30 034
Bevordering van het naar arbeidsvermogen verrichten van werk of van werkhervatting van verzekerden die gedeeltelijk arbeidsgeschikt zijn en tot het treffen van een regeling van inkomen voor deze personen alsmede voor verzekerden die volledig en duurzaam arbeidsongeschikt zijn (Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen)

nr. 21
DERDE NOTA VAN WIJZIGING

Ontvangen 27 juni 2005

Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:

1

In de definitie van eigenrisicodrager in artikel 1.1.1. wordt «op grond van artikel 40, aanhef en eerste lid, onderdeel b» vervangen door: op grond van artikel 40, aanhef en eerste lid, onderdeel b of c.

2

In artikel 1.2.3, tweede lid, wordt na «gedeeltelijke arbeidsgeschiktheid» ingevoegd: wordt, zo mogelijk, rekening gehouden met verkregen nieuwe bekwaamheden, maar.

3

Aan artikel 1.5.2, derde lid wordt een zin toegevoegd, luidende: Daarbij kunnen tevens regels worden gesteld ter bepaling van het dagloon ten behoeve van de vaststelling van de hoogte van de vervolguitkering van de WGA-uitkering, bedoeld in artikel 7.2.4, derde lid.

4

Artikel 2.2.4 wordt als volgt gewijzigd:

a. In het derde lid wordt «per kalendermaand» vervangen door: bedraagt per kalendermaand.

b. In het vierde lid, wordt «ten minste twee maanden» vervangen door: ten minste twee kalendermaanden.

5

Aan artikel 3.4, eerste lid, wordt een zin toegevoegd, luidende: Artikel 30a, derde en vierde lid, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werknemersverzekeringen is van overeenkomstige toepassing, waarbij voor «de reïntegratievisie» telkens wordt gelezen: het plan van aanpak.

6

In artikel 4.2.4, vierde lid, wordt «Daarbij kunnen regels worden gesteld met betrekking tot de subsidie in dit artikel in geval van overgang van onderneming als bedoeld in artikel 662 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek.» vervangen door: Daarbij kunnen regels worden gesteld met betrekking tot subsidie in geval van overgang van onderneming als bedoeld in artikel 662 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek alsmede met betrekking tot de te verstrekken gegevens bij een aanvraag voor subsidie.

7

Artikel 5.2 vervalt.

8

Artikel 5.5, zesde lid, komt te luiden:

6. Artikel 1.2.3 en de daarop berustende bepalingen is van overeenkomstige toepassing op dit artikel.

9

In artikel 6.1.4, eerste en tweede lid, wordt na «artikel 6.1.3,» telkens ingevoegd: eerste lid,.

10

In artikel 6.2.2, vierde lid, en 7.2.3, negende lid, wordt «alle inkomsten uit arbeid» vervangen door: het inkomen uit arbeid.

11

Artikel 7.2.2 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het vierde lid, wordt «het inkomen dat de verzekerde per maand kan verdienen» vervangen door: het inkomen dat de verzekerde per maand uit arbeid in het bedrijfs- en beroepsleven, kan verdienen.

2. In het vijfde lid wordt «bedoeld in het tweede, derde en vierde lid» vervangen door: bedoeld in het vierde lid.

12

Aan artikel 7.2.4 wordt een lid toegevoegd, luidende:

3. De hoogte van de vervolguitkering wordt voor de verzekerde:

a. die na het ontstaan van recht op uitkering op grond van dit hoofdstuk ziek is geworden, en

b. voor wie als gevolg van de toepassing van artikel 5.1, onderdeel a, onder 1°, geen tweede recht op een uitkering op grond van dit hoofdstuk ontstaat omdat de eerste dag van de wachttijd is gelegen op een dag dat al recht op een uitkering op grond van dit hoofdstuk bestaat of indien op die eerste dag het recht op een dergelijke uitkering herleeft;

gedurende de periode dat, in het geval hij wel recht gehad zou hebben op een loongerelateerde uitkering en alleen in het geval dat de hoogte van de loongerelateerde uitkering hoger zou zijn geweest dan de hoogte van de vervolguitkering zoals die op grond van het eerste en tweede lid is vastgesteld, vastgesteld op de hoogte van die loongerelateerde uitkering.

13

In artikel 8.1.1, eerste lid, wordt «recht op een uitkering op grond van deze wet bestaat» vervangen door: recht op een uitkering op grond van deze wet ontstaat.

14

In artikel 9.2, tweede lid, wordt «waar de verzekerde recht op zou hebben» vervangen door: waar de verzekerde, zonder toepassing van artikel 7.2.4, derde lid, recht op zou hebben.

