30 034
Bevordering van het naar arbeidsvermogen verrichten van werk of van werkhervatting van verzekerden die gedeeltelijk arbeidsgeschikt zijn en tot het treffen van een regeling van inkomen voor deze personen alsmede voor verzekerden die volledig en duurzaam arbeidsongeschikt zijn (Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen)

nr. 9
VERSLAG

Vastgesteld 3 mei 2005

De vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid1, belast met het voorbereidend onderzoek van dit wetsvoorstel, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen. Onder het voorbehoud dat te hierin gestelde vragen en gemaakte opmerkingen voldoende zullen zijn beantwoord, acht de commissie de openbare behandeling van het wetsvoorstel genoegzaam voorbereid.

Inhoudsopgave

1. Inleiding

2. De aanbevelingen van de commissie-Donner en de Sociaal-Economische Raad

3. De regeringsvoornemens in het kort

4. Het arbeidsongeschiktheidscriterium

5. Het claimbeoordelingsproces

6. Activeren van arbeidsongeschiktheid

7. De inkomensbescherming van volledig en duurzame arbeidsongeschikten

8. De inkomensbescherming van gedeeltelijke arbeidsgeschikten

9. Het recht op uitkering

10. Uitvoering en financiering

11. Overgangsrecht en internationaalrechtelijke aspecten

12. Ontvangen commentaren

13. Financiële en economische gevolgen

14. Bijlage

15. Artikelen

1. Inleiding

De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA). Deze leden onderschrijven de doelstelling van een nieuwe wet die de nadruk legt op de deelname van gedeeltelijk arbeidsongeschikten aan het arbeidsproces, alsook te voorzien in een goede inkomensverzekering voor volledig en duurzaam arbeidsongeschikte werknemers.

In het strategisch akkoord van het kabinet-Balkenende-I werd de gestage groei van het aantal arbeidsongeschikten als een van de meest onhanteerbare problemen van de Nederlandse economie geïdentificeerd. Er waren maatregelen nodig om ervoor te zorgen dat mensen met een gedeeltelijke uitkering ingevolge de Wet op de Arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) aan het werk blijven of worden bemiddeld naar werk op maat.

Bij het van kracht worden van de Wet Poortwachter op 1 april 2002 is de instroom in de WAO spectaculair gaan dalen. Opvallend is dat vanaf het eerste kwartaal na de invoering van deze wet de instroom is gaan dalen van 105 000 in 2001 naar 60 000 in 2004. Het aantal WAO-uitkeringen daalt na jarenlange stijging als gevolg van een lagere instroom en hogere uitstroom. Voor de leden van de CDA-fractie is deze forse daling het gevolg van het terugleggen van de verantwoordelijkheid voor de reïntegratie-inspanningen binnen de arbeidsoverkomst en daarmee binnen de verantwoordelijkheid van de sociale partners. Deze verbetering van het wetsvoorstel Verbetering Poortwachter is in 2001 tot stand gekomen aan de hand van enkele gezamenlijke voorstellen van leden van de CDA-, VVD- en D66-fracties. Deze voorstellen vloeiden mede voort uit de nota «Perspectief op herstel» uit 1999 van de leden van de CDA-fractie.

Dankzij deze daling van de instroom is er nu ruimte voor het herstellen van het WAO-hiaat van voor 25 januari 1994, te weten een uitkeringsniveau van 70% van het laatst verdiende loon. Juist het kantelen van de verantwoordelijkheid van het ziekteverzuim van buiten naar binnen de arbeidsrelatie dient in het gehele traject te worden verankerd en niet alleen in de eerste periode van de loondoorbetalingverplichting bij ziekte. De leden van de CDA-fractie is er alles aan gelegen de verminderde instroom vast te houden en zodoende de hoogte van de uitkeringen op het oude peil van 70%, met het uitzicht op 75% te herstellen. Daarom zien deze leden het nieuwe wetsvoorstel als sluitstuk van de eerdere maatregelen, zoals poortwachter en de uitbreiding van loondoorbetalingsverplichting tweede ziektejaar. Sluitstuk van het herstel van verantwoordelijkheden van partijen in het bedrijf, de sociale partners in de bedrijfstak en op centraal niveau.

Voor de beoordeling van het wetsvoorstel zullen de leden van de CDA-fractie hun lijn bij het wetsvoorstel Pootwachter en de verlenging van de loondoorbetalingverplichting van eerste naar tweede jaar doortrekken, zoals verwoord staat in het CDA-programma en in het strategische akkoord. De poortwachter dient naar het oordeel van de leden van de CDA-fractie slechts de inzet en het resultaat van de interactie binnen de arbeidsrelatie te toetsen. Vandaar amendement van het lid Van de Knaap c.s. bij de Wet verbetering poortwachter (kamerstuk 27 678-14). Met dat amendement worden de wederzijds verplichtingen van de werkgever en de zieke werknemer opgenomen als onderdeel van de arbeidsovereenkomst. Zo ontstaat een heldere wederzijdse plicht tot meewerken aan reïntegratie. Hierbij wordt de werkgever onder meer verplicht een plan van aanpak op te stellen. Ook de werknemer wordt verplicht mee te werken, anders wordt het loon tijdens ziekte niet doorbetaald. Kan de regering ingaan op de parallel met het huidige wetsvoorstel.

De regering wil van haar kant alles op alles zetten om ervoor te zorgen dat mensen arbeidsgeschikt blijven. Door preventie, door tijdige aandacht bij (slepend) ziekteverzuim en waarnodig door ander werk. Voorkomen is beter dan genezen. Niemand is met het verzorgd terzijde schuiven van arbeidsongeschikten gebaat. Mensen moeten niet worden afgeschreven. De inzet van de regering is mensen aan de slag te houden. Het adagium is: sociaal voor wie niet kan en streng voor wie niet wil. Ook hier ligt een belangrijke opgave voor sociale partners. De leden van de CDA-fractie onderschrijven deze omslag in het denken van arbeidsongeschiktheid naar arbeidsgeschiktheid. Deze leden delen deze opvatting omdat investeren in talenten en capaciteiten meer recht doet aan de behoefte tot participatie en de noodzaak om mensen maatschappelijk betrokken te houden. Met name werkgevers en werknemers dienen een gezamenlijk belang te hebben bij reïntegratie en hervatting van werk. Reïntegratie dient zo vroeg mogelijk in het proces aan te vangen, want vooral in de eerste jaren is de kans op succes het grootst.

Kan de regering het volgende beeld ten aanzien van inkomensverzekeraars van het verzuimrisico onderschrijven? De sleutel voor het succes ligt in snelheid van optreden en interveniëren, niet onnodig medicaliseren en persoonlijke contacten met degene die verzuimt. Geen enkele verzekeraar ziet zichzelf meer uitsluitend als betaler van schade-uitkering, maar als initiator, animator en stimulator van het reïntegratieproces in het kader van schadebeheersing. Maximale aandacht voor en snelheid in het proces van reïntegratie en oog voor preventie zorgen ervoor dat verzuim wordt bekort. Zullen deze positieve effecten van deze ketenbenadering in de eerste twee jaar naar oordeel van de regering versterkt worden door het wetsvoorstel? Hoe ziet de regering de verlengde inspanning van partijen in de opvolgende jaren binnen de Werkhervatting Gedeeltelijke Arbeidsgeschikten (WGA)?

De leden van de PvdA-fractie hebben met grote zorg kennisgenomen van het wetsvoorstel WIA. Zij constateren dat de voorgestelde wet nauwelijks leidt tot meer werkhervatting en dat deze niet leidt tot extra besparingen. Wel is bij uitvoeringsinstellingen een grote bureaucratische omslag nodig om dit wetsvoorstel überhaupt te kunnen uitvoeren. Op deze manier lijkt de WIA weinig bij te dragen aan de toekomstbestendigheid van het stelsel van werk en inkomen in Nederland.

De regering stelt voor de WAO in te ruilen voor een ingewikkeld nieuw stelsel met als belangrijk argument dat het beroep op de WAO in de toekomst zal oplopen. Zij denkt dit te kunnen onderbouwen met een verwijzing naar de toenemende arbeidsparticipatie van vrouwen en ouderen. De leden van de PvdA-fractie zijn zo vrij die toenemende arbeidsparticipatie niet te zien als een bedreiging, maar als een versterking van het draagvlak voor sociale regelingen.

Ondertussen gaat de regering voorbij aan de grote daling van de instroom in de WAO die zich in de afgelopen jaren heeft voorgedaan. De eerste voorstellen voor herziening van de WAO dateren uit het voorjaar van 2001 («commissie-Donner»). In dat jaar stroomden meer dan honderdduizend mensen de WAO in. In het strategisch akkoord van het kabinet-Balkenende-I en in twee adviezen van de Sociaal-Economische Raad (SER) is voortgeborduurd op die eerste voorstellen. In de tussentijd is de instroom in de WAO spectaculair gedaald. Vorig jaar bedroeg de instroom slechts 59 duizend personen, 43% minder dan in 2001. Ook voor 2005 zijn de vooruitzichten gunstig.

De grote instroomdaling van de afgelopen jaren is te danken aan verstandig beleid dat stamt uit de periode van vóór de kabinetten-Balkenende. Zo krijgen werkgevers sinds 1998 door de introductie van premiedifferentiatie en marktwerking bij arbeidsongeschiktheid (PEMBA) te maken met hoge WAO-lasten in de jaren na instroom van een werknemer in de WAO. Door de opzet van die premiedifferentiatie zouden de effecten daarvan zich pas na vijf jaar ten volle laten voelen. Werkgevers raakten hierdoor gemotiveerd meer te investeren in verzuimpreventie, met positieve gevolgen. Een tweede belangrijke maatregel is de verlenging van loondoorbetaling bij ziekte geweest, eerst van zes weken naar een jaar, en met hartelijke instemming van de leden van de PvdA-fractie recent van één jaar na twee jaar. In combinatie met de Wet poortwachter en de Wet verbetering poortwachter heeft dit geleid tot intensivering van reïntegratie-inspanningen en tot een daling van de WAO-instroom.

In aanvulling op deze drie maatregelen vinden de WAO-keuringen sinds oktober 2004 plaats met een aangescherpt schattingsbesluit. Het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV) verwacht dat hierdoor de instroom van het aantal WAO'ers verder zal dalen. De leden van de PvdA-fractie hebben zich tegen de aanscherping van dat schattingsbesluit verzet, omdat deze ertoe leidt dat vele mensen het recht op een WAO-uitkering wordt ontzegd zonder dat zij perspectief hebben op werk. Enkelen beweren dat de recente daling van de WAO-instroom, net als in de eerste helft van de jaren negentig, tijdelijk is. Die bewering mist volgens de leden van de PvdA-fractie, en velen met hen, elke grond. Begin jaren negentig werden net als nu schattingscriteria aangescherpt en ook werden uitkeringen verlaagd. Een cruciaal verschil met de situatie van vandaag is echter dat werkgevers destijds de kosten van arbeidsongeschiktheid nagenoeg volledig konden afwentelen op de gemeenschap. De WAO was voor hen geen probleem, maar een oplossing. Daar is nu geen sprake meer van, dankzij Wet uitbreiding loondoorbetalingsverplichting bij ziekte (WULBZ), de Wet Loondoorbetalingverplichting bij ziekte (VLZ), de wetsvoorstellen poortwachter en PEMBA. Werkgevers en werknemers zien de noodzaak van snelle werkhervatting en reïntegratie meer dan ooit tevoren. Die mentaliteit zal niet verdwijnen, tenzij regelingen als PEMBA weer worden afgeschaft. En laat dat laatste nu net een onderdeel zijn van de regeringsvoorstellen.

Ondanks deze sterk dalende instroom houdt de regering vast aan invoering van een nieuw stelsel voor arbeidsongeschiktheidsverzekeringen in 2006. Dit ondanks een scherp commentaar van de Raad van State. De Raad zou liever zien dat nog enige tijd wordt genomen voor het doordenken en uitwerken van een nieuw stelsel, dat beter aansluit bij preferenties voor de sociale zekerheid van morgen. Zo wordt voorkomen dat snel weer een nieuwe veranderingsslag nodig is. Bovendien krijgen de uitvoeringsinstanties zo meer tijd om recente wijzigingen in de WAO en de reïntegratiemarkt goed te verwerken. Ook dat zou de prikkels gericht op werk kunnen versterken. De leden van de PvdA-fractie zijn van mening dat de Raad van State op essentiële punten commentaar levert en vindt de reactie van de regering hierop niet overtuigend.

Nu de regering onverdroten het wetsvoorstel voor de WIA heeft ingediend, moeten de leden van de PvdA-fractie concluderen dat dit voorstel bij geen enkele belanghebbende op warme steun kan rekenen. Dit bleek eens te meer tijdens het rondetafelgesprek die op 14 april 2005 in de Tweede Kamer is gehouden. De verzuchtingen waren niet van de lucht. Volgens een vertegenwoordiger van het Verbond van Verzekeraars zijn er geen vijf mensen die het nieuwe stelsel kunnen uitleggen. Volgens een andere verzekeraar is het hybride uitvoeringsmodel het slechtste van twee werelden. Een FNV-bestuurder noemt de nieuwe regeling voor gedeeltelijk arbeidsgeschikten een gedrocht. Volgens een SER-kroonlid liggen de problemen vooral bij reïntegratie in de eerste twee ziektejaren en niet bij de WAO. Volgens UWV is het WAO-probleem aan het verdampen. Al met al was het een surrealistische vertoning van machteloosheid, zoals Het Financiële Dagblad terecht opmerkte.

Tijdens het rondetafelgesprek deden prof. Keuzenkamp (UvA) en de heer Heerts (FNV) de suggestie de periode van loondoorbetaling bij ziekte te verlengen tot drie jaar. Dit versterkt de prikkel voor werkgevers om werknemers met beperkingen die voortvloeien uit ziekte weer aan werk te helpen, binnen of buiten de onderneming. Dit is een relatief eenvoudige manier om de inkomensvoorziening voor zulke werknemers te regelen in het derde ziektejaar. De leden van de PvdA-fractie vragen de regering hoe zij een voorstel als dit beoordeelt.

De heer Linschoten (oud-staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en SER-kroonlid) waarschuwde dat het echte probleem van de WAO ligt bij het hoge aantal mensen dat na twee jaar ziekte geen recht blijkt te hebben op een WAO-uitkering. De reïntegratiepogingen bij die mensen zijn blijkbaar niet van goede kwaliteit geweest. Kan de regering de leden van de PvdA-fractie duidelijk maken welke instrumenten zij wil hanteren om te voorkomen dat mensen na de loondoorbetaling bij ziekte met lege handen komen te staan?

Een ander gevaar dat tijdens het rondetafelgesprek aan het licht kwam, is de dreiging van medicalisering. De regering is voornemens verzekerings-artsen een indicatieve lijst met ziekten te geven die zij kunnen gebruiken tijdens de keuringen. De heer Rodenburg (Nederlandse Vereniging voor Arbeids- en Bedrijfsgeneeskunde) waarschuwt dat mensen zich zullen vastklampen aan hun ziekte, omdat alleen beperkingen die voortvloeien uit ziekte recht kunnen geven op een Inkomensvoorziening Volledig Arbeidsongeschikten (IVA)- of WGA-uitkering. Dat hindert reïntegratie, zoals ook blijkt uit het rapport van de Gezondheidsraad over ME/CVS. De leden van de PvdA-fractie vragen de regering waarom zij toch zo'n lijst wil gebruiken. Komt de nadruk hiermee niet te veel te liggen op de beperkingen in plaats van op wat mensen nog wél kunnen?

Voorts waarschuwde de heer Rodenburg voor de penibele situatie waarin een vrachtwagenchauffeur die bij een bedrijfsongeval een arm verliest, kan belanden. Het verlies aan verdiencapaciteit zal voor die chauffeur relatief laag zijn, gezien zijn lage inkomen als chauffeur. Als dat verlies minder is dan 35%, heeft hij geen recht op een WGA-uitkering, hoewel hij niet meer in zijn oude functie kan terugkeren. Wat heeft de WIA hem te bieden, vragen de leden van de PvdA-fractie.

Een heer Wijers (Nederlandse Vereniging van Verzekeringsgeneeskundigen) waarschuwt dat het criterium voor toegang tot de IVA («geringe kans op herstel») lastig is in te vullen. Ook is lastig vast te stellen of «beperkingen» rechtstreeks voortvloeien uit ziekte. Veel (ex)kankerpatiënten hebben bijvoorbeeld niet-aantoonbare vermoeidheid als voornaamste gezondheidsklacht. Kan de regering de leden van de PvdA-fractie geruststellen door klip en klaar mee te delen dat deze mensen met niet-aantoonbare beperkingen nog aanspraak kunnen maken op een WGA-uitkering? Verder stelde hij de vraag, waar ook de leden van de PvdA-fractie graag een antwoord van de regering op willen krijgen, of iemand verplicht naar de specialist moet om een WGA-uitkering te kunnen krijgen, zelfs als de huisarts niet-specialistische hulp, zoals cognitieve gedragstherapie, zinvoller acht.

Het verbaast de leden van de PvdA-fractie dat de regering blijkbaar niet meer in staat is kritisch te analyseren welk problemen zij nou eigenlijk wil oplossen en hoe zij dat wil doen. Cynici zeggen wel eens dat politiek de kunst is van het zoeken naar onuitvoerbare oplossingen voor problemen die eigenlijk niet bestaan. De leden van de PvdA-fractie vrezen dat de regering met de WIA zulke cynici meer in hun oordeel bevestigt dan deze leden lief is.

De leden van de VVD-fractie hebben kennis genomen van de WIA. Reeds geruime tijd pleiten deze leden voor een ingrijpende wijziging van het Nederlandse arbeidsongeschiktheidsstelsel om dit stelsel meer activerend te maken. Dit is op het moment niet het geval. Zo stelt de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel ook terecht: «Nederland onderscheidt zich van het buitenland niet zozeer in het totale aantal uitkeringsgerechtigden, maar vooral door het aandeel arbeidsongeschikten daarin». Hier moet dringend verandering in komen als het aan de leden van de VVD-fractie ligt. Zij zullen bij hun uiteindelijke eindoordeel over het wetsvoorstel het voorliggende arbeidsongeschiktheidsstelsel toetsen op:

• ontwikkeling van het aantal WIA-uitkeringen ten opzichte van het huidige WAO-stelsel;

• uitkeringslasten ten opzichte van het huidige WAO-stelsel;

• uitvoerbaarheid;

• uitvoeringskosten;

• gelijk speelveld;

• schadelastbeperking;

• administratieve lasten;

• overgangsstelsel.

Alhoewel de leden van de VVD-fractie in ieder geval de doelstelling van het wetsvoorstel ondersteunen, hebben zij toch een groot aantal vragen en opmerkingen aan de regering over de wijze waarop zij invulling heeft gegeven aan het nieuwe arbeidsongeschiktheidsstelsel.

Kan de regering onderbouwd aangeven wat nu de toegevoegde waarde is van dit wetsvoorstel? Met andere woorden, is dit wetsvoorstel wel nodig? Gaarne zien zij een financiële onderbouwing als materiele onderbouwing tegemoet. Mede hierbij ook in gedachten nemend wat het Centraal Panbureau (CPB) hierover gezegd heeft.

Gaarne willen de leden van de VVD-fractie een reactie van de regering op het volgende. Tijdens het rondetafelgesprek in de Tweede Kamer heeft een vertegenwoordiger van de FNV gezegd dat de FNV de IVA wel wil, maar de WGA niet. Wat betekent dit voor de regering. En wat zegt dit naar zijn oordeel over het draagvlak van sociale partners voor dit wetsvoorstel? Tevens hebben sociale partners gesteld dat de Invoeringswet tot gevolg kan hebben dat de WIA niet wordt ingevoerd als deze te ingewikkeld is. Wat vind de regering van deze opstelling van sociale partners? Mogen de leden van de VVD-fractie hieruit opmaken dat het zogenaamde draagvlak voor dit wetsvoorstel flinterdun is, zoniet aan het afkalven is?

De Raad van State acht het wenselijk dat niet het inkomensverlies beslissend behoort te zijn of iemand in de WGA of de IVA terechtkomt, maar het resterende arbeidsvermogen. De regering geeft aan dat alles afwegende, en gehoord de SER, gekozen is om de verdiencapaciteit te handhaven als verzekerd risico voor de WIA. Kan de regering inzicht geven in de afwegingen die zij gemaakt heeft bij de keuze voor de resterende verdiencapaciteit als uitgangspunt voor de WIA in plaats van het resterende arbeidsvermogen? Wat is de doorslaggevende afweging geweest van de regering om de resterende verdiencapaciteit als uitgangspunt voor de WIA te nemen en niet het resterende arbeidsvermogen? Indien het resterende arbeidsvermogen als uitgangspunt zou zijn genomen voor de WIA, zou dit dan tot andere financiële (macro)uitkomsten hebben geleid? Zo ja, kan de regering een indicatie geven van deze financiële (macro) uitkomsten?

De leden van de VVD-fractie vragen of de regering nog alternatieve beleidsvoorstellen op het gebied van de arbeidsongeschiktheidsregelingen heeft laten doorrekenen, die de met de WIA na te streven doelstelling (deels) ook zouden realiseren? Kan de regering deze presenteren? Kan de regering in dit kader aangeven wat de kosten en baten zouden zijn als de periode. zoals die in de Wet verlenging loondoorbetalingssverplichting geldt, met nog één of twee jaar zou worden verlengd.

De leden van de SP-fractie achten de WIA onnodig, onrechtvaardig, overbodig en daarom ongewenst. Voor werkgevers en werknemers worden de rechten minder en de kosten hoger. De WIA biedt geen perspectief op werk voor gedeeltelijk arbeidsongeschikten en leidt de facto tot een lagere uitkering. De mogelijkheid tot private uitvoering van de regeling voor gedeeltelijk arbeidsongeschikten leidt tot een kunstmatige premieverhoging en tot structureel hogere kosten. De uitvoering is zeer complex. Al met al is er geen sprake van een eerlijke, efficiënte en effectieve regeling voor de compensatie van de financiële gevolgen van arbeidsongeschiktheid. Deze leden stellen vast dat de WIA niet beschouwd kan worden als een afdoende verzekering van arbeidsongeschiktheid.

Centraal in de WIA is de financiële prikkel. Er wordt zelfs gesproken over een prikkelstructuur. Als een gedeeltelijk arbeidsongeschikte meer dan 50% van zijn verdiencapaciteit weet te benutten door betaald werk krijgt deze een loonaanvulling. Als dezelfde persoon geen werk vindt, krijgt hij een WGA-vervolguitkering. Zien de leden van de SP-fractie het goed dat de hoogte van de loonaanvulling hoger is dan de WGA-vervolguitkering? In het voorbeeld in de bijlage bedraagt de loonaanvulling € 913 per maand en de WGA-vervolguitkering € 531 per maand. De financiële prikkel voor de werknemer is duidelijk. Naarmate deze meer werkt wordt zijn totale inkomen hoger. Maar waaruit bestaat de financiële prikkel voor de werkgever of diens verzekeraar? Is de zienswijze van de leden van de SP-fractie juist dat in het gekozen model de werkgevers/private verzekeraars geen financieel belang hebben dat de gedeeltelijk arbeidsongeschikte zijn verdiencapaciteit voor meer dan 50% benut? Deelt de regering de mening dat er in dat geval sprake is van een perverse prikkel? Kan de regering berekeningen overleggen wat de uitkeringlasten zijn als alle gedeeltelijk arbeidsongeschikten geen werk vinden, als zij allen 51% van de verdiencapaciteit benutten en als zij allen 100% van de verdiencapaciteit benutten? Wat zijn de gevolgen voor een kostendekkende premie in deze drie gevallen?

Privatisering van delen van de sociale zekerheid is niet nieuw. Ruim tien jaar geleden is het geïntroduceerd in de Ziektewet. In het MKB bestaat de indruk dat de premies voor private verzekering hoger is dan toen het GAK de ziektewet uitvoerde. Kan de regering dat bevestigen?

Waarom is geen advies gevraagd aan de CG-Raad, terwijl de door Nederland ondertekende VN-resolutie betreffende het bieden van gelijke kansen voor gehandicapten adviesrechten geeft in de besluitvorming over hun positie?

De leden van de fractie van GroenLinks hebben met grote ongerustheid kennisgenomen van het onderhavige wetsvoorstel. Deze leden menen dat dit voorstel weinig bijdraagt aan de onderliggende doelstellingen. Daarnaast menen zij dat het voorstel de complexiteit van de sociale zekerheid nog verder vergroot, de uitvoering in grote problemen brengt en voor veel gedeeltelijk arbeidsongeschikten een volstrekt onvoldoende inkomensbescherming biedt. Ook hebben de leden van de fractie van GroenLinks grote ongerustheid over het feit dat veel essentiële onderdelen van de wet pas bij de Invoeringswet geregeld worden én dat zeer veel cruciale onderdelen in lagere regelgeving geregeld zal worden.

De leden van de fractie van GroenLinks menen dat het onderhavige wetsvoorstel niet die breuk met de bestaande arbeidsongeschiktheidswetgeving maakt die de regering zegt dat het maakt. Voorts constateren deze leden uit de cijfers van verschillende instanties dat het activerende karakter van het wetsvoorstel niet groot is. De regering meent dat het wetsvoorstel vooral bijdraagt aan een veranderde beeldvorming over arbeidsongeschiktheid. De leden van de fractie van GroenLinks menen dat dit wetsvoorstel daar niet voor nodig is. Om een andere beeldvorming te krijgen is het vooral van belang dat de beeldvorming bij werkgevers verandert, zodat een nog groter aandeel van de arbeidsongeschikten aan de slag komt. Deze leden menen dat daar een geheel ander instrumentarium voor nodig is.

De leden van de fractie van GroenLinks constateren dat de regering stelt dat de groep volledig én duurzaam arbeidsongeschikt uit personen bestaat die geen mogelijkheden tot het verrichten van arbeid hebben. Deze leden vragen hoe dat te rijmen is met de fundamentele kritiek van de Raad van State dat de hoogte van het inkomen medebepalend is voor of iemand in de WGA of de IVA terechtkomt. Deze leden willen weten tot wat voor andere uitkomsten het zou leiden als gekozen zou zijn voor het uitgangspunt van resterende arbeidsvermogen in plaats van resterende verdiencapaciteit.

