30 034
Bevordering van het naar arbeidsvermogen verrichten van werk of van werkhervatting van verzekerden die gedeeltelijk arbeidsgeschikt zijn en tot het treffen van een regeling van inkomen voor deze personen alsmede voor verzekerden die volledig en duurzaam arbeidsongeschikt zijn (Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen)

nr. 76
VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 23 augustus 2006

De vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid1 heeft op 27 juni 2006 overleg gevoerd met minister De Geus van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over:

– de brief van de minister d.d. 13 juni 2006 over het rapport «Verzekerd van een effectieve prikkel» (30 034, nr. 67).

Van dit overleg brengt de commissie bijgaand beknopt verslag uit.

Vragen en opmerkingen uit de commissie

De heer Vendrik (GroenLinks) memoreert dat dit onderwerp vorig jaar in het debat met de minister het pièce de résistance was. De minister stelt nu voor het eigen risico in de uitvoering van de WGA voor een periode van tien jaar toe te staan en daaraan een lastenverlichting te koppelen ter compensatie van de rentehobbel. Dat laatste acht hij absurd. Het is een onvermijdelijke consequentie van de andere financieringssystematiek die bij private verzekeringen regel is. Op andere terreinen werd ook niet gecompenseerd toen exact hetzelfde probleem zich voordeed.

De systematiek maakt het mogelijk dat een volledig maar niet-duurzaam arbeidsongeschikte na vijf jaar onder de IVA-regeling komt. Als hiervoor geen andere regeling wordt getroffen, is het bij een duur van het eigen risico van tien jaar een forse prikkel voor werkgevers en verzekeraars om deze werknemers in de IVA-regeling te dumpen. Hij meent dat het systeem helt zolang dit niet wordt opgelost en dat dit daarom het allerbelangrijkste aspect is. De keuze voor tien jaar eigen risico bereikt dan het tegenovergestelde van wat de minister beoogt. Hij roept de minister op dit nog voor de zomer te repareren.

Het probleem van de «brandende huizen» acht hij eveneens heel belangrijk. De nieuwe regeling geldt volgens de minister ook voor de werknemers die nu ziek zijn. In de brief van MBK Nederland staat echter dat dit onjuist is en dat de brandende huizen door de private verzekeraars worden uitgesloten. Hij verzoekt de minister hieromtrent uitleg te geven.

In de brief van 9 juni doet de minister het voorkomen of de rentehobbel op een bepaald moment ophoudt. Hij meent dat de compensatie ten bedrage van 240 mln. via-via in de vleespotten van de verzekeraars verdwijnt en nooit meer terugkomt. Er is naar zijn mening dus geen sprake van een tijdelijk budgettair effect. Hij meent dat het geld beter kan worden besteed aan het vergrijzingsklaar maken van het land. De lastenverlichting acht hij weggegooid geld. Werkgevers kunnen voor eigen rekening kiezen voor het eigenrisicodragerschap, zonder overheidssubsidiëring.

Mevrouw Verburg (CDA) vraagt de minister inzicht te bieden in de ontwikkelingen in de WIA, in het bijzonder in de WGA-instroom bij bedrijven waarvan de uitvoering door het UWV geschiedt in vergelijking met privaat verzekerde bedrijven. Zij verwijst naar de gunstigere situatie van de laatste ten aanzien van de WAO. In de brief worden zes redenen genoemd waarom verzekeraars hun premies nog niet kunnen afgeven. Inmiddels is een indicatie afgegeven van een gemiddelde WGA-premie van 0,7%. Zij verzoekt de minister inzicht te geven in de mate van betrouwbaarheid van dit beeld. Eerder heeft de minister gemeld dat volgens de verzekeraars voornamelijk collectieve polissen zullen worden afgesloten, waarin de werknemers die op dit moment al arbeidsongeschikt of ziek zijn worden meegenomen. Het gebruik van het woord «voornamelijk» stelt haar niet gerust. Zij meent dat geen werknemers onverzekerd mogen blijven.