15

Na artikel 9.3 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 9.3a Vrijstelling aangifte 13e weeks ziekmelding

1. De eigenrisicodrager is niet verplicht tot het doen van de aangifte van ongeschiktheid tot werken, bedoeld in artikel 38 van de Ziektewet.

2. De eigenrisicodrager doet, uiterlijk acht maanden nadat de ongeschiktheid tot werken van een werknemer voor wie hij het risico, bedoeld in artikel 9.1, draagt zijn verstreken, aangifte van die ongeschiktheid bij het UWV. De werkgever geeft daarbij de eerste dag van de ongeschiktheid tot werken op. Voor het bepalen van het tijdvak van acht maanden worden tijdvakken van ongeschiktheid tot werken samengeteld, indien zij elkaar met een onderbreking van minder dan vier weken opvolgen of indien zij direct voorafgaan aan en aansluiten op een periode waarin uitkering in verband met zwangerschap of bevalling op grond van artikel 3:7, eerste lid, 3:8 of 3:10, eerste lid, van de Wet arbeid en zorg wordt genoten, tenzij de ongeschiktheid redelijkerwijs niet geacht kan worden voort te vloeien uit dezelfde oorzaak. Bij de vaststelling van het tijdvak van acht maanden blijven perioden, waarin uitkering in verband met zwangerschap of bevalling op grond van artikel 3:7, eerste lid, 3:8, of 3:10, eerste lid, van de Wet arbeid en zorg wordt genoten, buiten beschouwing.

3. Onverminderd het tweede lid doet de eigen risicodrager aangifte van de ongeschiktheid tot werken van een werknemer voor wie hij het in artikel 9.1, bedoelde risico draagt, op de laatste werkdag voordat de dienstbetrekking eindigt.

Toelichting

Algemeen

1. Inleiding

In deze derde nota van wijziging wordt in het wetsvoorstel Werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) een aantal wijzigingen aangebracht.

Ten eerste wordt een garantie geïntroduceerd in de WGA-vervolguitkering. Dit komt in plaats van de mogelijkheid tot het ontstaan van een tweede WGA-recht (zie punt 2 van deze toelichting).

Voorts wordt in deze nota van wijziging de ziekmelding van eigenrisicodragers WIA aangepast. Zoals aangegeven in de nota naar aanleiding van het verslag bij het wetsvoorstel Wet Invoering en financiering Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Kamerstukken II 2004/05, 30 118, nr. 8, pag. 14) (Wet IWIA) is de regering bij nader inzien tot de conclusie gekomen dat het met betrekking tot de ziekmelding van eigenrisicodragers in de WIA de voorkeur verdient om aan te sluiten bij de bestaande regeling voor eigenrisicodragers in de WAO (onderdeel 15 voorziet daarin).

Ten slotte wordt van de gelegenheid gebruik gemaakt om een aantal technische onjuistheden en onvolkomenheden in de voorliggende wettekst te corrigeren. Deze punten zullen in het artikelsgewijze deel van deze toelichting nader worden besproken.

2. Garantie-uitkering in plaats van twee rechten (onderdelen 3, 7, 12 en 14)

In deze nota van wijziging wordt een garantie in de vervolguitkering van de WGA geïntroduceerd. Deze garantie komt in plaats van de mogelijkheid tot het ontstaan van twee WGA-rechten. Dit betekent geen materiële wijziging, maar gebeurt vanwege uitvoeringstechnische redenen. Het is dus een vereenvoudiging van de WGA. Hierna wordt eerst kort de reden voor twee WGA-rechten in het oorspronkelijke wetsvoorstel toegelicht. Daarna worden de door het UWV genoemde bezwaren tegen twee WGA-rechten beschreven. Tot slot wordt beschreven hoe de garantie is vormgegeven in deze nota van wijziging.

Reden voor het ontstaan van twee WGA-rechten

Uitgangspunt van het wetsvoorstel WIA was om geen twee WGA-rechten te laten ontstaan. Desalniettemin was daar in één situatie volgens de regering toch aanleiding toe. Deze situatie is in de memorie van toelichting beschreven (Kamerstukken 2004/05, 30 034, nr. 3, blz. 75). De daar besproken situatie komt in het kort op het volgende neer.

De gedeeltelijk arbeidsgeschikte die naast zijn loongerelateerde WGA-uitkering werkt, kan ziek worden. Op dat moment begint er een nieuwe wachttijd te lopen. Dit heeft tot gevolg dat er na 104 weken ziekte een tweede recht op een loongerelateerde uitkering kan ontstaan, mits aan de ontstaansvoorwaarden voor dat recht is voldaan. Ondertussen kan de loongerelateerde uitkering van het eerste WGA-recht zijn overgegaan in een WGA-vervolguitkering dan wel binnen korte tijd overgaan in een WGA-vervolguitkering. Daarbij kan het zich voordoen dat de loongerelateerde WGA-uitkering van het tweede recht hoger is dan de WGA-vervolguitkering van het eerste recht. Het – in overeenstemming met voornoemd uitgangspunt – niet laten ontstaan van het tweede recht zou in deze situatie nadelig uitwerken.