De leden van de fractie van GroenLinks willen weten welke alternatieven in de beleidsvoorbereiding beschikbaar geweest zijn die de WIA qua uitvoering eenvoudiger zouden maken? Wat waren de afwegingen om deze alternatieven niet in het uiteindelijke wetsvoorstel op te nemen? Deze leden willen weten wat de (financiële en arbeidsmarkt) effecten zouden zijn als het gehele voorstel van tafel zou gaan en daarvoor in de plaats een verlenging van WULBZ van twee jaar naar drie jaar zou plaatsvinden?

De leden van de fractie van GroenLinks menen dat bij de vormgeving van het sociale zekerheidsstelsel eenvoud en begrijpelijkheid en een heldere verantwoordelijkheidsverdeling belangrijke elementen moeten zijn. Hoe beoordeelt de regering het onderhavige wetsvoorstel op deze onderdelen?

De leden van de D66-fractie hebben met grote belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel WIA. Evenals de regering, de commissie-Donner en de SER streven de leden van de D66-fractie naar een fundamentele verandering in de benadering van arbeidsongeschiktheid. Nog niet zolang geleden naderde het aantal mensen in diverse arbeidsongeschiktheidsregelingen de 1 miljoen, en door de jaren heen hebben deze regelingen voor teveel mensen als «fuik» gewerkt. Het is daarom hard nodig om een benadering te kiezen waarbij meer dan voorheen gekeken wordt naar wat mensen nog wèl kunnen.

De omstandigheid dat de WAO-instroom de laatste tijd is gedaald als gevolg van de WULBZ en VLZ, de premiedifferentiatie via de PEMBA, de Wet Verbetering Poortwachter, de herbeoordelingsoperatie en het aankondigingseffect van de WIA is nog geen reden om de zaak verder op zijn beloop te laten. De leden van de D66-fractie staan daarom positief tegenover de voorgestelde stelselwijziging. Dat neemt niet weg dat zij de voorstellen daartoe nauwkeurig en kritisch wil wegen. Vandaar dat zij nog een aantal vragen wil stellen en opmerkingen wil maken.

Voor de leden van de D66-fractie weegt zwaar dat er op lange termijn een goede inkomensvoorziening mogelijk en financierbaar moet blijven voor mensen die te ziek of gehandicapt zijn om nog te kunnen werken. De IVA voldoet hier in grote lijnen aan, bovendien biedt de WIA op korte termijn zelfs al zicht op een verhoging van het uitkeringsniveau in de IVA van 70 naar 75%. Mits dit binnen verantwoorde, houdbare kaders wordt geregeld, is dat naar de mening van de leden van de D66-fractie grote winst vergeleken met het huidige stelsel. Critici van de WIA die willen vasthouden aan de oude WAO omdat ze menen dat de WIA onvoldoende meerwaarde heeft, beschouwen het zicht op uitkeringsverhoging voor volledig en duurzaam arbeidsongeschikten kennelijk niet als meerwaarde. Uiteraard is het mogelijk meer meerwaarde in termen van besparingen te behalen door de IVA niet te verhogen. Dat geniet echter niet de voorkeur van de leden van de D66-fractie. Overigens is de verhoging van de IVA-uitkering (budgettair effect € 350 mln volgens het CPB) niet de belangrijkste oorzaak van de wellicht wat tegenvallende bezuiniging. Het vervallen van het WAO-hiaat in de IVA kost volgens het CPB namelijk € 750 mln. Vanuit het oogpunt van budgettaire houdbaarheid zijn dan ook vraagtekens bij deze maatregel te plaatsen, maar het plaatst de kritiek van mensen die beweren dat de WIA te weinig sociaal is toch wel in een heel ander daglicht.

Daarnaast vinden de leden van de D66-fractie het van belang dat gedeeltelijk arbeidsgeschikten beter worden gereïntegreerd. De mate waarin dat zal lukken, hangt sterk af van de definitieve invulling en uitvoering van de regeling WGA. Op dit gedeelte van het wetsvoorstel hebben de leden van de D66-fractie nog wel het nodige op en aan te merken, al wordt de beoordeling bemoeilijkt omdat een aanzienlijk deel van de besluitvorming wordt doorgeschoven naar de Invoeringswet WIA.

Ten slotte is het de leden van de D66-fractie opgevallen dat in het wetsvoorstel vooralsnog geen voorstel is gedaan voor een Extra Garantieregeling Beroepsrisico's (EGB). Ziet de regering definitief af van invoering hiervan? De leden van de D66-fractie betwijfelen of werknemers in dat geval wel voldoende beschermd zijn tegen beroepsrisico's, bijvoorbeeld als gevolg van nalatigheid van de werkgever. Voor mensen die door een beroepsongeval minder dan 35% arbeidsongeschikt worden, lijkt hiermee een behoorlijk gat in de arbeidsongeschiktheidsvoorzieningen te zitten. De leden van de D66-fractie zijn er dan ook nog niet van overtuigd dat het achterwege laten van de EGB niet in strijd is met internationale verdragen. Gaarne zien zij een uiteenzetting hierover van de regering tegemoet.

De leden van de fractie van de ChristenUnie hebben met belangstelling kennisgenomen van het voorliggende wetsvoorstel. De Wet WIA heeft een ingrijpend karakter, omdat het een breuk vormt met de bestaande arbeidsongeschiktheidswetgeving. Deze leden hebben in het recente verleden al meermalen op hoofdlijnen aangegeven wat hun positie is in dit dossier. Zij stellen zich zeer kritisch op ten opzichte van de kabinetsplannen. Het voorliggende wetsvoorstel willen zij uiteraard ook vanuit deze optiek beoordelen. In dit stadium hebben de deze leden veel vragen over de inhoud van het wetsvoorstel. Die willen zij in het vervolg van hun inbreng graag aan de indiener voorleggen.

De doelstelling van het voorliggende wetsvoorstel, activering van arbeidsgeschiktheid en inkomensbescherming bij arbeidsongeschiktheid, onderschrijven de leden van de fractie van de ChristenUnie. Zij leggen de regering de vraag voor in welke mate de huidige wetgeving op die onderdelen, en dan vooral het eerste, tekort schiet. Worden gedeeltelijke arbeidsongeschikten onder de werking van de huidige wet niet ook al zoveel mogelijk gestimuleerd betaald werk te zoeken? En is er in de eerste twee ziektejaren nog veel winst te boeken voor wat betreft activering? Zo ja, kan dat nader worden onderbouwd?

Door de Raad van State is de vraag opgeworpen of de Wet WIA een zodanige toegevoegde waarde heeft ten opzichte van het geldende en onlangs reeds ingrijpend aangepaste, wettelijke stelsel, dat daarmee een wijziging van dat stelsel op korte termijn kan worden gerechtvaardigd. Wat de leden van de fractie van de ChristenUnie betreft is dit een zeer belangrijke vraag. Heeft de regering sterke aanwijzingen dat de financiële lasten die samenhangen met de WAO door de recente wijzigingen niet voldoende beheersbaar kunnen worden gehouden? Zo ja, wil de regering de Kamer daarover dan nader informeren? Als al moet worden overgegaan tot de beoogde ingrijpende stelselwijziging dringt de vraag zich op of dat op een zo korte termijn moet als de regering wil. Het UWV heeft in het voortraject aangegeven de Wet WIA per 1 januari 2006 te kunnen uitvoeren als in de parlementaire behandeling geen substantiële wijzigingen worden doorgevoerd. Alleen al dit gegeven zou wat de leden van de fractie van de ChristenUnie betreft aanleiding moeten zijn om af te zien van invoering op 1 januari 2006. Zij vinden het een kwalijke zaak als het parlement op deze wijze buitenspel dreigt te worden gezet. In dit verband informeren zij bij de regering of hem bekend is wat het UWV bedoelt met «substantiële wijzigingen».

In de inleiding van de memorie van toelichting stelt de regering dat Nederland zich van het buitenland onderscheidt, niet zozeer in het totale aantal uitkeringsgerechtigden, maar vooral door het aandeel arbeidsongeschikten daarin. Terecht beschouwt de regering dat als een groot probleem. Het is de leden van de fractie van de ChristenUnie opgevallen dat de regering in dit kader niet ingaat op het onderscheid in wet- en regelgeving tussen Nederland en andere landen. Wil hij dat alsnog doen en dan met name ingaan op de vraag in welke mate het maken van onderscheid tussen «risque professionel» en «risque social» in andere landen daarbij een rol speelt? Is de aanwezigheid van dat verschil in de wetgeving in ons omringende landen niet de hoofdoorzaak van het relatief lagere aandeel arbeidsongeschikten in andere landen? Kan de regering helder aangeven waarom aansluiting op dat punt bij andere landen in ons land geen serieuze optie is? Om misverstanden te voorkomen: deze leden bepleiten hier niet het onderscheid tussen risque professionel en risque social weer in te voeren, maar zij hechten eraan expliciet van de regering te vernemen waarom dat bij een breuk met de bestaande arbeidsongeschiktheidswetgeving niet in beeld is.

In het nieuwe stelsel geeft de regering bij gedeeltelijke arbeidsgeschiktheid prioriteit aan de activering van de arbeidsgeschiktheid. Dat is wat de leden van de fractie van de ChristenUnie betreft vanzelfsprekend. Zij gaan ervan uit dat in de huidige wetgeving datzelfde uitgangspunt geldt. Het verschil is alleen dat onder de werking van de voorliggende wet dit uitgangspunt ertoe leidt dat de betreffende personen hun uitkering verliezen, en niet alleen hun arbeidsongeschiktheidsuitkering, maar – na gebruikmaking van eventuele WW-rechten – elke vorm van uitkering, gelet op de inkomens- en vermogenstoets in de Wet werk en bijstand. Onderschrijft de regering dat de huidige WAO ook reïntegratie en activering van arbeidsgeschiktheid als uitgangspunt heeft, maar dat het belangrijkste verschil met de nieuwe wet het verlies van uitkering betreft? Wil de regering in dit kader ingaan op de vraag welke zin het heeft mensen financieel te prikkelen betaald werk te zoeken of te aanvaarden, terwijl dat betaalde werk er veelal niet is?

In zijn advies stelt de Raad van State dat het blijven hanteren van het criterium van de resterende verdiencapaciteit op gespannen voet staat met het uitgangspunt dat aan de WIA ten grondslag ligt, te weten het benutten van het resterende arbeidsvermogen. De Raad meent dat niet het inkomensverlies beslissend behoort te zijn, maar het resterende arbeidsvermogen. De leden van de fractie van de ChristenUnie verzoeken de regering deze keuze nader te onderbouwen. Welke nadelen zijn verbonden aan de keuze het resterende arbeidsvermogen als uitgangspunt te nemen? Zou dat tot ingrijpende budgettaire gevolgen leiden? Klopt het dat de lagere inkomensgroepen sneller in WGA kunnen belanden dan mensen met een hoger inkomen, terwijl ze dezelfde beperking ten gevolge van handicap of ziekte hebben? Zo ja, vindt de regering dat rechtvaardig?

De leden van de fractie van de ChristenUnie constateren dat van veel kanten is gewezen op het complexe karakter van het wetsvoorstel en de daarmee samenhangende problemen in de sfeer van de uitvoering. De Raad van State vindt dat mede om die reden spoedige invoering moet worden heroverwogen. Heeft de regering overwogen te kiezen voor een minder complexe opzet en zo ja, waarom is daarvan afgezien?

De leden van de SGP-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het voorliggende wetsvoorstel. De aan het woord zijnde leden waren al langere tijd van mening dat de WAO op een groot aantal punten tekortschoot en waren daarom overtuigd van de noodzaak van een nieuwe wet dat een beginpunt vormt van een toekomstbestendig stelsel. Deze leden steunen daarom de beleidsrichting dat steeds meer het accent is verschoven van inkomensbescherming voor de arbeidsongeschikt geworden werknemer naar activering van zijn resterende arbeidsgeschiktheid.

De leden van de SGP-fractie steunen daarom ook het duidelijke onderscheid tussen de activerende werking voor degenen die gedeeltelijk arbeidsgeschikt zijn enerzijds en anderzijds de inkomensbescherming voor degenen die volledig en duurzaam arbeidsongeschikt zijn. Dat laatste zien de aan het woord zijnde leden als de taak van de overheid om de zwakken in de samenleving te beschermen. Om die reden hebben deze leden grote moeite met de door de regering gestelde volume-eis aan de instroom in de IVA. Het getal van 25 000 mag nooit het uitgangspunt vormen waar het beleid (het schattingsbesluit) op wordt gebaseerd. Op die manier kunnen de criteria zo hoog worden gesteld om dit aantal niet te overschrijden dat mensen worden goedgekeurd die niet in staat blijken te zijn om arbeid te verrichten. De leden van de SGP-fractie vragen de regering waarom de regering op dit punt niet voor een principiële benadering heeft gekozen en uitsluitend op medische gronden de instroom in de IVA beoordeelt, los van de beperking van 25 000? De aan het woord zijnde leden vragen om een onderbouwing van de 25 000 personen. Waarom heeft de regering de maximuminstroom niet beperkt tot bijvoorbeeld 15 000 personen?

De leden van de SGP-fractie zijn van mening dat de uitkering van de mensen in de IVA, los van de instroom, met 5%-punt moet worden verhoogd.

De leden van de SGP-fractie stellen vast dat de regering, alles afwegende, toch de verdiencapaciteit handhaaft als verzekerd risico voor de WIA. De aan het woord zijnde leden delen de mening van de Raad van State dat gelet op het hoofddoel van de WIA om resterende arbeidsgeschiktheid te benutten, het logischer is om het resterende vermogen om arbeid te verrichten als uitgangspunt te nemen voor het vaststellen van ingetreden (gedeeltelijke) arbeidsongeschiktheid. De regering geeft aan dat dit idee ook in de beleidsvoorbereiding een rol heeft gespeeld, maar dat dit idee is verlaten na het SER-advies van februari 2004. Kan de regering inzicht geven in de afwegingen die zij gemaakt heeft bij de keuze voor de resterende verdiencapaciteit als uitgangspunt voor de WIA in plaats van het resterende arbeidsvermogen? En welke inhoudelijke redenen gaven de doorslag om te kiezen voor de verdiencapaciteit?

De leden van de SGP-fractie stellen vast dat de WAO en de WIA nog een groot aantal jaren naast elkaar zullen blijven voortbestaan. Hoewel de aan het woord zijnde leden begrip hebben voor de redenering om bestaande gevallen te ontzien, zijn zij er beducht voor dat de bestaande WAO'ers worden «afgeschreven» als het gaat om de reïntegratie. De WIA is immers nodig, mede omdat er van de WAO onvoldoende activerende werking uitging? Hoe voorkomt de regering dat de huidige WAO'ers worden «afgeschreven»?

2. De aanbevelingen van de commissie-Donner en de Sociaal-Economische Raad

De leden van de CDA-fractie merken op dat de commissie-Donner de WAO niet in de eerste plaats ziet als een financieel of economisch probleem, maar vooral als een maatschappelijk probleem. Als kernprobleem oordeelt ze het feit dat mensen met moeilijkheden in een fuik worden gezogen en buiten het arbeidsproces worden geparkeerd met een uitkering die stigmatiseert en die herintreding bemoeilijkt. Veel werknemers die arbeidsongeschikt worden verklaard worden ten onrechte maatschappelijk afgeschreven. Met een goede begeleiding zouden velen van hen niet in de WAO terecht komen. De leden van de CDA-fractie onderschijven dit als de kern van het probleem. Daarom denken zij ook dat de aandacht primair gericht moet zijn op de ziekteperiode, omdat daar de sleutel ligt voor een effectief herstel. Daarbij is alle aandacht gericht op de interactie tussen werkgever en werknemer.

De leden van de CDA-fractie hebben in het kader van de gespreide verantwoordelijkheid gekozen voor het cappuccino-model. Dit is een horizontale knip in de verantwoordelijkheden met aan de basis een verzekering die aangevuld kan worden door sociale partners of de werknemer. Omdat door de emancipatie van de werknemer ook binnen risico's een differentiatie optreedt, kan ook worden gekozen voor een verticale knip in het risico. Na het intrekken van de AAW in 1998 en de overheveling van de basisuitkering naar de WAO, is deze verticale lijn ook te herkennen in het rapport van de commissie-Donner en het SER-advies. De subsidiariteit wordt daarbij vormgegeven door het risico en verantwoording daar te laten dragen waar dat kan en optimaal resultaat wordt geboekt. Deze benadering houdt in dat het volledige arbeidsongeschiktheidsrisico buiten de arbeidsrelatie komt te staan en de gedeeltelijke arbeidsgeschiktheid binnen de arbeidsrelatie blijft.

De leden van de CDA-fractie constateren dat de sociale partners overtuigd zijn van de noodzaak van de vernieuwing op het gebied van de arbeidsongeschiktheid en de voorgestelde verticale verantwoordelijkheidsverdeling. De sociale partners wijzen ook op het ingewikkelde karakter van het voorliggende wetsvoorstel ten aanzien van de WGA, daar waar in het SER advies nadrukkelijk gekozen is voor private uitvoering. De leden van de CDA-fractie zijn ook van oordeel dat eenvoud en een heldere verantwoordelijkheidsverdeling essentieel is voor succesvol resultaat. Deze leden komen hierop verderop in het verslag op terug.

De leden van de PvdA-fractie verzoeken de regering nog eens schematisch in beeld te brengen waar de regering de SER-voorstellen overneemt en waar zij daarvan afwijkt.

De leden van de VVD-fractie vragen of de regering schematisch kan aangeven wat de verschillen zijn tussen voorstel van de commissie-Donner, het SER-advies en het uiteindelijke kabinetsvoornemen, zodat een adequate vergelijking mogelijk is.

De leden van de fractie van de ChristenUnie stellen het op prijs dat de regering in de memorie van toelichting tamelijk uitvoerig ingaat op de adviezen van de commissie-Donner en de SER. Ook zij vragen de regering om een schematisch overzicht van de verschillen tussen deze adviezen en het kabinetsstandpunt, zodat die «in één oogopslag» zichtbaar zijn.

Deze leden vragen los hiervan in hoeverre de analyses van de commissie-Donner en de SER aan actualiteit hebben ingeboet, gelet op de recente ontwikkelingen rond de Wet verbetering poortwachter en de Wet verlenging loondoorbetalingsverplichting bij ziekte 2003.

3. De regeringsvoornemens in het kort

De leden van de PvdA-fractie zetten vraagtekens bij het toelatingscriterium dat de regering voorstelt voor de IVA. Iemand die het wettelijk minimumloon verdient, belandt alleen in de klasse «volledig arbeidsongeschikt» als zijn verdiencapaciteit daalt tot minder dan € 252 per maand (20% van het minimumloon). Iemand met een inkomen van twee keer modaal (€ 4 552 per maand) belandt al in de klasse «volledig arbeidsongeschikt» als zijn verdiencapaciteit daalt tot minder dan € 910 (72% van het minimumloon). Met een dergelijke verdiencapaciteit zou iemand die oorspronkelijk minimumloon verdiende zelfs geen gebruik kunnen maken van de WGA-regeling. Heeft de regering overwogen de IVA-regeling alleen toegankelijk te maken voor mensen wier verdiencapaciteit is gedaald tot minder dan 20% van het wettelijk minimumloon? Waarom wel of niet? Welke voor- en nadelen zijn volgens de regering verbonden aan een dergelijke grens voor de IVA? Hoeveel geld zou worden bespaard met een dergelijke aanscherping van de toegangscriteria voor de IVA? Acht de regering het wenselijk dat de IVA makkelijker toegankelijk is voor mensen die eerst een hoog inkomen verdienden dan voor mensen die eerst een laag inkomen verdienden? Kan de regering dit toelichten?

De leden van de PvdA-fractie zien graag een nadere uitleg van wat van de werknemer en werkgever verwacht kan worden om iemand die minder dan 35% arbeidsongeschikt is te behouden voor het werkproces, hetzij in het eigen bedrijf, hetzij bij een andere werkgever. Zij wijzen in dit verband op het wegvallen van reïntegratiemiddelen voor het tweede spoor. Zij willen bovendien graag weten hoe «in het uiterste geval» begrepen moet worden, waar gesteld wordt dat de werknemer in het uiterste geval ontslagen kan worden. Zal voor deze groep werknemers een ander ontslagregime gelden dan voor «reguliere» werknemers? Is de regering met deze leden van mening dat voor deze groep ontslagbescherming zou moeten gelden?

Waarom ziet de regering er van af voor gedeeltelijk arbeidsgeschikten die minder werken dan 50% van hun resterende verdiencapaciteit recht op loonaanvulling te geven. Zou het niet logisch zijn iedereen, ook degenen die tussen 1 en 50% van hun resterende verdiencapaciteit benutten, een loonaanvulling te geven, zo vragen zij. Dat zou immers passen bij een consequent beleid om werken lonend te maken.

De leden van de SP-fractie constateren dat een werkgever er voor kan kiezen om eigen risicodrager te worden voor de eerste 10 jaar waarover de WGA-uitkering wordt verstrekt. Waarom is voor deze periode gekozen? Waarom is de keuze voor het eigenrisicodragen niet onomkeerbaar gemaakt?

De IVA-uitkering loopt «in beginsel» tot 65-jarige leeftijd door. Om welke reden en onder welke omstandigheden is dit niet het geval?

Geldt de verhoging met 5%-punt ook voor gedeeltelijk arbeidsongeschikten? Zo nee, waarom niet?

De inkomensbescherming voor minder dan 35% arbeidsongeschikten ligt bij de werkgever. Stel dat de werkgever geen aangepast werken kan bieden. Hoe krijgt de inkomensbescherming dan vorm? Is de regering bereid om een ontslagverbod voor deze groep in te voeren of zodanig aan te scherpen dat alleen ontslag verleend wordt als vervangend werk bij een andere werkgever is geregeld?

De duur van de loongerelateerde WGA-uitkering is conform de Werkloosheidswet (WW) en bedraagt nu maximaal 5 jaar. De regering heeft het SER-advies voor de WW overgenomen. Daarin is de maximumduur voor de WW 3 jaar en twee maanden. Neemt de regering deze periode over in de WIA of handhaaft hij de duur zoals voorgesteld in artikel 7.2.1?

De WAO is bij uitstek een risicoverzekering. Naar de mening van de leden van de SP-fractie hoort daarin geen referteperiode in thuis. Waarom moet 26 weken gewerkt zijn om in aanmerking te komen voor uitkering door de verzekering. Zou de regering een dergelijk polisvoorwaarde bij bijvoorbeeld een brandverzekering billijk achten?

De leden van de fractie van GroenLinks zouden het op prijs stellen als voor de duidelijkheid kort beschreven kan worden welke onderdelen later ingaan dan 1 januari 2006. Waar vindt toch een gefaseerde invoering plaats en kan dat kort beargumenteerd worden?

Deze leden menen dat het essentieel is om te weten hoe de regering de ontslagbescherming van de groep beneden de 35% wil vormgeven. Kan de regering hier uitgebreid bij stil staan, zo vragen deze leden.

4. Het arbeidsongeschiktheidscriterium

De leden van de CDA-fractie hechten zeer aan een medisch objectief arbeidsongeschiktheidscriterium. Op de WAO-keuringen valt veel aan te merken. Het ontbreekt aan een medisch objectieve, wetenschappelijk verantwoorde en uniforme beoordeling van arbeidsongeschiktheid. Veertig procent van de keuringen voor de WAO vindt te laat plaats. De keuringen duren gemiddeld slechts dertig minuten. Het hoeft daarom geen verbazing te wekken dat tussen de verschillende keuringen grote verschillen bestaan. Dit wordt mede verklaard door het ontbreken van objectieve criteria en protocollen en de uiteenlopende opvattingen van verzekeringsartsen over arbeidsongeschiktheid. Ook herkeuringen (na een en na vijf jaar) leiden niet tot een uiteindelijk goed resultaat. Integendeel, de herbeoordelingen bevestigen vaak de eerdere keuring, zonder dat gedegen onderzoek is gedaan. Hierdoor is de eerste keuring in grote mate bepalend voor het al dan niet (blijven) ontvangen van een WAO-uitkering.

Voordat met de vinger naar de keuringsartsen wordt gewezen met het verwijt dat niet goed wordt gekeurd, kan ook nog gekeken worden naar de maatschappelijke context waarin de keuringen verricht worden. Zo is het mogelijk geweest dat werknemers door het niet beheersen van de Nederlandse taal ongeschikt voor de arbeidsmarkt zijn bevonden en aanspraak konden maken op een WAO-uitkering?

In de praktijk blijkt dat binnen de uitvoering verschillend wordt omgegaan met de druk vanuit de omgeving om ook andere factoren dan ziekte bij de beoordeling te betrekken. De keuringsartsen van het UWV zeggen dit ook zelf. Kan de regering nader ingaan op de objectiviteit van het arbeidsongeschiktheidscriterium in het licht van bovenstaande schets en het nieuwe schattingsbesluit?

Tegen het hanteren van lijsten pleit dat niet elke aandoening bij iedere persoon tot dezelfde klachten leidt en niet in dezelfde mate het arbeidsvermogen aantast. Het Engels kent meerdere woorden voor ziekte, waardoor dit duidelijk wordt. Een ziekte (disease) manifesteert zich bij iedere persoon verschillend (illness). En hoe iemand zich erbij voelt is vers drie (sickness). Het streven naar een hogere mate van objectiviteit moet zich richten op de laatste schakel: hoe iemand zich voelt en de omstandigheden waarin iemand verkeert, zijn geen objectieve gronden en behoren daarom niet van invloed te zijn op het keuringsoordeel. Wel kunnen ziekten zich verschillend ontwikkelen. Een beroerte kan tot definitieve halfzijdige verlamming leiden, maar zich ook heel goed herstellen. Dit is echter moeilijk vast te leggen in een lijst. Diagnose en arbeidsvermogen hangen niet een op een samen. Uiteindelijk moeten de beperkingen die iemand ondervindt bepalend zijn. Het hanteren van lijsten is niet het goede antwoord op de roep om een gerichter en objectiever criterium. Kan de regering reageren op deze analyse? Een objectievere keuring is wel degelijk mogelijk en doet recht aan de individuele werknemer en is derhalve rechtvaardiger. Aan het element van duurzaamheid zou recht gedaan kunnen worden door uitzonderingen te maken voor ziekten waarvan aanwijsbaar is dat ze een langere hersteltijd kennen dan twee jaar. Te denken valt bijvoorbeeld aan patiënten die kanker hebben gehad, waarbij het langere tijd neemt om op krachten te komen.

