30 038
Wijziging van de Elektriciteitswet 1998 ter implementatie van richtlijn 2004/8/EG inzake de bevordering van warmtekrachtkoppeling (Wijziging van de Elektriciteitswet 1998 ter implementatie van de richtlijn warmtekrachtkoppeling)

nr. 3
MEMORIE VAN TOELICHTING

I ALGEMEEN

1. Doel en aanleiding

Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt, omdat het zonder meer instemmend luidt (artikel 25a, vierde lid, onderdeel b, van de Wet op de Raad van State).Dit wetsvoorstel strekt tot implementatie in de Elektriciteitswet 1998 van de richtlijn warmtekrachtkoppeling (hierna te noemen: de richtlijn).1

De richtlijn beoogt ten behoeve van de Europese Unie (hierna te noemen: de EU) het energierendement te vergroten en de voorzieningszekerheid te verbeteren door een kader te creëren voor de bevordering en ontwikkeling van hoogrenderende warmtekrachtkoppeling op basis van de vraag naar nuttige warmte en besparing op primaire energie binnen de Europese energiemarkt. De richtlijn heeft een tweeledig doel: ze beoogt een bijdrage te leveren aan de continuïteit van de energievoorziening en aan het Europese en mondiale beleid inzake klimaatverandering. De richtlijn komt voort uit de wens grotere inspanningen te leveren om hoogrenderende warmtekrachtkoppeling binnen de interne energiemarkt te bevorderen. Achtergrond is het Groenboek over de continuïteit van de energievoorziening, waarin drie constateringen werden gedaan:

1. de Europese Unie is in hoge mate afhankelijk van geïmporteerde energie;

2. de emissie van broeikasgassen stijgt;

3. de Europese Unie heeft beperkte speelruimte om de voorwaarden van de energievoorziening te beïnvloeden, immers, de Unie is verplicht zich te houden aan het Kyoto-Protocol.2

Warmtekrachtkoppeling (hierna te noemen: WKK) is een zeer efficiënt instrument om energiebesparing te genereren en om de bij het Kyoto-Protocol afgesproken beoogde vermindering van kooldioxide-emissies te realiseren.3 WKK houdt in dat productie van warmte en elektriciteit onderling worden gekoppeld, in plaats van gescheiden productie van warmte en elektriciteit.

De richtlijn bouwt in bepaalde opzichten voort op de richtlijn duurzame elektriciteit.4

Hernieuwbare energiebronnen en WKK staan in sommige gebieden voor vergelijkbare problemen, waarbij genoemd kunnen worden het gebrek aan internalisering van externe kosten, de noodzaak om rechtszekerheid te bieden met betrekking tot aspecten betreffende het net en belemmerende administratieve procedures.

De hoofdelementen van de richtlijn zijn:

• uitgeven van garanties van oorsprong voor elektriciteit, opgewekt in een installatie voor hoogrenderende WKK;

• de verplichting voor de lidstaten om het nationale potentieel voor hoogrenderende WKK en belemmeringen voor realisatie daarvan te analyseren;

• evaluatie door de Commissie van ervaringen opgedaan met toepassing en naast elkaar bestaan van verschillende steunmechanismen in lidstaten voor WKK;

• vastleggen van beginselen voor interactie tussen WKK-producenten en elektriciteitsnet en voor verbetering van toegang tot het net van bepaalde WKK-eenheden;

• verplichting voor de lidstaten om huidige administratieve procedures te evalueren ten behoeve van vermindering van de administratieve belemmeringen voor de ontwikkeling van WKK.

Dit wetsvoorstel is gericht op het introduceren van een systeem van garanties van oorsprong voor elektriciteit opgewekt in een installatie voor hoogrenderende WKK (zie paragraaf 3 van deze memorie van toelichting). De overige richtlijnverplichtingen vergen geen implementatie door middel van wet- en regelgeving. Dat wordt nader uiteengezet in paragraaf 2 van deze memorie van toelichting.

Het doel van de garanties van oorsprong voor hoogrenderende WKK is transparantie ten opzichte van de afnemers: met de garanties van oorsprong kan een producent aantonen dat de elektriciteit die hij verkoopt, daadwerkelijk opgewekt is in een installatie voor hoogrenderende WKK. Overweging 21 van de richtlijn geeft dit aan: «Teneinde de consument een transparantere keus te kunnen laten maken tussen elektriciteit uit warmtekrachtkoppeling en elektriciteit die op basis van andere technieken wordt geproduceerd, moet ervoor worden gezorgd dat de oorsprong van hoogrendabele warmtekrachtkoppeling op basis van geharmoniseerde rendementsreferentiewaarden kan worden gegarandeerd.» Dit geldt in het kader van de hoogrenderende WKK met name als elektriciteit vanuit het buitenland naar Nederland geïmporteerd of vanuit Nederland naar het buitenland geëxporteerd wordt. Hierbij is echter tevens van belang dat binnen Nederland op grond van artikel 95k, derde lid, van de Elektriciteitswet 1998, geldt dat de bestaande certificaten voor WKK-elektriciteit en de garanties van oorsprong voor duurzame elektriciteit de betrouwbaarheid van de opwekkingsgegevens van de desbetreffende elektriciteit waarborgen. Na implementatie van de richtlijn geldt dit evenzeer voor garanties van oorsprong voor elektriciteit opgewekt in een installatie voor hoogrenderende WKK.

Artikel 95k heeft betrekking op stroometikettering. Stroometikettering biedt afnemers de mogelijkheid om een keuze te maken op basis van de kwaliteit van de geleverde stroom. Ook kan stroometikettering een goed middel zijn om markttransparantie te vergroten. Een cruciale randvoorwaarde voor stroometikettering is de betrouwbaarheid van de gegevens. De afnemers moeten er vanuit kunnen gaan dat de informatie correct is, te meer daar deze informatie een belangrijke rol kan spelen bij de keuzes die zij op de vrije markt kunnen maken. De betrouwbaarheid kan worden gewaarborgd als de wijze waarop de informatie in de keten van producent naar afnemer moet worden doorgegeven goed is vastgelegd en een goede controle met sanctiemogelijkheden plaats vindt. Die betrouwbaarheid is bij garanties van oorsprong voor elektriciteit opgewekt in een installatie voor hoogrenderende WKK gewaarborgd door wettelijke vastlegging van de randvoorwaarden bij uitgifte van de garanties, uitgifte door een onafhankelijke instantie, en regelen welke informatie op de garanties vermeld zal worden.

De WKK-richtlijn draagt in het licht van de stroometikettering bij aan de internationale uitwisselbaarheid van gegevens over de verschillende soorten elektriciteit.

Garanties van oorsprong voor elektriciteit opgewekt in een installatie voor hoogrenderende WKK dienen er niet toe om de subsidie, bedoeld in paragraaf 5.2 van de Elektriciteitswet 1998 (de «MEP-subsidie») te verkrijgen. Daartoe kan een producent WKK-certificaten aanvragen, die uitgegeven worden conform de Regeling certificaten warmtekrachtkoppeling Elektriciteitswet 1998 (zie voor een verdere toelichting op de MEP-subsidie paragraaf 2.3 van deze memorie van toelichting).

