nr. 2
VOORSTEL VAN WET
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van
Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is om de wet
van 14 februari 1947 (Stb. H52) over de spelling van de Nederlandse taal
te vervangen door een eenvoudiger wet, die geen spellingregels meer bevat,
maar waarin het voorschrift om bij de overheidsorganen, bij de uit de openbare
kas bekostigde onderwijsinstellingen en bij de examens waarvoor wettelijke
voorschriften zijn vastgesteld, de spellingregels te volgen van de Nederlandse
Taalunie direct gekoppeld is aan die spellingregels;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der
Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en
verstaan bij deze:
Artikel 1
In deze wet wordt verstaan onder:
a. Comité van Ministers: het orgaan, bedoeld in artikel 6, onder
a, van het op 9 september 1980 tot stand gekomen Verdrag inzake de Nederlandse
Taalunie (Trb. 1980, 147);
b. Onze Minister: Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.
Artikel 2
1. De schrijfwijze van de Nederlandse taal waartoe het Comité van
Ministers beslist, wordt gevolgd bij de overheidsorganen, bij de uit de openbare
kas bekostigde onderwijsinstellingen, alsook bij de examens waarvoor wettelijke
voorschriften zijn vastgesteld.
2. Onder een overheidsorgaan als bedoeld in het eerste lid wordt verstaan:
a. een orgaan van een rechtspersoon die krachtens publiekrecht is ingesteld,
of
b. een ander persoon of college met enig openbaar gezag bekleed.
Artikel 3
1. Iedere beslissing van het Comité van Ministers betreffende de
schrijfwijze van de Nederlandse taal treedt voor de toepassing van deze wet
in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant
waarin Onze Minister die beslissing bekendmaakt, tenzij Onze Minister met
het oog op de belangen van het onderwijs daarbij een later tijdstip van inwerkingtreding
vaststelt.
2. Onze Minister maakt een beslissing als bedoeld in het eerste lid terstond
bekend in de Staatscourant.
3. Indien een beslissing als bedoeld in het eerste lid betrekking heeft
of mede betrekking heeft op een lijst met woorden, kan Onze Minister in afwijking
van het tweede lid die lijst bekendmaken door terinzagelegging. Van een terinzagelegging
wordt door Onze Minister terstond mededeling gedaan in de Staatscourant.
Artikel 4
1. Op het tijdstip waarop deze wet in werking treedt, geldt als schrijfwijze
van de Nederlandse taal de schrijfwijze waartoe het Comité van Ministers
op 21 maart 1994, 24 oktober 1994 en 25 september 1995 heeft
beslist.
2. Artikel 3 is van overeenkomstige toepassing op een beslissing van het
Comité van Ministers betreffende de schrijfwijze van de Nederlandse
taal, die na 25 september 1995 maar voor het tijdstip van inwerkingtreding
van deze wet is genomen.
Artikel 5
De wet van 14 februari 1947, houdende voorschriften met betrekking
tot de schrijfwijze van de Nederlandsche taal (Stb. H52), wordt ingetrokken.
Artikel 6
Deze wet treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte
van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst.
Artikel 7
Deze wet wordt aangehaald als: Spellingwet.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat
alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat,
aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,