De leden van de CDA-fractie vragen of er niet beter gewerkt kan worden met een comité van deskundigen dat de beoordeling borgt op consistentie en kwaliteit in plaats van met een beslissingsautoriteit met een adviesteam van deskundigen.

De leden van de CDA-fractie vragen de regering om een nadere toelichting op het gekozen arbeidsongeschiktheidscriterium. Er is gekozen om het arbeidsongeschiktheidscriterium te enten op het proces onder de huidige WAO. Kan toegelicht worden waarom uiteindelijk is gekozen voor verdiencapaciteit en niet voor het begrip arbeidsvermogen zoals verwoord in het strategisch akkoord? Is het juist dat met de keuze voor verdiencapaciteit boven arbeidsvermogen conform het SER-advies hogere inkomens bij eenzelfde beperking feitelijk eerder arbeidsongeschikt worden verklaard? Wil de regering hierbij ingaan op het rechtvaardigheidsprincipe? In hoeverre hangt deze keuze samen met het karakter van de WIA als verzekering tegen inkomensderving door arbeidsongeschiktheid? Heeft afname van verdiencapaciteit wel of geen invloed op de hoogte van de loonaanvulling of uitkering?

De leden van de PvdA-fractie verzoeken de regering nader in te gaan op de definitie van een ziekte, waarvoor de regering verwijst naar de definitie van de Wereldgezondheidsorganisatie WHO. Betekent deze verwijzing ook dat mensen in beginsel aanspraak kunnen maken op een IVA- of WGA-uitkering als zij een ziekte hebben die leidt tot beperkingen voor het verrichten van arbeid, zoals de door de WHO-erkende ziekte CVS/ME? Kan de regering dit toelichten?

Tijdens het algemeen overleg over herbeoordelingen van 7 april 2005 hebben leden van de PvdA-fractie de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid letterlijk horen zeggen dat mensen een WAO-uitkering kunnen krijgen bij «beperkingen als gevolg van, en dat «als gevolg van» kan van alles zijn». Hij weigerde daarbij in te gaan op de vraag of ME een ziekte is, met het argument dat het hebben van een ziekte niet automatisch recht op een uitkering geeft. Echter, in WIA bestaat volgens de memorie van toelichting alleen recht op een uitkering bij beperkingen die rechtstreeks voortvloeien uit ziekte. Dat maakt de vraag of ME volgens de regering een ziekte is, van groot belang. Is de regering van mening dat ME een ziekte of niet?

De leden van de PvdA-fractie achten het onderscheid tussen beperkingen die voortvloeien uit ziekte en overige beperkingen nog onvoldoende duidelijk. De regering schrijft beperkingen die voortvloeien uit ziekte te willen onderscheiden van beperkingen die bijvoorbeeld voortvloeien uit veroudering of overbelasting. Wat betekent dit voor iemand die bijvoorbeeld als gevolg van een door jarenlange overbelasting versleten rug beperkingen ondervindt voor het verrichten van arbeid? Kan de regering nader aangeven wat zij bedoelt met wat «bij qua leeftijd en constitutie vergelijkbare personen gebruikelijk is»? Bestaat daar wel voldoende inzicht over? Hoe denkt de regering dit inzicht tot stand te brengen?

Kan de regering concrete voorbeelden geven van beperkingen die niet voortvloeien uit ziekte, en waarmee dus geen aanspraak op een IVA- of WGA-uitkering kan worden gemaakt, maar die wel leiden tot verminderde verdiencapaciteit? Waarom acht de regering in deze gevallen de afwezigheid van een ziekte een reden om geen uitkering wegens verlies aan verdiencapaciteit te verstrekken?

Hoe belangrijk is specialistische behandeling als toelatingscriterium voor de IVA en WGA, vragen de leden van de PvdA-fractie. De regering schrijft dat de werknemer die in een beroep doet op een IVA- of WGA-uitkering zelf zal moeten aantonen dat hij in behandeling is bij een specialist. Kan specialistische behandeling als een noodzakelijke voorwaarde gelden voor een IVA- of WGA-uitkering? In welke gevallen? Wanneer kan hiervan worden afgeweken?

Het is de leden van de PvdA-fractie onduidelijk wat de regering precies bedoelt met de stelling dat «begrippen als ziekte en objectiviteit zorgvuldiger moeten worden gehanteerd, onder andere door een strikter claimbeoordelingsproces». Wat bedoelt zij hiermee? Is de aanscherping van het schattingsbesluit, zoals dat op 1 oktober 2004 is ingegaan, een voldoende garantie voor zorgvuldige hantering van de genoemde begrippen? Zo neen, welke verdere garanties acht de regering dan noodzakelijk en waarom?

De leden van de PvdA-fractie hebben met verbazing opgemerkt dat de regering weliswaar een procedure schetst die gevolgd zal worden bij het vaststellen van de duurzaamheid van volledige arbeidsongeschiktheid, maar dat zij daarbij niet het begrip «geringe kans op herstel» definieert hoewel dat van essentieel belang is in het onderscheid tussen IVA en WGA. Hoe definieert de regering dat begrip? Wanneer en hoe wordt het uitgewerkt? Is de regering voornemens het protocol dat UWV hierover zal opstellen, voor te leggen aan de Tweede Kamer alvorens dit wordt ingevoerd?

De leden van de VVD-fractie constateren dat het duurzaamheidscriterium van toepassing is bij twee categorieën volledig arbeidsongeschikten: als herstel uitgesloten is en als er na twee jaar ziekte een geringe kans op herstel is op lange termijn. Kan de regering uitvoerig ingaan op de wijze waarop zij «na twee jaar ziekte een geringe kans op lange termijn» wil gaan operationaliseren? Hoe gaat de regering erop toezien dat niet onnodig mensen instromen in de IVA-regeling terwijl zij eigenlijk ook gebruik zouden moeten maken van de «activerende» WGA-regeling?

Personen die volledig arbeidsongeschikt zijn maar niet als duurzaam zijn aangemerkt, krijgen een uitkering op grond van de WGA-regeling. Zij ontvangen een volwaardige WGA-uitkering ter hoogte van 70% van het dagloon. Dit wordt bereikt doordat voor deze groep geen inkomenseis voor de loonaanvulling geldt. Kan de regering dit nader motiveren? En kan zij aangeven hoe deze groep dan wel geprikkeld wordt om een aanvang te maken met de reïntegratie? Op welke wijze verloopt de controle van deze groep waar bezien gaat worden of de arbeidsgeschiktheid toegenomen is?

Indien uit de claimbeoordeling blijkt dat betrokkene minder dan 35% loonverlies heeft, is er geen sprake van arbeidsongeschiktheid en blijft de verantwoordelijkheid liggen op het niveau van de arbeidsorganisatie. Kan de regering heel concreet aangeven hoe zij gaat toetsen dat deze groep niet meer dan 35% van haar verdiencapaciteit verliest en eigenlijk in aanmerking zou moeten komen voor een WGA-uitkering? Kan de regering ook aangeven op welke instrumenten zowel werkgever als werknemer aanspraak kunnen maken als het gaat om een volledige reïntegratie van de werknemer? Kan de regering ingaan op de verschillen die bestaan tussen veelverdieners en de lagere inkomens met betrekking tot mogelijke vervulling van de verdiencapaciteit en het beeld dat dit creëert.

Kan de regering ingaan op het commentaar van verschillende deelnemers aan het rondetafelgesprek dat niet de verdiencapaciteit van de arbeidsongeschikte centraal zou moeten staan bij de claimbeoordeling, maar de arbeidscapaciteit? Kan de regering de voor- en nadelen van een beoordeling op basis van verdiencapaciteit dan wel arbeidscapaciteit voor deze leden meer inzichtelijk maken?

De leden van de SP-fractie vragen waarom de regering het ziektebegrip op de WHO-definitie baseert en niet op de Internationale Classificatie van menselijk functioneren (ICF), ook van de WHO.

Kan de regering zich voorstellen dat versnelde veroudering van het lichaam door werk kan optreden? En dat overbelasting in het werk bij uitstek leidt tot beperkingen en handicaps? Wil de regering nader uiteenzetten wat nu de bedoeling is van het maken van een onderscheid naar de oorzaak van de beperkingen (ziekte, veroudering, overbelasting). Is het de bedoeling om bijvoorbeeld versnelde veroudering van de rug bij vrachtwagenchauffeurs door overbelasting te beschouwen als een beperking die niet het gevolg is van de ziekte en daarom niet?

De regering is van mening dat de begrippen ziekte en objectiviteit «zorgvuldiger» gehanteerd moeten worden. Waaruit blijkt nu dat in het claimbeoordelingsproces niet zorgvuldig genoeg met de begrippen is omgegaan?

Bij de arbeidskundige schatting zal gezocht worden naar functies «waardoor de mate van arbeidsongeschiktheid zo laag mogelijk is.» Wordt hier een beleidswijziging aangekondigd? Of is dit een beschrijving van het huidige Schattingsbesluit?

Het UWV zal een protocol met een stappenplan opstellen voor het beoordelen van de duurzaamheid van de arbeidsongeschiktheid en het begrip «geringe kans op herstel». Wat is daarvan de stand van zaken? Wil de regering de Kamer informeren over de totstandkoming van het protocol en de inhoudelijke overwegingen die tot de keuze leiden welke aandoening wel of niet beschouwd worden als een ziekte met geringe kans op herstel? Zijn er vertegenwoordigers van private verzekeraars bij betrokken?

Waarom moet er een «Beslissingsautoriteit» worden ingevoerd? Waarom is de professionele zelfstandige beoordeling van het recht op een IVA-uitkering door de verzekeringsarts niet toereikend?

De leden van de fractie van GroenLinks willen weten of het overleg met het UWV met betrekking tot de medische beoordeling van diverse doelgroepen in de WIA inmiddels is afgerond en wat de uitkomsten van dit overleg zijn.

De leden van de D66-fractie constateren dat volgens het voorstel bij arbeidsongeschiktheid sprake moet zijn van «aantoonbare beperkingen die rechtstreeks voortvloeien uit de ziekte». Deze leden vragen in hoeverre geestelijke en/of lichamelijke ziekte die wordt veroorzaakt door zaken als overspannenheid, stress of een arbeidsconflict voldoet aan dit criterium. Wil de regering hier een beschouwing aan wijden?

De leden van D66-fractie hebben wel enig begrip voor de kritiek van de Raad van State dat het bepalen van de mate van arbeidsongeschiktheid aan de hand van verdiencapaciteit op gespannen voet staat met het streven meer dan voorheen de resterende arbeidscapaciteit te benutten. Ook komen mensen met een hoog inkomen makkelijker dan mensen met een laag inkomen in het qua uitkering gunstige IVA-regime terecht. Daar staat tegenover dat de WIA bedoelt is als een bescherming tegen inkomensverlies.

Er is sprake van duurzame arbeidsongeschiktheid als herstel is uitgesloten en als er na twee jaar ziekte een geringe kans op herstel is op lange termijn. De leden van de D66-fractie zien graag een nadere toelichting wat onder «gering» moet worden verstaan: beneden welk percentage wordt de herstelkans als gering beschouwd? En wat is het verschil tussen iemand met een «geringe kans op herstel» (in de IVA) en een tijdelijk volledig arbeidsongeschikte (in de WGA)? Worden hiervoor keuringsrichtlijnen opgesteld? Krijgen keuringsartsen voldoende vrijheid om vanuit hun professionele deskundigheid een eigen oordeel te vellen?

Hebben de leden van de D66-fractie het goed begrepen dat voor herbeoordelingen het volgende voornemen bestaat:

• volledig arbeidsongeschikten waarvan herstel is uitgesloten (in de IVA) worden niet herbeoordeeld;

• volledig arbeidsongeschikten met geringe kans op herstel (in de IVA) worden gedurende de eerste vijf jaar jaarlijks herbeoordeeld;

• gedeeltelijk arbeidsgeschikten waaronder tijdelijk volledig arbeidsongeschikten (in de WGA) worden naar bevind van zaken om de zoveel tijd herbeoordeeld.

Naar de mening van de leden van de D66-fractie moeten volledig en duurzaam arbeidsongeschikten niet om de haverklap worden geconfronteerd met herbeoordelingen, maar aan de andere kant zal misschien toch zo nu en dan via een evaluatie of steekproef gekeken moeten worden of in sommige gevallen sprake is van (enig) herstel. Hoe wordt gemonitord of na verloop van tijd nog daadwerkelijk de mensen in de IVA zitten waarvoor deze regeling is ingesteld?

De leden van de fractie van de ChristenUnie constateren dat in het nieuwe stelsel bepalend is welke aantoonbare beperkingen men in de arbeid ondervindt door een ziekte. Het verbaast hen dat aansluitend in de toelichting wordt gemeld dat de verzekeringsgeneeskundige beoordeling «daarom» begint met het objectief vaststellen van de ziekte, temeer omdat in één adem de definitie van ziekte van de WHO wordt genoemd. Er zijn ziekten, zoals ME/CVS, die door de WHO wel als ziekte zijn erkend, maar die niet of moeilijk objectiveerbaar zijn. Kan de regering hierover meer duidelijkheid geven? Gaat het nu om aantoonbare beperkingen die rechtstreeks voortvloeien uit de ziekte of om de objectieve aantoonbaarheid van de ziekte als zodanig? Zij informeren aansluitend welke relevantie de oorzaak van de ziekte heeft. In de toelichting schrijft de regering dat de vermelde noties met betrekking tot begrippen als ziekte en objectiviteit «in essentie niet anders» zijn dan die ten grondslag liggen aan de huidige regelgeving onder de WAO. Kan expliciet worden aangegeven welke verschillen er zijn?

Het arbeidsongeschiktheidscriterium voor volledige en duurzame arbeidsongeschiktheid De leden van de fractie van de ChristenUnie juichen het toe dat de regering de oorspronkelijke benadering op dit punt – die wel erg rigide was ten opzichte van het SER-advies – heeft losgelaten. Wat heeft de regering daartoe gebracht?

Deze leden gaan ervan uit dat de gekozen indeling in drie categorieën (<35%, 35–80%, > 80%) er in de praktijk toe kan leiden dat de keuringspraktijk zwaar onder druk komt te staan. Zij onderschrijven de analyse van de Raad van State op dit punt. Het feit dat het finale oordeel in handen van de beslissingsautoriteit valt neemt niet weg dat keuzes op het grensvlak van een van de categorieën zeer moeilijk zullen zijn, gezien de ingrijpende gevolgen die die keuzes met zich meebrengen.

De leden van de fractie van de ChristenUnie vinden de WGA een uiterst complexe regeling, waarop ook inhoudelijk ook het nodige is af te dingen. In dit kader vragen de leden van de fractie van de ChristenUnie aandacht voor de positie van werkgevers die WAO'ers in dienst hebben. Er zijn bedrijven die functies voor WAO'ers hebben gecreëerd, waaraan een maximale loonwaarde is gekoppeld. Onder de werking van de wet WIA zal het er in de praktijk op neerkomen dat een groot deel van deze populatie met ontslag wordt geconfronteerd. Of herkent de regering zich niet in dat sombere scenario? Als dat zo is, kan dat dan worden toegelicht?

5. Het claimbeoordelingsproces

De leden van de CDA-fractie constateren dat een goede keuring van groot belang is. De keuringen moeten objectief te verantwoorden zijn. Daarom dient intercollegiale toetsing normaal te zijn en moeten meerdere personen bij het keuringsoordeel betrokken zijn. Tussen keuringskantoren en individuele medewerkers mag geen verschil van keuringspraktijk bestaan. Benchmarking is daarom van belang. Ook het toezicht moet adequaat zijn. De kwaliteit van de keuringen moet voorop staan in plaats van de productie. Tevens moet de druk op keuringsartsen worden verminderd. Dit hangt uiteraard voor een deel samen met het aantal keuringen dat verricht moeten worden. Maar belangrijk is dat artsen door het huidige arbeidsongeschiktheidsregime in de positie komen dat ze geneigd zijn rekening te houden met de sociale en financiële gevolgen van hun besluit. Ongemerkt zijn in de uitvoeringspraktijk van de keuringen de behoeften en omstandigheden van cliënten een rol gaan spelen. De beoordeling geschiedt daardoor niet altijd meer alleen op basis van objectieve criteria. In dit verband denken de leden van de CDA-fractie dat een dubbel keuringsmoment, een «second opinion» in voorkomende gevallen bij kan dragen aan een betere objectiviteit van het oordeel.

Volgens de leden van de CDA-fractie moet objectiviteit, zoals vastgelegd in het arbeidsongeschiktheidscriterium, niet worden geïnterpreteerd als meetbaar, in de natuurwetenschappelijke zin. Objectiviteit moet in de juridische zin worden opgevat. Het wil zeggen dat het gedrag en de beleving worden geobjectiveerd en dus ontdaan van subjectieve elementen. Op basis van het beeld dat dan ontstaat, zal beoordeeld moeten worden of en in welke mate er sprake is van arbeidsongeschiktheid. Het oordeel van de keuringsarts wordt zo inzichtelijk en ook reproduceerbaar. De objectiviteit van de keuring kan verder worden vergroot door van de werknemer te verlangen dat hij relevante gegevens overlegt bij de WAO-keuring die inzicht geven in wat de werknemer en werkgever hebben ondernomen in het kader van zijn herstel. Daarom willen de leden van de CDA-fractie dat iedere werknemer bij keuring een dossier kan overhandigen waarin duidelijk wordt wat de klachten zijn en wat gedaan is om naar herstel toe te werken. Deze leden verwachten van de regering een reactie op deze manier van werken.

De leden van de PvdA-fractie vragen of iemand die ziek is en daaruit voortvloeiende beperkingen heeft, aanspraak maakt op een IVA- of WGA-uitkering als aan het ziek zijn een niet-medische oorzaak ten grondslag ligt. Zo neen, hoe kan dan worden beoordeeld of aan het ziek zijn een medische of niet-medische oorzaak ten grondslag ligt? Is er volgens de regering een verschil tussen ziek zijn en een ziekte hebben? Zo ja, kan de regering dit verschil toelichten?

De regering schrijft dat een lijst met ziektes zal worden opgesteld met een indicatief karakter. Deze moet onder andere dienen als hulpmiddel bij de poortwachtertoets en bij de bepaling van de duurzaamheid. Wanneer en hoe zal deze lijst openbaar worden gemaakt? Zal de lijst dienen als norm of als hulpmiddel bij de beoordeling van arbeidsgeschiktheid?

De leden van de PvdA-fractie vragen de regering wanneer en hoe zij aan de Tweede Kamer het protocol voorlegt dat UWV in overleg met de regering opstelt voor afwijkingen van de lijst met ziektes.

Over de inhoud van de lijst met ziektes is advies gevraagd aan de Gezondheidsraad. Kan de regering aangeven wat de criteria zijn om aan advies van de Gezondheidsraad voorbij te gaan, zoals de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport recentelijk deed. Deze leden verzoeken voorts ter indicatie al enkele voorbeelden te geven van ziektes die wel en ziektes die niet op een dergelijke lijst zullen voorkomen.

De leden van de PvdA-fractie vragen of hier via een achterdeur (de «multifactorale probleemanalyse» van de arbodienst) weer sprake is van verplichte inschakeling van arbodiensten.

Als volgens de verzekeringsarts geen sprake is van benutbare mogelijkheden, zal een landelijke commissie hierover het eindoordeel vellen. De leden van de PvdA-fractie vragen de regering toe te lichten waarom zij een dergelijke commissie nodig acht. Wie zullen plaats hebben in die commissie? Hoe zal die commissie, die jaarlijks (de dossiers van) ten minste tienduizenden mensen moet beoordelen, te werk gaan? Welke regels zullen gelden voor deze commissie? Wanneer legt de regering deze regels voor aan de Tweede Kamer en hoe zullen die regels eruit zien?

De leden van de PvdA-fractie vragen waarom de regering de verzekeringsarts en de arbeidsdeskundige blijkbaar niet bekwaam genoeg acht om te beoordelen wie een IVA-uitkering zou moeten krijgen en wie niet. Waarom moet daar een beslissingsautoriteit aan te pas komen? De regering noemt als voordeel van de beslissingsautoriteit dat de leden daarvan een onafhankelijke positie kunnen innemen. Welke informatie heeft de regering waaruit blijkt dat de verzekeringsartsen en arbeidsdeskundigen die nu keuringen uitvoeren niet onafhankelijk genoeg zijn? Wie maken deel uit van de beslissingsautoriteit? Zijn dat verzekeringsartsen en arbeidsdeskundigen? Voeren zulke verzekeringsartsen en arbeidsdeskundigen naast hun werk als beslisautoriteit ook nog reguliere keuringen uit?

Welke beslissingen kan de beslissingsautoriteit nemen: alleen positief dan wel negatief of zijn ook andere opties mogelijk, zoals het gelasten van nader onderzoek?

Krijgen de verzekeringsarts, de arbeidsdeskundige en de cliënt in kwestie een motivering van de beslissing van de beslissingsautoriteit? Kunnen zij om een nadere toelichting vragen?

De leden van de PvdA-fractie zijn het met de regering eens dat professionaliteit en kwaliteit centraal moeten staan bij de claimbeoordeling, maar zij vragen of persoonlijke aandacht voor en een fatsoenlijke bejegening van de klant niet ook centraal moeten staan. Kan de regering deze keuze nader toelichten?

Het claimbeoordelingsproces zal door het UWV per individuele beoordeling nader worden ingevuld, afhankelijk van verschillende aspecten, schrijft de regering. Worden hiervoor protocollen opgesteld? Wat staat daar in? Zijn die protocollen in het hele land hetzelfde of kunnen deze verschillen van kantoor tot kantoor en van afdeling tot afdeling?

De leden van de VVD-fractie constateren dat een aanvraag na twee jaar ziekte voor een uitkering in het nieuwe stelsel vergezeld moet gaan van het reïntegratieverslag, waarin alle activiteiten rond herstel en reïntegratie in de ziekteperiode beschreven staan. Hierin moet ook een medisch dossier van de bedrijfsarts zitten. Dit zal in samenspraak met het UWV geregeld worden in de ministeriele regeling Procesgang eerste ziektejaar. Wanneer worden deze wijzigingen geregeld worden en hoe de Kamer hierover geïnformeerd wordt?

De regering geeft aan dat zij thans samen met het UWV onderzoekt hoe het claimbeoordelingsproces zodanig vorm kan worden gegeven dat een totaalbeoordeling bereikt wordt waarbij iedere fase van het proces toetsbaar is. Wanneer zal de hele vormgeving van het claimbeoordelingsproces rond zijn en wanneer zal de Kamer hierover worden geïnformeerd?

Onderdeel van het claimbeoordelingsproces is het gebruik van een lijst met ziekten. Kan de regering uitvoerig ingaan op de wijze waarop deze lijst tot stand komt? Kan zij ingaan op de aandoeningen die op deze lijst voorkomen en hoe zij met deze lijst ook het begrip «duurzaamheid» nader gaat proberen te operationaliseren? Wordt de Kamer nader geïnformeerd over de precieze invulling van de lijst? En wordt het advies van de Gezondheidsraad openbaar? Kan zij voorts ingaan op de wijze van toepassing van de lijst? Blijft er ruimte voor maatwerk, zo vragen de leden van de VVD-fractie.

De lijst heeft een indicatief karakter, dus uitzonderingen zijn mogelijk. Wel is er bij het afwijken van de lijst een versterkte bewijslast nodig: een verzekeringsarts kan er wel in een individueel geval van afwijken, maar dat moet wel gemotiveerd worden. Kan de regering aangeven hoe zij dit in de praktijk voor ogen ziet? Is de verwachting dat de versterkte bewijslast daadwerkelijk tot een betere toetsing leidt en is het daarmee de extra administratieve- en werkdruk waard? Wie toetst de verzekeringsarts of hij wel terecht gebruikt maakt van de afwijkingsmogelijkheid? Aan wie zal hij moeten aangeven waarom hij afwijkt van de lijst?

Kan de regering ingaan op de kritiek van de Nederlandse Vereniging voor Verzekeringsgeneeskunde die grote problemen ziet met betrekking tot de praktische uitwerking van het duurzaamheidscriterium en het gebruik van indicatieve lijsten om de invulling van dit criterium te ondersteunen?

De beoordeling van de claim in de eerste fase zal, gelet op de veelheid van aspecten, door de arbeidsdeskundige worden gedaan. De beoordeling wordt in eerste instantie zoveel mogelijk op de stukken gedaan. Kan de regering aangeven hoe dit in de praktijk vorm gegeven gaat worden? Hoe wordt gewaarborgd dat de stukken een waarheidsgetrouw beeld geven?

De medische beoordeling zal uitgebreider en met meer waarborgen omkleed zijn dan thans het geval is. Vaker zullen experts of andere artsen geraadpleegd worden. Kan de regering aangeven hoe deze «second opinions» vorm gegeven gaan worden? Wat zijn de kosten daarmee gepaard gaan? Het CBBS wordt gebruikt om te bezien wat de mogelijkheden zijn van de groep arbeidongeschikten die nog wel iets kan. Behoeft dat niet een verbetering of een ander systeem? Er wordt immers al onderzocht in hoeverre het systeem vereenvoudigd kan worden. Wanneer kan het UWV meer duidelijkheid bieden over de invulling hiervan?

De primaire besluiten ten aanzien van de volledig duurzame arbeidsongeschiktheid worden uitsluitend genomen door de zogenaamde beslissingsautoriteit. Kan de regering uitvoerig ingaan op de vormgeving van deze beslissingsautoriteit. Zijn deze personen nu al bij het UWV in dienst of worden zij gerekruteerd speciaal met het oog op de invoering van de IVA? Hoe wordt gewaarborgd dat zij over kennis van het gehele claimbeoordelingsproces beschikken zonder hun onafhankelijke positie te verliezen? En kan de regering ingaan op de procesgang die in overeenstemming met het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid zal worden geregeld? Wanneer is hier informatie over bekend?