Het CPB heeft zijn instroomprognose voor 2009 van 18 000 naar 24 000 bijgesteld. Wat is hiervoor de verklaring? Zij wijst op de optimistische eerste berichten over de IVA en WGA. Zij heeft een voorkeur voor een duur van tien jaar voor het eigen risico. De reïntegratieprikkel wordt daardoor sterker en de participatiekansen van de betrokkenen worden dus groter. De structurele bezuiniging van 80 mln. betreft grote aantallen mensen. Kan de minister inzicht geven in het verloop van de rentehobbel? Waarom stelt de minister dat het niet mogelijk is om al in 2007 met drie klassen te werken? Welke belemmeringen bestaan daarvoor? Zij bepleit dat werkgevers die sterk inzetten op preventie een lagere premie betalen.

Mevrouw Bussemaker (PvdA) memoreert dat de Kamer tijdens het vorige debat van mening was dat een hybride stelsel de slechtst denkbare optie zou zijn. In het juni-akkoord noemen de coalitiepartijen een hybride stelsel plotseling de beste oplossing. Waarom moeten de verzekeraars worden gespekt? Het geld kan ook worden besteed om WAO’ers aan het werk te helpen. Bedrijven die eigenrisicodrager worden, hebben op korte termijn hogere lasten, die de minister wil compenseren. Maar de minister laat na te melden dat zij in de toekomst navenant lagere lasten hebben omdat zij nu al geld reserveren voor toekomstige uitkeringen. Volgens haar zijn er twee mogelijkheden: compensatie van hogere lasten op korte termijn zou moeten samengaan met afroming van lagere lasten op lange termijn, of geen compensatie en geen afroming. Zij bepleit dat de minister hierin een heldere keuze maakt.

Het bedrag van 240 mln. is gebaseerd op een nattevingerschatting van het CPB over het percentage bedrijven (30) dat eigenrisicodrager wordt. Dit is, zoals het CPB zelf stelt, met grote onzekerheden omgeven. Hoe durft de minister zijn beleid daarop te baseren? Zij verzoekt de minister de Kamer nader te informeren over de onzekerheden. Het genoemde bedrag van 240 mln. is het nettobedrag. Volgens het CPB is het brutobedrag 960 mln. Het totale brutobedrag zou dan neerkomen op 3,2 mld. In het verleden is nooit compensatie gegeven aan bedrijven die kozen voor het eigenrisicodragerschap; desondanks kozen 70 000 bedrijven ervoor. Waarom is de lastenverlichting nu wel nodig? Waarom wordt de lastenverlichting alleen verleend aan de eigenrisicodragers en niet aan alle bedrijven? Een bedrijf dat nu nog niet bestaat, maar binnen enkele jaren sterk groeit en eigenrisicodrager wil worden, profiteert dus niet meer van de lastenverlichting? Over een periode van tien jaar bedraagt de volledige rentehobbel volgens het CPB 960 mln. In het eerste jaar geeft de minister 240 mln. compensatie. Over tien jaar dus 2,4 mld. De minister geeft 2,5 keer zoveel als de nettorentehobbel bedraagt. Zij meent dat de tegemoetkoming elk jaar met 23% kan afnemen. Voert de minister deze verlaging door? Zij is niet bereid om op grond van gebrekkige informatie, grote onzekerheden en selectieve cijfers medeverantwoordelijkheid te dragen voor zeer vergaande beslissingen, waarmee zeer grote bedragen zijn gemoeid.

Zij brengt de motie-Huizinga-Heringa in herinnering, waarin de minister zeer dringend werd verzocht om samen met de verzekeraars een oplossing voor de brandende huizen te vinden. De minister verzekerde dat dit zou gebeuren. Hij herhaalde dat in antwoord op mondelinge vragen die mevrouw Bussemaker stelde. Het MKB meldt nu dat verzekeraars geen polissen voor zieke werknemers willen afsluiten, waardoor een drempel voor het eigenrisicodragerschap wordt opgeworpen. Zij verlangt de garantie dat de minister alles in het werk stelt om ervoor te zorgen dat geen mensen worden benadeeld.

Zij sluit zich aan bij de vraag van de heer Vendrik over de periode van tien jaar. Haar fractie heeft überhaupt geen voorkeur voor het hybride stelsel, maar wil zeker geen afspraken maken over een periode van tien jaar.