Er zullen dus twee systemen naast elkaar bestaan: het WKK-certificatensysteem en het systeem voor garanties van oorsprong voor elektriciteit opgewekt in een installatie voor hoogrenderende WKK. De redenen hiervoor zijn gelegen in:

– het doel van garanties van oorsprong (transparantie en keuzevrijheid naar de consument) in vergelijking met dat van WKK-certificaten (verkrijgen van MEP-subsidie),

– de WKK-elektriciteit die gedekt wordt door de garanties van oorsprong (volledige hoeveelheid opgewekte elektriciteit) versus de WKK-certificaten (slechts het kooldioxideneutrale deel van de opgewekte elektriciteit),

– de periodiciteit van uitgifte van de garanties van oorsprong (op jaarbasis) vergeleken met de WKK-certificaten (op maandbasis), en

– de mogelijkheid dat garanties van oorsprong zullen worden aangevraagd door WKK-producenten die niet participeren in het WKK-certificatensysteem; voor hen moet het uiteraard wel mogelijk zijn om, conform de richtlijn, op verzoek garanties van oorsprong te kunnen verkrijgen.

Het systeem van deze garanties van oorsprong wordt nader uiteengezet in paragraaf 3.

2. Richtlijnverplichtingen die niet in regelgeving omgezet worden

De meeste artikelen uit de richtlijn behoeven naar hun aard geen implementatie in regelgeving. Hieronder wordt beschreven op welke wijze Nederland met deze richtlijnbepalingen zal omgaan.

2.1. Artikel 3 Definities

Artikel 3 van de richtlijn bevat vijftien definities, waarvan dit wetsvoorstel er één implementeert («hoogrenderende warmtekrachtkoppeling», artikel 3, onderdeel i, van de richtlijn). De overige definities zijn ofwel reeds opgenomen in de Elektriciteitswet 1998 of in daarop gebaseerde lagere regelgeving, ofwel zijn van zodanige aard dat zij geen implementatie behoeven.

De Elektriciteitswet 1998 bevat reeds een definitie van «installatie voor warmtekrachtkoppeling» (artikel 1, eerste lid, onderdeel w). Aangezien deze definitie tevens het element «nuttige warmte» bevat, behoeven de definities in de onderdelen a en b van artikel 3 van de richtlijn geen implementatie. Ook onderdeel d van artikel 3 van de richtlijn («elektriciteit uit warmtekrachtkoppeling») behoeft met het oog hierop geen implementatie. De definitie van «warmtekrachtkoppelingsproductie» komt reeds voor in de Nederlandse wetgeving in artikel 1, vijfde lid, van de Elektriciteitswet 1998, dat het mogelijk maakt voor door een WKK-installatie opgewekte mechanische energie subsidie te ontvangen (uitgewerkt in de Regeling certificaten warmtekrachtkoppeling Elektriciteitswet 1998).

Een viertal definities behoeft geen implementatie vanwege het uitvoeringskarakter ervan: «economisch aantoonbare vraag» (onderdeel c), «totaal rendement» (onderdeel g), «rendement» (onderdeel h) en «elektriciteitswarmteratio» (onderdeel k). Deze onderdelen worden wel betrokken in de uitvoering van de uitgifte van garanties van oorsprong voor elektriciteit opgewekt in een installatie voor hoogrenderende WKK, maar ze behoeven geen verankering in de wetstekst.

De definities van «rendementsreferentiewaarde» (onderdeel j) en «warmtekrachtkoppelingseenheid» (onderdeel l) zijn onderdeel van de geldende Regeling certificaten warmtekrachtkoppeling. Tenslotte zijn er nog vier onderdelen die voor de tekst van de richtlijn zelf een betekenis hebben, maar niet voor het systeem van garanties van oorsprong waarop het voorliggende wetsvoorstel betreft: «noodelektriciteit» (onderdeel e), «aanvullende elektriciteit» (onderdeel f), «micro-warmtekrachtkoppelingseenheid» (onderdeel m) en «kleinschalige warmtekrachtkoppeling» (onderdeel n).

2.2. Artikel 6 Nationaal potentieel voor hoogrenderende WKK

Dit artikel draagt de lidstaten op, een analyse op te stellen van het nationale potentieel voor de toepassing van hoogrenderende WKK. De resultaten van de analyse dienen op 21 februari 2006 naar de Commissie te worden gezonden (artikel 10, eerste lid, van de richtlijn). Nederland is in Europees verband een van de koplopers op het vlak van het aandeel WKK in de totale elektriciteitsopwekking (zie de toelichting bij het Commissievoorstel voor de richtlijn d.d. 22 juli 2002, COM(2002) 415 def, PbEG C 291). De Nederlandse regering laat regelmatig energieverkenningen opstellen. Hierin worden prognoses gegeven van de Nederlandse energievoorziening op de middellange en lange termijn. Ook WKK maakt deel uit van deze prognoses. In het kader van de prognoses is de verwachting dat WKK verder zal groeien van de huidige 7 500 MW naar 9 000 MW in 2010. De richtlijn leidt ertoe, dat in de komende energieverkenningen voor wat betreft WKK een meer gedetailleerde differentie zal worden aangebracht (conform bijlage IV van de richtlijn).

2.3. Artikel 7 Steunregelingen

Artikel 7 stelt dat de lidstaten ervoor dienen te zorgen dat steun voor WKK gebaseerd is op de vraag naar nuttige warmte. Daarbij dienen de mogelijkheden in het oog gehouden te worden waarover men beschikt om de vraag naar energie te verminderen door middel van andere economisch uitvoerbare of milieuvriendelijke maatregelen.

Ten gevolge van de wijziging van de Elektriciteitswet 1998 ten behoeve van de stimulering van de milieukwaliteit van de elektriciteitsproductie (in werking getreden op 1 juli 2003, Stb. 235) is in de Elektriciteitswet 1998 een voorziening getroffen voor de subsidiëring (hierna te noemen: MEP-subsidie) van de productie van – onder meer – elektriciteit opgewekt in een installatie voor WKK. Volgens de definitie van WKK in artikel 1, eerste lid, onderdeel w, van de Elektriciteitswet 1998 zoals bij die wetswijziging ingevoegd, wordt het nuttig gebruik van warmte bij WKK vereist. Doel van de MEP-subsidie is een krachtige en kosteneffectieve stimulering van de milieukwaliteit van de elektriciteitsproductie. De energiebesparing die bij de inzet van WKK wordt gerealiseerd is van belang met het oog op de voorzieningszekerheid. In het Energierapport 2002 (Kamerstukken II 2001/02, 28 241, nr. 2) is aangegeven dat de stimulering van WKK in de toekomst meer bepaald zou worden door de daadwerkelijke kooldioxide-emissiereductie, gebaseerd op een kooldioxide-index. De MEP-subsidie geeft hieraan invulling. De hoogte van deze subsidiëring is in het geval van WKK afhankelijk van de mate van de vermindering van de uitstoot van kooldioxide bij de productie van WKK-elektriciteit (zie artikel 72n, eerste lid, onderdeel b, onder 2°). Er wordt subsidie verstrekt de zogenaamde kooldioxide-neutrale WKK-elektriciteit. Kooldioxide-neutrale elektriciteit is elektriciteit die de WKK-installatie bij dezelfde emissie van kooldioxide extra produceert ten opzichte van een referentiesituatie. De referentiesituatie betreft gescheiden opwekking van warmte en kracht.