Kan de regering in het kader van de invoering van de beslissingsautoriteit ook ingaan op de opmerking van de Stichting van de Arbeid die aangeeft dat, conform het SER-advies, zij de voorkeur geven aan een onafhankelijke commissie binnen het UWV die de uiteindelijke beslissing zou moeten bekrachtigen als zijnde beslissingsautoriteit?

De leden van de SP-fractie vragen wanneer het advies van de Gezondheidsraad over de indicatieve lijst van ziekten gereed is. De regering acht het waarschijnlijk dat bij de inwerkingtreding van de WIA de lijst nog in opbouw is. Hoe kan dan gegarandeerd worden dat gelijke gevallen ook gelijk behandeld worden. Is de regering bereid om de invoering van de WIA in te laten gaan nadat de indicatieve lijst gereed is?

Hoe vaak worden de maatmanlonen in het CBBS aangepast en op welke wijze gebeurt dat. Het huidige CBBS geeft functie die met de beperkingen zouden kunnen worden. Dat geeft de arbeidsgehandicapte concrete aanwijzingen in welke richting hij werk moet zoeken. Waarom is er het voornemen om van deze functies af te zien en ze te vervangen door veralgemeniseerde aanduidingen die niet meer verwijzen naar beroep of functie?

Bij de claimbeoordeling kunnen meer personen betrokken worden dan de verzekeringsarts. In het geval van mogelijk duurzame arbeidsongeschiktheid moeten verslagen van de diverse disciplines die betrokken worden bij de claimbeoordeling en dossiers bij de beslissingsautoriteit worden ingediend. Hoeveel tijd is er, vanaf indiening van de claim, nodig tot de beslissingsautoriteit een besluit heeft genomen? Hoe wordt gedurende die tijd in de inkomensvoorziening van de werknemer voorzien?

De leden van de fractie van GroenLinks willen van de regering weten hoe zij beoordeelt dat de praktijkdeskundigen (NVVG en NVAB) veel moeite hebben met het werken met een lijst met aandoeningen en prognoses.

Deze leden willen graag van de regering vernemen hoe zij in concreto de onafhankelijkheid van de beslissingsautoriteit wil regelen.

De leden van de fractie van GroenLinks hebben stellig de indruk dat het wetsvoorstel uitgaat van de veronderstelling dat er bij invoering nog steeds sprake is van verplichte inschakeling van een arbodienst. Kan de regering het wetsvoorstel langslopen en aangeven hoe het voorliggende wetsvoorstel zich verhoudt tot de liberalisering van de arbodienstverlening? Kan de regering aangeven hoe verschillende teksten in het onderhavige wetsvoorstel wijzigen als uitgegaan wordt van een geliberaliseerde arbodienstverlening?

Deze leden willen weten waarom één van de belangrijkste onderdelen van de WIA, de beoordeling van de arbeidsongeschiktheid, nog niet bekend is en waarom dat middels een algemene maatregel van bestuur nog ingevuld moet worden? Deze leden verzoeken de regering voor de parlementaire afronding deze algemene maatregel van bestuur, wellicht in concept, naar de Kamer te sturen.

De leden van de D66-fractie constateren dat het voornemen een indicatieve lijst met ziektes en hersteltermijnen in te voeren bij veel deskundigen op bezwaren stuit, vooral in verband met dreigende medicalisering. Hierdoor zou de aandacht teveel uitgaan naar wat mensen niet (meer) kunnen in plaats van naar wat ze wel kunnen. Deze leden zien graag een reactie op deze kritiek, alsmede een reactie op het idee van de CG-Raad om uit te gaan van de Internationale Classificatie van menselijk Functioneren (ICF) van de WHO. Hierin wordt niet het ziekteniveau, maar het niveau van functioneren als uitgangspunt genomen.

De uiteindelijke claimbeoordeling wordt in de plannen van de regering overgelaten aan een beslissingsautoriteit, een groep personen in dienst van het UWV maar met een onafhankelijke wettelijke status. De leden van de D66-fractie hebben naar aanleiding hiervan de volgende vragen. Beslist de beslissingsautoriteit alleen over toelating tot de IVA of ook over toelating tot de WGA? Is het niet logischer een als onafhankelijk bedoeld orgaan los te koppelen van het UWV?

De leden van de fractie van de ChristenUnie zijn beducht voor gevolgen van de invoering van een hybride stelsel. Zijn niet veel bezwaar- en beroepsprocedures te verwachten en zal hierdoor niet juist een tendens tot medicaliseren ontstaan? Voor wat betreft de indicatieve lijst met ziektes verzoeken zij de regering te reageren op de bezwaren die hiertegen door onder andere de NVAB naar voren zijn gebracht (miskenning van het principe van de arbeidsbelastbaarheid van het individu en risico van medicalisering/claimcultuur (zie inbreng NVAB in rondetafelgesprek 14 april 2005). Deze leden informeren of de Kamer de betreffende ministeriële regeling kan ontvangen.

Het is de leden van de fractie van de ChristenUnie niet helemaal duidelijk welk regime zal gaan gelden voor periodieke herbeoordelingen. Het is de bedoeling dat het UWV gedurende vijf jaar bij de groep volledig arbeidsongeschikten met een geringe kans op herstel jaarlijks zal onderzoeken of dit herstel inderdaad al is opgetreden. Op pagina 30 van de memorie van toelichting staat dat ook na vijf jaar een oproep voor een professionele herbeoordeling gedaan kan worden. Is het waar dat dit niet in lijn is met het advies van de commissie-Donner? Hoe verhoudt dit zich tot de opmerking op blz. 35 dat deze categorie «gedurende maximaal vijf jaar» jaarlijks zal worden herbeoordeeld?

6. Activeren van arbeidsgeschiktheid

Bij volledig en duurzaam arbeidsongeschikten is door het UWV bij de claimbeoordeling vastgesteld dat zij geen mogelijkheden hebben tot het verrichten van arbeid bij een reguliere werkgever, schrijft de regering. Deze personen hebben dien ten gevolge geen recht op hulp bij reïntegratie. De leden van de PvdA-fractie zetten hier vraagtekens bij. Iemand die volgens het UWV in de toekomst nooit méér kan verdienen dan € 825 zal zelfs geen WGA-uitkering krijgen als zijn oorspronkelijke inkomen op minimumloon lag. Iemand die oorspronkelijk een modaal salaris verdiende, komt met een resterende verdiencapaciteit die duurzaam op € 825 ligt, in de WGA met recht op reïntegratie. Iemand die oorspronkelijk € 5000 verdiende, komt in deze situatie in de IVA, zonder reïntegratiehulp. Kan de regering nader toelichten waarom zij mensen die in de IVA komen geen reïntegratiehulp geeft? Moet dat onder omstandigheden niet toch mogelijk zijn?

Deze leden vragen in hoeverre men de reïntegratie van gedeeltelijke arbeidsgeschikten onafhankelijk kan maken van conjuncturele ontwikkeling. Zou het niet zo moeten zijn, zo vragen deze leden, dat de kans op reïntegratie onafhankelijk van de conjunctuur zou moeten zijn?

De leden van de PvdA-fractie vragen de regering toe te lichten hoe zij werkgevers zal stimuleren gedeeltelijk arbeidsongeschikten in dienst te nemen, naast de no-risk polis en de premiekorting gedeeltelijk arbeidsgeschikten. Deze leden vragen in het bijzonder wat de stand van zaken is met betrekking tot de vorig jaar door de regering aangekondigde convenanten die zij met werkgever wil afsluiten ten behoeve van herkeurde WAO-ers. Komen die convenanten er nog en wanneer? Wat is de stand van zaken met betrekking tot de afspraken uit het najaarsakkoord om samen met sociale partners de reïntegratiemogelijkheden te verbeteren?

Deze leden zien nog niet waarom de Wet REA nu opgeheven kan worden. Zij vragen de regering schematisch aan te geven welke onderdelen van de Wet REA verplaatst worden naar andere wetten en welke onderdelen zullen vervallen.

De leden van de PvdA-fractie vragen hoe de no-risk polis zal worden ingevuld als een deels arbeidsgeschikte werknemer na twee jaar van werkgever verandert. Heeft de nieuwe werkgever dan nog drie jaar recht op de no-riks polis, of ook weer vijf jaar?

De leden van de PvdA-fractie vinden het onbegrijpelijk dat mensen die minder dan 35% arbeidsgeschikt zijn geen recht op loonaanvulling of arbeidsongeschiktheidsuitkering hebben. Immers, het kan hier gaan om mensen met ernstige beperkingen die vaak niet meer hun oude functie zullen kunnen uitoefenen en dus om- of bijscholing nodig hebben. Het feit dat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt zijn heeft immers vooral te maken met hun inkomen en verlies aan verdiencapaciteit, en niet met gezondheidsbeperkingen. Deze leden constateren dat deze mensen de feitelijke reïntegratiekansen en werkhervattingskansen verkleind worden, simpel en alleen omdat ze een lager inkomen hebben.

Deze leden begrijpen ook niet waarom een werkgever geen recht heeft op de no-risk polis of premiekorting indien hij iemand in dienst houdt of aanneemt die minder dan 35% arbeidsongeschikt is. Feitelijk creëert dit een perverse prikkel, omdat het voor een werkgever niet aantrekkelijk is iemand in dienst te nemen die beperkt arbeidsongeschikt is maar wel degelijk ernstige beperkingen kan hebben.

Deze leden willen graag een nadere motivatie om de quotumregeling, loondispensatie en begeleid werken over te hevelen naar de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong). Wat is het gebruik van deze regelingen? Worden de quotumregeling en loondispensatie onveranderd en met hetzelfde budget opgenomen in de WAJONG?

De leden van de PvdA-fractie vragen of de cliënt met de nieuwe wet een afdwingbaar recht op reïntegratie krijgt of alleen aanspraak op ondersteuning.

Als een klant niet tevreden is over de manier waarop hij/zij is behandeld door het UWV, heeft hij/zij het recht een klacht in te dienen, zo schrijft de regering. De leden van de PvdA-fractie vernemen graag hoe deze klachten worden afgehandeld. Heeft de cliënt in alle gevallen recht op een «second opinion», zo vragen deze leden.

De reïntegratierechten leiden tot diverse vragen bij de leden van de PvdA-fractie. Is een WGA'er altijd verplicht mee te werken aan het opstellen van een reïntegratievisie of reïntegratieplan? Is bij inschakeling van een reïntegratiebedrijf altijd sprake van een reïntegratieplan? Krijgen WGA'ers een recht op omscholing naar een functie waarmee ze ten minste hun resterende verdiencapaciteit voor 50% kunnen benutten als ze in de praktijk zonder dergelijke scholing niet voor zulke functies in aanmerking komen?

Wat moeten deze leden verstaan onder «redelijkerwijs» ten aanzien van verleningen van reïntegratie-inspanningen. Deze leden zien graag enkel voorbeelden van wat «redelijkerwijs» wél en niet van een werkgever verlangd kan worden.

Klopt het dat de cliënt bij eigenrisicodrager zijn van de werkgever feitelijk nauwelijks rechten heeft? Immers, er wordt niet meer voorgeschreven dan het stellen van (wettelijke) minimumvoorwaarden aan de reïntegratietaak.

Plichten gericht op het vergroten van de mogelijkheden tot het verrichten van arbeid kunnen de medische mogelijkheden omvatten, schrijft de regering. Kan de regering de angst bij de leden van de PvdA-fractie wegnemen dat WGA'ers kunnen worden verplicht medische handelingen te ondergaan die zij niet willen? Als de regering toch voornemens is een dergelijke verplichting op te leggen, welke behandelingen betreft deze verplichting dan?

Iedereen met een WGA-uitkering is in beginsel verplicht «in voldoende mate» te solliciteren. De leden van de PvdA-fractie vragen wat de regering bedoelt met «in voldoende mate». Welk onderscheid wordt hierbij gemaakt tussen mensen die hun verdiencapaciteit niet, gedeeltelijk of volledig gebruiken? Wordt onderscheid gemaakt tussen mensen met een loongerelateerde uitkering en een vervolguitkering?

Wanneer wordt de ministeriële regeling waarmee sommige groepen ontheffing kunnen krijgen van de sollicitatieplicht voorgelegd aan de Kamer?

De leden van de PvdA-fractie willen graag duidelijkheid over de rechten die een cliënt heeft in geval de werkgever ervoor kiest eigen-risico drager te zijn. Heeft de cliënt dan ook de mogelijkheid een individuele reïntegratie overeenkomst (IRO) aan te vragen? Dat zou logisch zijn. Immers, de cliënt heeft niets te zeggen voer het al dan niet eigen risico-drager zijn. Dat is de keus van de werkgever.

Op verzoek van de werkgever kan het ziekengeld op het dagloon van de werknemer worden gesteld. Kan de regering aangeven waarom een werkgever hier wel of niet voor zou willen kiezen? Wat wil de regering hiermee bereiken? Geldt de mogelijkheid van verhoging tot het dagloon ook voor het tweede ziektejaar?

De termijn van vijf jaar kan nog eens met hetzelfde aantal jaar worden verlengd als sprake is van een verhoogd risico op ernstige gezondheidsklachten of een sterk wisselend ziektebeeld, schrijft de regering. Door wie wordt dit bepaald, zo vragen de leden van de PvdA-fractie. Wanneer en hoe wordt dit bepaald? Kan de regering enkele voorbeelden geven.

In de praktijk kunnen werkgevers drie keer een jaarcontract aanbieden, waarna ze alleen nog een vastcontract kunnen aanbieden. Kunnen werkgevers voorafgaand aan de ingangsdatum van dat vaste contract al uitsluitsel krijgen of de no-risktermijn van vijf jaar wordt verlengd?

Kan de regering de leden van de PvdA-fractie toezeggen dat de no-riskpolis (artikel 29b Ziektewet) ook beschikbaar is voor arbeidsgehandicapten die minder dan 35% van hun verdiencapaciteit hebben verloren, als zij na twee jaar ziekte worden ontslagen?

De leden van de PvdA-fractie vinden het onbegrijpelijk dat mensen die minder dan 35% arbeidsongeschikt zijn geen aanspraak op reïntegratie-ondersteuning krijgen en de werkgever geen recht op de no-riskpolis. Zij begrijpen ook niet goed waarom, gezien deze visie van de regering, iemand van wie na werkhervatting de arbeidsongeschktheid afneemt tot onder de 35% de aanspraak op de no-riskpolis blijft houden. Zij vragen de regering een en ander nader te motiveren.

De leden van de PvdA-fractie willen graag een toelichting op de twee categorieën die worden genoemd die in aanmerking komen voor de meeneembare arbeidsplaatsvoorzieningen en de regeling voor meerkosten (artikelen 4.2.3 en 4.2.4.), namelijk mensen met een WSW-indicatie en personen die behoren tot de gemeentelijke doelgroep, van wie de verdiencapaciteit niet meer dan 35% is. Gaat het hier om minimaal 35% arbeidsongeschikt (WGA-criterium) of om minimaal 35% afgenomen verdiencapaciteit? Als hier het WGA-criterium geldt, betekent dit dat voor een deel van deze mensen de instrumenten niet langer beschikbaar zullen zijn.

Welke indicatiestelling bedoelt de regering als ze het heeft over premiekorting en no-riskpolis? Waar voor deze belegd: bij het UWV, het CWI of de arbodienst? En hoe wordt vermeden dat extra bureaucratie ontstaat?

De leden van de PvdA-fractie vragen welke maatregelen de regering wil nemen om ervoor te zorgen dat cliënten van het UWV al vóór een eventuele sollicitatie weten welke arbovoorzieningen zij kunnen verwachten van het UWV, zodat die cliënten daar tijdens sollicitaties naar kunnen verwijzen.

De leden van de PvdA-fractie vragen de regering nader in te gaan op de consequenties als een WGA-klant een keer passende arbeid weigert. Betekent «blijvend geheel weigeren» dat de werknemer de suppletie nooit meer in een later stadium terug kan krijgen? Bijvoorbeeld, hij weigert werk bij de werkgever, wordt ontslagen en vindt vervolgens op eigen kracht ander werk. Betekent «kwijt» bij WIA definitief «kwijt» of kan er zoiets bestaan als een herleving? Zo neen, is die sanctie dan niet buitenproportioneel? Is het juist dat eigenrisicodragers een eigen sanctiebeleid mogen ontwikkelen en voeren? Is er of kan er, zo vragen deze leiden, verschil ontstaan in sanctiebeleid tussen werkgevers die bij het UWV zitten en werkgevers die eigenrisicodrager zijn?

Onder WIA krijgen eigenrisicodragers de bevoegdheid om sancties op te leggen als de werknemer onvoldoende zijn best doet om te reïntegreren. Werkgevers worden daarmee een soort zelfstandig bestuursorgaan en dat betekent dan weer dat zij alle procedures van de Algemene wet bestuursrecht in acht moeten nemen. Acht de regering dit werkbaar, vragen de leden van de PvdA-fractie. En bij wie moet een werknemer klagen als zijn werkgever hem een korting oplegt en vervolgens niet tijdig een beslissing afgeeft? Hebben we het dan over een loonvordering, dus privaatrechtelijk? Of ligt een gang naar de bestuursrechter meer voor de hand? Of misschien zelfs allebei?

Volledig en duurzaam arbeidsongeschikten kunnen van mening zijn dat toch nog of toch weer sprake is van resterende verdiencapaciteit. In dat geval kunnen ze bij het UWV vragen om een herbeoordeling, schrijft de regering. Als het UWV hetzelfde van mening is, wordt de uitkering omgezet in een WGA-uitkering en kan de betrokkene aanspraak maken op ondersteuning bij reïntegratie. Als deze persoon onverhoopt niet aan de slag komt, ontvangt hij eerst een loongerelateerde uitkering en later een vervolguitkering. Deze zijn allebei lager dan de IVA-uitkering van 75%. Hoe wenselijk acht de regering dat, als de herbeoordeling niet op initiatief van het UWV maar op initiatief van de betrokkene is uitgevoerd, zo vragen de leden van de PvdA-fractie.

De regering is van mening dat bij eigenrisicodragers geen ander sanctieregime geldt dan bij het UWV en dat daarom geen sprake is van rechtsongelijkheid. Kan de regering de leden van de PvdA-fractie gemotiveerd aangeven waarom eigenrisicodragers niet strenger zullen optreden dan het UWV of andersom, bijvoorbeeld door sneller een sanctie of een hogere sanctie op te leggen?

De leden van de VVD-fractie constateren dat, om de vormgeving van het reintegratiebeleid te bewerkstelligen, de Wet REA geheel zal worden vervangen. Kan de regering specifieker aangeven hoe zij deze vervanging voor ogen ziet? Kan de regering nader verduidelijken waar nu de gelden voor reïntegratie-activiteiten geplaatst worden? Kan de regering nader duiden welke instrumenten worden afgeschaft c.q. ergens ander worden ondergebracht? Kan de regering aangeven wanneer de hele vervanging van de Wet REA afgerond is?

Het UWV wordt verplicht een reïntegratievisie op te stellen. Kan de regering deze reïntegatievisie nader duiden. Wie stelt deze visie op? Gebeurt dit in overleg met de gedeeltelijk arbeidsgeschikte? En kan de regering de grote meerwaarde van een reïntegratievisie aangeven ten opzichte van een reïntegratieplan dat ook nog kan worden opgesteld als vervolg op de reïntegratievisie? Geeft dit niet veel dubbel werk?

Waarom heeft de regering er niet voor gekozen om de no-riskpolis bij externe reïntegratie niet over te doen naar de werkgever in het tweede spoor (voor de resterende looptijd). Dit werpt een aanzienlijke drempel op voor externe reïntegratie. Waarom heeft de regering niet gekozen voor een doorloop van de no-riskpolis opdat ook reïntegratie in het tweede spoor aantrekkelijker wordt gemaakt?

Mag er vanuit worden gegaan dat het instrument «proefplaatsing» ook geldt voor werkgevers in de uitzendbranche? Zo neen, waarom niet?

Kan de regering, als het gaat om de rechten en plichten van de gedeeltelijk arbeidsgeschikte, aangeven hoe deze zich in de private en de publieke situatie tot elkaar verhouden? Worden aan private partijen ook richtlijnen meegegeven omtrent rechten en plichten van gedeeltelijk arbeidsgeschikte die onder een private regeling vallen? En hoe worden deze gegarandeerd?

Kan de regering aangeven hoe zij werkgevers gaat wijzen op instrumenten, zoals de no-riskpolis en de premiekorting die werkgevers beloont voor het in dienst ten nemen of houden van een gedeeltelijke arbeidsgeschikte werknemer? En kan zij al iets zeggen over hoe werkgevers op deze nieuwe voorstellen zullen reageren? Kan zij ingaan op het succes van dergelijke instrumenten die thans reeds beschikbaar zijn?

De bevoegdheid voor het UWV om een uitkering op te schorten dan wel te schorsen is niet nieuw voor het UWV. Wat zijn de ervaringen van het UWV met dit instrument? Hoe vaak wordt van het instrument gebruik gemaakt om de uitkering daadwerkelijk te stoppen?

Hoe gaat de regering het sanctiebeleid van de eigenrisicodragers toetsen? Met andere woorden; hoe voorkomt zij misbruik van de sanctiebevoegdheid c.q. voorkomt zij willekeur tussen de ene eigenrisicodrager ten opzichte van de andere eigenrisicodrager als het gaat om sanctieoplegging?

Kan de regering nader motiveren waarom de bevoegdheid van de eigenrisicodrager zich niet strekt tot de sanctie om de uitkering blijvend, geheel te weigeren? Vermindert dit niet het gelijk speelveld tussen eigenrisicodrager en het UWV?

De leden van de VVD-fractie vragen of de regering kan ingaan op het commentaar tijdens het rondetafelgesprek van Nederlandse Vereniging voor Verzekeringsgeneeskunde, de Nederlandse Vereniging voor Arbeids- en Bedrijfsgeneeskunde en het Agora-Platform Sociale Zekerheid dat een adequate reïntegratieparagraaf in het wetsvoorstel ontbreekt? Kan de regering aangeven of en zo ja, op welke wijze bovenstaande organisatie betrokken zijn geweest bij het wetsvoorstel?

De Raad van State vraagt vooral aandacht voor de (werking van) de reïntegratiemarkt die nog niet optimaal is, terwijl de WIA voluit het accent legt op activering en reïntegratie van gedeeltelijk arbeidsgeschikten. De huidige situatie op de reintegratiemarkt noopt naar het oordeel van de Raad tot een zorgvuldige afweging tussen de toegevoegde waarde van een stelselherziening op korte termijn als die van de WIA enerzijds en het belang van de effectiviteit van de uitvoeringspraktijk anderzijds. Tijdens de rondetafelgesprekken is opgemerkt dat het koppelen van de afstand tot de arbeidsmarkt aan de in te zetten reïntegratie-instrumenten in Nederland nog niet goed ontwikkeld zou zijn. Het gaat hierbij om «profiling». Welke techniek wordt momenteel gebruikt om de link te maken tussen de arbeids(on)mogelijkheden van de arbeidsgehandicapte en het in te zetten reïntegratie-instrumentarium? Wordt hierbij ook (elementen van) de profilingtechniek gehanteerd?

In hoeverre speelt maatwerk een rol bij de inzet van het reïntegratie-instrumentarium voor de arbeidsgehandicapte? Zal naar verwachting van de regering de WIA ertoe bijdragen dat meer maatwerk met betrekking tot de reïntegratie van arbeidsgehandicapten zal worden geleverd? Zo ja, waarop is deze verwachting gebaseerd? Zo neen, acht de regering dit wenselijk?

Is de regering van oordeel dat de reïntegratiemarkt voldoende functioneert op het moment dat de WIA wordt ingevoerd? Waarop is dit oordeel gebaseerd? Kan de regering inzicht geven in de effectiviteit, efficiency en klantgerichtheid van de reïntegratietrajecten, zoals die tot op heden aan arbeidsongeschikten worden aangeboden?

De leden van de SP-fractie constateren dat het UWV een reïntegratievisie opstelt voor WGA-gerechtigden. Wat zal er zoal in dat document zijn te lezen? Waarom geldt het opstellen van een reïntegratievisie niet voor een eigenrisicodrager?

Hoe ziet de premiekorting gedeeltelijk arbeidsongeschikten er uit? Hoe wordt die berekend? De loonaanvulling is hoger dan de WGA-vervolguitkering. Dus als een gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkt, gaan de uitkeringslasten omhoog en wordt er tegelijkertijd premiekorting gegeven. Wie draagt de lasten van de premiekorting?

Waarom worden ten aanzien van de reïntegratieverantwoordelijkheid «slechts minimum voorwaarden» gesteld? Waaruit bestaan die?

De leden van de SP-fractie hechten eraan dat de quotumregeling intact blijft. Aangezien het niet in het financiële belang is van werkgevers en verzekeraars om gedeeltelijk arbeidsongeschikten in de groep 35–80 in dienst te houden zullen andere maatregelen nodig zijn om de discriminatie van gehandicapten tegen te gaan. Acht de regering het gewenst dat in het geval onvoldoende gedeeltelijk arbeidsongeschikten werk kunnen behouden er een quotumverplichting ingesteld moet worden?

De leden van de SP-fractie achten het ongewenst dat een arbeidsongeschikte de bestuursrechter in moet schakelen indien de eigenrisicodrager of zijn verzekeraar zijn reïntegratieverantwoordelijkheid niet waar maakt. Wie draagt de kosten van deze rechtsgang, zo vragen deze leden.

Het UWV kan sancties opleggen als de arbeidsongeschikte zich niet houdt aan afspraken die zijn gemaakt in het reïntegratieplan. Welke sanctie mogelijkheden heeft de arbeidsongeschikte als het UWV, de werkgever, het reïntegratiebedrijf en/of verzekeraar zijn afspraken niet nakomt?

De no-riskpolis is ook van toepassing indien een arbeidsongeschikte werknemer in dienst wordt gehouden. In geval van ziekte kan een beroep worden gedaan op de Ziektewet. Geldt dit ook voor eigenrisicodragers?

Waarom geldt de premiekorting niet voor de groep 35–80? Waarom is de premiekorting een jaar bij het in dienst houden van een werknemer en drie jaar bij het in dienst nemen?

Gelden de arbeidsplaatsvoorzieningen ook voor eigenrisicodragers?

