nr. 8
BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 8 april 2005
De voorzitter van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid
heeft mij verzocht mijn reactie op het CPB-onderzoek naar de nieuwe Wet werk
en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) uiterlijk 12 april 2005 aan uw
Kamer te doen toekomen in verband met de rondetafelgesprekken op 14 april
a.s.. Aan het verzoek van uw Kamer voldoe ik in deze brief. Tevens is gevraagd
om de uitvoerings- en toezichtstoets ten aanzien van de Invoeringswet WIA
ter beschikking te stellen aan uw Kamer. Conform mijn toezegging in het debat
van woensdag 23 maart jl. zal ik de toetsen gelijktijdig met de indiening
van het wetsvoorstel Invoeringswet WIA aan uw Kamer doen toekomen.
In antwoord op uw verzoek omtrent het CPB-onderzoek kan ik u het volgende
mededelen. Woensdag 6 april heeft het CPB het memorandum «Structurele
effecten van de WIA» gepubliceerd. Ik heb met belangstelling kennis
genomen van de inhoud van dit memorandum en doe uw Kamer hierbij mijn reactie
toekomen.
Het doel van de stelselherziening WAO is dat werknemers ondanks belemmeringen
in de gezondheid toch maximaal kunnen meedoen in het arbeidsproces en zich
daarin ook verder kunnen ontplooien. Het nieuwe stelsel is gericht op werk:
op arbeidsgeschiktheid in plaats van arbeidsongeschiktheid. Belangrijke onderdelen
van de stelselherziening naast de WIA zijn de sinds 1 januari 2004 van
kracht zijnde Wet Verlenging Loondoorbetalingsverplichting bij Ziekte (VLZ)
en de aanpassing van het Schattingsbesluit per 1 oktober 2004. In de
Memorie van Toelichting bij het wetsvoorstel WIA dat ik aan uw Kamer heb toegezonden,
wordt de stelselherziening in samenhang gepresenteerd.
De stelselherziening is zowel gericht op het vergroten van het aantal
mensen dat beschikbaar is voor de arbeidsmarkt als op het vaker dan nu omzetten
van de beschikbaarheid voor de arbeidsmarkt in daadwerkelijke arbeid. Het
aantal mensen dat beschikbaar is voor de arbeidsmarkt neemt vooral toe vanwege
de VLZ en het Schattingsbesluit. Het CPB geeft aan dat de WIA
door een beter prikkelwerking ertoe leidt dat personen met een arbeidsongeschiktheidspercentage
tussen de 15 en 35% en gedeeltelijk arbeidsgeschikten hun aantal gewerkte
uren uitbreiden.
In het Sociaal Akkoord van 2004 heeft het kabinet met de sociale partners
met betrekking tot de WIA nadere afspraken gemaakt. Zo zullen volledig en
duurzaam arbeidsongeschikten in aanmerking komen voor een permanente loongerelateerde
uitkering ter hoogte van 70% van hun laatstverdiende loon. Zij vallen na verloop
van tijd niet meer terug naar een lager vervolguitkeringsniveau zoals nu in
de WAO het geval is. De IVA wordt daarmee uiteindelijk € 0,75 miljard
duurder. Het CPB bevestigt in zijn analyse deze raming. Overigens heeft deze
afspraak geen effect op de werkgeverslasten, omdat gelijktijdig de zogenoemde
hiaat-verzekeringen op de private markt, ter waarde van een zelfde bedrag,
vervallen.
In het Sociaal Akkoord is voorts afgesproken dat de uitkering voor volledig
en duurzaam arbeidsongeschikten met 5% punt zal worden verhoogd en de Pemba
zal worden afgeschaft als de instroom in de IVA beperkt blijft tot maximaal
25 000 en sociale partners de afspraak uit het sociaal akkoord naleven
dat de loondoorbetaling in de eerste twee ziektejaren beperkt blijft tot cumulatief 170%
van het loon. Het CPB raamt een lastenstijging van € 1,0 miljard
voor deze uitkeringsverhoging en afschaffing van Pemba. Deze lastenverzwaring
is opgebouwd uit de directe kosten van de uitkeringsverhoging à € 350
miljoen en van gedragseffecten van werkgevers en werknemers à € 650
miljoen. Wat de gedragseffecten betreft, gebruikt het CPB gangbare rekenmethodes
gebaseerd op empirische gegevens uit onderzoeken, die er van uit gaan dat
wijziging van uitkeringsniveau en wijziging in de mate van premiedifferentiatie
leiden tot een effect op het uitkeringsvolume. Deze methodes houden echter
geen rekening met het verbeterde keuringsproces, dat moet bewerkstelligen
dat slechts mensen die volledig en duurzaam arbeidsongeschikt zijn in de IVA
zullen komen. In de IVA zijn ook voor werkgevers financiële prikkels
minder effectief omdat voor volledig en duurzaam arbeidsongeschikten het reïntegratieperspectief
ontbreekt. In de WGA bestaat daarom juist wel premiedifferentiatie om werkgevers
te prikkelen tot preventie en reintegratie voor degenen die wel arbeidsmogelijkheden
hebben. De periode van premiedifferentiatie voor de WGA wordt bovendien langer
dan nu, tien in plaats van vier jaar. Daar waar nodig kent de WIA dus een
effectieve prikkelwerking. Om deze redenen is in de MvT op de WIA de lastenverzwaring
als gevolg van verhoging van het uitkeringsniveau en afschaffing van Pemba
in de IVA in afwijking van het CPB op € 500 miljoen geraamd. In
de MvT op de WIA levert de WIA daarom, ook met meerekening van de meerkosten
van verhoging van het uitkeringniveau en afschaffing van Pemba in de IVA,
een lastendaling op.
Afsluitend is mijn conclusie dat de stelselherziening een belangrijke
impuls geeft aan de arbeidsparticipatie van gedeeltelijk arbeidsgeschikten
en tevens een betere inkomensbescherming biedt aan hen die het het hardste
nodig hebben.
Geconstateerd kan worden dat de totale besparing van de stelselherziening
(VLZ, Schattingsbesluit en WIA) in de CPB berekening grosso modo overeenkomt
met die in de MvT op de WIA.
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
A. J. de Geus