In de huidige marktomstandigheden is de subsidiëring van WKK door middel van de MEP nodig om te voorkomen dat WKK-producenten in de exploitatie verlies maken, hetgeen zou leiden tot grootschalig buiten bedrijf stellen van een belangrijk deel van de elektriciteitsproductie.

2.4. Artikel 8 Aspecten betreffende het elektriciteitsnet en de tarieven

Het eerste lid van artikel 8 verwijst naar artikel 7, leden 1, 2 en 5 van de richtlijn duurzame elektriciteit en verklaart deze van toepassing om de transmissie en distributie van elektriciteit opgewekt in een installatie voor hoogrenderende WKK, te garanderen. Zoals reeds is uiteengezet de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel dat de richtlijn duurzame elektriciteit heeft geïmplementeerd in de Elektriciteitswet 1998 (zie Kamerstukken II 2002/03, 28 782, nr. 3, pp. 5–7), voldoet de Nederlandse regelgeving reeds aan deze artikelleden. Implementatie daarvan is derhalve niet noodzakelijk.

Het tweede lid van artikel 8 draagt de lidstaten op, tot het moment waarop de WKK-producent een volgens de nationale wetgeving in aanmerking komende afnemer is in de zin van artikel 21, eerste lid, van richtlijn 2003/54/EG1, te verzekeren dat de tarieven voor de inkoop van elektriciteit om de elektriciteitsopwekking te ondersteunen of aan te vullen, worden vastgesteld op grond van gepubliceerde tarieven en voorwaarden. Tot 1 juli 2004 was dit in Nederland verzekerd via de verplichting van leveranciers op grond van de Elektriciteitswet 1998 om het aanbod van leveren van elektriciteit, opgewekt door middel van WKK, te aanvaarden en hiervoor een terugleververgoeding te betalen. Deze terugleververgoeding diende te worden gepubliceerd en te worden goedgekeurd door de Minister van Economische Zaken. Sinds 1 juli 2004 kent Nederland echter geen beschermde afnemers meer, aangezien de Nederlandse elektriciteitsmarkt sinds die datum volledig geliberaliseerd is. Gezien het vorenstaande behoeft het tweede lid van artikel 8 van de richtlijn geen implementatie in de Nederlandse wet- en regelgeving.

Het derde lid van artikel 8 biedt de lidstaten de mogelijkheid de toegang tot het net in het bijzonder te vergemakkelijken voor elektriciteit opgewekt in een installatie voor hoogrenderende kleinschalige en micro-WKK-eenheden. Van deze optie in de richtlijn behoeft in Nederland geen gebruik te worden gemaakt, aangezien een ieder in Nederland gelijke toegang heeft tot het net. Het verlenen van voorrang is in een dergelijk systeem niet nodig. De gelijke toegang tot het net vloeit onder meer voort uit de aansluitplicht voor netbeheerders die is neergelegd in de Elektriciteitswet 1998 en het gekozen systeem van Regulated Third Party Access. Op grond van de wettelijke aansluitplicht voor de netbeheerder, waarbij is bepaald dat de netbeheerder zich van iedere vorm van discriminatie dient te onthouden, wordt een partij die verzoekt om toegang tot het net deze toegang verschaft. Hij hoeft daarbij niet te onderhandelen over de voorwaarden waaronder en de prijs waarvoor hij toegang kan krijgen, daar deze zijn neergelegd in wet- en regelgeving.

2.5. Artikel 9 Administratieve procedures

Op grond van dit artikel dienen de lidstaten de bestaande weten regelgeving met betrekking tot vergunningprocedures te evalueren met het oog op het stimuleren van opzetten van WKK-installaties, het wegnemen van belemmeringen voor de groei van WKK, stroomlijning en bespoediging van die procedures en garanderen dat regels objectief, transparant en niet-discriminerend zijn. Een indicatie van de bereikte stand van zaken in dit kader dient uiterlijk op 21 februari 2006 in een verslag gepubliceerd te worden (zie artikel 10, eerste lid, van de richtlijn). Dit artikel geeft een opdracht aan de lidstaten om een evaluatie uit te voeren, en behoeft derhalve geen implementatie. Waar in dit artikel wordt gesproken over het bestaande wet- en regelgevingskader met betrekking tot vergunningsprocedures of overige procedures voor hoogrenderende WKK, valt met name te denken aan procedures, opgenomen in de Wet op de Ruimtelijke Ordening en de Wet milieubeheer. Artikel 6 van richtlijn 2003/54/EG, waarnaar artikel 9 van de richtlijn verwijst, is dan ook niet geïmplementeerd in de Elektriciteitswet 1998, maar in de Wet milieubeheer en de Wet op de Ruimtelijke Ordening.

3. Richtlijnverplichtingen die door dit wetsvoorstel in regelgeving omgezet worden: garanties van oorsprong

Artikel 5 van de richtlijn verplicht de lidstaten om een systeem van garanties van oorsprong voor elektriciteit opgewekt in een installatie voor hoogrenderende WKK in te stellen, uit te geven door een aangewezen onafhankelijke instantie. Dit systeem dient op grond van artikel 5, eerste lid, van de richtlijn uiterlijk zes maanden na vaststelling door de Europese Commissie van de in artikel 4 bedoelde rendementsreferentiewaarden geëffectueerd te zijn. Het voorliggende wetsvoorstel verankert het systeem in hoofdstuk 5, paragraaf 3a, van de Elektriciteitswet 1998. Nauw wordt aangesloten bij het reeds bestaande en goed functionerende systeem van garanties van oorsprong voor duurzame elektriciteit (hoofdstuk 5, paragraaf 3, van de Elektriciteitswet 1998, nader uitgewerkt in de Regeling garanties van oorsprong voor duurzame elektriciteit) en het bestaande en eveneens goed functionerende systeem van WKK-certificaten (Regeling certificaten warmtekrachtkoppeling Elektriciteitswet 1998). Indien producenten dit wensen, kunnen zij garanties van oorsprong voor elektriciteit opgewekt in een installatie voor hoogrenderende WKK aanvragen. Na overlegging van een aantal gegevens en na verificatie daarvan zal een onafhankelijke instantie, de garantiebeheerinstantie, overgaan tot het uitgeven van de garanties van oorsprong. In de Regeling certificaten warmtekrachtkoppeling Elektriciteitswet 1998 is geregeld op welke wijze WKK-certificaten verkregen kunnen worden. Deze certificaten tonen aan dat een producent een bepaalde hoeveelheid WKK-elektriciteit heeft opgewekt zonder emissie van kooldioxide. Deze WKK-certificaten betreffen dus slechts het kooldioxide-neutrale deel van de opgewekte WKK-elektriciteit. Op grond van de certificaten kan MEP-subsidie verkregen worden.

Het systeem van garanties van oorsprong zal naast dit WKK-certificatensysteem bestaan. De redenen hiervoor zijn uiteengezet in paragraaf 1 van deze memorie van toelichting. Het garanties van oorsprong-systeem zal maximaal aansluiten bij het WKK-certificatensysteem, opdat de gegevens die producenten in dat kader verstrekt hebben, zoveel mogelijk gebruikt worden voor de uitgifte van de garanties van oorsprong. Op de garanties van oorsprong moet een aantal gegevens vermeld worden (artikel 5, vijfde lid, van de richtlijn):

• de calorische onderwaarde van de brandstofbron waaruit de elektriciteit geproduceerd is;

• de toepassing van de warmte die samen met de elektriciteit is gegenereerd;

• datum en plaats van productie;

• een specificatie overeenkomstig bijlage II van de richtlijn van de hoeveelheid elektriciteit waarvoor de garantie geldt;

• een specificatie van de besparing op primaire energie.

