwd wat de inzet van Nederland zal zijn bij de vaststelling van de geharmoniseerde rendementsreferentiewaarden. Ook willen zij weten welke consequenties de vaststelling van deze rendementsreferentiewaarden kan hebben voor de toekenning van de Mepsubsidies. Op welke wijze gaat dit gecombineerd worden?

Deze leden vragen op welke wijze de regering ervoor gaat zorgen dat de stroometiketten (op Europees niveau) worden uitgebreid met deze opwekkingswijze? En op welke wijze gaan de garanties van oorsprong voor WKK-installaties hierbij betrokken worden?

Voorts vragen deze leden waarop de genoemde groei van de productie van WKK's van 7500 naar 9000 MWe in 2010 gebaseerd is, immers de Referentie Ramingen van ECN en RIVM van maart 2005 laten voor 2010 een mogelijke groei naar 10 000 tot 11 000 MWe zien?

Op welke wijze gaat de toegang tot het elektriciteitsnet voor kleinschalige en micro-WKK's verbeterd worden?

Waarop baseert de regering zich als zij het heeft over het goed lopen van het WKK-certificatensysteem en de geringe administratieve lasten hiervan?

Deze leden vragen tenslotte of het op grond van het EU Milieu Steun Kader mogelijk is dat alleen aan WKK's die voldoen aan de eisen uit de EU WKK richtlijn, staatssteun gegeven mag worden, wat zou betekenen dat dan alleen hoogrenderende WKK's resp. productie ondersteund mogen worden? Hoe beoordeelt de regering dit risico?

De leden van de VVD-fractie hebben kennis genomen van het wetsvoorstel en hebben op enkele onderdelen nog een aantal vragen.

De regering beoogt twee systemen naast elkaar te laten bestaan: het WKK-certificaten systeem en het systeem voor garanties van oorsprong voor elektriciteit opgewekt in een installatie voor hoogrenderende WKK. Kan worden aangegeven hoe in de toekomst met deze twee systemen dient te worden omgegaan?

De leden van de VVD-fractie hebben vraagtekens bij de met name technische onduidelijkheden die het gevolg zijn van toepassing van de EG-richtlijn. De regering geeft zelf aan dat het op dit moment niet mogelijk is om vast te stellen wat exact hoogrenderende WKK inhoudt. Daarnaast is het zo dat de regering «high quality» vertaalt met «hoogrenderend». Kan worden ingegaan op de gevolgen van deze onduidelijkheden, specifiek op het punt van toepassing van de MEP-regeling?

De leden van de SP fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de wijziging van de Elektriciteitswet 1998 ter implementatie van richtlijn 2004/8/EG inzake de bevordering van warmtekrachtkoppeling. Dit heeft geresulteerd in een aantal vragen.

De regering schrijft in artikel 1.1 dat er twee systemen naast elkaar zullen bestaan: het WKK-certificaten systeem en het systeem voor garanties van oorsprong voor elektriciteit opgewekt in een installatie voor hoogrenderende WKK. Kan worden toegezegd dat deze systemen zoals bedoeld gescheiden kunnen blijven? Graag een toelichting van de regering.

2. De regering zegt dat het op dit moment nog niet mogelijk is om vast te stellen wat exact hoogrenderende WKK inhoudt. De nog door de EU uit te werken details zullen in samenhang met de implementatie van de richtlijn in de Nederlandse wet grote invloed kunnen hebben op het aantal WKK installaties en de WKK productie die als hoogrenderend aangemerkt wordt, en dus MEP mogen ontvangen. Onderkent de regering het risico van een keuze bij deze onduidelijkheid, zo vragen deze leden? Verwacht de regering dat alle huidige Nederlandse WKK installaties en hun productie voor de MEP in aanmerking blijven komen? Beschikt de regering over voldoende mogelijkheden om eventuele problemen op te lossen? Hoe denkt de regering eventuele problemen op te vangen?

Hoe en wanneer gaat de regering aandacht geven aan de mogelijkheden om de toegang tot de netten voor kleinschalige en micro WKK te verbeteren?