Mevrouw Koşer Kaya (D66) is tevreden met de eigenrisicoperiode van tien jaar, omdat de reïntegratieprikkel daardoor wordt vergroot. MKB Nederland vraagt zich af of bij deze langere termijn het te behalen rendement voor kleinere bedrijven nog voldoende opweegt tegen de investeringen. Wat is de reactie van de minister op de stelling van MKB Nederland dat deze periode voor kleinere bedrijven te lang is? Verzekeraars zouden geen polissen willen afsluiten met mensen die al ziek zijn. Mensen mogen niet tussen wal en schip raken. Ook deze mensen horen verzekerd te zijn. Zij verzoekt de minister hierop te reageren.

Zij kan zich vinden in een extra verlaging van de AOF-premie ten bedrage van 240 mln. ter compensatie van de rentehobbel in 2007. Op welke wijze en uitgaande van welke veronderstellingen, met name over het marktaandeel van verzekeraars, moet de compensatie volgens het kabinet in de jaren na 2007 vorm krijgen? Vooralsnog moet uiteraard worden uitgegaan van zeer voorlopige cijfers. Daaruit blijkt dat van de volledig arbeidsongeschikten tot dusver 70% als niet-duurzaam wordt beoordeeld. Eén van de doelstellingen van de WIA is om mensen niet snel af te schrijven voor de arbeidsmarkt. Het lijkt dus positief, maar mensen mogen ook weer niet tegen beter weten in als niet-duurzaam arbeidsongeschikt worden beoordeeld. Zij verzoekt de minister te reageren op de eerste ervaringen met het duurzaamheidscriterium. Volgens het CPB zijn pas 6600 beslissingen genomen over de ruim 17 000 WIA-aanvragen in de periode van oktober 2005 tot maart 2006. Ontstaat hier een wachtlijstproblematiek of doen zich andere problemen voor?

In het TNO-rapport staat dat de verzekeraars na de verlenging van de loondoorbetalingsverplichting meer reïntegratie-inspanningen zijn gaan verrichten en dat het slagingspercentage en de besparing per interventie zijn teruggelopen. Dat kan duiden op een afnemende effectiviteit in het algemeen, maar ook op afnemende meeropbrengsten. Wat is de interpretatie van de minister? In de Volkskrant van afgelopen zaterdag werd bericht over een man die 0,5 mln. schadevergoeding kreeg toegekend door de Centrale Raad voor Beroep, omdat hij volgens de rechter na zijn ziekte door het GAK te snel weer aan het werk moest, waardoor hij psychisch volledig arbeidsongeschikt werd. Wat zijn de mogelijke gevolgen van deze uitspraak? Is sprake van een mogelijke precedentwerking?

Mevrouw Bibi de Vries (VVD) memoreert dat de boeiende discussie vorig jaar over publieke of private uitvoering ging. Dat laatste bleek veel en veel te duur. Op basis van de eerste, hoewel niet onderbouwde, cijfers was sprake van een lastenverzwaring van 5 mld. bij volledig private uitvoering. De brief van de minister blijft onduidelijk ten aanzien van de financiën. Er staat dat de lastenverzwaring over tien jaar 3,2 mld. bedraagt. Bij een eigenrisicoperiode van vijf jaar zou het 1,2 mld. zijn. Zij wil helemaal niet spreken over vijf tot tien jaar en meent dat het vier jaar moet blijven. Na twee jaar loondoorbetaling en vier jaar reïntegratie zit een MKB-bedrijf zes jaar vast aan een werknemer die arbeidsongeschikt raakt en niet twaalf jaar, zoals in de voorstellen van de minister. De meeste reïntegratiesuccessen worden in de eerste twee jaar geboekt. Daarna neemt het snel af. Zij begrijpt niet dat de minister een zo lange termijn voorstelt; noch qua reïntegratie, noch qua enorme extra lastenverzwaring. Elk jaar zal, ook door nieuwe kabinetten, opnieuw compensatie in de begroting moeten worden opgenomen. Zij acht het onbegrijpelijk dat de werkgevers moeten opdraaien voor de kosten van het level playing field voor de verzekeraars.