Dit zal vastgelegd worden in de Regeling certificaten warmtekrachtkoppeling Elektriciteitswet 1998.

Het garanties van oorsprong-systeem zal een elektronisch systeem zijn. De richtlijn schrijft dit niet voor, maar laat de lidstaten wel de ruimte het systeem naar eigen inzicht in te richten. Aangezien in Nederland de twee reeds genoemde, goed functionerende elektronische systemen bestaan, wordt ervoor gekozen dit gebruik van elektronische systemen in het huidige wetsvoorstel voort te zetten. Dit levert de minste wijzigingen van de huidige praktijk op en heeft zo gering mogelijke lasten voor de betrokken partijen tot gevolg.

In de vergelijking tussen garanties van oorsprong voor duurzame elektriciteit en garanties van oorsprong voor elektriciteit opgewekt in een installatie voor hoogrenderende WKK wordt opgemerkt dat laatstgenoemde garanties van oorsprong niet verhandelbaar zijn, dus niet gekocht of verkocht kunnen worden. Ze dienen uitsluitend als bewijs voor het feit dat er sprake is van elektriciteit opgewekt in een installatie voor hoogrenderende WKK. Garanties van oorsprong voor duurzame elektriciteit zijn wel verhandelbaar (zie paragraaf 5 van de toelichting bij de Regeling garanties van oorsprong voor duurzame elektriciteit, Stcrt. 2003, 242).

Op dit moment heeft de Europese Unie de geharmoniseerde rendementsreferentiewaarden op basis waarvan het onderscheid tussen hoogrenderende en andere WKK gemaakt kan worden, nog niet vastgesteld. Artikel 4 van de richtlijn draagt de Europese Commissie op, dit uiterlijk op 21 februari 2006 te effectueren. De Europese Commissie heeft thans een onafhankelijk adviseur ingeschakeld en op basis van het advies zal het Technisch Comité, bedoeld in artikel 14 van de richtlijn, in 2005 over de geharmoniseerde rendementsreferentiewaarden besluiten. Het is op dit moment dus nog niet mogelijk om vast te stellen wat exact hoogrenderende WKK inhoudt. Dit behoeft wel implementatie, de waarden zullen in beginsel opgenomen worden in de Regeling certificaten warmtekrachtkoppeling Elektriciteitswet 1998. Daarbij wordt wel opgemerkt dat de Nederlandse MEP-subsidiëring een sterke prikkel voor een milieutechnisch optimale bedrijfsvoering kent. Nauwlettend zal worden gevolgd op welke wijze de EUrendementsreferentiewaarden gecombineerd kunnen worden met de MEP-subsidiëring. Het blijft uiteraard essentieel genoemde prikkel voor een milieutechnisch optimale bedrijfsvoering in WKK-installaties op peil te houden. Eventueel zal overwogen worden of een beroep moet worden gedaan op de alternatieve berekeningsmethode voor de referentierendementen van WKK-installaties conform bijlage III bij de richtlijn (zie tevens artikel 12, derde lid, van de richtlijn). Artikel 5, eerste lid, van de richtlijn verplicht de lidstaten tot instellen van een garanties van oorsprong-systeem uiterlijk zes maanden na vaststelling door de Commissie van de waarden. Inwerkingtreding van het voorliggende wetsvoorstel en de uitvoeringsregeling daarbij zal derhalve uiterlijk zes maanden na 21 februari 2006 plaatsvinden.

4. Uitvoering en toezicht

De op grond van artikel 77ca, tweede lid, juncto 73, tweede lid, van de Elektriciteitswet 1998 aan te wijzen garantiebeheerinstantie zal het elektronische systeem van garanties van oorsprong voor elektriciteit opgewekt in een installatie voor hoogrenderende WKK gaan uitvoeren. Momenteel worden zowel het WKK-certificatensysteem als het systeem van garanties van oorsprong voor duurzame elektriciteit beheerd door de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet, en deze zal, aangewezen als garantiebeheerinstantie, ook het systeem van garanties van oorsprong voor elektriciteit opgewekt in een installatie voor hoogrenderende WKK uitvoeren. Aldus wordt optimaal geprofiteerd van de opgedane ervaringen met deze goed functionerende systemen en kan tevens maximaal gebruik worden gemaakt van de reeds bij de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet aanwezige informatie en gegevens. De aanvullende gegevens die noodzakelijk zijn teneinde garanties van oorsprong voor elektriciteit opgewekt in een installatie voor hoogrenderende WKK te verkrijgen, zijn door het WKK-certificatensysteem reeds alle bekend bij de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet. Deze gegevens betreffen datgene wat op de garanties van oorsprong vermeld moeten worden (zie artikel 5, vijfde lid, van de richtlijn1 ) – dit is enigszins uitgebreider dan de gegevens die op de WKK-certificaten vermeld worden. Ook de hoeveelheid opgewekte elektriciteit die het betreft, is bij garanties van oorsprong anders: bij de WKK-certificaten wordt deze hoeveelheid op maandbasis en alleen ten aanzien van het kooldioxideneutrale deel verstrekt, terwijl de garanties van oorsprong op jaarbasis worden uitgegeven en de volledige hoeveelheid opgewekte elektriciteit betreffen. Producenten die niet participeren in het WKK-certificatensysteem, maar wél garanties van oorsprong voor elektriciteit opgewekt in een installatie voor hoogrenderende WKK wensen, zullen daartoe gegevens aan moeten leveren die vergelijkbaar zijn met de gegevens die nodig zijn voor verkrijging van WKK-certificaten.

De garantiebeheerinstantie dient ieder kalenderjaar aan de Minister van Economische Zaken te melden voor welke hoeveelheid elektriciteit opgewekt in een installatie voor hoogrenderende WKK garanties van oorsprong zijn afgegeven. Bovendien dient zij alle benodigde inlichtingen aan de Minister te verstrekken, opdat deze zo volledig mogelijk geïnformeerd is omtrent de stand van zaken ten aanzien van de garanties van oorsprong en daarmee ten aanzien van een groot deel van de Nederlandse productie van elektriciteit opgewekt in een installatie voor hoogrenderende WKK. Voldoet de garantiebeheerinstantie niet aan gestelde voorschriften, dan kan de Minister de aanwijzing opschorten dan wel intrekken en een andere instantie voor deze taak aanwijzen.

Artikel 5, zesde lid, van de richtlijn, geïmplementeerd door middel van het voorgestelde artikel 77cc Elektriciteitswet 1998, bepaalt dat lidstaten de garanties van oorsprong wederzijds dienen te erkennen. Weigering van de erkenning van garanties van oorsprong is enkel mogelijk wanneer dit berust op objectieve, transparante en niet-discriminerende criteria. Het voorgaande houdt in dat de uitgegeven garanties van oorsprong moeten kunnen worden meegegeven met elektriciteit opgewekt in een installatie voor hoogrenderende WKK die over de grens van de ene lidstaat naar de andere wordt overgebracht. Denkbaar is, dat hierbij gebruik zal worden gemaakt van een internationaal compatibel elektronisch systeem, eventueel in aansluiting bij het voor duurzame elektriciteit bestaande internationale RECS-systeem (Renewable Energy Certificate System).