Kan worden onderbouwd waarom de regering van mening is dat het WKK-certificaten systeem goed loopt en de administratieve lasten gering zijn?

Kan worden aangegeven in hoeverre het huidige en toekomstige reguleringsregime een prikkel geeft aan WKK-exploitanten om zich te vestigen op een «net-technisch» gezien efficiënte plaats, terwijl de economisch aantoonbare vraag naar warmte de belangrijkste determinant is voor de locatie van hoog renderende warmtekrachtkoppeling. In hoeverre zal het wetsvoorstel bijdragen aan de doelstelling van de te implementeren richtlijn, zo vragen de leden van de SP-fractie?

Kan worden aangegeven hoe de twee definities van warmtekrachtkoppeling, te weten warmtekrachtkoppeling en hoogrenderende warmtekrachtkoppeling, en de daarop gebaseerde regelgeving zich tot elkaar verhouden? Welke gevolgen heeft het opnemen van een aparte definitie van hoogrenderende warmtekrachtkoppeling voor de toepassing van de Mepregeling?

Kan worden aangegeven waarom de in het wetsvoorstel opgenomen definitie van installaties voor hoogrenderende warmtekrachtkoppeling slechts verwijst naar bijlage drie en niet naar bijlage twee? Is het waar dat een toepassing van enkel bijlage drie tot gevolg kan hebben dat slechts een deel van de warmtekrachtinstallaties die nu onder de «MEP-regeling» vallen hoogrenderend is en derhalve conform de Richtlijn niet in aanmerking lijkt te komen voor steunmaatregelen? Zo neen, waarom niet? Zo ja, wat gaat de regering doen om dit te veranderen?

Kan worden aangegeven wat de relatie van het wetsvoorstel is met het Niet Meer Dan Anders Principe?

Kan tenslotte een inhoudelijke reactie worden gegeven op de problemen die in het Trouw artikel van 19 april 2005 «Opmars stadsverwarming stokt» worden genoemd? Verwacht de regering dat het wetsvoorstel oplossingen gaat bieden voor de problemen die in dit artikel worden genoemd? En zo neen, in welke hoek kunnen de oplossingen voor deze problemen dan gezocht worden?

II Artikelen

Artikel I, onderdeel A, onder c

In artikel 1 lid 1 onderdeel ab Elektriciteitswet 1998 wordt een definitie opgenomen van een installatie voor hoogrenderende warmtekrachtkoppeling. Naar aanleiding van deze definitie hebben de leden van de CDA-fractie de volgende vragen.

Hoe verhoudt de in artikel 1 lid 1 onderdeel ab Elektriciteitswet 1998 zich tot de in artikel 1 lid 1 onderdeel w Elektriciteitswet 1998 opgenomen definitie van een installatie voor warmtekrachtkoppeling?

Waarom is het handhaven van de in artikel 1 lid 1 onderdeel w Elektriciteitswet 1998 nodig? In de definitie van installatie voor warmtekrachtkoppeling zoals opgenomen in artikel 1 lid 1 onderdeel w Elektriciteitswet 1998 wordt overigens gesproken over gebruik van «een brandstof». In de omschrijving van duurzame elektriciteit als opgenomen in artikel 1 lid 1 onderdeel u Elektriciteitswet 1998 wordt gesproken over «conventionele energiebronnen». Waarom wordt in de in artikel 1 lid 1 onderdeel w Elektriciteitswet 1998 gesproken over «brandstof» in plaats van «conventionele energiebronnen»? Duidt dit verschil in terminologie op een inhoudelijk verschil tussen «brandstof» en «conventionele energiebronnen»? Zo ja, wat is dan de betekenis van dit onderscheid in terminologie, zo vragen deze leden?

In de Europese Richtlijn wordt in artikel 1 een omschrijving gegeven van nuttige warmte. Waar in het wetsvoorstel is aan dit begrip uitwerking gegeven? Wat moet worden verstaan onder een «aantoonbaar economische vraag» als bedoeld in artikel 1 van de Richtlijn? Op welke wijze wordt de afzet van «nuttige warmte» door de overheid bevorderd? Uit de Europese Richtlijn volgt dat nuttige warmte moet worden gemeten bij de WKK-installatie. Op welke wijze is dit vereiste geïmplementeerd in de Elektriciteitswet 1998? Wordt momenteel in alle situaties aan dit vereiste voldaan? Zo nee, zou het wetsvoorstel dan niet moeten voorzien in overgangsrecht?

