nr. 11
BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 29 april 2005
In het spoeddebat met uw Kamer op 23 maart jl. over de regeling van
het gelijke speelveld tussen UWV en verzekeraars in de Invoeringswet wet WIA
en over de adviesaanvraag aan de heer Kist hierover, heb ik toegezegd te bezien
of een vergelijking kan worden gemaakt van de premies die verzekeraars in
rekening brengen voor private ziekengeldverzekeringen met de premies die de
voormalige bedrijfsverenigingen in rekening brachten toen ziekengeld nog bij
hen verzekerd was.
Ten tijde van de inwerkingtreding van de Wet uitbreiding loondoorbetalingsverplichting
bij ziekte (Wulbz) in 1996, is het zogenaamde ZARA/SZW-werkgeverspanel in
het leven geroepen. Door dit panel is inzicht ontstaan in onder meer ontwikkelingen
in particuliere ziekengeldverzekeringen, waaronder de hiervoor verschuldigde
premies, sinds Wulbz. In die overgangsfase rekende de overheid het tot haar
taak om genoemde ontwikkelingen en gedragsreacties van werkgevers op recente
beleidsmaatregelen in beeld te brengen. Het werkgeverspanel heeft het mogelijk
gemaakt om de premies voor particuliere ziekengeldverzekeringen gedurende
een aantal jaren te kunnen vergelijken.
Mede door de na enkele jaren beperkte toegevoegde waarde van de inzichten
uit het panel, is dit panel in 2001 opgeheven. Op 7 november 2001 heb
ik uw Kamer toegezonden het in opdracht van mijn ministerie opgestelde afrondende
rapport «Werkgevers over ziekteverzuim arbo en reïntegratie. Eindrapport
van het ZARA/SZW-werkgeverspanel» (bijlage bij de integrale evaluatie
Wulbz/Pemba-complex; SOZA-01-940). In dit rapport is onder meer geconcludeerd
dat de premies voor de particuliere ziekengeldverzekeringen in de eerste jaren
na Wulbz stabiel rond de 2,5% lagen en na 1998 zijn gestegen tot 3,3% in 2000.
Omdat met genoemd eindrapport een eind is gekomen aan het werkgeverspanel,
bestaan er geen panelgegevens die een beeld zouden kunnen geven van de (premie-)ontwikkelingen
sinds 2000.
Ik heb voor wat betreft recente inzichten in de premie voor particuliere
ziekengeldverzekeringen – na inwerkingtreding van met name de Wet verbetering
poortwachter en de Wet verlenging loondoorbetalingsverplichting bij ziekte
2003 – navraag gedaan bij het Verbond van Verzekeraars, individuele
verzekeringsmaatschappijen en MKB-Nederland. Hierbij wil ik u informeren over
de resultaten.
Navraag bij het Verbond van Verzekeraars heeft opgeleverd dat het Centrum
voor Verzekeringsstatistiek (CVS) van het Verbond alleen op geaggregeerd niveau
het premie-inkomen voor ziekengeldverzekeringen bijhoudt. Dit betekent dat
alleen het premie-inkomen voor alle ziekengeldproducten van alle aangesloten
maatschappijen wordt geregistreerd. Daarbij lopen deze verzekeringen tussen
en binnen maatschappijen dusdanig uiteen qua dekking en polisvoorwaarden,
dat het niet zinvol is uit de geaggregeerde gegevens een gemiddelde premie
voor ziekengeldverzekeringen af te leiden. Om dezelfde reden is het evenmin
zinvol om bijvoorbeeld een gemiddelde premie te distilleren voor de twee hoofdvormen
van particuliere ziekengeldverzekeringen (conventionele dekking en stop loss-dekking).
Individuele maatschappijen publiceren geen premies voor ziekengeldverzekeringen,
mede omdat de premies afhankelijk zijn van de keuze van aspirant-verzekerde
bedrijven inzake de dekking en polisvoorwaarden. Op de premie is immers van
invloed het al dan niet vergoeden van reïntegratiekosten of case-management.
Daarnaast is van belang of al dan niet sprake is van een mantelcontract, waarbij
relevant is dat tussen branches/sectoren het ziekengeldrisico en daarmee de
premie voor mantelcontracten fors uiteen kunnen lopen. De zo onderling uiteenlopende
verzekeringen maken het ook hier niet mogelijk om een gemiddelde premie af
te leiden.
MKB-Nederland heeft laten weten de premies voor particuliere ziekengeldverzekeringen
niet te registreren en ook niet te beschikken over informatie waaruit deze
premies afgeleid zouden kunnen worden.
Overigens zou een aantal kanttekeningen geplaatst moeten worden bij het
kunnen vergelijken van de huidige premies voor particuliere ziekengeldverzekeringen,
voorzover daar op zich een indicatief beeld voor verschillende producten uit
zou zijn af te leiden, met de voormalige ZW-premies. Zo kennen de huidige
particuliere verzekeringen verschillende eigenrisico's in tijd (conventionele
dekking) of geld (stop loss-dekking), bestaat de mogelijkheid van meeverzekeren
van bovenwettelijke aanvullingen en van verzekeren boven maximum dagloon (excedent-verzekering).
Daarnaast was de voormalige ZW-premie in eerste instantie een landelijke omslagpremie,
waar met de Wet Terugdringing Arbeidsongeschiktheidvolume van 1992 premiedifferentiatie
is ingevoerd in een drietal risicoklassen (laag/midden/hoog). Verzekeraars
hanteren geen premieklassen, maar passen premiedifferentiatie toe op individueel
bedrijfsniveau. Om de publieke en private premies te kunnen vergelijken, zou
voor deze verschillen gecorrigeerd moeten worden. Alleen in (sommige) mantelcontracten
voor branches/sectoren is sprake van premieklassen binnen de branche/sector,
maar dit leidt verevening binnen de branche/sector en niet – zoals bij
de ZW-premiedifferentiatie het geval was – tot verevening binnen de
risicoklasse.
Al met al kan ik niet anders dan constateren dat het thans ontbreekt aan
gegevens om een actuele vergelijking van premies op te kunnen stellen of af
te leiden.
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
A. J. de Geus