30 034
Bevordering van het naar arbeidsvermogen verrichten van werk of van werkhervatting van verzekerden die gedeeltelijk arbeidsgeschikt zijn en tot het treffen van een regeling van inkomen voor deze personen alsmede voor verzekerden die volledig en duurzaam arbeidsongeschikt zijn (Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen)

30 118
Regels omtrent de invoering en financiering van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen alsmede met betrekking tot de intrekking van de Wet op de (re)integratie arbeidsgehandicapten (Wet Invoering en financiering Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen)

nr. 55
BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 17 januari 2006

Tijdens de behandeling van de begroting van Sociale Zaken en Werkgelegenheid op 13 december jl. heb ik toegezegd uw Kamer door middel van een brief te informeren over de verzekerbaarheid van werknemers die op of na 1 januari 2004 ziek zijn geworden; dit naar aanleiding van de motie die mevr. Huizinga-Heringa tijdens de behandeling van de Wet WIA heeft ingediend (Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 30 034 en 30 118, nr. 47).

Allereerst wil ik nogmaals benadrukken dat alle werknemers die op of na 1 januari 2004 ziek zijn geworden en meer dan 35% arbeidsongeschikt zijn bevonden, maar niet volledig en duurzaam arbeidsongeschikt zijn, vanaf 1 januari 2006 recht hebben op een uitkering uit hoofde van de WGA. Al deze personen zijn vanaf 1 januari 2006 verzekerd van een adequate uitkering.

Ten aanzien van de motie van mevr. Huizinga-Heringa, stelt de eerste alinea «dat zieke werknemers die na 1 januari 2004 in de wachttijd voor de WGA zitten, zich als brandend huis niet of slechts tegen exorbitant hoge premies kunnen verzekeren voor het WGA-gat.» In de derde alinea verbijzondert mevr. Huizinga-Heringa het WGA-gat als «het bijverzekeren van het WGA-gat, voorzover het de loonaanvulling betreft.»

Allereerst het WGA-gat voor zover het betreft een aanvulling op de loonaanvulling. Een dergelijke aanvulling kan betrekking hebben op de loonaanvulling die wordt toegekend als de resterende verdiencapaciteit voor meer dan 50% maar niet volledig wordt benut. De aanvulling kan ook betrekking hebben op de loonaanvulling bij volledige benutting van de resterende verdiencapaciteit.

Op dit moment zijn bij het Verbond van Verzekeraars geen verzekeringsproducten bekend, die zich beperken tot een aanvulling op de loonaanvulling in het geval de resterende verdiencapaciteit wel voldoende (minimaal 50%), maar niet volledig wordt benut. Het inkomensgat tussen voldoende en volledige benutting wordt namelijk beschouwd als werkloosheidsdekking.

Dit betekent dat werknemers zich hiervoor niet aanvullend kunnen verzekeren. In dit opzicht is er dus geen verschil tussen werknemers die niet ziek zijn en werknemers die ziek zijn geworden op of na 1 januari 2004.

Deze situatie is vergelijkbaar met de constellatie van de WAO. Gedeeltelijk arbeidsgeschikten ontvingen en ontvangen als zij niet werken, een combinatie van WAO en WW. Voor het inkomensgat na afloop van de WW-periode werden en worden door verzekeraars geen producten aangeboden.

Er zijn wel verzekeringen bekend, die een bovenwettelijke aanvulling geven op een loonaanvulling bij volledige benutting van de resterende verdiencapaciteit. Van belang in het kader van de motie van mevr. Huizinga-Heringa is dan in hoeverre werknemers die op of na 1 januari 2004 ziek zijn geworden, in aanmerking kunnen komen voor dergelijke verzekeringen.

Het Verbond van Verzekeraars heeft aangegeven dat producten van verzekeraars zich richten op werkgevers ten behoeve van hun werknemers. Verzekeraars bieden met andere woorden producten aan die de collectiviteit van werknemers verzekeren.

Van groot belang daarbij is dat de markt gewend is met het fenomeen «wachttijd»; het verzekeringstechnische uitgangspunt is namelijk dat het verzekerde risico zich nog niet heeft voorgedaan. Ten tijde van de invoering van de wet TBA (1993) zijn echter op grote schaal collectieve WAO-hiaatverzekeringen afgesloten zonder uitzondering van reeds zieke werknemers. Ook bij collectieve verzekeringen sindsdien is dit staande praktijk.

Het Verbond van Verzekeraars heeft aangegeven dat de vraag naar en het aanbod van verzekeringen ter aanvulling op de WGA-uitkeringen nog volop in ontwikkeling is. Ik verwacht echter niet dat het enkele feit dat verandering in de aan te vullen wettelijke dekking tot een andere praktijk leidt.

Alles overziend ben ik van mening dat de wettelijke dekking van de WIA toereikend is, alsmede dat de al jaren gegroeide praktijk – om maatwerk te bieden met betrekking tot het overbruggen van de wachttijd – voldoet.

Bovendien leidt de grotere wettelijke dekking in geval van volledige en duurzame arbeidsongeschiktheid tot een vrijval van betaalde premies voor collectieve WAO-hiaatverzekeringen. Deze ruimte kunnen contractpartijen benutten bij de introductie van nieuwe producten voor collectiviteiten.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

A. J. de Geus

Naar boven