In een hybride systeem kan zij zich in principe vinden in compensatie van de rentehobbel, maar dat zou ook voor minder dan 100% kunnen. Het blijft een vreemde constructie dat private partijen moeten worden gesubsidieerd om de markt te kunnen betreden. Zij wijst erop dat verzekeraars geen acceptatieplicht hebben. De brandende huizen zijn niet goed geregeld. Een aantal verzekeraars zal hen ongetwijfeld wel willen meenemen. Is de minister bereid invulling te geven aan de motie-Huizinga-Heringa door hen hiertoe te verplichten?

De minister stelt in zijn brief van vandaag dat het UWV een premie van 0,2% zou hanteren. Daarop komt een opslag voor de rentehobbel van 0,47%. De verzekeraars zouden gemiddeld 0,7% berekenen. Dat gemiddelde zegt haar niets. Alle gepresenteerde cijfers zijn nog erg onzeker. Vorig jaar wilde de Kamer zekerheid. In de motie werd ook uitgesproken dat er duidelijkheid moet komen over de problemen waarmee het UWV wordt geconfronteerd. Hoe loopt dat? Hoe is de stand van zaken bij de Belastingdienst ten aanzien van het afgeven van de beoordelingen over het eigenrisicodragerschap? Op dit moment bestaat onduidelijkheid over de ontwikkeling van de premiestelling. Zij verwacht dat er in augustus ook meer duidelijkheid bestaat over de instroom.

Antwoord van de minister

De minister acht het van groot belang om met een zo breed mogelijke steun uit de Kamer tot besluitvorming over dit resterende onderdeel te kunnen komen, maar concludeert dat de heer Vendrik zich ten principale tegen compensatie van de rentehobbel heeft verklaard. De opslag op de technische premie wordt in zijn geheel naar de werkgevers teruggestort. De minister veronderstelt daarom dat het bezwaar van de heer Vendrik zich richt tegen de mogelijkheid van privaat verzekeren, die weliswaar tot enige lastenverzwaring leidt, maar die wordt gecompenseerd door de lastenverlichting.

Het UWV beoordeelt of iemand na vijf jaar in aanmerking komt voor een IVA-uitkering. Dat kan ook eerder. De minister weerspreekt echter dat daardoor de verleiding ontstaat om niets meer te doen. Indien de eigenrisicoperiode maar vijf jaar zou zijn, zou de werkgever juist kunnen zeggen dat hij nog maar één jaar hoeft te betalen en er daarom niets meer aan doet. Juist het risico dat iemand nog tussen de jaren 6 tot en met 10 voor rekening van bedrijf of verzekeraar komt, is de prikkel om in reïntegratie te blijven investeren. De reïntegratieprikkel is groter naarmate de duur van de eigenrisicoperiode langer is en het rendement van de inspanningen van werkgever of verzekeraar dus maximaal is, hetgeen zich zal vertalen in een lagere premie.

De voorgestelde regeling voorziet erin dat wanneer de werkgever eigenrisicodrager wordt, al dan niet in combinatie met een private verzekering, de werkgever c.q. verzekeraar op dat moment ook het risico overneemt van degenen die op dat moment al ziek zijn. Er bestaat dus geen enkel risico dat brandende huizen geen recht zouden hebben op de volledige uitkering. Werknemers lopen geen enkel risico, de werkgever wel. Dat kan een rol spelen bij de besluitvorming om eigenrisicodrager te worden. Men kan een verplichting op de balans opnemen of verzekeren. Als verzekeraars in de markt willen treden, zullen zij brandende huizen redelijkerwijze wel moeten meeverzekeren. Als zij het risico niet overnemen, voorziet de systematiek van de wet erin dat aan het nemen van eigen risico het rechtgevolg is verbonden dat de werkgever verantwoordelijk is voor de financiering van de uitkeringen van alle werknemers. Als de verzekeraar het niet meeneemt, blijft dit deel van het risico bij de werkgever. De minister verwacht daarom dat verzekeraars het risico van de brandende huizen wel degelijk zullen meenemen. Hij verwacht niet dat het UWV een nadeel ondervindt op het level playing field, omdat men wel een acceptatieplicht kent. Hij betwijfelt of een werkgever een polis zou willen afsluiten met een verzekeraar die brandende huizen niet wil meeverzekeren. Een acceptatieplicht zou alleen noodzakelijk zijn in een volledig privaat systeem, omdat de werkgever dan geen keuze heeft. Acceptatieplicht is de keerzijde van een verzekeringsplicht. De wetgever kan geen verzekeringsplicht van bestaande risico’s voorschrijven.