De leden van de SP-fractie vragen de regering om aan te tonen dat het succes van reïntegratie voor een groot deel wordt bepaald door de inspanning van de uitkeringsgerechtigde. Hoe beoordeelt de regering de rol van de werkgevers? Hoeveel bedrijven zijn toegankelijk voor mensen in een rolstoel? Hoeveel bedrijven hebben een invalidentoilet?

De leden van de SP-fractie achten de woorden die gebezigd worden in de paragraaf over sanctiebeleid criminaliserend. Geen enkele arbeidsongeschikte heeft daarvoor gekozen. Graag zouden ze gezond van lijf en leden zijn en hun bijdrage leveren. Graag zouden ze ondanks hun beperkingen willen werken. Deelt de regering deze opvatting? Waarom spreekt de regering dan over «lik-op-stuk-beleid», «snelheid in het sanctiebeleid», «vaker dan nu gebruik maken opschorten van de uitkering», «een sanctie op te leggen naar aanleiding van een melding van een reintegratiebedrijf zonder dat onderzoek is gedaan», «eigenrisicodragers de bevoegdheid te geven zelf sancties op te leggen».Waarom behandelt de regering arbeidsongeschikten alsof het hooligans zijn?

Is het enige argument om de eigenrisicodrager de bevoegdheid van een bestuursorgaan te verlenen de snelheid waar mee sancties naar uw oordeel moeten worden opgelegd? Waarom stelt de regering geen procedure en vormvoorschriften aan eigen risicodragers voor het sanctiebeleid?

Is de melding van een individuele medewerker van het reïntegratiebedrijf, of van een verzekeraar voldoende om een sanctie op te leggen. Welke waarborgen treft de regering dat geen misbruik van deze bevoegdheid wordt gemaakt?

De leden van de fractie van GroenLinks zijn positief over het uitbreiden van de no-riskpolis bij werkgevers. Zij zijn daarentegen erg ongerust over de plannen van de regering met betrekking tot de reïntegratiegelden. Deze leden zullen daar bij de Invoeringswet op terugkomen. Deze leden vragen vooral aandacht van de regering om de reïntegratie van mensen met een arbeidsongeschiktheidspercentage van minder dan 35% niet te vergeten. Zeker in relatie tot de verontrustende cijfers van de regering over het aantal ontslagen in deze groep.

De leden van de fractie van GroenLinks hebben met ontsteltenis kennisgenomen van het feit dat het UWV niet meer een sluitende aanpak garandeert voor mensen die herbeoordeelt worden. Deze leden zouden veel liever hebben dat het UWV zich helemaal en volledig zou concentreren op het voor iedereen maatwerk leveren van goede reïntegratiemogelijkheden. Deze leden menen dat het onderhavige wetsvoorstel de huidige nog niet goede reïntegratiepraktijk eerder frustreert dan dat het bijdraagt aan een activerend stelsel. De uitvoering wordt opgezadeld met een complex nieuw stelsel in plaats van dat zij zich volledig kan concentreren op het ondersteunen en begeleiden van mensen naar werk. Is de regering van mening dat de reïntegratiemarkt voldoende functioneert op het moment dat de WIA wordt ingevoerd? Kan de regering helder inzicht geven in de effectiviteit, efficiency en klantgerichtheid van de reïntegratietrajecten, zoals die tot op heden aan arbeidsongeschikten worden aangeboden en kan de regering haar doelstelling op dit gebied voor de komende 2 jaar aangeven?

De leden van de fractie van GroenLinks zijn groot voorstander van meer vraagsturing bij de reïntegratie, zodat mensen hun lot meer zelf in handen kunnen nemen. Deze leden menen dat het onderhavige wetsvoorstel volstrekt onduidelijk is in de rechten die gedeeltelijk arbeidsongeschikten hebben en waarvan de werkgever eigenrisicodrager is. Kan de regering aangeven wat de rechten zijn voor deze groep bij reïntegratie in deze 10 jaren? Klopt het klopt en is het wenselijk dat eigenrisicodragers geen plicht hebben om een reïntegratievisie op te stellen voor de gedeeltelijk arbeidsongeschikte?

De leden van de fractie van GroenLinks constateren dat de beroepsprocedure van de eigenrisicocliënt via de bestuursrechter loopt. Kan de regering aangeven hoe zwaar het nadeel is dat hiermee het gerechtelijke apparaat weer zwaarder wordt belast, zowel in kwantitatieve (verwacht volume-effect) als kwalitatieve (zal de bestuursrechter niet vanuit een ander referentiekader oordelen dan het UWV in soortgelijke gevallen) zin? Deze leden willen weten of hiermee niet een onwenselijke vorm van rechtsongelijkheid wordt gecreëerd en of op deze manier niet een grote juridisering van de praktijk dreigt? Deze leden willen weten waarom niet naar analogie van de Poortwachterswetgeving de mogelijkheid van een «second opinion» is ingebouwd om de gang naar de rechter zoveel mogelijk te kunnen voorkomen.

De leden van de fractie van GroenLinks willen weten of de beleidsvoorbereiding ten aanzien van de maatregelen die een eigenrisicodrager kan treffen tegen een verzekerde al is afgerond? Zo ja, wat is het resultaat? Indien dit nog niet het geval is, wat zijn de consequenties voor de invoering van het wetsvoorstel? Deze leden willen weten of het klopt dat er feitelijk geen toezicht is op de praktijk van het sanctiebeleid van eigenrisicodragers? Is dit niet wenselijk? Ziet de regering mogelijkheden om dit alsnog te regelen?

De leden van de fractie van GroenLinks vragen de regering of zij kan aangeven of het verstandig is om mensen die in de groep 80%–100% arbeidsongeschikt het recht op ondersteuning tot reïntegratie te onthouden. Meent de regering dat hier de prikkels juist zijn?

De leden van de D66-fractie merken op dat een risico bestaat dat mensen die voor minder dan 35% arbeidsongeschikt bevonden worden in de WWB of IOAW terecht komen. Zij vragen wat er gedaan zal worden om dit zoveel mogelijk te voorkomen. In hoeverre is het reïntegratie-instrumentarium op deze groep van toepassing en in hoeverre is dat effectief? In hoeverre behoren een no-riskpolis, premiekorting voor werkgevers en recht op reïntegratie voor deze groep tot de mogelijkheden? Geldt overigens het instrument «proefplaatsing» ook voor werkgevers in de uitzendbranche? Zo niet, waarom niet?

Op bladzijde 47 van de meomorie van toelichting staat een overzicht van de plichten van de te reïntegreren werknemer. Wat is nu precies de relatie tussen de genoemde plichten en de rechten van de gedeeltelijk arbeidsgeschikte? De leden van de D66-fractie zien graag een nadere toelichting op de balans hiertussen.

Verder kunnen bepaalde groepen in aanmerking komen voor ontheffing van de sollicitatieplicht. Geldt dat ook voor gedeeltelijk arbeidsgeschikten die bij eigen-risicodragers c.q. private verzekeraars zijn ondergebracht? De leden van de D66-fractie vragen wie in dat geval opdraait voor de financiering.

Deze leden hechten eraan dat eigen-risicodragers/private verzekeraars voldoende armslag hebben om de reïntegratie van WGA'ers effectief ter hand te nemen. Daar staat tegenover dat de betreffende WGA'ers ook weer niet volledig aan de willekeur van de verzekeraars moeten worden overgelaten. Hoe wordt voorkomen dat de gang naar de bestuursrechter de enige wijze is waarop geschillen hierover uitgevochten kunnen worden?

Als een werknemer in de periode van verplichte loondoorbetaling overstapt naar een andere werkgever (het zogenaamde tweede spoor) wordt de nieuwe werkgever volgens de plannen niet voor de resterende wachttijd gecompenseerd via een no-riskpolis. Naar de mening van de leden van de D66-fractie komt dat de reïntegratie gedurende de loondoorbetalingsperiode niet ten goede. Graag zien zij een reactie tegemoet.

Het UWV biedt arbeidsplaatsvoorzieningen aan waar aanpassing van de arbeidsplaats verder gaat dan de normale arboverantwoordelijkheid. De leden van de D66-fractie vragen of deze dienst van het UWV ook beschikbaar is voor eigenrisicodragers.

De leden van de fractie van de ChristenUnie vinden dat de beoogde stelselherziening heel moeilijk is te verdedigen als die niet gepaard gaat met een adequaat reïntegratiebeleid. Zij informeren welke positieve invloed in dit opzicht van de Wet WIA moet uitgaan. Zij maken zich zorgen om de werknemers wier werkgever eigenrisicodrager is. Welke waarborgen hebben zij op grond van de nieuwe wetgeving dat serieus werk wordt gemaakt van hun reïntegratie? Voorts vragen deze leden waarom mensen die voor meer dan 80% arbeidsongeschikt zijn verklaard geen wettelijk recht hebben op ondersteuning bij reïntegratie.

De leden van de fractie van de ChristenUnie vragen om meer inzicht in de concrete sanctiemogelijkheden voor eigenrisicodragers. Welke lastenverzwaring zal de voorgeschreven bezwaarprocedure met zich meebrengen?

De leden van de SGP-fractie stellen vast dat de reïntegratiemarkt nog niet voldoende functioneert. Toch is dat wel een noodzakelijke voorwaarde om het wetsvoorstel te doen slagen. Kan de regering inzicht geven in de effectiviteit, efficiency en klantgerichtheid van de reïntegratietrajecten zoals die tot op heden aan arbeidsongeschikten worden aangeboden?

7. De inkomensbescherming van volledig en duurzaam arbeidsongeschikten

De leden van de CDA-fractie zijn van mening dat werknemers die volledig en duurzaam arbeidsongeschikt zijn via een sociale verzekering recht hebben op een goede uitkering. Dat komt onder andere tot uitdrukking in de IVA doordat het WAO-hiaat wordt opgevuld.

Kan de regering aangeven waarom zij niet kiest voor de term inkomensverzekering, maar voor de term inkomensvoorziening in de naamstelling van de IVA? Het komt de leden van de CDA-fractie voor dat de IVA wel de kenmerken draagt van een sociale verzekering en niet die van een voorziening. Kan de regering daarbij ook ingaan op de causaliteitstriptiek tussen risico, premie en prestatie en de beginselen van solidariteit en equivalentie.

Als uit evaluatie blijkt de instroom en het beroep op de WAO structureel is teruggebracht tot de omvang die overeenstemt met de verwachtingen van de SER, wordt in lijn met het SER-advies een aanvulling van uitkeringen tot 75% en het afschaffen van de PEMBA gerealiseerd. Kan de regering ingaan op haar verwachtingen ten aanzien van dit punt?

De leden van de PvdA-fractie vragen waarom de regering het niet redelijk acht iemand die een IVA-uitkering krijgt en die op enig moment meer dan 20% van zijn laatste loon verdient direct opnieuw te keuren. Daaruit zou hooguit kunnen blijken dat iemand tegen de verwachting in is hersteld. In dat geval hoort zo iemand thuis in de WGA en niet in de IVA. Of de inkomsten blijvend zijn of eenmalig doet bij de keuring niet ter zake: daar gaat het immers alleen om de verdiencapaciteit, niet om de hoogte van de verdiensten.

Kan de regering de leden van de PvdA-fractie toelichten waarom zij het niet wenselijk acht dat flexibele keuring al na drie maanden plaatsvindt, zoals voorgesteld door de SER?

De leden van de VVD-fractie stellen vast dat de arbeidsongeschiktheidsuitkering met terugwerkende kracht met ingang van 1 januari 2006 zal worden verhoogd met 5%-punt, indien voldaan is aan twee voorwaarden:

• de instroom in de IVA is in 2006 daadwerkelijk beperkt gebleven tot 25 000 op 12-maandbasis (vast te stellen in augustus 2007 op basis van de in juli 2007 beschikbare cijfers);

• de intentie van de in de Stichting van de Arbeid vertegenwoordigende centrale organisaties van werkgevers en werknemers is ook daadwerkelijk uitgevoerd door CAO-partijen.

De leden van de VVD-fractie hechten er zeer aan dat aan beide voorwaarden wordt voldaan wil een uitkeringsverhoging tot stand komen. Met andere woorden; ook al zijn de voorwaarden bijna gerealiseerd (bijvoorbeeld 25 100 instroom) dan gaan deze leden er vanuit dat de uitkeringsverhoging van de baan is. Beaamt de regering dit?

Kan de regering met betrekking tot het flexibele keuringsmoment aangeven hoe zij de operationalisatie van het begrip «duurzaam wil ondervangen»? De leden van de VVD-fractie kunnen zich namelijk voorstellen dat binnen de loondoorbetalingsperiode nog niet geheel duidelijk is of de arbeidsongeschiktheid duurzaam is of niet.

Kan de regering, het flexibele keuringsmoment betreft, ingaan op de opvatting van de Stichting van de Arbeid dat het ongewenst is om pas na zes maanden over te gaan tot de mogelijkheid van flexibele keuring in plaats van na drie maanden, zoals voorgesteld door de SER?

Kan de regering nader ingaan op de rol van de arbodiensten binnen de uitvoering van de WIA. Hoe verhoudt de liberalisering van de arbodienstverlening zich tot onderhavig wetsvoorstel?

De leden van de fractie van GroenLinks zijn verheugd over de keuze van de regering voor een goede inkomensbescherming van volledig arbeidsongeschikten. Waarom is de regering op dit afgeweken van de SER? Waarom is niet de keuze gemaakt om de flexibele keuring al na drie maanden te laten plaatsvinden en waarom kan pas vanaf 2008 van deze mogelijkheid gebruik gemaakt worden? Deze leden willen ook weten waarom de procesgang geregeld wordt in een ministeriële regeling.

De leden van de D66-fractie zijn tevreden dat, conform de motie-Dittrich c.s. (Kamerstuk 29 231, nr. 15), de mogelijkheid van een flexibele keuring deel uitmaakt van de WIA. Wel zien zij graag een toelichting op de minimale wachttijd van 26 weken. Zijn er onvoldoende situaties waarin al na drie maanden een stabiele situatie wordt bereikt? Wat vindt de regering van de stelling dat bij een negatieve claimbeoordeling na drie maanden eerder aan reïntegratie zal worden gewerkt? Waarom wordt trouwens de flexibele keuring pas in 2008 ingevoerd en niet in 2006?

De leden van de fractie van de ChristenUnie zijn er niet van overtuigd dat er minimale en maximale termijn moeten worden geïntroduceerd in het kader van de flexibele keuring. Kan die rigide aanpak nader worden toegelicht? En waarom kan de flexibele herkeuring pas in 2008 zijn beslag krijgen?

8. Inkomensbescherming van gedeeltelijk arbeidsgeschikten

Het is volgens de regering de bedoeling dat de overgang van de verplichte loondoorbetalingperiode naar de WGA-periode soepel verloopt en zo naadloos mogelijk op elkaar aansluiten. De leden van de CDA-fractie vragen of de regering van mening is dat dit met de gekozen systematiek bereikt wordt? Graag zien zij voorbeelden tegemoet.

Waarom is afgezien van een volledig private uitvoering van de loonaanvulling? Kan de regering ook motiveren waarom ze in het voorliggende wetsvoorstel kiest voor een publieke uitvoering met overheveling van het eigenrisicodragen uit de Ziektewet/WAO? Kan de regering daarbij ook ingaan op de evaluatie van PEMBA?

De motivatie van sociale partners voor een private uitvoering van de gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid was volgens het eerste SER-advies (Werken aan arbeidsgeschiktheid 02/05) gemotiveerd vanuit het principe dat private verzekeraars tot een beter afgewogen premiedifferentiatie komen dan binnen een publiek stelsel mogelijk is. Uit het advies kan ook een samenhang afgeleid worden tussen de private premiedifferentiatie en de kritiek op en afschaffing van PEMBA. Kan de regering aangeven of hierin naar haar oordeel iets gewijzigd is? Graag een nadere toelichting.

Tijdens het rondetafelgesprek op 14 april jl. van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid werd door verschillende gesprekspartners naar voren gebracht dat voor de gedeeltelijk arbeidsongeschikten met de WGA wel voor een erg ingewikkelde vormgeving is gekozen. Kan de regering hierop een reactie geven? Daarbij werd ondermeer verwezen naar de grafiek 6.1 uit de notitie van het CPB.

kst-30034-9-1.gif

Het wetsvoorstel heeft het publieke domein als uitgangspunt genomen bij de vormgeving van de WGA. Om private uitvoering mogelijk te maken, wordt de mogelijkheid geschapen voor een opting-out als eigenrisicodrager, met voor onderdelen een declaratierecht.

Het is de leden van de CDA-fractie niet duidelijk of een eigenrisicodrager in de regelingen van de Ziektewet en WAO het oogmerk heeft dit risico te gaan herverzekeren, ongeacht het feit dat de Wet financiering sociale verzekeringen in artikel 40 hieraan eisen stelt. Deze leden constateerden dat de WULBZ buiten het eigenrisicodragen valt en wel tot (her)verzekeren van dit risico heeft geleid. Kan de regering aangeven welke verbeteringen in de uitvoeringspraktijk zij verwacht met de knip na twee jaar in de reïntegratie-inspanning? Voor het objectiveren van een beoordeling van deze overdracht verwachten deze leden een samenvatting van de uitstroom in de WAO van volledig en gedeeltelijk arbeidsongeschikten door een reïntegratie-inspanningen van 1998 tot 2005 in het eerste WAO-jaar respectievelijk in het tweede, derde, vierde en vijfde jaar.

Het komt de leden van de CDA-fractie voor dat het efficiënter was geweest om de private arbeidsrelatie als uitgangspunt te nemen, net zoals bij de loondoorbetalingsverplichting eerste en tweede ziektejaar. Is het niet doelmatiger te kiezen voor één arbeidsrechtelijke aanvullingsverplichting voor de gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid tot 65 jaar? De werkgever kan dan zelf de keuze maken om dit risico onder te brengen bij verzekeraars of te opteren voor het publieke UWV.

Door de keus voor het publieke domein wordt voorbijgegaan aan de arbeidsrelatie tussen werkgever en werknemer. Er wordt zelfs voor gekozen om van eigenrisicodragers een bestuursorgaan te maken. Het gevolg is dat werkgevers voor beroep bij de bestuursrechter vatbare beschikkingen moeten afgeven conform de Algemene wet bestuursrecht. Het komt de leden van de CDA-fractie voor dat dit een wel erg ongebruikelijk en wellicht zelfs oneigenlijk gebruik is van het bestuursinstrumentarium. Tussen werkgever en werknemer dient altijd primair de arbeidsrelatie en arbeidsovereenkomst als juridisch kader te functioneren. Het aanbieden van werk en verplichting tot reïntegratie vloeien voort uit goed werkgeverschap. Kan de regering ingaan op deze kritiek van de leden van de CDA-fractie?

Is het naar oordeel van de regering gewenst om de arbeidsrelatie te belasten met regelgeving die lijkt op werkinstructies voor het publiekrechterlijke UWV? Horen verplichtingen tussen werkgever en werknemer niet thuis in het arbeidsrecht, zo vragen deze leden.

De leden van de PvdA-fractie vragen hoe het UWV zal toetsen of de WGA-uitkering past bij het inkomen dat iemand verdient. Hoe wordt de hoogte van het inkomen gecontroleerd? Gebeurt dit per maand of per jaar? Wat betekent dit voor mensen die hun inkomen niet gelijkmatig gespreid over het jaar ontvangen, bijvoorbeeld door een 13e maand? Wat gebeurt er als iemand over de grens van 100% van zijn verdiencapaciteit heen gaat, bijvoorbeeld door een onverwacht hoge eindejaarsbonus?

Moeten mensen met een WGA-uitkering elke inkomensverandering zelf doorgeven aan het UWV? Moeten mensen die bijvoorbeeld een zorgtoeslag ontvangen, dezelfde inkomensverandering ook doorgeven aan de Belastingdienst/Toeslagen? Hoe past dit in het streven naar een situatie waarin burgers hun gegevens niet meer dan één keer aan de overheid hoeven door te geven? Welke relatie ziet de regering in dit kader tussen de informatieverplichtingen die vele burgers krijgen na invoering van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen en de informatieverplichtingen die samenhangen met de WIA? Hoe hoog zijn de kosten van de administratieve afhandeling door het UWV van alle inkomensmutaties die moeten worden doorgegeven?

Van het totale aantal arbeidsongeschikten heeft nu ongeveer 40% geen baan. Het is de bedoeling dat de WGA deze mensen, voor zover zij niet volledig arbeidsongeschikt zijn, motiveert een baan te zoeken en te behouden. Stel dat iemand met een modaal inkomen in 2007 instroomt in de WGA, omdat zijn verdiencapaciteit met 50% is gedaald. Zijn resterende verdiencapaciteit gebruikt hij voor 80%. Tijdens de beruchte recessie van 2018 verliest hij zijn baan. Valt deze persoon dan terug op een inkomen van 35% WML, vragen de leden van de PvdA-fractie. Kan deze persoon een beroep doen op WW of een andere uitkering om het inkomensverlies als gevolg van conjunctureel beïnvloede werkloosheid te dekken? Kan de regering dit met redenen omkleed toelichten?

Waarom wordt van volledig maar niet duurzaam arbeidsongeschikten, voor wie geen inkomenseis geldt, verwacht dat ze resterende verdiencapaciteit trachten te benutten? Staan er sancties tegenover als deze mensen dat niet proberen, vragen de leden van de PvdA-fractie. Geldt voor hen een sollicitatieplicht?

Mensen wier verdiencapaciteit minder dan 35% is gedaald, hebben geen recht op een WGA-uitkering. Kan de regering de leden van de PvdA-fractie duidelijk maken wat de rechtvaardiging is voor deze stap, mede in het licht van het feit dat een arbeidsongeschiktheidsklasse weinig of niets zegt over de ernst van iemands beperkingen, maar vooral over wat hij voorheen verdiende? Stel dat iemand nog 70% van zijn oude inkomen kan verdienen. Hij gaat in een nieuwe, passende functie aan de slag bij zijn werkgever, tegen 70% van zijn laatste loon. Voor hem geldt kennelijk niet dat arbeid moet lonen; de 30% verlies aan verdiencapaciteit is onverzekerd.

Ook vragen de leden van de PvdA-fractie de regering in te gaan op de volgende casus. Een werknemer verliest op 1 januari 2007 30% van zijn verdiencapaciteit. Deze werknemer blijft in dienst van zijn werkgever. Op 1 juli 2009 verliest hij 30% van zijn resterende verdiencapaciteit (21%-punt van zijn oorspronkelijke verdiencapaciteit). Hij komt daarmee uit op een verdiencapaciteit die gelijk is aan 49% van zijn inkomen van vóór 1 januari 2007. Moet de werkgever deze persoon in dienst blijven houden? Heeft deze persoon op enig moment recht op een WGA-uitkering? Hoe beoordeelt de regering deze situatie in vergelijking met iemand die op 1 juli 2009 51% van zijn verdiencapaciteit verliest (dus niet in twee stappen van 30%)?

De leden van de PvdA-fractie vragen of de regering de bewering kan waarmaken dat gedeeltelijk arbeidsgeschikten van iedere extra verdiende euro 30 cent kunnen behouden, terwijl toch met een klassensystematiek wordt gewerkt. Als iemand meer gaat verdienen en in een andere klasse komt, kan dat in de vervolguitkeringssystematiek toch juist leiden tot een lagere uitkering? Graag een toelichting.

De duur van de loongerelateerde WGA-uitkering is conform de WW afhankelijk van het arbeidsverleden, schrijft de regering. Inmiddels heeft de regering besloten de duur van WW-uitkeringen te beperken. De leden van de PvdA-fractie zijn zeer benieuwd welke gevolgen dit volgens de regering moet hebben voor de duur van de loongerelateerde WGA-uitkering.

De regering schrijft dat de hoogte van de WGA-vervolguitkering varieert van 28% tot en met 50,75% van het wettelijk minimumloon. Moeten de leden van de PvdA-fractie hieruit de conclusie trekken dat volledig, maar niet duurzaam arbeidsongeschikten, een WGA-uitkering zullen krijgen van hooguit 50,75% van het wettelijk minimumloon als ze niet werken?

De regering geeft aan hoe hoog de loonaanvulling is als een gedeeltelijk arbeidsgeschikte meer werkt dan zijn resterende verdiencapaciteit. Deze leden vragen welke gevolg dit heeft wanneer deze persoon zijn baan verliest. Krijgt hij dan een lagere vervolguitkering dan het geval zou zijn geweest wanneer hij nooit méér dan zijn resterende verdiencapaciteit had verdiend?

De leden van de PvdA-fractie zien graag een aantal voorbeeldberekeningen van de consequenties voor de arbeidsgeschiktheid en het inkomen van mensen met diverse inkomens die dezelfde aandoening krijgen en die het in meer of mindere mate lukt hun verdiencapaciteit te benutten. Wat de gevolgen zijn voor mensen die respectievelijk het minimumloon, modaal en twee keer modaal verdienen en alle drie een verdiencapaciteit van € 825 euro hebben? Wat zijn de gevolgen voor hun arbeidsgeschiktheidpercentage en de consequenties voor hun inkomen bij het benutten van 0, 50 en 100 % van de resterende verdiencapaciteit? Kan de regering dit ook uitrekenen bij respectievelijk een verdiencapaciteit van€ 500 en € 1500?

Welke prikkel tot werken ziet de regering voor niet-duurzaam maar wel volledig arbeidsongeschikten, vragen de leden van de PvdA-fractie. Zij hoeven niet te voldoen aan de eis hun resterende verdiencapaciteit voor ten minste 50% te gebruiken om toch tot hun pensioen een inkomen van 70% van hun maatmanloon te ontvangen. Hoe rijmt de regering die prikkel met haar doelstelling om meer mensen te activeren?

De leden van de PvdA-fractie vragen de regering of zij inziet dat de vervolguitkering voor het UWV een perverse prikkel bevat, te weten dat de uitkering hoger is als de uitkeringsgerechtigde werkt dan wanneer deze niet werkt. Welke garanties kan de regering geven dat het UWV niet op enig moment de reïntegratie van WGA'ers zal frustreren om zo geld te kunnen besparen op de uit te betalen uitkeringen? Tegelijkertijd constateren de leden van de PvdA-fractie dat de fase na de loongerelateerde fase voor werkgevers en verzekeraars geen positieve prikkels bevat om te komen tot werkhervatting van de uitkeringsgerechtigde. Waarom acht de regering dat wenselijk?