Op grond van artikel 5 van de Elektriciteitswet 1998 verricht de Dienst uitvoering en toezicht energie (hierna te noemen: de DTe) werkzaamheden ten behoeve van de uitvoering van deze wet en houdt zij toezicht op naleving van deze wet. De DTe houdt hiermee ook toezicht op het systeem van garanties van oorsprong voor elektriciteit opgewekt in een installatie voor hoogrenderende WKK.

5. Administratieve lasten

Aangezien dit wetsvoorstel implementatie van Europese regels betreft, is de invloed van de Nederlandse regering op de administratieve lasten enigszins beperkt. De concrete lasten die uit het wetsvoorstel voortvloeien, zijn gelegen in het systeem van aanvragen en uitgeven van garanties van oorsprong voor elektriciteit opgewekt in installaties voor hoogrenderende WKK. Een exacte kwantificering van deze lasten zal plaatsvinden bij het opstelling van de ministeriële regeling ter uitwerking van voorliggend wetsvoorstel. In deze memorie van toelichting moet dan ook worden volstaan met een meer algemene aanduiding en een inschatting van de administratieve lasten.

Het uitgangspunt van de regeling is, dat de administratieve lasten zo gering mogelijk moeten zijn, rekening houdend met de noodzakelijke betrouwbaarheid en uitvoerbaarheid van het systeem van garanties van oorsprong. Er is zoveel mogelijk aangesloten bij de reeds bestaande en goed functionerende systemen van garanties van oorsprong voor duurzame elektriciteit en WKK-certificaten, waarmee inmiddels een aantal jaren ervaring is opgebouwd. De taak van de netbeheerder om vast te stellen dat er sprake is van een installatie voor hoogrenderende WKK (artikel 16, eerste lid, onderdeel h) sluit direct aan bij diens taken op het gebied van balanshandhaving en facturering. Ervaring met de garanties van oorsprong voor duurzame elektriciteit en WKK-certificaten leert dat de kosten van de netbeheerder dan ook verwaarloosbaar laag zijn. Aansluiting bij deze systemen is, ook met het oog hierop, de methode met de minste lasten voor betrokkenen.

Aangezien de richtlijn uitgifte van garanties van oorsprong voorschrijft, zijn er geen mogelijkheden voor alternatieven voor garanties van oorsprong (bijvoorbeeld accountantsverklaringen – die bovendien in vergelijking met de garanties van oorsprong-systematiek beduidend belastender zouden zijn). Uitgifte van fysieke in plaats van elektronische garanties van oorsprong zou een alternatief kunnen zijn, echter dit is evident belastender voor alle betrokken partijen. Aansluiting bij de reeds bestaande en goed functionerende elektronische systemen van garanties van oorsprong en WKK-certificaten ligt derhalve in de rede.

De keuze voor het opzetten van een systematiek van garanties van oorsprong naast het bestaande WKK-certificatensysteem, in plaats van het volledig integreren daarin, is reeds gemotiveerd in paragraaf 3 van deze memorie van toelichting. Voor de administratieve lasten maakt dit weinig tot geen verschil: voor de producenten die participeren in het WKK-certificatensysteem geldt, dat de voor de garanties van oorsprong benodigde gegevens alle reeds bekend zijn bij de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet en dat de enige toevoeging een verzoek om garanties van oorsprong zal zijn. De administratieve lasten voor deze groep producenten zijn dan ook zeer gering: zij zullen alleen aan de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet moeten melden dat zij garanties van oorsprong wensen te ontvangen.

Voor andere WKK-producenten – degenen die niet participeren in het WKK-certificatensysteem – zijn de kosten afhankelijk van de precieze uitwerking in de uitvoeringsregeling van voorliggend wetsvoorstel. Deze kosten zijn daarom momenteel nog niet exact te bepalen en zullen op het moment van opstellen van die regeling gekwantificeerd worden. Voor dit systeem wordt gedacht aan een jaarlijkse verklaring van een meetbedrijf met de benodigde meetgegevens uit de energieboekhouding van de producenten. Zoveel mogelijk zal gebruik worden gemaakt van gegevens die in het algemeen in een behoorlijke boekhouding aanwezig zijn of relatief eenvoudig kunnen worden vergaard. Het is momenteel onduidelijk hoeveel WKK-producenten om garanties van oorsprong voor elektriciteit opgewekt in een installatie voor hoogrenderende WKK zullen verzoeken. Dit hangt onder andere af van de ontwikkelingen in Europese markt voor (hoogrenderende) WKK. De elektriciteitsrichtlijn 2003/54/EG (zie voetnoot 5) bevat in het kader van stroometikettering de verplichting tot het vermelden de brandstof waarmee de elektriciteit is opgewekt. (Hoogrenderende) WKK is echter geen brandstof, maar een techniek van opwekking van elektriciteit. WKK-installaties maken gebruik van fossiele brandstoffen en zullen dus een etiket voor «kolen», «olie» of «gas» krijgen, maar geen etiket voor «WKK.» Wellicht wordt stroometikettering op Europees niveau uitgebreid tot opwekkingswijzen, en kunnen de garanties van oorsprong daarbij een rol spelen. Voorts staan de huidige subsidieregelingen in de verschillende lidstaten alleen open voor producenten binnen de betreffende lidstaat. Niettemin is het denkbaar dat binnen enkele jaren – hetzij via regulering, hetzij via autonome marktontwikkelingen – toch een voordeel verbonden wordt aan een garantie van oorsprong voor elektriciteit opgewekt in een installatie voor hoogrenderende WKK.

Om toch een indicatie te geven van de kosten, wordt in het navolgende eerst een maximum raming gegeven, uitgaande van een zeer sterke Europese ontwikkeling waarbij alle producenten een garantie van oorsprong aanvragen. Dat leidt tot de volgende kosten, gebaseerd op een uurtarief van € 60 en ongeveer 1700 participanten in het WKK-certificatensysteem. Het aanvragen van een garantie van oorsprong bestaat voor deze participanten uit een eenmalige melding, die – gekoppeld aan andere communicatie met de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet – maximaal 10 minuten werk betekent. In totaal komt dit neer op 1700 * 0,16 * € 60 = € 17 000. De niet-participerende WKK-producenten zullen eenmalige kosten moeten maken (bepalen van de WKK-grenzen binnen hun installatie(s), vastleggen van de relevante bemetering, afspraken met meetbedrijven), waarvoor 2 werkdagen worden geraamd. Gebaseerd op ongeveer 30 niet-participerende WKK-producenten belopen deze kosten 30 * 16 * € 60 = € 30 000. Alleen deze laatste groep zal ook jaarlijkse kosten moeten maken, geraamd op 2 dagen werk, hetgeen neerkomt op € 15 000. De totale kosten zouden, in een situatie dat àlle producenten een garantie van oorsprong aanvragen, dus eenmalig € 47 000 bedragen en jaarlijkse€ 15 000.

Echter, het is realistischer een voorzichtige Europese ontwikkeling te verwachten, waarbij 10% of wellicht – op termijn – maximaal 50% van de producenten een aanvraag doet. De administratieve lasten komen dan uit op een gelijk laag percentage van bovenstaande bedragen: bij 10% van de producenten € 4700 eenmalige lasten plus € 1500 jaarlijkse lasten, bij 50% van de producenten € 23 500 eenmalige lasten plus € 7500 jaarlijkse lasten.