DNB houdt toezicht op de markt. Verzekeraars en werkgevers bewegen zich op een geheel vrije markt, waarop geen dwang past. De wet regelt wat het eigen risico inhoudt. De markt regelt de invulling. De wetgever intervenieert noch ten aanzien van de premiestelling, noch ten aanzien van de acceptatieplicht. De minister kan volmondig garanderen dat er geen mensen tussen wal en schip zullen vallen. Bij het uittreden uit het publieke bestel is het een keiharde voorwaarde dat de werkgever het volledige risico voor alle werknemers overneemt. Hij kan dat al dan niet verzekeren en zal dat allicht niet doen bij een verzekeraar die slechts een deel verzekert. De werknemers lopen pertinent geen enkel risico. Hij meent dat volledig tegemoet is gekomen aan de motie-Huizinga-Heringa. Hij zegt toe dit alles binnen een dag schriftelijk aan de Kamer te zullen bevestigen, inclusief het verzekeringstechnische punt van de verzekerings- c.q. acceptatieplicht, de rol van DNB en het level playing field en daaraan bovendien aanvullende informatie te zullen toevoegen. Hij benadrukt dat alles wat met de verzekeraars is besproken, aan de Kamer is gemeld.

De heer Vendrik stelde dat de rentehobbel tot in lengte van jaren zou moeten worden gecompenseerd. Dat is niet het geval. De rentehobbel is het verschil tussen de technische premies van het UWV en van de verzekeraars met kapitaaldekking. Na tien jaar is het verschil ingelopen. De technische omslagpremie van het UWV zal elk jaar oplopen tot het niveau van de verzekeraars. De rentehobbel wordt elk jaar kleiner. Het bedrag van 3,2 mld. is echter niet juist. Het eerste jaar bedraagt de compensatie 240 mln. en cumulatief over tien jaar 960 mln. Dit bedrag is gebaseerd op de inschatting van het CPB, dat 30% eigenrisicodrager zal worden. Het zal van jaar tot jaar moeten worden vastgesteld, aan de hand van het werkelijke percentage. De opslagpremie hoeft niet te verschillen, het bedrag dat met de compensatie van de rentehobbel is gemoeid wel. Deze bedraagt bij een looptijd van tien jaar overigens veel minder dan het dubbele van die bij vijf jaar. Vorig jaar is afgesproken dat het kabinet binnen de bandbreedte van vijf tot tien jaar een nader besluit zou nemen, onder de voorwaarde dat zou worden gecompenseerd.

Mevrouw Verburg heeft gevraagd of er een verschil is in WGA- of WIA-instroom tussen de groepen die nu al eigenrisicoverzekerd zijn en zij die dat nog niet zijn. Daarover zijn helaas nog geen gegevens beschikbaar. Als zij er wel zouden zijn, zeggen zij meer over het verleden dan over het heden. Het eigenrisicodragerschap werd voorheen gekozen op basis van een gunstig risico. In de toekomst zullen ook andere werkgevers ervoor kiezen, omdat men met gerichte inspanning een navenant gunstiger risico zal kunnen bereiken. De CPB-raming is gebaseerd op de eerste kwartaalcijfers en is voorzichtig, omdat rekening wordt gehouden met een zekere vertraging. Aangenomen wordt dat de eerste kwartaalcijfers niet representatief zijn. Er is geen sprake van een wachtlijst; de capaciteit van het UWV is adequaat. Er bestaat een probleem ten aanzien van het compleet krijgen van de reïntegratieverslagen. Als de WIA-uitkering wordt aangevraagd, moet de werkgever een compleet beeld geven van alle reïntegratie-inspanningen, die aanmerkelijk zijn verzwaard met de loondoorbetalingsverplichting. Zolang dat dossier er niet is, wordt de aanvraag niet behandeld en de uitkering dus niet toegekend. In deze periode moet de werkgever het loon doorbetalen. De huidige cijfers zijn nog steeds lager dan waarvan vorig jaar werd uitgegaan.