Vanwege het bovenstaande was ervoor gekozen om een tweede WGA-recht te laten ontstaan, waarbij de eerste uitkering werd verrekend met de tweede uitkering. Dit zou ertoe hebben geleid dat – althans materieel gesproken – de hoogste uitkering tot uitbetaling komt.

Bezwaren van het UWV

Het UWV heeft in zijn uitvoeringstoets een aantal bezwaren genoemd tegen het ontstaan van twee WGA-rechten. Dit zou onder andere tot de volgende problemen leiden in de uitvoering:

– Verschillende maatmannen per geval.

– Verschillen in uitkomsten, dat wil zeggen volledig en duurzaam arbeidsongeschikt voor het ene recht en gedeeltelijk arbeidsgeschikt voor het andere recht.

– Verschillende daglonen.

– Onduidelijkheid voor de verzekerde.

Aan het bovenstaande kan nog het volgende bezwaar worden toegevoegd. De verrekening van uitkeringen zou tot gevolg hebben dat het tweede recht vaak niet tot uitbetaling komt, omdat de hoogte van de WGA-uitkering van het eerste recht doorgaans hoger is dan de hoogte van de WGA-uitkering van het tweede recht. Dat laatste is vrijwel altijd het geval als de loongerelateerde periode van het tweede recht is verstreken. Anders gezegd, het tweede recht is vaak «slapend». Dat laat echter onverlet dat het UWV wel allerlei administratieve handelingen voor het tweede recht moet verrichten. Zo zal iedere keer dat het inkomen of de mate van arbeidsongeschiktheid wijzigt, moeten worden nagegaan wat dat betekent voor de hoogte van de tweede WGA-uitkering.

Garantie in de WGA-vervolguitkering

Vanwege voornoemde bezwaren heeft de regering er, in overleg met het UWV, voor gekozen om een garantie te introduceren in plaats van het ontstaan van twee rechten. Het UWV heeft aangegeven dat de garantie uitvoerbaar is. Materieel wordt met deze garantie hetzelfde bereikt als hiervoor is beschreven. Dit laat zich als volgt toelichten.

Als de gedeeltelijk arbeidsgeschikte met een WGA-uitkering ziek wordt, ontstaat na een wachttijd van 104 weken geen tweede WGA-recht, maar ontstaat een garantie voor het reeds bestaande WGA-recht. Deze garantie houdt in dat de WGA-vervolguitkering wordt verhoogd als de loongerelateerde uitkering van het (niet ontstane) tweede recht hoger zou zijn geweest dan de WGA-vervolguitkering van het bestaande recht. Geregeld is dat de WGA-vervolguitkering, niet lager kan zijn dan de hoogte van die (niet ontstane) loongerelateerde uitkering. Daarbij geldt wel als voorwaarde dat het recht op die loongerelateerde uitkering alleen niet ontstaat omdat betrokkene op de eerste dag van de wachttijd recht had op een WGA-uitkering. Deze garantie is in tijd beperkt in die zin dat de garantie eindigt op het moment dat de loongerelateerde WGA-uitkering van het tweede (niet ontstane) WGA-recht zou zijn geëindigd. Daarmee wordt het hierboven genoemde nadeel ondervangen.

Artikelsgewijs

Onderdeel 1

In dit onderdeel wordt de onvolledige verwijzing naar de Wet financiering sociale verzekeringen van de definitie van eigenrisicodrager gecorrigeerd.

Onderdeel 2

Gebleken is dat in de voorliggende wettekst van de Wet WIA ten onrechte geen met artikel 21, derde lid, van de WAO vergelijkbare bepaling voorkomt op grond waarvan bij de arbeidsongeschiktheidsbeoordeling ook rekening dient te worden gehouden met verkregen nieuwe bekwaamheden. Door de hier voorgestelde wijziging van artikel 1.2.3, tweede lid, wordt daarin als nog voorzien.

Onderdeel 4

In artikel 2.2.4, derde lid, ontbrak het woord bedraagt.

In artikel 2.2.4, vierde lid, waarin de zogenaamde uitlooptermijn van de WGA-uitkering is geregeld in het geval er sprake is van een vrijwillig verzekerde, wordt gesproken van een uitlooptermijn van twee maanden terwijl in vergelijkbare bepalingen (zoals artikel 7.2.2, tweede lid) steeds sprake is van een uitlooptermijn van twee kalendermaanden. Een uitlooptermijn van twee maanden is logischer omdat de uitkering ook steeds per kalendermaand wordt betaald.