Het wetsvoorstel is voor advies voorgelegd aan het Adviescollege toetsing administratieve lasten (Actal). Het college heeft op 16 december 2004 besloten het wetsvoorstel niet te toetsen.

II ARTIKELEN

Artikel I, onderdeel A

Dit artikel neemt een aantal definities op in artikel 1, eerste lid, van de Elektriciteitswet 1998. Tevens worden enkele definities gewijzigd.

Het onderscheid tussen de twee soorten garanties van oorsprong, de bestaande voor duurzame elektriciteit en de door dit wetsvoorstel geïntroduceerde garanties voor elektriciteit opgewekt in een installatie voor hoogrenderende WKK, is aangebracht in de onderdelen x (definieert thans «garantie van oorsprong voor duurzame elektriciteit»), y (dat de definitie van «rekening» bevat) en ac (de definitie van «garantie van oorsprong voor elektriciteit opgewekt in een installatie voor hoogrenderende warmtekrachtkoppeling»).

De definitie van hoogrenderende warmtekrachtkoppeling in onderdeel ab is woordelijk overgenomen uit de richtlijn: de richtlijn definieert «warmtekrachtkoppeling» in artikel 3, onderdeel a, als «gelijktijdige opwekking in één proces van thermische energie en elektrische en/of mechanische energie» en verwijst vervolgens bij de definitie van hoogrenderende warmtekrachtkoppeling (onderdeel i) naar de criteria van bijlage III bij de richtlijn. In deze bijlage is een methodologie voorgeschreven voor de bepaling van het rendement van het warmtekrachtkoppelingsproces. De waarden die gebruikt worden voor de berekening van dit rendement en de besparingen op primaire energie worden bepaald op basis van de verwachte of werkelijke werking van de WKK-installatie onder normale gebruiksomstandigheden.

Garanties van oorsprong voor elektriciteit opgewekt in een installatie voor hoogrenderende warmtekrachtkoppeling (onderdeel ac) zullen uitsluitend in elektronische vorm bestaan, net zoals bij garanties van oorsprong voor duurzame elektriciteit en bij WKK-certificaten het geval is. De richtlijn schrijft dit niet voor, maar laat de lidstaten wel de ruimte hiertoe (zie verder paragraaf 3 van het algemeen deel van deze memorie van toelichting). Ze zullen door de garantiebeheerinstantie geboekt worden op een rekening in het elektronische systeem. Dit levert zoveel mogelijk eenduidigheid op in deze drie elektronische systemen, waarbij het systeem voor WKK-certificaten en dat voor garanties van oorsprong voor elektriciteit opgewekt in een installatie voor hoogrenderende WKK zoveel mogelijk gekoppeld zullen worden.

Artikel I, onderdeel B

Ook voor hoogrenderende WKK moet, net zoals bij duurzame elektriciteit en reguliere WKK, gelden dat de netbeheerder in principe verantwoordelijk is voor de vaststelling of er sprake is van een hoogrenderende WKK-installatie. Het resultaat van die vaststelling moet medegedeeld worden aan de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet en aan de producent zelf, alles conform het reeds bestaande systeem van WKK-certificaten. Willen producenten garanties van oorsprong voor hun elektriciteit opgewekt in een installatie voor hoogrenderende WKK verkrijgen, dan moeten zij bij hun verzoek tot opening van een rekening waarop deze geboekt kunnen worden, het resultaat van die vaststelling overleggen. Omtrent deze vaststelling kunnen bij ministeriële regeling nadere regels worden gesteld op grond van artikel 31, negende lid, onderdeel a. Dit zal gebeuren in de Regeling certificaten warmtekrachtkoppeling, waarin reeds regels gesteld zijn ten aanzien van de vaststelling of er sprake is van een reguliere WKK-installatie.

Artikel I, onderdelen C en D

Dit betreffen wetstechnische aanpassingen teneinde het onderscheid tussen garanties van oorsprong voor duurzame elektriciteit en garanties van oorsprong voor elektriciteit opgewekt in een installatie voor hoogrenderende WKK, duidelijk te kunnen maken.

Artikel I, onderdelen E en F

Teneinde het onderscheid tussen garanties van oorsprong voor duurzame elektriciteit en garanties van oorsprong voor elektriciteit opgewekt in een installatie voor hoogrenderende WKK in de wet te verduidelijken, is het opschrift van de huidige paragraaf 3 van hoofdstuk 5 veranderd in «garanties van oorsprong voor duurzame elektriciteit». Een nieuwe paragraaf 3a betreft vervolgens de garanties van oorsprong voor elektriciteit opgewekt in een installatie voor hoogrenderende WKK.

Artikel 77ca

In dit artikel wordt een systeem geïntroduceerd voor het uitgeven en innemen van garanties van oorsprong voor elektriciteit opgewekt in een installatie voor hoogrenderende WKK. De artikelen die betrekking hebben op de garantiebeheerinstantie voor garanties van oorsprong voor duurzame elektriciteit (artikelen 73, tweede lid, 75 en 76), worden van overeenkomstige toepassing verklaard. Dit betekent dat de garantiebeheerinstantie voor het uitgeven en innemen van garanties van oorsprong voor elektriciteit opgewekt in een installatie voor hoogrenderende WKK, dezelfde zal zijn. Daarmee wordt voldaan aan het vereiste van artikel 73, tweede lid, dat de instantie onafhankelijk dient te zijn van producenten en distributeurs en dat zij in staat moet zijn op aanvraag garanties van oorsprong uit te geven. Deze instantie zal in het kader van de garanties van oorsprong voor elektriciteit opgewekt in een installatie voor hoogrenderende WKK dan ook in een separaat aanwijzingsbesluit worden aangewezen. Dit zal overigens dezelfde instantie zijn die WKK-certificaten uitgeeft; alle certificatenen garanties van oorsprong-uitgiften blijven daarbij in één hand: die van de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet.

Artikel 77cb

Zoals momenteel reeds het geval is in het kader van het uitgeven van WKK-certificaten op grond van de Regeling certificaten warmtekrachtkoppeling zal de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet in het garanties van oorsprong-systeem op verzoek van producenten garanties van oorsprong voor elektriciteit opgewekt in een installatie voor hoogrenderende WKK afgeven, mits zij bij hun verzoek de benodigde gegevens overleggen. Het gaat hierbij om de meetgegevens, verkregen van een tot meten bevoegde instantie, alsmede om de gegevens met betrekking tot de vaststelling of sprake is van een installatie voor hoogrenderende WKK, die op grond van artikel 16, eerste lid, onderdeel h, van de netbeheerder zijn verkregen. Voor producenten die reeds participeren in het WKK-certificatensysteem geldt, dat deze gegevens reeds alle bekend zijn bij de garantiebeheerinstantie en dat zij derhalve kunnen volstaan met een verzoek tot uitgifte van garanties van oorsprong. Garanties van oorsprong worden uitgegeven door deze te boeken op de rekening van de desbetreffende producent.