Eerder werd aangenomen dat veel IVA-uitkeringen zouden moeten worden verstrekt, maar een groot deel blijkt om een WGA-uitkering te gaan. Waar een 60:40 verhouding werd verwacht, blijkt sprake te zijn van ongeveer 30:70. In veel cao’s worden, in het kader van de invoering van de WIA, afspraken gemaakt over reïntegratie-inspanningen. Deze moeten nog worden doorvertaald in de contracten met de verzekeraars. Niet de verzekeraars worden gecompenseerd, maar de werkgevers. Er wordt geen geld naar de verzekeraars gesluisd. Het geld dat met de kunstmatige premieverhoging meer wordt geïncasseerd, gaat terug naar de werkgevers. Als deze voor een verzekering kiezen, betalen zij de polis daarvan. De kosten die verzekeraars moeten maken, worden niet gecompenseerd, alleen het verschil in technische premie tussen kapitaaldekking en omslagsysteem.

De verwachte gemiddelde premie is een statistisch gegeven. UWV werkt met drie klassen, waarin de maximale premie respectievelijk twee-, drie- en viermaal de gemiddelde premie is, respectievelijk voor kleine bedrijven, bedrijven met 25 tot 100 werknemers en grotere bedrijven. Voor meer bijzonderheden verwijst de minister naar de brief van 27 juni 2006. De bandbreedte wordt vergroot: tegenover een hoger maximum staat een lager minimum. Naar verwachting zal de premiestelling in augustus bekend zijn. Daarvoor moet eerst de wetgeving rond zijn. De eigenrisicotermijn is daarbij een belangrijk gegeven. Men zal ook de instroomcijfers van het eerste en tweede kwartaal gebruiken. De gegevens zullen zowel voor het UWV als voor verzekeraars beschikbaar zijn.

De lastenverlichting gaat naar alle werkgevers, niet alleen de eigenrisicodragers. Het te behalen rendement is, ook in het MKB, hoger naarmate de eigenrisicoperiode langer is.

De schadevergoeding door de Raad van Beroep betreft een incidenteel geval. Het gaat om één van de vele miljoenen dossiers. Er kan geen precedentwerking aan worden toegekend. Hij erkent dat de eigenrisicotermijn van tien jaar voor het MKB behoorlijk lang is, maar wijst erop dat men er niet voor hoeft te kiezen; men kan het risico bij verzekeraars onderbrengen. Grote bedrijven zullen dat veel minder doen en de reïntegratie-inspanningen zelf uitvoeren.

Nadere gedachtewisseling

Mevrouw Verburg (CDA) stelt het zeer op prijs dat de minister de risico’s voor werkgevers, UWV, verzekeraars en werknemers zeer spoedig in een brief aan de Kamer zal schetsen, waarin ook de toetsingskader van DNB worden geschetst. De minister heeft gegarandeerd dat er geen werknemer tussen wal en schip zal raken. Zij verzoekt hem dit in zijn brief met voorbeelden te illustreren. De looptijd van tien jaar spreekt haar aan, al acht zij de hogere rentehobbel een probleem. De grote reïntegratie- en participatieresultaten geven voor haar de doorslag. Kan het bedrag van 80 mln. dat daarvoor structureel terugkomt, worden vertaald in een aantal werknemers? Zij verzoekt de minister dit in zijn brief te precisiëren.

Mevrouw Bussemaker (PvdA) is niet overtuigd door de beantwoording van de minister. Zij heeft het idee dat sprake zal zijn van veel gesleep met geld maar weinig resultaat, behalve dat de kas van de verzekeraars wordt gespekt. Zij hebben de minister blijkbaar voor hun karretje weten te spannen. De minister heeft niet kunnen beargumenteren wat zijn plan aan winst oplevert. Lastenverlichting is ook mogelijk door gewoon de IVA-premie te verlagen. De arbeidsongeschikheidskassen zitten vol. Zij heeft de indruk dat de minister slechts halve antwoorden wil geven. Waarom geeft hij geen antwoord op de vraag waarom werkgevers bij eerder ingevoerde eigen risico’s niet werden gecompenseerd? In de notitie van het CPB staat dat het bedrag van 960 mln. een nettobedrag is. Wat is het brutobedrag? Zij meent dat dit 3,2 mld. is. Haar vraag naar bedrijven die in de komende jaren worden opgericht en die later eigenrisicodrager willen worden, is niet beantwoord. Krijgen deze alsnog de compensatie? Welke collectieve afspraken zijn met de werkgevers over de brandende huizen gemaakt? Zij verlangt hierover duidelijkheid in de voor 28 juni 2006 toegezegde brief. Zij meent dat de minister contact dient op te nemen met MKB Nederland over de signalen die deze organisatie heeft afgegeven. Zij onderschrijft de opmerking dat van reïntegratie het meest mag worden verwacht in het begin van het traject. Daarom is ook gekozen voor twee jaar loondoorbetaling. Los van de financiële argumentatie, waarover de minister en mevrouw Bussemaker van mening blijven verschillen, steunt zij het pleidooi van mevrouw De Vries voor een looptijd van vier jaar.