In de definitie van een installatie voor hoogrenderende warmtekrachtkoppeling wordt alleen verwezen naar bijlage III van de Europese Richtlijn, zo merken de leden van de CDA-fractie op. Waarom wordt niet in deze definitie (tevens) verwezen naar bijlage II van de Europese Richtlijn? Hoe verhouden de in de Europese Richtlijn genoemde bijlagen II en III zich tot elkaar? Is de regering bereid in de definitie van installatie voor hoogrenderende warmtekrachtkoppeling alsnog, in aanvulling op de verwijzing naar bijlage III, een verwijzing naar bijlage II op te nemen? Zo nee, waarom niet?

Artikel I, onderdeel B

In de memorie van toelichting wordt aangegeven dat de netbeheerder in principe verantwoordelijk is voor de vaststelling of er sprake is van een hoogrenderende WKK-installatie. Deze leden willen graag een nadere toelichting krijgen op de precieze betekenis van deze uitspraak. Zij verzoeken de regering daarbij in het bijzonder aandacht te schenken aan de betekenis van de zinsnede «in principe». Is naast de regionale netbeheerder nog een ander persoon verantwoordelijk voor de vaststelling van de kwalificatie van een installatie? Zo ja, welke persoon is dat en aan welk wetsartikel ontleent deze persoon deze bevoegdheid?

Artikel I, onderdeel F, artikel 77ce

De leden van de CDA-fractie zouden graag gedetailleerd worden geïnformeerd over de voorwaarden die bij ministeriële regeling zullen worden gesteld aan het openen van een rekening voor de boeking van certificaten. In hoeverre worden marktpartijen betrokken bij het opstellen van deze ministeriële regeling?

Artikel I, onderdeel G

In dit artikel wordt zowel gesproken over «certificaten» als «garanties van oorsprong». De regering wordt verzocht in te gaan op de verschillen tussen beide documenten en de daaraan verbonden gevolgen voor de toepassing van de Elektriciteitswet 1998, de Energiebelasting en de in hoofdstuk 16 Wet milieubeheer opgenomen regeling inzake handel in emissierechten.

De voorzitter van de commissie,

Hofstra

De griffier van de commissie,

Tielens-Tripels


XNoot
1

Samenstelling:

Leden: Crone (PvdA), Bakker (D66), Hofstra (VVD), voorzitter, Schreijer-Pierik (CDA), ondervoorzitter, Atsma (CDA), Timmermans (PvdA), Vendrik (GroenLinks), Ten Hoopen (CDA), Slob (ChristenUnie), Van den Brink (LPF), Duyvendak (GroenLinks), Kortenhorst (CDA), Hessels (CDA), Gerkens (SP), Van Velzen (SP), Varela (LPF), Algra (CDA), Aptroot (VVD), Blom (PvdA), Smeets (PvdA), Douma (PvdA), De Krom (VVD), Heemskerk (PvdA), Van Dam (PvdA), Dezentjé Hamming (VVD), Van Egerschot (VVD), Jonker (CDA).

Plv. leden: Tichelaar (PvdA), Dittrich (D66), Örgü (VVD), De Nerée tot Babberich (CDA), Van Hijum (CDA), Koenders (PvdA), Vos (GroenLinks), Joldersma (CDA), Van der Vlies (SGP), Hermans (LPF), Van Gent (GroenLinks), Verburg (CDA), Van Vroonhoven-Kok (CDA), De Ruiter (SP), Van As (LPF), De Haan (CDA), Blok (VVD), Samsom (PvdA), Van Dijken (PvdA), Van Heteren (PvdA), Snijder-Hazelhoff (VVD), Tjon-A-Ten (PvdA), Waalkens (PvdA), Szabó (VVD), Weekers (VVD), Van Dijk (CDA).

Naar boven