De gedeeltelijk arbeidsongeschikte heeft in beginsel tot zijn 65ste jaar aanspraak op de WGA-vervolguitkering of op de loonaanvulling, schrijft de regering. Dit impliceert dat dit niet in alle gevallen geldt. De leden van de PvdA-fractie vragen de regering de uitzonderingen te benoemen.

De regering schrijft dat zij bovenwettelijke aanvullingen die sociale partners in CAO's afspreken, zal beoordelen in het licht van de prikkelstructuur van de WGA die niet zou mogen worden doorbroken. is de regering voornemens CAO's waarin de prikkels om werk te aanvaarden worden verkleind niet algemeen verbindend te verklaren?

De leden van de PvdA-fractie vragen of iemand opnieuw wordt opgeroepen voor een keuring als die persoon meer gaat verdienen dan zijn resterende verdiencapaciteit. Of is een hoger inkomen dan de verdiencapaciteit voor het UWV een reden het CBBS aan te passen? Of trekt het UWV dan bijvoorbeeld de conclusie dat deze persoon zo gelukkig is geweest een baan te vinden in de bestbetaalde van de drie voor hem geselecteerde functies in het CBBS? Kan de regering hier nader op ingaan?

De leden van de PvdA-fractie vragen de regering duidelijk te maken hoe wordt gecontroleerd of iemand voldoet aan de looneis die geldt voor de WGA-vervolguitkering (ten minste 50% benutten van de resterende verdiencapaciteit)? Gebeurt dit op maandbasis of op jaarbasis? Wordt dit gecontroleerd door de Belastingdienst of door het UWV? Moeten mensen van te voren een inschatting maken van hun verwachte jaarinkomen? Hoe wordt omgegaan met mensen met nul-urencontract en met mensen die als freelancer aan de slag gaan? Hoe moeten mensen de loonaanvulling terugbetalen als ze onverwacht niet kunnen voldoen aan de eis dat ze 50% van hun resterende verdiencapaciteit moeten benutten, bijvoorbeeld omdat ze kort voor het eind van het jaar hun baan verliezen? Of hoeven ze dan alleen over de periode vanaf november terug te betalen? Wat voor betalingsregelingen kunnen dan worden getroffen?

De leden van de VVD-fractie vragen of het recentelijk door de regering overgenomen SER-advies inzake de toekomstbestendigheid van de WW nog van invloed is op de duur van de loongerelateerde WGA-uitkering. Met andere woorden, is de regering voornemens de duur van deze uitkering gelijk te trekken aan de duur van de door de SER bepleite WW-uitkering?

Als de gedeeltelijk arbeidsgeschikte niet 50% van zijn resterende verdiencapaciteit benut, heeft hij of zij recht op een WGA-vervolguitkering, waarvan de hoogte een percentage van (70% van) het wettelijk minimumloon bedraagt. Kan de regering nader verduidelijken hoe het loon van de arbeidsgeschikte wanneer hij bijvoorbeeld 40% van zijn verdiencapaciteit benut, verdisconteert wordt met de WGA-vervolguitkering.

Kan de regering aan de hand van diverse voorbeelden aangeven wat voor zowel de WGA-vervolg- als de WGA-loongerelateerde uitkering het inkomensverschil is wanneer er in plaats van de uitkering gebruikt gemaakt wordt van de loonaanvulling plus inkomen? Met andere woorden, kan zij voor verschillende inkomensposities duiden wat de mate van prikkel is om werk te aanvaarden?

Waarom heeft de regering voor het percentage van 50 als grens van de resterende verdiencapaciteit dat benut dient te worden wil betrokkene in aanmerking komen voor een uitkering. Was een hoger percentage niet wenselijker geweest?

Kan de regering ook aangeven waarom zij er niet voor gekozen heeft om in de loongerelateerde periode een bepaald percentage te kiezen als grens van de resterende verdiencapaciteit dat benut dient te worden wil de betrokkene in aanmerking komen voor een loonaanvulling? Was zo de prikkel om een substantiële baan te aanvaarden niet veel groter geweest? En bestaat nu niet het risico dat in de loongerelateerde fase iemand al in aanmerking komt voor een loonaanvulling terwijl hij maar zeer gering invulling geeft aan zijn of haar verdiencapaciteit?

De WGA is zo vormgegeven dat er financiële prikkels bestaan om het werk te hervatten en om de werkzaamheden zoveel mogelijk uit te breiden, zo constateren de leden van de VVD-fractie. Deze prikkelstructuur is van groot belang voor het welslagen van de doeleinden van de WGA.

Omdat de arbeidsmogelijkheden van iemand met een WGA-uitkering kunnen toe- en afnemen, kan ook zijn verdiencapaciteit – en daarmee de uitkering – voortdurend wijzigen. Kan de regering ingaan op de wijze waarop hier mee wordt omgegaan? Wordt dit jaarlijks bepaald?

De regering zal volgen of de prikkelstructuur in de WGA-uitkering niet wordt doorkruist en zal eventuele bovenwettelijke aanvullingen die sociale partners afspreken in CAO's in dat licht beoordelen. Wat bedoelt de regering precies met deze opmerking? Wat gaat de regering doen indien onverhoeds toch bovenwettelijke aanvullingen in de WGA worden afgesproken?

Kan de regering meer uitvoerig ingaan op de positie van de mensen die in de 0–35 arbeidsongeschiktheidsklasse vallen. Deze mensen vallen niet in de WGA c.q. IVA-regeling. In het huidige WAO-stelsel is dit het geval met mensen die in de 0–15 arbeidsongeschiktheidsklasse vallen. Is de regering niet bevreesd dat dit de groep die 15 tot 35 arbeidsongeschikt is erg kwetsbaar maakt en dat mensen met een aanzienlijk arbeidsongeschiktheidspercentage niet in aanmerking komen voor een regeling?

Het ontgaat de leden van de SP-fractie waarom de loonaanvulling pas wordt toegepast als meer dan 50% van de verdiencapaciteit wordt benut. Wat zijn de redenen voor deze grens?

De regering zal de prikkelstructuur van de WIA niet laten doorkruisen door bovenwettelijke regelingen in de CAO. Wordt bijvoorbeeld een CAO waarin geregeld is dat de WGA-vervolguitkering wordt verhoogd indien de werkgever geen aangepaste arbeid kan aanbieden niet algemeen verbindend verklaard? Wat is het beleid van de regering betreffende bovenwettelijke uitkeringen en voorzieningen die naar aanleiding van de WIA worden vastgelegd? Wat zijn de criteria om een CAO niet algemeen verbindend te verklaren als aanvullingen op de uitkeringen van de WIA worden afgesproken in een bedrijfstak CAO?

De leden van de fractie van GroenLinks menen dat de inkomensbescherming van gedeeltelijk arbeidsgeschikten volstrekt onvoldoende is geregeld. Tevens menen deze leden dat de complexiteit van het wetsvoorstel voor een belangrijk deel op dit onderdeel ligt.

De leden van de fractie van GroenLinks willen duidelijkheid van de regering wat het door de regering overgenomen advies van de SER betekent voor de inkomensbescherming van gedeeltelijk arbeidsgeschikten.

Deze leden menen dat met de eis dat minimaal 50% van de verdiencapaciteit gerealiseerd moet worden om de verdiencapaciteit te krijgen, op een belangrijk onderdeel afgeweken wordt van het SER advies. Wat zouden de effecten zijn indien deze eis wordt losgelaten?

De vormgeving van de WGA levert volgens de regering een vereenvoudiging op ten opzichte van de huidige situatie. De leden van de D66-fractie zouden graag een vergelijking zien van de WGA met de oude situatie. Wellicht kan dat het beste aan de hand van de voorbeelden uit bijlage 1, voor zover het gedeeltelijk arbeids(on)geschikten betreft.

Hoewel incorporatie van de WW in de WGA zo op het eerste gezicht een verbetering is, levert één en ander toch een behoorlijk complex stelsel op. De leden van de D66-fractie hebben grote waardering voor de inspanningen van de regering om het uitkeringsregime zodanig in te richten dat werk lonend wordt. Desalniettemin worstelen de leden van de D66-fractie met de volgende vragen. Is (extra) werken in alle gevallen lonend? Zijn er gevallen denkbaar waarin dat niet het geval is? Zo ja, welke zijn dat en hoe vaak komen ze voor? Welke gevolgen zullen (voorgenomen) veranderingen in de WW hebben, bijvoorbeeld de referte-eisen en de duur? Wat zijn meer in het algemeen de consequenties van het inbouwen van WW-referte-eisen in de WGA? Waarom wordt in de fase na de loongerelateerde periode een «knip» gelegd bij 50% benutting van de resterende verdiencapaciteit? Waar is die knip precies voor nodig en waarom ligt deze bij 50%? Hoe verhoudt dit zich tot het gegeven dat van de thans werkende gedeeltelijk arbeidsgehandicapten 95% zijn/haar volledige restverdiencapaciteit benut?

Volgens de CPB-notitie van 5 april 2005 hebben werkgevers/private verzekeraars er in het gekozen model geen financieel belang bij dat gedeeltelijk arbeidsongeschikten hun verdiencapaciteit volledig gaan benutten. Ook de ING heeft er op gewezen dat de WGA-vervolguitkering bij werken hoger is dan bij niet-werken, waardoor werkgevers/verzekeraars er geen belang bij hebben gedeeltelijk arbeidsongeschikten aan het werk te helpen. De leden van de D66-fractie vragen dan ook of er geen systematiek denkbaar is, waarbij zowel gedeeltelijk arbeidsgeschikten als werkgevers/uitvoerders van de WIA er belang bij hebben dat de gedeeltelijk arbeidsgeschikten gaan werken.

In de CPB-notitie wordt een situatie geschetst waarin het inkomensperspectief van een 50% arbeidsongeschikte werkloze (eerst WW, daarna bijstand) na invoering van de WIA gelijk blijft aan het referentiepad (namelijk 68%). Hoe komt dat?

Is het niet beter de loonaanvulling in de WGA geheel voor eigen verantwoordelijkheid van het eigen risico of de verzekeraar te laten in plaats van deze eerst uit te laten betalen door de werkgever/verzekeraar die vervolgens moet declareren bij het UWV, zo vragen de leden van de D66-fractie?

Als de arbeidsongeschiktheid stijgt tijdens de loonaanvullingsuitkering, daalt de verdiencapaciteit. Volgens de regering heeft dat geen gevolgen voor de hoogte van de loonaanvulling. De uitkering is echter gebaseerd op de theoretische verdiencapaciteit. Klopt het dat de uitkering automatisch stijgt met de daling van de verdiencapaciteit?

Met de WIA vervalt het zogenaamde WAO-gat, maar ontstaat wel een WGA-hiaat. In hoeverre vindt de regering het wenselijk dat het WGA-hiaat door middel van private verzekeringen of afspraken tussen werkgevers en werknemers wordt gedicht? In hoeverre ontstaat hierdoor, tegenover het «premieputje» door afschaffing van het WAO-gat, een premiehobbel door het dichten van het WGA-hiaat? Klopt het dat er een «brandende-huizenproblematiek» bestaat van mensen die bijvoorbeeld in 2004 ziek geworden zijn, maar niet meer bijverzekerd kunnen worden voor het WGA-hiaat? Zo ja, wat vindt de regering hiervan?

De leden van de D66-fractie vinden het verder onbegrijpelijk dat het UWV in 2006 niet in staat is de WW-referte-eisen toe te passen op de WGA.

De leden van de SGP-fractie stellen vast dat de duur van de loongerelateerde WGA-uitkering afhankelijk is van het arbeidsverleden en varieert van een half tot vijf jaar. Hierbij refereert de regering aan de WW-uitkering. De aan het woord zijnde leden vragen de regering of de afspraken over de WW ook direct doorwerken op de WGA-uitkering?

9. Het recht op uitkering

De leden van de PvdA-fractie merken op dat na afloop van de wachttijd het kan zijn dat de werkgever het loon nog enige tijd moet doorbetalen, bijvoorbeeld omdat de werkgever heeft verzuimd tijdig informatie over het verzuim aan UWV te verstrekken, zonder dat dit de zieke werknemer kan worden verweten. Moet deze werkgever dan 70% of 75% van het loon doorbetalen? Als de werkgever 70% moet doorbetalen, levert dit een financieel nadeel op voor duurzaam volledig arbeidsongeschikten als de hoogte van de IVA-uitkering toeneemt naar 75%. Acht de regering dat wenselijk?

Is elke volledig maar niet duurzaam arbeidsongeschikte volgens de regering gedeeltelijk arbeidsgeschikt? Volgens de leden van de PvdA-fractie is dat een contradictio in terminis. Hoe denkt de regering daarover?

Als iemand aanvankelijk minder dan 35% arbeidsongeschikt is, maar de arbeidsongeschiktheid vervolgens binnen vijf jaar toeneemt tot meer dan 35%,ontstaat alsnog een recht op een WGA- of IVA-uitkering, schrijft de regering. De leden van de PvdA-fractie vragen hoe wordt bepaald of iemand minder dan 35% arbeidsongeschikt is. Hoe werkt dit voor iemand die als gevolg van beperkingen voortvloeiend uit ziekte maximaal zes in plaats van acht uur per dag kan werken? Moet de werkgever dan altijd verplicht het resterende twee uur blijven doorbetalen?

Als iemand er vrijwillig voor kiest om in bovenstaande situatie genoegen te nemen met een andere baan van 6 uur per dag, kan dan vervolgens alsnog recht ontstaan op een WGA-uitkering als de gezondheidsklachten van deze persoon zodanig verergeren dat hij nog maar vijf uur per dag kan werken? Ook als de andere baan bij een andere werkgever is?

Voorts vragen de leden van de PvdA-fractie of iemand ook zijn verdiencapaciteit door het UWV kan laten bepalen als deze naar verwachting groter is dan 65% (met het oog op het verkrijgen van een uitkering als de situatie onverhoopt later verslechtert)?

Met het oog op veranderingen in de WW vragen de leden van de PvdA-fractie in hoeverre de regering voornemens is veranderingen in de referte-eisen voor de WW één op één over te nemen bij de loongerelateerde WGA-uitkering. Ook achten zij het wenselijk dat de regering een nadere toelichting geeft op de introductie van een referte-eis voor arbeidsongeschiktheidsregelingen, met het oog op het risicokarakter van de arbeidsongeschiktheidsverzekering.

Als de betrokkene vanwege zijn inkomsten uit arbeid minder dan 35% arbeidsongeschikt wordt verklaard, eindigt het recht op een WGA-uitkering pas één jaar later, schrijft de regering. De leden van de PvdA-fractie vragen of de mate van arbeidsongeschiktheid hier afhankelijk is van de verdiencapaciteit, zoals die door het UWV met behulp van het CBBS wordt vastgesteld, of dat die afhankelijk is van de werkelijke verdiensten als die de theoretische verdiencapaciteit overstijgen. Kan de regering dit toelichten?

Bij een toename van de mate van arbeidsongeschiktheid geldt een wachttijd van twee maanden voordat de uitkering wordt verhoogd, schrijft de regering. Waarom wordt de uitkering niet direct verhoogd, zo vragen de leden van de PvdA-fractie. De toegenomen arbeidsongeschiktheid betekent toch immers dat iemand op dat moment al een lagere verdiencapaciteit heeft, en niet pas twee maanden later? Er is toch geen gewenningsperiode nodig?

Op blz. 70 van de memorie van toelichting schrijft de regering dat de hoogte van de loonaanvulling onafhankelijk is van de mate van arbeidsongeschiktheid. Maar, zo vragen de leden van de PvdA-fractie, als iemand een loonaanvulling ontvangt, is die aanvulling toch gelijk aan 70% van het verschil tussen het maatmanloon en de resterende verdiencapaciteit, en daarmee dus afhankelijk van iemands arbeidsongeschiktheidspercentage?

De leden van de VVD-fractie merken op dat het UWV geen beleidsvrijheid heeft ten aanzien van de bepaling van het recht op uitkering. In hoeverre heeft het UWV die nu wel dan? Is enige vorm van beleidsvrijheid niet noodzakelijk ter voorkoming van onevenredig veel beroep en bezwaar als gevolg van rigiditeit?

Kan de regering uitvoerig ingaan op het recht op een IVA- of WGA-uitkering wanneer de betrokkene in het buitenland verblijft? Hoe gaat de regering controleren of een persoon volledig en duurzaam ongeschikt is (en blijft) of gedeeltelijk arbeidsgeschikt is, maar wellicht uiteindelijk toch in aanmerking komt voor een IVA-uitkering?

Kan de regering ingaan op de mogelijkheid dat werkgevers en werknemers toch te veel loon doorbetalen c.q. ontvangen gedurende de eerste twee ziektejaren? Hoe wordt voorkomen dat dan toch recht op een WIA-uitkering gaat bestaan?

De leden van de D66-fractie merken op dat in geval van nalatigheid van de werkgever en/of werknemer de mogelijkheid bestaat de loondoorbetalingsperiode te verlengen. Zij constateren dat bij verhoging van de IVA naar 75% de werknemer kan worden benadeeld als deze als gevolg van nalatigheid van de werkgever moet wachten op toelating tot de IVA. De betrokkene kan dan immers te maken krijgen met loondoorbetaling op een niveau van 70%. Zou het ontstane gat in dat specifieke geval niet gerepareerd moeten worden door de werkgever? Graag zien zij een reactie van de regering tegemoet.

10. Uitvoering en financiering

De leden van de CDA-fractie zullen bij de behandeling van de Invoeringswet nader ingaan uitvoeringsaspecten, zoals het gelijk speelveld tussen de verzekeraars en het UWV.

Verwacht de regering dat het beroep op de Wet sociale werkvoorziening, WWB of IOAW als gevolg van de wijzigingen toeneemt? Zal het budget c.q. het werkdeel van het Fonds Werk en Inkomen naar evenredigheid meegroeien met eventuele extra instroom door de voorgestelde wijzigingen? Hoe ziet de regering de informatie-uitwisseling met gemeenten ten aanzien van aanstaande instroom in de WWB en doorlopen reïntegratietrajecten?

Een goede gegevensuitwisseling is noodzakelijk voor een succesvolle ketenbenadering en goede preventie. Daarvoor dient het helder te zijn wat welke partijen mogen met persoonsgegevens binnen de keten. In dit verband vragen de leden van de CDA-fractie met welke doel verzamelde gegevens doorgegeven mogen worden binnen de keten.

De leden van de CDA-fractie vragen of in het kader van de aanpassing van de Arbowet aan de Europese regelgeving niet gesproken moet worden van arbofunctie in plaats van arbodienst?

Deze leden vragen de regering te verduidelijken wat er gebeurt met de huidige eigenrisicodragers WAO, ook in relatie tot PEMBA.

Wat gebeurt er met risico's die reeds ingetreden zijn op het moment dat een werkgever overstapt van publieke uitvoering naar private uitvoering en vice versa?

Wordt bij de referte-eis aansluiting gezocht op het nieuwe criterium in de WW? In het SER-advies over de WW wordt uitgegaan van 26 uit 36 weken in plaats van 26 uit 39 weken.

Kan de regering nader toelichten waarom het arbeidsverleden pas vanaf 2008 in aanmerking wordt genomen, zo vragen de leden van de CDA-fractie.

Kan de regering nader aangeven waarom de integratie van de WW-component met de arbeidsongeschiktheidsuitkering de risicoverdeling ten goede komt?

De leden van de PvdA-fractie merken op dat in een aantal CAO's al is afgesproken de loondoorbetaling in de eerste twee ziektejaren niet beperkt te houden tot 170% van het jaarloon voorafgaand aan de ziekte, dit uit oogpunt van bevorderen van reïntegratie. Deze leden vragen welke conclusies de regering hieraan verbindt met het oog op afschaffing van de PEMBA en de verhoging van de IVA-uitkeringen.

Private uitvoering van de WGA is naar schatting € 6 miljard duurder dan publieke uitvoering in de periode 2006–2015, afhankelijk van de hoogte van de WGA-instroom. Kan de regering de leden van de PvdA-fractie laten weten hoeveel hybride uitvoering duurder is dan louter publieke uitvoering als 25% van de werkgevers kiest voor private uitvoering? Kan de regering aangeven welke veronderstellingen verzekeraars hanteren ten aanzien van het aantal WGA-gerechtigden dat onder eigenrisicodragerschap zal gaan vallen? Klopt het dat verzekeraars uitgaan van zo'n 25% van de markt? Denkt de regering dat een instroom van van 4500 WGA-ers (25% van 14 000) voor verzekeraars voldoende rendabel is?

Als een werknemer als gevolg van een onrechtmatige daad van een derde een deel van zijn verdiencapaciteit verliest, kan dat grote financiële gevolgen hebben voor de werkgever van die werknemer. Loondoorbetaling bij ziekte, de kosten van een WGA-uitkering voor eigenrisicodragers, de verhoogde premie voor werkgevers die bij het UWV blijven en te maken krijgen met premiedifferentiatie, om maar een paar voorbeelden te noemen. Welke mogelijkheden hebben werkgevers om die kosten te verhalen op die derde, vragen de leden van de PvdA-fractie. Is verhaal bijvoorbeeld mogelijk tot meer dan de hoogte van het netto-loon? Acht de regering wijziging van het verhaalsrecht gewenst?

Wat bedoelt de regering met bedrijven die lasten krijgen toegerekend van gefailleerde bedrijven?

Is de periode van 10 jaar eigenrisicodragen en premiedifferentiatie exclusief de twee jaar loondoorbetaling bij ziekte?

Waarom is het UWV tot 2008 niet in staat uit te gaan van het feitelijke arbeidsverleden, terwijl dat wel kan bij de WW, zo vragen de leden van de PvdA-fractie.

De leden van de VVD-fractie merken op dat het wetsvoorstel maar summier ingaat op de voor- en nadelen van de verschillende wijzen van uitvoeren van de WIA. Kan de regering uitvoerig (en bij voorkeur in een schema) ingaan op de voordelen en nadelen van een publieke, private of hybride uitvoering van de WIA. Kan zij daarbij specifiek ingaan op zaken als het aantal WIAuitkeringen in de toekomst, uitkeringslasten, uitvoeringskosten, schadelastbeperking, uitvoerbaarheid, administratieve lasten, gelijk speelveld en overgangstermijnen? En kan zij al deze zaken afzetten tegen het huidige WAO-stelsel wanneer besloten zou worden dit intact te laten?

Kan de regering uitvoeriger ingaan op het beslag dat de WIA zal gaan leveren op keuringsartsen en arbeidsdeskundigen? Zal er extra capaciteit nodig zijn? Zo ja, hoeveel? En moeten medewerkers bijgeschoold worden vanwege de invoering van de WIA? Zo ja, hoe gaat dit gebeuren?

Kan de regering naar aanleiding van het commentaar van de Stichting van de Arbeid nader ingaan op de maandelijkse beoordeling van verdiensten en de declaratieregeling voor eigen risicodragers bij het UWV? Brengt dit niet veel administratieve lasten met zich mee? Is een andere methode van uitvoering niet meer voor de hand liggend, zo vragen de leden van de VVD-fractie.

Over een mogelijke compensatie van de inkomenseffecten als gevolg van de tussen werkgevers en werknemers overeengekomen premieverdeling in de WGA is het overleg binnen de Stichting van de Arbeid nog gaande. Valt hier al meer over te vertellen?

Kan de regering ingaan op de reacties van onder anderen TNO en de UvA die tijdens het rondetafelgesprek over de WIA hebben aangegeven dat de voorstellen die nu voorliggen een risico vormen voor de uitvoeringspraktijk vanwege de complexiteit van de hybride uitvoering? Kan de regering tevens ingaan op de opmerking van TNO dat in plaats daarvan veel meer gedaan zou moeten worden aan de intensivering van bestaand beleid? En kan de regering voorts reageren op de opmerkingen die gedaan zijn door verschillende deelnemers aan het rondetafelgesprek dat een complete private uitvoering van de WGA al veel problemen met betrekking tot de uitvoer zou verhelpen?

Het UWV is momenteel belast met de uitvoering en int onder meer de basispremies en de gedifferentieerde premies. De bedoeling is voor de WGA ook private verzekeraars in te schakelen. Verzekeraars moeten kapitaal reserveren om uitkeringen te kunnen betalen en moeten dit kapitaal via de premies opbouwen. Het UWV hoeft dat niet (omslagstelsel) en kan een lagere premie berekenen. Omdat de verzekeraars moeten kunnen concurreren met het UWV, wordt voor het UWV het (gedifferentieerde) premietarief verhoogd met een toeslag. Deze toeslag krijgen de werkgevers terug als korting op de basispremie voor de IVA. Volgens de regering blijft daardoor de situatie voor de werkgevers financieel gelijk. Blijft de situatie voor de werkgevers ook financieel gelijk als de meeste werkgevers voor private verzekeraars kiezen, zo vragen de leden van de VVD-fractie. Is de veronderstelling juist dat het bedrag dat het UWV via de toeslag ontvangt dan in omvang afneemt? Welke gevolgen zou dit hebben voor de hoogte van de korting op de basispremie?

Waarop heeft de regering de verwachting gebaseerd dat de premies uiteindelijk lager zullen worden? Evenals bij de WULBZ is het ook bij de WIA mogelijk dat bedrijven ervoor kiezen zelf het risico te dragen en zich dus niet verzekeren met als gevolg een hogere premie voor degenen die zich wel verzekeren. Is de ervaring van de WULBZ betrokken bij deze verwachting?

De leden van de VVD-fractie vragen waarom in het wetsvoorstel WIA geen hoofdstuk over handhaving is opgenomen? Zijn er in de WIA risico's te onderkennen op het gebied van misbruik en oneigenlijk gebruik? Zijn deze risico's groter dan bij de WAO?

De leden van de D66-fractie hebben grote bedenkingen tegen de voorgenomen hybride uitvoering van de WGA. Bij een adequaat vormgegeven geprivatiseerde uitvoering bestaan er betere prikkels om arbeidsongeschiktheid te voorkomen en gedeeltelijk arbeidsgeschikten te reïntegreren. De zogenaamde «rentehobbel» is daarbij slechts een financieringsverschuiving in de tijd en mag niet als kostennadeel beschouwd worden. Ook zijn de ervaringen met de prestaties van het UWV op het gebied van reïntegratie geen aanbeveling voor publieke uitvoering.