Mevrouw Koşer Kaya (D66) wijst erop dat het MKB werknemers vaak snel ontslaat, omdat de financiële risico’s niet kunnen worden gedragen. Zij is daarom beducht voor een lange eigenrisicoperiode voor het MKB en vreest een averechts effect voor zowel werknemers als werkgevers. De minister beweert dat de looptijd van tien jaar voor het MKB beter uitpakt, maar gezien de brief van MKB Nederland denkt men daar zelf anders over. Kennelijk is er niet goed gecommuniceerd. Waarom is het rendement voor het MKB bij tien jaar beter? Zij is niet overtuigd van de onmogelijkheid een verzekeringsplicht in te stellen voor de brandende huizen, maar wacht de brief van de minister af. Het is mooi dat 70% niet duurzaam arbeidsongeschikt wordt beoordeeld, maar zij vreest dat dit in bepaalde gevallen tegen beter weten in geschiedt, mede in het licht van de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep. Zij vreest een groot aantal procedures.

Mevrouw Bibi de Vries (VVD) begrijpt niet waarom het Verbond van Verzekeraars niet de toezegging doet dat de brandende huizen zijn geregeld. Zij erkent dat er geen probleem is voor de werknemers. Na een zware lobby ten aanzien van de rentehobbel begrijpt zij niet dat hierover geen afspraak is gemaakt of eventueel een convenant opgesteld. De Kamer vraagt er al een jaar om. Los van de financiële kant van de rentehobbel wordt de grootste reïntegratieklap in de eerste twee jaar gemaakt. Daarna neemt het succes snel af, al wil dat niet zeggen dat je niets meer hoeft te doen. Na zes jaar moet echter wel duidelijk zijn of iemand terug kan keren op de arbeidsmarkt. Het is haar niet helder wat nog eens zes jaar erbij toevoegt. Zij meent dat dit nog slechts een marginale bijdrage levert. Zij verzoekt de minister in zijn brief ook een nadere verduidelijking van de financiële gevolgen op te nemen. Wat is het brutobedrag van de rentehobbel? De werkgevers moeten worden gecompenseerd, omdat zij meer moeten betalen aan de verzekeraars. Daar komt het geld wel degelijk terecht. Hun enorme lobby onderschrijft dat. Het gaat om enorme bedragen. Het verschil tussen de looptijd van vijf en tien jaar beloopt 2 mld., tegen een minimaal rendement. Op 29 juni moet de Kamer hierover besluiten. Zij weerspreekt met klem dat vorig jaar tot een akkoord zou zijn gekomen over de eigenrisicotermijn.

De minister herhaalt zijn toezegging dat hij op 28 juni een brief aan de Kamer zal zenden. Het voordeel van 80 mln. bij een tienjaarstermijn komt omgerekend neer op 5000 uitkeringsjaren en ongeveer 6000 personen. Over tien jaar zal de omslagpremie van het UWV naar het niveau van de kapitaaldekkingspremie van de verzekeraars zijn geklommen. Er is dan geen verschil meer en er is een level playing field tot stand gekomen. Er wordt geen geld naar de verzekeraars gesluisd. De werkgever kiest er eventueel voor om een verzekeraar te betalen, die echter is gehouden de kapitaaldekking op te nemen in zijn technische reserve.