Onderdeel 5

Op grond van het voorgestelde artikel 3.4, eerste lid, dient het UWV een plan van aanpak op te stellen. Op grond van het in de Invoeringswet WIA voorgestelde artikel 30a van de Wet SUWI moet het UWV een reïntegratievisie opstellen. Omdat de verhouding tussen deze twee verplichtingen onduidelijkheid kan veroorzaken wordt artikel 3.4, eerste lid, gewijzigd. Door de toegevoegde volzin wordt duidelijk dat het UWV een reïntegratieplan door een reïntegratiebedrijf moet laten opstellen als het (door het UWV opgestelde) plan van aanpak, bedoeld in artikel 3.4, eerste lid, daartoe aanleiding geeft. Hierbij wordt opgemerkt dat met de derde nota van wijziging op de Wet IWIA artikel 30a van de Wet SUWI zodanig wordt gewijzigd, dat het UWV met betrekking tot de verzekerde, genoemd in artikel 3.4, eerste lid, geen reïntegratievisie hoeft vast te stellen (en te evalueren).

Onderdeel 6

Het is gewenst een mogelijkheid te creëren om regels te stellen met betrekking tot de gegevens die door de werkgever verstrekt dienen te worden indien hij een aanvraag indient voor subsidie, bedoeld in artikel 4.2.4. Dit artikel biedt die mogelijkheid.

Onderdeel 8

Artikel 5.5 regelt, onder andere, de arbeidsongeschiktheidsbeoordeling in het geval de verzekerde bij aanvang van de verzekering al (gedeeltelijk) arbeidsongeschikt was. Deze beoordeling zal op grond van de Wet WIA niet op een andere wijze geschieden dan op dit moment op grond van de WAO het geval is. Het in de eerste Nota van wijziging opgenomen nieuwe zesde lid van artikel 5.5, blijkt bij nader inzien nog niet volledig overeen te komen met de geldende WAO-bepalingen. Dit onderdeel voorziet daarom in een aanpassing.

Onderdeel 9

In artikel 6.1.4 wordt verwezen naar 6.1.3, onderdeel a, terwijl slechts bedoeld was te verwijzen naar het eerste lid, onderdeel a.

Onderdeel 10

Dit onderdeel voorziet erin de terminologie die wordt gebruikt in artikel 6.2.2 en 7.2.3 wat betreft inkomen uit arbeid gelijk te trekken met die in artikel 7.2.2.

Onderdeel 11

In artikel 7.2.2 wordt in tegenstelling tot de artikelen 6.2.2 en 7.2.3 geen nadere precisering gegeven van hetgeen verstaan wordt onder inkomen. Net als in de andere genoemde artikelen wordt ook in 7.2.2 verstaan onder inkomen het inkomen dat de verzekerde verdient met arbeid in het bedrijfs- en beroepsleven. Welke inkomensbestanddelen dit precies zijn, zal worden geregeld in het besluit dat op grond van onder andere 7.2.2, vijfde lid, zal worden vastgesteld.

In het tweede onderdeel wordt een te ruime verwijzing in het vijfde lid van artikel 7.2.2 gecorrigeerd.

Onderdeel 13

In artikel 8.1.1, eerste lid, wordt de suggestie gewekt dat indien al recht op een uitkering op grond van deze wet bestaat en dat recht herleeft (na eerdere beëindiging), of in het geval dat een verzekerde die eerst aanspraak had op een WGA-uitkering en nadien op een IVA-uitkering (of omgekeerd), de gehele aanvraagprocedure als beschreven in artikel 8.1.1 en 8.1.2 doorlopen moet worden. Dit zal in de meeste gevallen niet nodig zijn omdat het UWV al over de benodigde gegevens zal beschikken. In dit onderdeel wordt daarom vastgelegd dat 8.1.1 slechts betrekking heeft op aanvragen in verband met het ontstaan (in plaats van het bestaan) van een uitkering.

Onderdeel 15

Zoals hierboven al is aangegeven is de regering bij nader inzien tot de conclusie gekomen dat het met betrekking tot de ziekmelding van eigenrisicodragers in de Wet WIA de voorkeur verdient om aan te sluiten bij de bestaande regeling voor eigenrisicodragers in de WAO. Op grond van de WAO hebben eigenrisicodragers thans de verplichting tot ziekmelding aan het UWV uiterlijk 8 maanden na aanvang van de ziekte (art. 75d WAO) en dus niet reeds uiterlijk 13 weken na aanvang van de ziekte. Deze wijziging voorziet in een overeenkomstige regeling voor eigenrisicodragers in de Wet WIA.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

A. J. de Geus

Naar boven