Het voornemen van hybride uitvoering betekent dat de wetgever zich in allerlei bochten moet gaan wringen om een gelijk speelveld te bewerkstelligen. Dan nog is het de vraag of één en ander niet in strijd is met de Europese mededingingsregels. Gelet op de gang van zaken tijdens de voorbereiding van de WIA en het feit dat het UWV pas vanaf 2008 in staat is gegevens omtrent WW-referte-eisen (die UWV sowieso al moet bijhouden) toe te passen op de WGA, hebben de leden van de D66-fractie niet bepaald de indruk dat het UWV van harte meewerkt aan het openstellen van de WGA-markt voor private verzekeraars. Voor zover complexiteit tijdens het overgangsregime in de invoeringsperiode te wijten is aan traagheid bij het UWV, wordt ook hierdoor de markttoetreding van concurrenten van het UWV belemmert. Ook in de uitvoering van de WGA zullen de verzekeraars straks in diverse opzichten en op verschillende momenten afhankelijk zijn van (tijdige) medewerking van hun concurrent, het UWV. De leden van de D66-fractie zien graag een overzicht van deze afhankelijkheden.

Daarnaast zien zij nog enkele andere problemen. Het eigenrisicodragen en privaat verzekeren wordt afgeremd doordat werkgevers die in 2006 eigenrisicodrager zijn geweest, pas in 2007 de onverschuldigd betaalde premie terugkrijgen. De publieke premie is niet gedifferentieerd, waardoor werkgevers met een relatief hoge WAO-instroom in het verleden, een in wezen te lage premie gaan betalen. Hoewel juist bij deze bedrijven veel te winnen valt met reïntegratie, zullen ze niet snel de overstap naar een private verzekeraar maken maar (voorzien van een onjuiste prijsprikkel) bij het UWV blijven.

De leden van de fractie van de ChristenUnie vragen of het overleg met het UWV over verschillen in de wijze van beoordelen van de verschillende doelgroepen inmiddels is afgerond? Zo neen, wanneer moet dat uiterlijk zijn gebeurd om een verantwoorde invoering van de Wet WIA op 1 januari 2006 mogelijk te maken?

De leden van de SGP-fractie zijn van mening dat bij de behandeling nog erg veel onduidelijk is over de uitvoering van de premies. Hierover is veel discussie. De regering heeft ervoor gekozen om de uitvoering door private verzekeraars én het UWV te laten plaatsvinden. De aan het woord zijnde leden zijn altijd terughoudend geweest om het lot van gedeeltelijk arbeidsgeschikten helemaal in handen te leggen van private, op winst gerichte, verzekeraars. Maar de aan het woord zijnde leden kunnen zich vinden in de keuzemogelijkheid tussen private en publieke uitvoering. Maar daarbij hebben de leden van de SGP-fractie nog wel enkele vragen. Wat gebeurt er als de meeste werkgevers voor private verzekeraars kiezen? Blijft de situatie voor de werkgevers dan ook financieel gelijk? Is de veronderstelling juist dat het bedrag dat UWV via de toeslag ontvangt, dan in omvang afneemt? Welke gevolgen zou dit hebben voor de hoogte van de korting op de basisrente?

De leden van de SGP-fractie hebben hun twijfels of door de private uitvoering de premies zullen dalen. Zij wijzen de regering op de privatisering van de WULBZ. De gemiddelde premies zijn sterk gestegen. Waarop heeft de regering de verwachting gebaseerd dat de premies uiteindelijk lager zullen worden? Wanneer werkgevers ervoor kiezen om eigenrisicodrager te worden zullen de premies voor degenen die zich wel verzekeren stijgen. Is de ervaring van de WULBZ betrokken bij deze verwachting?

11. Overgangsrecht en internationaalrechtelijke aspecten

De leden van de CDA-fractie constateren dat het door de regering niet noodzakelijk acht het beroepsrisico afzonderlijk te verzekeren om te voldoen aan de ILO-verdragen. Kan de regering bevestigen dat de voorgestelde regeling ook voldoet aan eventuele Europese verplichtingen?

De leden van de VVD-fractie vragen of de regering heeft overwogen dan wel overweegt de regering om het Internationale Arbeidsbureau om advies te vragen over de (werking van de) WIA met name in relatie tot ILO-verdrag, nr. 121.

De leden van de SP-fractie vragen hoe zich de referte-eis verhoudt tot ILO-Verdag 121 in het geval de arbeidsongeschiktheid het gevolg is van een beroepsrisico.

De leden van de fractie van GroenLinks menen dat het zeer twijfelachtig is of het huidige wetsvoorstel ILO-proof is. Deze leden willen van de regering weten of zij heeft overwogen dan wel overweegt om het Internationale Arbeidsbureau om advies te vragen over het onderhavige wetsvoorstel met name in relatie tot ILO-Verdrag, nr. 121. De leden van de fractie van GroenLinks willen eveneens weten of het mogelijk is het onderhavige wetsvoorstel door het Europese Hof aan het EVRM te toetsen.

De leden van de fractie van D66 hebben er alle begrip voor dat bestaande WAO-uitkeringsgerechtigden niet geconfronteerd worden met het nieuwe stelsel. Daar staat tegenover dat straks 40 of 50 jaar twee stelsels naast elkaar zullen bestaan, dat volledig en duurzaam arbeidsongeschikte WAO'ers geen uitkeringsverhoging zullen ontvangen, dat het WAO-gat voor WAO'ers (in tegenstelling tot mensen in de WIA) blijft bestaan en dat gedeeltelijk arbeidsongeschikte, werkende WAO'ers niet kunnen profiteren van aantrekkelijke regelingen in de WGA. Met andere woorden, welke mogelijkheden ziet de regering om WAO'ers op vrijwillige basis of door afkoop zoveel mogelijk te laten overstappen naar de WIA?

Het is de leden van de D66-fractie niet duidelijk wat er gebeurt met de huidige eigenrisicodragers in de WAO. Kunnen zij dat blijven en, zo ja, betekent dit dat de gedifferentieerde WAO-premie (sectoraal voor de kleine en individueel voor de grote werkgevers) nog een aantal jaren blijft bestaan? Betekent dit dat als een eigenrisicodrager voor de WAO besluit terug te keren naar het publieke systeem, deze dan de dan geldende gedifferentieerde premie moet betalen?

De leden van de fractie van de ChristenUnie verzoeken de regering in het aan te geven of het wetsvoorstel in alle opzichten voldoet aan verdragrechtelijke verplichtingen, waaraan Nederland is gebonden. Is dit wetsvoorstel ter toetsing voorgelegd aan het Internationale Arbeidsbureau? Zo neen, waarom niet?

12. Ontvangen commentaren

In de notitie ter voorbereiding op het rondetafelgesprek schrijft het UWV in 2006 een WGA-instroom te verwachten van 12 000 à 14 000 personen. Dat is fors lager dan de instroom die de regering zegt te verwachten. Hoe verklaart de regering dit verschil, vragen de leden van de PvdA-fractie. Tijdens het rondetafelgesprek zei mevrouw Dümig van het UWV dat de invoering van WIA naar verwachting € 150 miljoen zal kosten. Hoe beoordeelt de regering dit cijfer?

Voorts schrijft het UWV dat veranderingen in de specificaties in het wetsvoorstel niet meer kunnen worden verwerkt als deze systeemaanpassingen noodzakelijk maken. Kan de regering duidelijk maken welke gevolgen dit kan hebben? Heeft zij overwogen de invoering uit te stellen tot 2007, waarmee de voorbereiding door het UWV aan kwaliteit zou kunnen winnen?

Ook meldt het UWV dat de effecten van de WIA verschillen naar inkomensgroep. De leden van de PvdA-fractie missen een beschouwing over deze verschillen in de memorie van toelichting. Zij dringen er bij de regering op aan deze omissie te verhelpen.

Deze leden willen graag weten welke wetten per 1 januari 2006 volgens de regering uitgevoerd moeten gaan worden door respectievelijk het UWV en verzekeraars. Tevens willen zij graag inzicht in de cumulatieve administratieve- en automatiseringseffecten van deze invoering. Indien invoering van alle wetten per 1-1-2006 onverhoopt niet mogelijk zou zijn, welke wet zou de regering dan later in werking willen laten treden?

De leden van de PvdA-fractie vragen de regering meer concreet in te gaan op de bezwaren die het CBP heeft tegen het gebruik van het sofinummer door verschillende partijen.

De leden van de VVD-fractie vragen of de regering bij de door het UWV voorgestelde en door de regering overgenomen aanpassingen in het wetsvoorstel WIA concreet kan aangeven welke consequenties deze hebben in termen van de effectiviteit, efficiency, klantgerichtheid en handhaving.

Kan de regering bij de door het UWV voorgestelde en door de regering overgenomen aanpassingen in het wetsvoorstel WIA concreet aangeven welke risico's (kunnen) ontstaan?

Het UWV geeft in haar notitie ten behoeve van het rondetafelgesprek op 14 april 2005 aan dat de invoering van de WIA de uitvoering van de arbeidsongeschiktheidsregelingen voor het UWV complexer maakt. De grotere complexiteit wordt veroorzaakt door de nieuwe criteria als «duurzaamheid» en «geringe kans op herstel», de uitkeringssystematiek het nieuwe systeem van premieheffing voor de in te richten administratie en de samenloop van de WAO met de WIA. Deelt de regering deze opvatting van het UWV? Zo neen, kan de regering precies aangeven hoe dit verschil van inzicht te verklaren is?

Kan de regering concreet aangeven op welke substantiële wijzigingen het UWV doelt als zij schrijft dat de WIA per 1 januari 2006 kan worden ingevoerd als de parlementaire behandeling niet tot substantiële wijzigingen leidt, zo vragen de leden van de VVD-fractie.

Ook vragen zij of het niet doorvoeren van een maandelijkse beoordeling op het recht op loonaanvulling nog handhavingrisico's heeft.

Wat heeft de regering gegaan met de suggestie van het UWV om per 1 januari 2006 ook premiedifferentiatie voor het UWV mogelijk te maken?

Kan de regering concreet aangeven wat de risico's zijn voor de informatievoorziening richting Kamer als de beleids-, verantwoordings- en sturings-informatie van het UWV niet aan alle eisen voldoet zoals in de uitvoeringstoets van het UWV wordt opgemerkt?

Het UWV vreesde aanvankelijk dat het gebruik van lijsten van ziektes en hersteltermijnen zou leiden tot overbodige bureaucratie, waarbij iedere actie van de verzekeringsarts in relatie tot de inhoud van de lijsten verantwoord zou moeten worden. De leden van de VVD-fractie vinden het opmerkelijk dat het UWV blijkbaar nu vindt dat lijsten van ziektes een adequaat hulpmiddel kunnen zijn. Kan de regering aangeven hoe deze verandering in zienswijze van het UWV tot stand is gekomen?

Het UWV heeft aanvankelijk aangegeven bezwaren te zien in de figuur van de beslissingsautoriteit indien die bij alle claimbeoordelingen betrokken zou worden. Het UWV heeft er nu mee ingestemd dat de beslissingsautoriteit enkel wordt ingeschakeld bij de beoordeling van de gevallen van volledige en duurzame arbeidsongeschiktheid. De leden van de VVD-fractie vragen of dit nu wel vermindering van de werkdruk betekent voor de beslissingsautoriteit. Immers, het gaat er toch om dat de beslissingsautoriteit op de eerste plaats mensen beoordeelt die uiteindelijk inderdaad volledig en duurzaam arbeidsongeschikt blijken te zijn, maar ook de gevallen die hier dicht aan raken. Dit is nu juist de groep mensen waarvoor het bijzonder waardevol is dat er een onafhankelijke beslisautoriteit is die onpartijdig iemand in de IVA of de WGA laat stromen. Beaamt de regering dit? En zo ja, kan de regering aangeven hoe groot de groep mensen is die dan ook door de beslissingsautoriteit moet worden bekeken? En waar legt de regering de grens als het gaat om wie wel of niet naar de onafhankelijke beslissingsautoriteit wordt doorverwezen? En is hier beroep tegen mogelijk?

Kan de regering toelichten wat het UWV bedoelt met de constatering dat de wet de mogelijkheid biedt om de bevoegdheden van de beslissingsautoriteit op termijn uit te breiden?

Het UWV heeft in de uitvoeringstoets aangegeven dat het voorgestelde systeem van premiedifferentiatie complex is. Na nadere toelichting van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid ZW blijkt het UWV nu van oordeel dat de methode van uitvoering van premiedifferentiatie wel uitvoerbaar is. Welke argumenten van de zijde van het ministerie hebben er toe geleid dat het UWV van mening is dat de voorgestelde vorm van premiedifferentiatie wel mogelijk is?

De IWI geeft aan dat het gebruik van deze lijsten implicaties heeft voor de reikwijdte van het toezicht op dit punt en daarmee het hele stelsel. Kan de regering uitvoeriger ingaan op het commentaar van de IWI over de indicatieve lijsten?

Kan de regering al vooruitlopend op de Invoeringswet WIA een totaalbeeld geven van de administratieve lasten als gevolg van het nieuwe arbeidsongeschiktheidsstelsel?

Deelt de regering de zorg van de leden van de VVD-fractie dat het CWI door onder meer de SUWI-organisatie, de Wet werk en bijstand en (ook) de WIA onder een te grote druk komt te staan en zo haar taken niet meer adequaat kan uitvoeren? Wat zijn de maatregelen die de regering neemt om dit scenario geen werkelijkheid te laten worden?

De leden van de fractie van GroenLinks zijn erg ongerust over het gegeven dat het UWV meent dat de uitvoering van de arbeidsongeschiktheidsregelingen complexer wordt door de invoering van onderhavig wetsvoorstel. Deze leden willen weten of de regering deze opvatting van het UWV deelt en indien dit niet het geval is of de regering precies kan aangeven hoe dit verschil van inzicht te verklaren is.

De leden van de fractie van GroenLinks willen weten of de regering ook de commentaren van de uitvoering van het nieuwe stelsel heeft gekregen. Kan de regering alsnog ingaan op de commentaren en de algemene standpuntbepaling van de Nederlandse Vereniging voor Verzekeringsdeskundigen (NVVG) en de Nederlandse Vereniging voor Arbeids- en Bedrijfsgeneeskunde (NVAB)?

De leden van de SGP-fractie hebben ook vragen over de uitvoering door het UWV. Het UWV geeft in haar notitie voor het laatstgehouden rondetafelgesprek aan dat de invoering van de WIA de uitvoering van de arbeidsongeschiktheidsregelingen voor het UWV complexer maakt. Is de regering dit met het UWV eens? Zo niet, kan de regering aangeven hoe dit verschil van inzicht te verklaren is?

13. Financiële en economische gevolgen

De leden van de CDA-fractie vragen of de regering een overzicht kan verstrekken, waarin de besparingen als gevolg van het Schattingsbesluit, de Wet verbetering poortwachter en de Wet verlening loondoorbetaling bij ziekte worden gepresenteerd. Kunnen daarbij additioneel de besparingen als gevolg van de verschillende onderdelen van de WIA worden aangegeven?

De leden van de PvdA-fractie merken op dat de regering de hervorming van de WAO motiveert met een verwijzing naar niet onverdeeld gunstige langetermijnperspectieven. Deze leden zetten daar vraagtekens bij. De regering verwijst bijvoorbeeld naar de groei van de beroepsbevolking en in het bijzonder het stijgende aandeel werkende ouderen en het stijgende aandeel werkende vrouwen. Die zouden ingrijpen in de WAO noodzakelijk maken. Is de regering soms ook van mening dat de WW moet worden beperkt als de arbeidsparticipatie toeneemt, omdat dan in laagconjunctuur ook een groter beroep op de WW zou kunnen ontstaan? Is de regering van mening dat het mes gezet moet worden in de aftrek van pensioenpremies, omdat door stijgende arbeidsparticipatie het aantal mensen toeneemt dat pensioenpremies kan aftrekken? Is de regering van mening dat de hypotheekrenteaftrek moet worden afgebouwd, omdat steeds meer mensen steeds meer hypotheekrente aftrekken? Als het antwoord op deze drie vragen negatief is, kan de regering dan aangeven waarom een verheugende ontwikkeling als de toename van de arbeidsparticipatie wel zou moeten leiden tot aanpassing van het WAO-stelsel?

De leden van de PvdA-fractie vragen hoeveel WAO'ers Nederland zou tellen rond 2030 zonder invoering van de WIA, maar met de aanscherping van het Schattingsbesluit. Kan de regering een grafiek maken als figuur 3 (blz. 114 van de memorie van toelichting), waarin de ontwikkeling van het aantal WAO'ers wordt getoond, rekening houdend met de effecten van de aanscherping van het Schattingsbesluit?

Op welk niveau zouden de uitkeringslasten WAO stabiliseren als in afwijking op de veronderstellingen voor tabel 1 (blz. 114 van de memorie van toelichting) ook rekening gehouden zou worden met de effecten van de aanscherping van het Schattingsbesluit? Kan de regering de aldus aangevulde tabel 1 uitbreiden met de jaren 2000 tot en met 2005, zodat ook recente veranderingen in de ontwikkeling van uitkeringslasten enz. duidelijk worden?

De leden van de PvdA-fractie wijzen er nog eens op dat uit CPB-berekeningen blijkt dat de WAO-instroom met 15% is gereduceerd als gevolg van de PEMBA; in dat licht vragen zij een andere motivatie om een effectief werkend midden af te schaffen.

De regering verwacht dat de gemiddelde mate van arbeidsongeschiktheid als gevolg van wijzigingen in de keuringspraktijk met circa 10%-punt daalt. Het UWV verwacht een grotere daling. Als die daling inderdaad groter is, vragen de leden van de PvdA-fractie, is de regering dan van plan hieraan conclusies te verbinden voor de inrichting van het nieuwe arbeidsongeschiktheidsstelsel?

Deze leden constateren dat de verwachtingen en de gebruikte veronderstellingen over aantallen mensen in de IVA en de WGA nogal verschoven zijn. Zij vragen de regering de geleverde cijfers in de memorie van toelichting aan te passen door de voorspellingen te baseren op de meest recent beschikbare cijfers van het UWV. Deze leden zien meer in het bijzonder graag een nadere onderbouwing en motivatie van de verschillende getallen van het aantal mensen dat een beroep op de IVA zal doen. Het UWV schatte in 2003 dat er 18 000 mensen een beroep op de IVA zouden doen. Op grond van feitelijke daling in de instroom en het Schattingsbesluit, werd dit cijfer later bijgesteld tot 11 5000. De NVVG komt in een berekening tot het getal van 8000. Klopt het getal van 8000 ondertussen? Of kan de regering beredeneerd aangeven waarom het getal van 8000 volgens haar niet klopt?

De leden van de PvdA-fractie zien ook graag een nadere motivatie van de veranderingen in de veronderstellingen van het aantal mensen dat in de WGA zal komen. Dit was eerst 24 000, maar is recentelijk door het UWV bijgesteld op 14 000. Deze leden zien graag welke cijfers in welke schema's en tabellen veranderen als de laatste schattingen worden gebruikt. Zij zien aantal verwachte WGA-ers, zoals in de memorie van toelichting genoemd, bovendien graag gecorrigeerd voor de instroom als de vangnetter en de geheel, maar tijdelijk arbeidsongeschikten er van af worden getrokken.

Bij aanvang van de arbeidsongeschiktheid is thans circa 45% van de gedeeltelijk arbeidsgeschikten die recht op WGA zouden hebben aan het werk. Van hen benut 95% zijn resterende verdiencapaciteit volledig. Op grond hiervan spreekt de regering de verwachting uit dat ook de overige 55% zijn verdiencapaciteit zal gaan benutten. De leden van de PvdA-fractie zetten hier vraagtekens bij. Kan de regering haar bewering cijfermatig onderbouwen? Kan de regering onderbouwen waarom zij verwacht dat WGA'ers minder vaak werkloos zullen zijn dan andere groepen op de arbeidsmarkt? Kan de regering daarnaast gemotiveerd aangeven of zij verwacht dat WGA'ers meer of minder vaak werkloos zullen zijn dan vrouwen die vaak op zoek zijn naar deeltijdwerk? In de afgelopen jaren is de werkloosheid onder vrouwen hoger geweest dan onder mannen.

De leden van de PvdA-fractie vragen de regering tabel 3 aan te vullen met de jaren 2000 tot en met 2005.

De IVA-uitkering wordt verhoogd en de PEMBA wordt afgeschaft als de IVA-instroom beperkt blijft tot 25 000 én de sociale partners hun intentieverklaring nakomen met betrekking tot beperking van bovenwettelijke aanvullingen in het eerste en tweede ziektejaar tot maximaal 170% van het loon. De leden van de PvdA-fractie vragen wanneer volgens de regering aan deze tweede voorwaarde is voldaan: alleen als in álle CAO's de doorbetaling beperkt blijft tot 170%? En als dit niet het geval is, waar ligt dan de grens voor de regering?

Kan de regering cijfermatig toelichten waarom de afschaffing van de PEMBA in de IVA naar verwachting niet meer kost dan circa €50 miljoen structureel ten opzichte van ongewijzigd beleid, en waarom hierover een verschil van inzicht met het CPB bestaat?

Kan de regering de regel «extra lasten» in tabel 5 voor alle genoemde jaren nader uitsplitsen in directe kosten, gedragseffecten en afschaffing van de PEMBA?

Kan de regering in tabel 4 en 5 ook informatie toevoegen over de jaarlijkse instroom?

Hoe is het te verklaren dat het geraamde aantal tijdelijk volledig arbeidsongeschikten in de periode 2006–2040 slechts toeneemt met een factor 2,25, vragen de leden van de PvdA-fractie, terwijl het totale aantal WGA-uitkeringen toeneemt met een factor 7,0?

De leden van de PvdA-fractie vragen de regering aan figuur 5 een extra reeks toe te voegen met het WAO-volume bij ongewijzigd beleid, waarbij wel rekening is gehouden met de invloed van het Schattingsbesluit.

De leden van de PvdA-fractie vragen de regering nader toelichten waarom de verwachte toename van de arbeidsparticipatie als gevolg van WIA zal leiden tot een dalend beroep op de WW.

De mensen die nu in de WAO komen, hebben relatief lagere lonen dan vroeger, schrijft de regering. Dit leidt volgens de regering tot een toename van het beroep op de Toeslagenwet. De leden van de PvdA-fractie vragen waarom deze toename door de WIA minder groot zal zijn.

De leden van de PvdA-fractie vragen de regering in een tabel een uitsplitsing te geven van de structurele uitvoeringskosten, zoals die zijn gegeven onder punt 1 tot en met 5, en deze te vergelijken met de uitvoeringskosten van ongewijzigd beleid. Daarnaast vragen deze leden de incidentele kosten te noemen en hun spreiding over de tijd. Ook zien zij graag een overzicht van de uitvoeringskosten per WAO-gerechtigde bij ongewijzigd beleid, en per IVA- en per WGA-gerechtigde.

Deze leden zien ook graag een overzicht van de ingeschatte gevolgen van de instroom in de bijstand als gevolg van de WIA. Zij verwijzen in dit verband naar de brief van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG). Graag zien zij daar een reactie op, in het bijzonder op het feit dat het ontbreken van reïntegratie instrumenten in de WIA ten behoeve van bijstandscliënten van de gemeente, onduidelijk is, evenals de indicatiestelling daarvoor. Zij vragen in het bijzonder wat de gevolgen voor gemeenten zullen zijn als zij deze nieuwe (medisch beperkte) groep zal moeten reïntegreren. Kunnen gemeenten er van uit gaan dat het werkdeel van het Fonds Werk en Inkomen naar evenredigheid zal meegroeien met de extra instroom? Wordt geborgd dat gemeenten ook onder de WIA de benodigde informatie voer aanstaande instroom in de WWB en doorlopen reïntegratietrajecten zullen ontvangen van de betrokken instanties? Hoe is dat geborgd?

Evenals de VNG missen de leden van de PvdA-fractie informatie in de wet over de gevolgen van de WIA voor de WSW. In het bijzonder willen deze leden weten of de regering kan bevestigden dat de WIA niet als effect zal hebben dat volledig arbeidsongeschikten niet meer tot de WSW doelgroep behoren. Immers, nu kunnen ook zowel geheel als gedeeltelijk arbeidsongeschikten tot de werkvoorziening worden toegelaten. Kan de regering bevestigen dat de huidige indicatiestelling doorslaggevend zal blijven voor de toegang tot de WSW. Ook willen zij graag weten wat de consequenties van de WIA kunnen zijn voor bestaande combinaties van WSW en WAO. Wat gebeurt er bijvoorbeeld met een SW-er die boven de 80% arbeidsongeschikt raakt? Hoe wordt het overgangsrecht voor de slapende rechten van ex-WAO-ers geregeld?

In tabel 15 staat aangegeven hoe groot de bijdrage van «WIA overig» is aan de besparing op uitkeringen. De leden van de PvdA-fractie vragen hoeveel hiervan in de jaren 2010, 2020, 2030 en 2040 voortvloeit uit afschaffing van de laagste twee arbeidsongeschiktheidsklassen en hoeveel voortvloeit uit de prikkelstructuur van de WGA.

De leden van de PvdA-fractie vragen hoe de gemiddelde WAO-premie zich zou ontwikkelen in tabel 16 als in het scenario met ongewijzigd beleid wel rekening zou zijn gehouden met de verandering van het Schattingsbesluit en de keuringspraktijk.

De regering schrijft dat werkgevers die een gedeeltelijk arbeidsgeschikte met een WGA-uitkering in dienst nemen, na twee jaar loondoorbetalingsplicht recht hebben op vijf jaar no-riskpolis Ziektewet. Is de regering werkelijk (in tegenstelling tot de leden van de PvdA-fractie) van mening dat werkgevers die hun nek uitsteken door gedeeltelijk arbeidsgeschikten aan te nemen, het risico moeten lopen twee jaar loon door te betalen als bijvoorbeeld de arbeidsongeschiktheid toeneemt? Kan de regering dit nader toelichten?

Onder de gedeeltelijk arbeidsgeschikte WGA'ers zit een aanzienlijke groep mensen die nu nog volledig arbeidsongeschikt zou worden bevonden. De leden van de PvdA-fractie vragen of de regering hiermee de groep mensen bedoelt die ten minste 80% van hun verdiencapaciteit hebben verloren, maar bij wie niet kan worden vastgesteld dat dit verlies duurzaam is. Zo ja, kan de regering dan nader toelichten waarom zij verwacht dat 65% van deze groep, die een uitkering van 70% van het laatste loon ontvangt, zal participeren op de arbeidsmarkt? Komt dat louter doordat zij «gedeeltelijk arbeidsgeschikt» worden genoemd?