Artikel 77cc

Teneinde in het oog te kunnen houden hoe het systeem van garanties van oorsprong in de praktijk functioneert en op basis daarvan hoe het staat met de daadwerkelijke productie van elektriciteit opgewekt in een installatie voor hoogrenderende WKK in Nederland, moeten enige gegevens ieder kalenderjaar worden meegedeeld aan de Minister van Economische Zaken. Het gaat hierbij om gegevens omtrent de hoeveelheid elektriciteit opgewekt in een installatie voor hoogrenderende WKK waarvoor garanties van oorsprong zijn bij- en afgeboekt op of van de rekeningen. Op basis van genoemde gegevens wordt een beeld verkregen van de mate waarin het doel van de richtlijn – bevordering en ontwikkeling van hoogrenderende WKK – al dan niet is bereikt. Dit past binnen het kader van de richtlijn, daar deze gegevens opgenomen zullen worden in aan de Commissie te verstrekken verslagen en aldus bijdragen aan het inzicht van de Commissie in de wijze waarop het aandeel van hoogrenderende WKK zich ontwikkelt.

Artikel 77cd

Artikel 5, zesde lid, van de richtlijn schrijft voor dat de lidstaten elkaars garanties van oorsprong wederzijds moeten erkennen als bewijs voor de in het vijfde lid van dat artikel opgenomen punten. Dit zijn de herkomst van de desbetreffende hoeveelheid elektriciteit, de calorische onderwaarde van de gebruikte brandstofbron, de toepassing van de gegenereerde warmte en de berekende besparing op energie. Dit betekent, dat lidstaten geen nadere voorwaarden mogen stellen aan elektriciteit opgewekt in een installatie voor hoogrenderende WKK afkomstig uit andere lidstaten. Zij moeten afgaan op de betrouwbaarheid van de garanties van oorsprong uit andere lidstaten en deze als zodanig op gelijke wijze behandelen als door henzelf afgegeven garanties van oorsprong.

Erkenning van de garanties van oorsprong afkomstig uit andere lidstaten kan alleen geweigerd worden indien deze weigering berust op objectieve, transparante en niet-discriminerende criteria (zie artikel 5, zesde lid, van de richtlijn). In dat geval komen deze garanties van oorsprong niet «naar aard en strekking overeen» met door de garantiebeheerinstantie uitgegeven garanties van oorsprong. Hierbij kan in het bijzonder gedacht worden aan fraudepreventie, waarbij bijvoorbeeld valse garanties van oorsprong uit andere lidstaten enkel ter verkrijging van een bepaald voordeel in Nederland aangeboden worden.

Artikel 77ce

Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels gesteld worden ten aanzien van de informatie die door producenten, leveranciers, handelaars, afnemers of netbeheerders verstrekt wordt aan de garantiebeheerinstantie, de informatie die door de garantiebeheerinstantie op grond van de artikelen 77ca, tweede lid, juncto de artikelen 75, eerste lid, en 77a aan de Minister van Economische Zaken wordt verstrekt (onderdeel a) alsmede ten aanzien van de gegevens die vermeld worden op, het uitgeven, de geldigheidsduur en de kosten van garanties van oorsprong (onderdeel b). Dit betreft technische en gedetailleerde uitwerkingen van het elektronische systeem van garanties van oorsprong alsmede van de op de garanties te vermelden gegevens. Derhalve is een ministeriële regeling de meest aangewezen vorm van regelgeving in dit verband. De huidige Regeling certificaten warmtekrachtkoppeling zal hiertoe aangevuld worden, waarbij maximaal aangesloten wordt bij het reeds bestaande en goed functionerende systeem van WKK-certificaten.

Op grond van de richtlijn (artikel 6) hebben de lidstaten van de EU de verplichting een analyse van het nationale potentieel voor de toepassing van hoogrenderende WKK op te stellen. Periodiek dient door de lidstaten geëvalueerd te worden wat de groei van het aandeel van hoogrenderende WKK in hun land is. Een goede monitoring van het aandeel van elektriciteit opgewekt in een installatie voor hoogrenderende WKK in Nederland is daarom van belang en het ligt daarbij voor de hand om aan te sluiten bij het systeem van garanties van oorsprong. Onderdeel a maakt het mogelijk om de regels te stellen die nodig zijn om een goede – periodieke – monitoring te waarborgen. Met het oog daarop is bepaald dat deze gegevens regelmatig aan de Minister van Economische Zaken worden doorgegeven.

De richtlijn verplicht tot een betrouwbaar en nauwkeurig systeem van garanties van oorsprong voor elektriciteit opgewekt in een installatie voor hoogrenderende WKK. Aan deze verplichting wordt voldaan: de garanties van oorsprong worden door een onafhankelijke instantie uitgegeven na verzoek daartoe van de producent op basis van gegevens met betrekking tot de hoeveelheid opgewekte elektriciteit en de vaststelling door de netbeheerder van de geschiktheid van de desbetreffende installatie voor hoogrenderende WKK.

In de ministeriële regeling zullen nadere regels gesteld worden ten aanzien van de wijze waarop de netbeheerder vaststelt of de installatie een installatie voor hoogrenderende WKK is en of de meetinrichting geschikt is om de hoeveelheid op een net ingevoede WKK-elektriciteit te meten (zie artikel I, onderdeel B, dat artikel 16, eerste lid, onderdeel h, van de Elektriciteitswet 1998 wijzigt). Dit zal zo min mogelijk afwijken van het bestaande systeem op basis van de Regeling certificaten warmtekrachtkoppeling: de netbeheerder stelt een administratief onderzoek in naar de installatie van de desbetreffende producent en de aansluiting van diens installatie op het net. In aanvulling op het administratief onderzoek en ter verificatie van de door de producent bij zijn verzoek opgegeven gegevens kan de netbeheerder de desbetreffende installatie(s) daadwerkelijk gaan bekijken. De uitkomst van dit onderzoek wordt door de netbeheerder meegedeeld aan de producent, zodat de producent deze gegevens bij zijn verzoek om een garantie van oorsprong aan de garantiebeheerinstantie kan overleggen. Ook wordt de uitkomst van dit onderzoek doorgegeven aan de garantiebeheerinstantie, die daarmee een overzicht kan krijgen van die installaties voor hoogrenderende WKK die in aanmerking wensen te komen voor garanties van oorsprong.

Het openen van een rekening, het boeken van garanties van oorsprong voor elektriciteit opgewekt in een installatie voor hoogrenderende WKK en de exacte gegevens die een producent daarbij dient te overleggen zijn, tenslotte, tevens aspecten die in de Regeling certificaten warmtekrachtkoppeling nader uitgewerkt worden (onderdeel c). Voor zover het gaat om producenten die reeds participeren in het WKK-certificatensysteem, geldt dat deze gegevens reeds in het bezit zijn van de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet en dat deze niet nogmaals overgelegd behoeven te worden.

Artikel I, onderdeel G

Deze aanpassing van artikel 95k van de Elektriciteitswet 1998 heeft niet alleen een wetstechnisch aspect, maar brengt tevens tot uitdrukking dat de opwekkingsgegevens die vermeld staan op de garanties van oorsprong voor elektriciteit opgewekt in een installatie voor hoogrenderende WKK, betrouwbaar zijn. Zoals reeds uiteengezet in paragraaf 1 van het algemeen deel van deze memorie van toelichting, staat dit in direct verband met stroometikettering. Daardoor wordt afnemers de mogelijkheid geboden om een keuze te maken op basis van de kwaliteit van de geleverde stroom en wordt de markttransparantie vergroot. De WKK-richtlijn draagt in het licht van de stroometikettering bij aan de internationale uitwisselbaarheid van gegevens over de verschillende soorten elektriciteit.