Het verschil in systematiek wordt gecompenseerd door een kunstmatige opslag op de UWV-premie. Het geld gaat in zijn geheel naar de werkgevers. Het brutobedrag is zeker niet 3,2 mld. De bruto-nettodiscussie vloeit voort uit de stellingname van de verzekeraars dat er niet alleen een verschil is in de technische reserve voor de kapitaaldekking, maar ook voor acquisitie- en administratietoeslagen en dergelijke. Dat verschil wordt echter niet afgedekt, alleen het deel dat voortvloeit uit de dekkingssystematiek. In de discussie is dat de nettorentehobbel gaan heten. De brutohobbel hebben regering en CPB, tot ongenoegen van de verzekeraars, niet-relevant verklaard. Hij erkent dat de terminologie verwarrend kan zijn. Het bedrag van 3,2 mld. zou aan de orde kunnen zijn wanneer 100% van de werkgevers ervoor kiest eigenrisicodrager te worden.

Met het MKB is nog gesproken over de signalen in hun recente brief. Er zal technisch overleg worden gevoerd om misverstanden op te helderen. De minister zal op 28 juni telefonisch contact opnemen met MKB Nederland over het probleem van de brandende huizen. Indien daaruit informatie voortvloeit, zal deze in de brief aan de Kamer worden opgenomen.

Een eigenrisicotermijn van tien jaar is niet gekozen omdat er nog zoveel in zal gebeuren. De verwachting is dat juist de schadelast een prikkel is om zo vroeg mogelijk in het proces te interveniëren. In de brief zal nader worden ingegaan op de redenen waarom van een langere termijn een grotere prikkel uitgaat en op het verschil in omvang van de rentehobbel bij de verschillende periodes.

Uiteraard zal nauwgezet worden gemonitord of de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep tot meer zaken leidt. Hij verwacht dat de vertraging door incomplete reïntegratiedossiers slechts een aanloopeffect is. Als het blijkt aan te houden, zegt hij op voorhand toe dit te zullen onderzoeken en de Kamer te informeren over de gevolgen.

Hij zal contact opnemen met de verzekeraars om hen te informeren over het verzoek van mevrouw De Vries een toezegging van hen te krijgen. Hoewel hij verwacht dat zij deze niet zullen geven, zal hij zo mogelijk nog dezelfde dag contact met hen opnemen. De instroomcijfers zijn wel bekend. Voorzover zij afwijken van de verwachting van vorig jaar, zijn zij gunstiger. Hij hoopt dat besluitvorming op 29 juni mogelijk zal blijken, omdat hij het van groot belang acht tijdig te besluiten. De termijn staat niet in de wet, maar wordt krachtens de wet door de minister vastgesteld, gehoord de Kamer.

De voorzitter van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

Smits

Adjunct-griffier van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

Esmeijer


XNoot
1

Samenstelling: Leden: Noorman-den Uyl (PvdA), Bakker (D66), Bibi de Vries (VVD), De Wit (SP), Van Gent (GroenLinks), Verburg (CDA), Hamer (PvdA), Bussemaker (PvdA), Vendrik (GroenLinks), Mosterd (CDA), Smits (PvdA), voorzitter, Örgü (VVD), Weekers (VVD), Rambocus (CDA), Ferrier (CDA), ondervoorzitter, Huizinga-Heringa (ChristenUnie), Varela (LPF), Eski (CDA), Smeets (PvdA), Douma (PvdA), Stuurman (PvdA), Van Hijum (CDA), Van Egerschot (VVD), Van der Sande (VVD) en Willems-van der Ploeg (CDA).

Plv. leden: Depla (PvdA), Koşer Kaya (D66), Blok (VVD), Kant (SP), Özütok (GroenLinks), Smilde (CDA), Verbeet (PvdA), Timmer (PvdA), Azough (GroenLinks), Omtzigt (CDA), Meijer (PvdA), Nijs (VVD) Visser (VVD), Algra (CDA), Vietsch (CDA), Van der Vlies (SGP), Hermans (LPF), Van Oerle-van der Horst (CDA), Van Dijken (PvdA), Blom (PvdA), Kalsbeek (PvdA), Hessels (CDA), Aptroot (VVD), Griffith (VVD), Van Dijk (CDA) en Van As (LPF).

Naar boven