Hoe hoog zou in tabel 16 het aantal werkenden zijn bij voortzetting van het huidige stelsel, maar mét de al ingevoerde aanpassing van het Schattingsbesluit?

Van de huidige gedeeltelijk arbeidsongeschikten benut 95% zijn resterende verdiencapaciteit volledig, zo merken de leden van de PvdA-fractie op. Hoewel dit percentage al heel hoog is, verwacht de regering dat de groep mensen die in de huidige situatie ook al zou werken, dat als gevolg van de stelselherziening meer gaat doen. Deze leden vragen de regering aan te geven hoe dit te rijmen is met het percentage van 95%.

Kan de regering de leden van de PvdA-fractie haar verwachting toelichten over de afname van het aantal zaken dat voor de rechter zal worden gebracht? Als motivering voor deze verwachting voert de regering aan dat het aantal uitkeringen zal afnemen. Is de afwijzing van een uitkering niet juist een rede om in beroep te gaan en een zaak voor de rechter te brengen?

De leden van de VVD-fractie vragen of de regering vooruitlopend op de Invoeringswet WIA kan aangeven wat de uitvoeringskosten zijn van de WIA. Is de verwachting van de regering dat de uitvoeringskosten WIA lager zullen uitvallen dan die van de WAO? Zo ja, waarop is die verwachting gebaseerd?

Kan de regering een overzicht verstrekken waarin de uitvoeringskosten van de WAO bij ongewijzigd beleid worden afgezet tegen de uitvoeringskosten van de WIA? Kan hierbij voor de WIA een uitsplitsing worden gemaakt naar IVA en WGA?

Kan de regering een overzicht verstrekken wat de uitvoeringskosten per WAO-gerechtigde zijn en wat de uitvoeringskosten per WIA-gerechtigde zullen zijn? Kan hierbij voor de WIA een uitsplitsing worden gemaakt naar IVA en WGA?

Kan de regering ingaan op het commentaar van het UWV tijdens het rondetafelgesprek dat het WAO-probleem, als het gaat om de hoge instroom, aan het verdampen is? Deelt de regering deze mening van het UWV? Zo ja, waarom acht zij aanvullende maatregelen dan toch noodzakelijk? Zo neen, hoe komt het UWV dan toch tot deze analyse?

Kan de regering daarnaast uitvoerig ingaan op de notitie van het CPB van 5 april 2005 inzake de WIA. Het CPB geeft aan dat de Wet verlenging loondoorbetalingsverplichting bij ziekte en het aangescherpte Schattingsbesluit van kracht zijn geworden. Deze maatregelen zullen volgens het CBP naar schatting de huidige WAO-instroom en -uitgaven substantieel verder verminderen en leiden tot een vergroting van het arbeidsaanbod en de werkgelegenheid. Het CPB geeft verder aan dat de WIA naar verwachting per saldo structureel nauwelijks effect heeft op het arbeidsongeschiktenbestand, gemeten in uitkeringsjaren en daardoor op de arbeidsparticipatie. Daarnaast heeft de WIA een beperkte toename van de premielasten voor burgers en bedrijven tot gevolg. Ten slotte geeft het CPB nog aan dat de wet complex is ten aanzien van de verschillende soorten uitkeringen, de hybride uitvoering van de WGA en het claimbeoordelingsproces. Naar het oordeel van de leden van de VVD-fractie heeft de regering slechts summier gereageerd op bovenstaande opmerkingen van het CPB middels haar brief van 8 april 2005. Kan de regering nader verduidelijken waarom zij, gezien hetgeen het CPB hierover gepubliceerd heeft in haar notitie, toch van mening is dat de WIA dient te worden ingevoerd. Met andere woorden, kan zij op alle punten die het CPB aanvoert, aangeven waarom in alle opzichten de invoering van de WIA toch de voorkeur verdient?

Kan de regering ingaan op het recentelijk gepubliceerde onderzoek: «Financial incentives in Disability Insurance in the Netherlands» van het CPB. Uit dit onderzoek blijkt dat een hogere WAO-uitkering leidt tot grotere instroom in de WAO. Een verhoging van de WAO-uitkeringen vermindert het inkomensverlies dat ontstaat door arbeidsongeschiktheid. Dit verkleint ook de financiële prikkel voor werknemers om een beroep op de WAO te voorkomen en leidt daarom tot een toename van het aantal WAO'ers. Uit een analyse over de jaren 1996–2000 blijkt dat een verhoging van de WAO-uitkering met 1% leidt tot een vergroting van de instroom in de WAO met 2,5%. Is de regering niet bevreesd dat een uitkeringsverhoging van 5%, zoals de regering voornemens is te doen wanneer de WIA zijn effecten in de praktijk bewijst, ook tot een dergelijke ontwikkeling zal leiden.

Is bij de afspraak in het Hoofdlijnenakkoord over het niet verlagen van de premies door de koppeling van de exploitatiesaldi van de WAO-fondsen aan het EMU-saldo onderkend dat werkgevers ondanks besparingen op de WAO-lasten mogelijk hogere premies moeten betalen dan zonder deze koppeling nodig zou zijn?

Kan de regering aangeven welke premies naar welke fondsen gaan in het nieuwe stelsel? Heeft de financiering vanuit het Arbeidsongesschiktheidsfonds (Aof) in 2006 en 2007 van de uitkering voor de volledig arbeidsongeschikten gevolgen voor het vermogen van het Aof? Wat gebeurt er na 2007? Hoe zal dan de financiering van de uitkering voor de volledig arbeidsongeschikten plaatsvinden? Wat is de rol van de Arbeidsongeschiktheidskas (Aok) en wat gebeurt er met het vermogen als het fonds wordt opgeheven? Wanneer wordt de Werkhervattingskas opgericht en hoe zal deze kas worden gefinancierd? Wat betekent het voor (de vermogens van) de fondsen als werkgevers kiezen voor een private verzekeraar? Heeft dit ook gevolgen voor het EMU-saldo?

De leden van de SP-fractie vragen waarom de besparingen op de WAO-lasten gedurende deze kabinetsperiode ten goede van het EMU-saldo komen en niet tot premieverlaging leiden.

De leden van de GroenLinks-fractie willen weten of de verwachting van de regering is dat de uitvoeringskosten lager zullen uitvallen dan die van de WAO? Kan de regering een overzicht verstrekken waarin de uitvoeringskosten van de WAO bij ongewijzigd beleid worden afgezet tegen de uitvoeringskosten van de WIA? Kan hierbij een uitsplitsing worden gemaakt naar IVA en WGA? Kan de regering een overzicht verstrekken wat de uitvoeringskosten per WAO-gerechtigde zijn en wat de uitvoeringskosten per WIA-gerechtigde zullen zijn? Kan hierbij voor de WIA een uitsplitsing worden gemaakt naar IVA en WGA?

De leden van de fractie van GroenLinks willen weten of de regering vindt dat het onderhavige wetsvoorstel nog in verhouding staat tot de effecten, zowel in financieel zin als op de arbeidsmarkt. Deze leden willen een overzicht waarin de besparingen op de WAO-lasten als gevolg van het Schattingsbesluit, de Wet verbetering poortwachter en de Wet verlenging loondoorbetaling bij ziekte worden gepresenteerd. Deze leden willen dit overzicht twee keer, een keer waarbij uitgegaan is van de oorspronkelijke veronderstellingen en één waarbij het meest recente inzicht van de effecten is meegenomen.

De leden van de fractie van GroenLinks willen dat de regering meer gedetailleerd dan in de brief aan de Tweede Kamer ingaat op de verschillen tussen de berekening van het CPB en die in de memorie van toelichting. Kan de regering daarbij uiteenzetten van welke aantallen arbeidsongeschikten is uitgegaan als gevolg van het «verbeterde» keuringsproces?

De leden van de fractie van GroenLinks willen, gegeven het verschil in inzicht tussen het UWV en het CPB enerzijds en de regering anderzijds ten aanzien van het doelbereik van de WIA, van de regering precies weten waar zij deze verschillen aan wijt? Kunnen hierbij de verschillende uitgangspunten, aannames en veronderstellingen zo concreet mogelijk worden weergegeven?

De leden van de fractie van GroenLinks willen weten of de situatie voor werkgevers ook gelijk blijft als de meeste werkgevers voor private verzekeraars kiezen. Zij vragen de regering of de veronderstelling juist is dat het bedrag dat het UWV via de toeslag ontvangt dan in omvang afneemt. Welke gevolgen zou dit hebben voor de hoogte van de korting op de basispremie? Kan de regering dit aangeven met een voorbeeld waarbij de helft van de werkgevers kiezen voor een private verzekeraar?

De leden van de fractie van GroenLinks willen weten waarop de regering de verwachting heeft gebaseerd dat de premies uiteindelijk lager zullen worden? Evenals bij de WULBZ is het ook bij de WIA mogelijk dat bedrijven ervoor kiezen zelf het risico te dragen en zich dus niet verzekeren met als gevolg een hogere premie voor degenen die zich wel verzekeren. Deze leden willen weten of de ervaring van de WULBZ betrokken is bij deze verwachting?

De leden van de D66-fractie constateren dat de PEMBA wordt gezien als een belangrijke structurele oorzaak van de daling van de WAO-instroom. Met de sociale partners is echter afgesproken dat deze onder voorwaarden zal worden afgeschaft. In het privaat uitgevoerde deel van de WGA zal natuurlijk sowieso sprake blijven van premiedifferentiatie, maar de leden van de D66-fractie vragen toch of afschaffing van premiedifferentiatie in de IVA zo verstandig is. Volgens het CPB zijn de kosten ervan aanzienlijk (structureel ruim €450 miljoen). Verder wordt door deskundigen gesteld dat eigenrisicodragen en premiedifferentiatie ook voor de IVA een preventieve werking heeft. Graag ontvangen zij een reactie. Overigens is één van de voorwaarden voor afschaffing van de PEMBA dat wordt afgezien van bovenwettelijke loondoorbetaling in het tweede ziektejaar. De leden van de D66-fractie zijn benieuwd in hoeverre volgens de meest recente inzichten aan deze voorwaarde wordt voldaan.

In tabel 6 staat een overzicht met «replacement rates» voor de WGA-populatie. De leden van de D66-fractie zijn benieuwd wat het gewogen gemiddelde hier bedraagt.

De leden van de D66-fractie zien graag antwoord op de hierna volgende vragen. Hoe komt het dat de geraamde uitgaven voor de jaren 2006 en later in de begrotingen 2004 en 2005 zo sterk uiteenlopen, terwijl de geraamde besparingen over die jaren niet veranderen?

Waar komt het verschil vandaan de in de begroting 2005 geraamde besparing van € 1,01 mrd en de besparing in de memorie van toelichting bij de WIA van € 0,45 mrd? Hoe zijn de geschatte besparingen van € 1,01 mrd en € 0,45 mrd onderbouwd?

Wat zijn de besparingen op de WAO-lasten als gevolg van het Schattingsbesluit, de Wet verbetering poortwachter en de Wet verlenging loondoorbetaling bij ziekte? Kunnen deze besparingen in volume- en prijseffecten worden weergegeven? Kunnen hierbij additioneel de besparingen als gevolg van de WIA worden gepresenteerd?

Kan de regering een uitgebreide verschillenanalyse presenteren, waarin de ramingen van het CPB worden vergeleken met de ramingen in de memorie van toelichting? Waar zitten de verschillen in aannames? Van welke aantallen arbeidsongeschikten is uitgegaan als gevolg van het verbeterde keuringsproces?

Kan een overzicht van de budgettaire en economische gevolgen worden gegeven van een scenario waarin de WGA niet hybride maar volledig privaat wordt uitgevoerd, inclusief gevolgen voor de premies?

Over de financiering en de premies hebben de leden van de D66-fractie de hierna volgende opmerkingen en vragen. De besparingen op WAO-lasten komen gedurende deze kabinetsperiode ten goede aan het EMU-saldo. Graag ontvangen zij een meerjarige kwantificering.

Welke premies gaan nu precies naar welke fondsen in het nieuwe stelsel? Wie betaalt deze premies? Wie beheert de fondsen en wie beslist daarover?

Heeft de financiering vanuit het Aof in 2006 en 2007 van de uitkering voor de volledig arbeidsongeschikten gevolgen voor het vermogen van het Aof? Wat gebeurt er na 2007, hoe zal dan de financiering van de uitkering voor de volledig arbeidsongeschikten plaatsvinden? Wat is de rol van het Aok en wat gebeurt en met het vermogen als dit fonds wordt opgeheven?

Wanneer wordt de Werkhervattingskas opgericht en hoe zal deze kas worden gefinancierd?

Wat betekent het voor (de vermogens van) de fondsen als werkgevers kiezen voor een private verzekeraar? Heeft dit ook gevolgen voor het EMU-saldo?

Tabel 19 bevat een vergelijking van het aantal werkenden in het huidige stelsel ten opzichte van het nieuwe stelsel. De leden van de D66-fractie zien graag een nadere uitsplitsing van de oorzaken van de extra activering.

De leden van de fractie van de ChristenUnie vragen of de regering verwacht dat de structurele uitvoeringskosten van de Wet WIA lager zullen uitvallen dan die van de WAO. Zo ja, waarop is die verwachting gebaseerd? Is hierbij ook verdisconteerd dat een belangrijk deel van de IVA-populatie frequent – jaarlijks gedurende de eerste vijf jaren – zal worden herbeoordeeld? De leden van de fractie van de ChristenUnie zouden graag inzicht krijgen in de besparingen ten gevolge van respectievelijk de Wet verbetering poortwachter, de Wet verlenging loondoorbetalingsverplichting bij ziekte 2003 en het nieuwe Schattingsbesluit. Welke additionele besparingen brengt de Wet WIA naar verwachting met zich mee? Op grond van welk onderzoek wordt rekening gehouden met de beoogde besparingen ten gevolge van de Wet WIA? Hoe zijn de verschillen in de berekeningen van het CPB en die in de memorie van toelichting te verklaren?

De leden van de fractie van de ChristenUnie vragen om een overzicht van de fondsen en de premies waaruit ze worden gevoed. Hoe zal de financiering van de uitkering voor de volledig arbeidsongeschikten na 2007 plaatsvinden, als de financiering niet meer plaatsvindt uit het Aof? Wanneer wordt de werkhervattingskas opgericht? Welke gevolgen heeft een massale overstap van werkgevers naar private verzekeraars voor de vermogens van de fondsen?

De leden van de fractie van de ChristenUnie vragen of de regering rekening heeft gehouden met een scenario waarin bedrijven er massaal voor kiezen eigenrisicodrager te worden. Dat zal ongetwijfeld een negatief effect hebben voor de premies van de werkgevers die dat niet doen. Kan met andere woorden in alle redelijkheid wel de verwachting worden uitgesproken dat de premies op termijn lager zullen worden?

14. Bijlage

De leden van de PvdA-fractie merken op dat in het voorbeeld van de tijdelijk volledig arbeidsongeschikte na afloop van de loongerelateerde uitkering de mate van arbeidsongeschiktheid kan zijn afgenomen, maar nog wel ten minste 35% zijn. Kan de regering bevestigen dat deze persoon na afloop van de loongerelateerde uitkering nog twee jaar 70% van het dagloon krijgt als het hem niet lukt ten minste 50% van de resterende verdiencapaciteit te benutten? Geldt dit mutatis mutandis voor alle personen met een loonaanvullingsuitkering die hun verdiencapaciteit groter zien worden? Kan de regering nader ingaan op de overwegingen die hebben geleid tot deze uitlooptermijn van twee jaar?

De leden van de D66-fractie zien graag een nadere toelichting op de werking van de (uitloop)termijn van 2 jaar bij de tijdelijk volledig arbeidsongeschikte. Is er alleen in dit geval sprake van een dergelijke termijn?

15. Artikelen

Algemeen

De leden van de fracties van het CDA, de PvdA, de VVD en de ChristenUnie vragen de regering een overzicht te geven van wat zij voornemens is te regelen bij algemene maatregel van bestuur en ministeriele regeling.

Tevens vragen de leden van de PvdA-fractie wat in de gedelegeerde regelgeving moet worden geregeld. Kan de regering aangeven of ze van plan is de regelingen aan de Kamer voor te leggen en wanneer?

De leden van de fractie van de ChristenUnie merken bovendien op dat in het nog in te dienen wetsvoorstel Invoeringswet WIA niet alleen veel technische, maar ook inhoudelijke zaken moeten worden geregeld. Dat maakt het er niet gemakkelijker op het voorliggende wetsvoorstel te beoordelen. Kan de regering daarom ook een schematisch overzicht maken van regelgeving die nog verwacht kan worden in het kader van de Invoeringswet WIA?

Artikel 1.1.1

De leden van de PvdA-fractie vragen waarom hier het begrip maatmanloon wordt geïntroduceerd. In de wettekst van de WAO komt dit begrip niet voor. Welke voordelen levert het begrip maatmanloon op?

Artikel 2.2.1

De leden van de PvdA-fractie vragen in hoeverre artikel 2.2.1 afwijkt van de mogelijkheden om zich vrijwillig te verzekeren voor de WAO. Kan de regering hierover een toelichting geven?

De leden van de PvdA-fractie vragen waarom een verzoek tot vrijwillige verzekering binnen vier weken moet zijn ingediend. Welke overwegingen heeft de regering om niet te kiezen voor bijvoorbeeld drie maanden?

Artikel 4.1.1

Wie een aanvraag voor een uitkering heeft ingediend en wie recht heeft op een uitkering, is voor het beantwoorden van vragen verplicht zich te melden daar waar het UWV dat wil. De leden van de PvdA-fractie vragen of verzekerden de mogelijkheid krijgen niet te voldoen aan deze plicht als hun gezondheidstoestand dit bijvoorbeeld tijdelijk niet toelaat en zij geen wettelijke vertegenwoordiger hebben.

Artikel 4.1.2

De verzekerde heeft de plicht het ontstaan van arbeidsongeschiktheid of verminderderde arbeidsgeschiktheid te voorkomen. De leden van de PvdA-fractie vragen de regering nader toe te lichten wat dit betekent. Neem het voorbeeld van iemand in een zwembad duikt op een plek met een bordje «verboden te duiken» en daarbij een dwarslaesie vanaf de nek oploopt. Heeft die persoon zijn plicht verzaakt? En wat bijvoorbeeld te denken van iemand die als deelnemer aan een illegale straatrace eenzelfde aandoening oploopt bij een auto-ongeluk? Of na een ongeluk op een opgevoerde brommer? En iemand die off-piste skiet op een plek waar dat niet is toegestaan en aldaar vergelijkbaar letsel oploopt? In hoeverre wijkt deze plicht af van de plichten die nu gelden in de WAO?

Artikel 4.1.3

De leden van de PvdA-fractie vragen de regering of zij werkelijk van plan is onder dreiging van intrekking van de uitkering verzekerden te kunnen dwingen een medische behandeling te ondergaan die de verzekerde niet wil. Kan de regering nader toe lichten waarom zij hiertoe over wil gaan? Waar ligt de grens tussen behandelingen die redelijkerwijs mogen worden gevraagd en behandelingen waarvoor dat niet geldt? Mag iemand bijvoorbeeld worden gedwongen een chemokuur te ondergaan? Operaties met plaatselijke verdoving? Operaties onder algehele narcose? Het slikken van de combinatietherapie voor patiënten met hiv/aids? Behandeling door een psychiater of psycholoog bij psychische klachten? Hoe vaak verwacht de regering dat het UWV mensen zal opdragen bepaalde medische onderhandelingen te ondergaan?

De leden van de PvdA-fractie vragen de regering het tweede lid, onder c, nader toe te lichten. Wat betekent het voor de verzekerde dat hij moet trachten hulpmiddelen te verkrijgen of aanpassing van de werkplek moet bewerkstelligen? Is dit een verplichting die los van het reïntegratieplan van werkgever en werknemer wordt getoetst door het UWV of is dit een onderdeel van het reïntegratieplan? Hoe verhoudt deze verplichting zich tot het reïntegratieplan dat werknemer en werkgever tijdens de wachttijd overeenkomen?

Artikel 4.1.4

Mag iemand die in deeltijd werkt en door ziekte in de WGA belandt als eis aan reïntegratie stellen dat een nieuwe baan niet meer uren telt dan de baan die deze persoon voor het begin van de ziekte vervulde, zo vragen de leden van de PvdA-fractie. Of vindt de regering dit een belemmering van het aanvaarden of verkrijgen van passende arbeid?

Kan iemand met een verlies aan verdiencapaciteit van meer dan 80% de plicht worden opgelegd zich in te schrijven bij het CWI, zo vragen de leden van de PvdA-fractie.

Artikel 5.5

Kan volledige arbeidsongeschiktheid zich ook voordoen als gevolg van ouderdomsslijtage, bijvoorbeeld van gewrichten, of zijn de beperkingen die voortvloeien uit een dergelijke slijtage per definitie niet het gevolg van ziekte of gebrek, vragen de leden van de PvdA-fractie.

Als een gedeeltelijk arbeidsgeschikte vrijwillig zijn baan opzegt en vanaf dat moment geen beroep doet op een uitkering en een maand later (of zeven maanden later) in een andere functie begint, kan die persoon dan bij verergering van diens beperkingen een beroep doen op een uitkering voor volledige arbeidsongeschiktheid, vragen de leden van de PvdA-fractie. Dit is van belang voor mensen met dienstverbanden die niet naadloos op elkaar aansluiten.

Artikel 6.1.2

Het is de leden van de fractie van de ChristenUnie niet duidelijk waarom in artikel 6.1.2, eerste lid, een termijn van vijf jaar wordt genoemd. Zij realiseren zich dat daarmee wordt aangesloten op de huidige regelgeving, maar die hebben zij op dit punt ook nooit begrepen. Kan dit worden beargumenteerd? Dezelfde vraag stellen zij met betrekking tot de artikelen 6.1.4, 7.1.2 en 7.1.4. Kan aansluitend de termijn van vier weken in artikel 6.1.2, eerste lid, onderdeel c, worden toegelicht?

Artikel 6.2.1

De leden van de PvdA-fractie vragen op welke manier de regering voornemens is dit artikel te wijzigen in het licht van introductie van het nieuwe zorgverzekeringsstelsel.

Artikel 6.2.2

De leden van de PvdA-fractie vragen de regering nader toe te lichten op welke groepen de ministeriële regeling, waarnaar in het derde lid wordt verwezen, zou kunnen doelen.

Artikel 7.1.3

Als iemand 36% van zijn verdiencapaciteit heeft verloren en bij zijn werkgever 64% van zijn oude loon blijft verdienen, begrijpen de leden van de PvdA-fractie dan goed dat deze persoon zijn WGA-vervolguitkering verliest op het moment dat hij (bijvoorbeeld door een procentuele stijging van de CAO-lonen) €1 meer gaat verdienen dan 65% van zijn oude loon? Kan de regering toelichten waarom zij dit als een wenselijke prikkel beschouwt? Waarom wordt het extra inkomen bijvoorbeeld niet voor 70% in mindering gebracht op de uitkering?

Artikel 7.1.4

Als iemand met een WGA-uitkering tijdelijk meer gaat verdienen dan 100% van zijn resterende verdiencapaciteit, moet deze persoon dan na afloop van die periode weer opnieuw gekeurd worden om weer in aanmerking te komen voor een WGA-uitkering? Of herleeft het recht op uitkering ook zonder keuring vanaf het moment dat zijn inkomen weer daalt, zo vragen de leden van de PvdA-fractie.

Artikel 7.1.5

Voor welke groepen werknemers wil de regering de mogelijkheid open houden de periode van 26 weken te verlengen, zo vragen de leden van de PvdA-fractie.

Artikel 10.2

De leden van de PvdA-fractie vragen de regering nader te preciseren wat zij onder «gedeeltelijk» verstaat. Kan een eigenrisicodrager bijvoorbeeld iemand blijvend 99% van de WGA-uitkering weigeren? Op welke manier kan iemand tegen (gedeeltelijke) weigering van de uitkering door de eigenrisicodrager bezwaar maken en in beroep gaan?

Artikel 15.3

De leden van de VVD-fractie vragen of de regering precies kan aangeven hoe zij de WIA wil gaan evalueren? Kan zij toezeggen de Kamer jaarlijks integraal te informeren over de voortgang van alle WAO-maatregelen die nu door de regering zijn en worden genomen. Te denken valt hierbij aan de verlenging van de loondoorbetaling in het tweede ziektejaar, de aanscherping van het Schattingsbesluit, de herkeuringsoperatie en de invoering van de WIA.

De voorzitter van de commissie,

Smits

De adjunct-griffier van de commissie,

Esmeijer


XNoot
1

Samenstelling:

Leden: Noorman-den Uyl (PvdA), Bakker (D66), De Vries (VVD), De Wit (SP), Van Gent (GL), Verburg (CDA), Hamer (PvdA), Bussemaker (PvdA), Vendrik (GL), Mosterd (CDA), Smits (PvdA), voorzitter, Örgü (VVD), Weekers (VVD), Rambocus (CDA), De Ruiter (SP), Ferrier (CDA), ondervoorzitter, Huizinga-Heringa (CU), Bruls (CDA), Varela (LPF), Eski (CDA), Koomen (CDA), Aptroot (VVD), Smeets (PvdA), Douma (PvdA), Stuurman (PvdA), Kraneveldt (LPF), Hirsi Ali (VVD).

Plv. leden: Depla (PvdA), Koser Kaya (D66), Blok (VVD), Kant (SP), Halsema (GL), Smilde (CDA), Verbeet (PvdA), Timmer (PvdA), Tonkens (GL), Omtzigt (CDA), Adelmund (PvdA), Van Miltenburg (VVD), Visser (VVD), Algra (CDA), vacature (algemeen), Vietsch (CDA), Van der Vlies (SGP), Hessels (CDA), Hermans (LPF), Van Oerle-van der Horst (CDA), Van Dijk (CDA), Van Egerschot (VVD), Van Dijken (PvdA), Blom (PvdA), Kalsbeek (PvdA), Van As (LPF), Schippers (VVD).

Naar boven