De Minister van Economische Zaken,

L. J. Brinkhorst

BIJLAGE TRANSPONERINGSTABEL

In de navolgende tabel is in de rechter kolom is aangegeven op welke wijze de in de linker kolom vermelde artikel(onderde(el))en van de richtlijn in de Nederlandse wetgeving zijn of worden verwerkt.

Het betreft Richtlijn 2004/8/EG van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 inzake de bevordering van warmtekrachtkoppeling op basis van de vraag naar nuttige warmte binnen de interne energiemarkt en tot wijziging van richtlijn 92/42/EEG (PbEG L 52).

Uiterste implementatiedatum van de richtlijn is 21 februari 2006.

RichtlijnKorte omschrijvingNederlandse wet- en regelgeving
Artikel 1DoelstellingBehoeft geen implementatie
Artikel 2ToepassingsgebiedBehoeft geen implementatie
Artikel 3Definities– Artikel 1, eerste lid, onderdeel ab, Elektriciteitswet 1998 (definitie «installatie voor hoogrenderende warmtekrachtkoppeling»)
  – Overige definities behoeven geen implementatie, zie paragraaf 2.1 van het algemeen deel van deze memorie van toelichting
Artikel 4Rendementscriteria voor warmtekrachtkoppelingIn beginsel opnemen van geharmoniseerde rendementsreferentiewaarden in de Regeling certificaten warmtekrachtkoppeling Elektriciteitswet 1998, tenzij t.z.t. geoordeeld wordt dat Nederland gebruik maakt van methodologie in Bijlage III richtlijn om zelf dergelijke waarden te bepalen (zie paragraaf 3 van het algemeen deel van deze memorie van toelichting)
Artikel 5, eerste lidSysteem garanties van oorsprongArtikelen 1, eerste lid, onderdelen y en ac, 31, negende lid, 77ca, 77cb en 77ce Elektriciteitswet 1998 en uitwerking in Regeling certificaten warmtekrachtkoppeling Elektriciteitswet 1998 Artikel 5 van de richtlijn laat ruimte voor keuze voor elektronisch systeem garanties van oorsprong (zie paragraaf 3 van het algemeen deel van deze memorie van toelichting).
Artikel 5, tweede lidBevoegde onafhankelijke instantie(s) voor uitgifte garanties van oorsprongArtikel 77ca, tweede lid, juncto artikelen 73, tweede lid, 75 en 76 Elektriciteitswet 1998
Artikel 5, derde lidNauwkeurigheid en betrouwbaarheid garanties van oorsprongArtikelen 16, eerste lid, onderdeel h, 77cb en 77ce, onderdelen b en c, Elektriciteitswet 1998 en uitwerking in Regeling certificaten warmtekrachtkoppeling
Artikel 5, vierde lidGarantie van oorsprong geeft geen recht op steunBehoeft geen implementatie
Artikel 5, vijfde lidInformatie op garanties van oorsprongArtikel 77ce, onderdeel b, Elektriciteitswet 1998 en uitwerking in Regeling certificaten warmtekrachtkoppeling
Artikel 5, zesde lidWederzijdse erkenning garanties van oorsprongArtikel 77cd Elektriciteitswet 1998
Artikel 6Nationaal potentieel voor hoogrenderende warmtekrachtkoppelingBehoeft geen implementatie (analyse- en rapportageverplichting van de lidstaten; zie paragraaf 2.2. van het algemeen deel van deze memorie van toelichting)
Artikel 7SteunregelingenBehoeft geen implementatie (geldt al in Nederland op basis van hoofdstuk 5, paragraaf 2, van de Elektriciteitswet 1998 («MEP»-subsidie))
Artikel 8Aspecten betreffende het elektriciteitsnet en de tarievenBehoeft geen implementatie (geldt al in NL c.q. voor bepaalde opties wordt niet gekozen, in lijn met implementatie van de richtlijn duurzame elektriciteit; zie paragraaf 2.4 van het algemeen deel van deze memorie van toelichting)
Artikel 9Administratieve proceduresBehoeft geen implementatie (feitelijk handelen t.b.v. wegnemen belemmeringen in vergunningprocedures; zie paragraaf 2.5 van het algemeen deel van deze memorie van toelichting)
Artikel 10Rapportage door de lidstatenBehoeft geen implementatie
Artikel 11Rapportage door de CommissieBehoeft geen implementatie
Artikel 12Alternatieve berekeningenKan-bepaling; hiervan wordt wellicht gebruik gemaakt, afhankelijk van de rendementsreferentiewaarden die de Commissie op 21 feb. 2006 zal vaststellen. Zie voor verdere onderbouwing paragraaf 3 van het algemeen deel van deze memorie van toelichting.
Artikelen 13–18Toetsing, Comitéprocedure, Omzetting, Wijziging rl. 92/42/EEG, Inwerkingtreding, AdressatenBehoeven geen implementatie
Bijlage IWKK-technologieënBehoeft geen implementatie; betreft alle technologieën die er voor WKK bestaan en is daarmee reeds vervat in definitie «warmtekrachtkoppeling»
Bijlage IIBerekening van WKK-elektriciteitBehoeft geen implementatie; is wel relevant voor de uitvoering
Bijlage IIIMethodologie voor bepaling WKK-rendementZie onder artikel 4 hiervoor: in beginsel niet implementeren, maar wellicht opnemen in Regeling certificaten warmtekrachtkoppeling (zie voor verdere onderbouwing paragraaf 3 van het algemeen deel van deze memorie van toelichting)
Bijlage IVCriteria voor analyse WKK-potentieelBehoeft geen implementatie; moet in acht genomen worden bij opstellen analyse conform artikel 6 van de richtlijn.

XNoot
1

Richtlijn 2004/8/EG van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 inzake de bevordering van warmtekrachtkoppeling op basis van de vraag naar nuttige warmte binnen de interne energiemarkt en tot wijziging van richtlijn 92/42/EEG (PbEG L 52). Uiterste implementatiedatum van de richtlijn is 21 februari 2006. Voor verdere implementatie-aspecten zij verwezen naar de transponeringstabel in de bijlage bij deze memorie van toelichting.

XNoot
2

Protocol van Kyoto bij het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering (Trb. 1998, 170, en 1999, 110).

XNoot
3

De emissie van broeikasgassen zal op basis van de Kyoto-doelstelling in de periode 2008–2012 met 6% moeten worden gereduceerd ten opzichte van 1990 (zie Kamerstukken II 1999/2000, 27 089 (R 1652), nr. 2, p. 2).

XNoot
4

Richtlijn 2001/77/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 27 september 2001 betreffende de bevordering van elektriciteitsopwekking uit hernieuwbare energiebronnen op de interne elektriciteitsmarkt (PbEG L 283).

XNoot
1

Richtlijn nr. 2003/54/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 26 juni 2003 betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor elektriciteit en houdende intrekking van richtlijn nr. 96/92/EG (PbEG L 176).

XNoot
1

Deze gegevens zijn: calorische onderwaarde van de brandstofbron waaruit de elektriciteit is geproduceerd, de toepassing van de warmte die samen met de elektriciteit is gegenereerd, de datum en de plaats van productie, de hoeveelheid elektriciteit die het betreft en de besparing op primaire energie.

Naar boven