Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2004-2005 | 30027 nr. 4 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2004-2005 | 30027 nr. 4 |
In de aanhef is «alsmede de aanbrenging van andere wijzigingen van beperkte aard» vervangen door: alsmede aanbrenging van enkele inhoudelijke wijzigingen; En na «de Wet op de kamers van koophandel en fabrieken 1997,» is ingevoegd: de Raamwet EEG-voorschriften aanbestedingen.
In de considerans is «of om enkele inhoudelijke wijzigingen van beperkte aard aan te brengen» Vervangen door: of om enkele inhoudelijke wijzigingen aan te brengen; En na «de Wet op de kamers van koophandel en fabrieken 1997,» is ingevoegd: de Raamwet EEG-voorschriften aanbestedingen.
In Artikel I zijn de volgende wijzigingen aangebracht:
Twee nieuwe onderdelen I en J zijn ingevoegd, luidende:
Artikel 3.11, vierde lid, komt te luiden:
4. Aanbieders van elektronische communicatienetwerken die bestaan uit radiozendapparaten die geschikt zijn voor het verspreiden van programma's, alsmede aanbieders van antenne-opstelpunten welke bestemd zijn om genoemde genoemde netwerken te ondersteunen, voldoen aan redelijke verzoeken tot medegebruik van antenne-opstelpunten, antennesystemen of antennes. Het tweede en derde lid zijn van overeenkomstige toepassing.
In artikel 3.12, eerste lid, wordt «antenne-opstelpunten en tevens, voor zover het betreft openbare elektronische communicatienetwerken die bestaan uit radiozendapparaten die geschikt zijn voor het verspreiden van programma's, met betrekking tot antennesystemen en antennes» vervangen door: het bepaalde in artikel 3.11.
Een nieuw onderdeel L is ingevoegd, luidende:
In artikel 4.10, eerste lid, onderdeel a, wordt «bij beëindiging van de overeenkomst» vervangen door: bij een overeengekomen beëindiging van de levering van de elektronische communicatiedienst.
In artikel II zijn de volgende wijzigingen aangebracht:
In de voorgestelde wijzigingen in Artikel II is de aanduiding van de onderdelen door middel van letters vervangen door cijfers.
In onderdeel B zijn in de voorgestelde wijziging van artikel 5 de volgende wijzigingen aangebracht:
a. In onderdeel 1 is «vierde» vervangen door: eerste.
b. In onderdeel 2 is «Vijfde» vervangen door: vierde.
c. In onderdeel 3 is «zevende» vervangen door zesde.
In onderdeel R is in de voorgestelde wijziging van artikel 26b, derde lid, de volgende wijziging aangebracht in de tweede volzin wordt de «directeur van de dienst» vervangen door: raad van bestuur van de mededingingsautoriteit.
In onderdeel LL wordt in de voorgestelde wijziging van artikel 78 een nieuw onderdeel 1 ingevoegd, luidende:
1. In het eerste lid wordt «ter uitvoering van deze wet» vervangen door: die hij nodig heeft voor de uitvoering van de hem in deze wet opgedragen taken.
In onderdeel MM vervalt onderdeel c van de voorgestelde wijzigingen van artikel 80.
In Artikel III zijn de volgende wijzigingen aangebracht:
In de voorgestelde wijzigingen in Artikel III is de aanduiding van de onderdelen door middel van letters vervangen door cijfers
In onderdeel G wordt in de voorgestelde wijzigingen van artikel 10a, onder wijziging van de aanduiding van de onderdelen 1, 2 en 3 in respectievelijk 3, 4 en 5, de nieuwe onderdelen 1 en 2 ingevoegd, luidende:
1. In het eerste lid, onderdeel d, wordt «de in artikel 53 bedoelde vennootschap» vervangen door: de in artikel 54, eerste lid, bedoelde rechtspersoon.
2. In het derde lid wordt «artikel 53» vervangen door: artikel 54, eerste lid,.
In onderdelen J, K en N worden in de voorgestelde wijziging van artikel 12, derde lid, 12.a respectievelijk 12g de «directeur van de dienst» dan wel de «directeur» vervangen door: raad van bestuur van de mededingingsautoriteit.
In onderdeel V wordt in de voorgestelde wijziging van artikel 34 , onder verlettering van de onderdelen a en b in respectievelijk 2 en 3 een nieuw onderdeel 1 ingevoegd, luidende:
1. In het eerste lid wordt «die hij nodig heeft ter uitvoering van deze wet» wordt vervangen door: die hij nodig heeft voor de uitvoering van de hem in deze wet opgedragen taken.
In onderdeel Y vervalt onderdeel a van de voorgestelde wijzigingen van artikel 44.
Na onderdeel AA worden vijf nieuwe onderdelen ingevoegd, luidende:
Artikel 53 vervalt.
Artikel 54 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het eerste lid, wordt «Gasunie» vervangen door: Gasunie Trade & Supply B.V.
2. Het tweede lid komt te luiden:
2. Onze Minister kan de in het eerste lid bedoelde rechtspersoon tijdelijk ontheffing verlenen van de in het eerste lid, onder b, bedoelde verplichting, indien deze rechtspersoon door naleving van die verplichting ernstige economische en financiële moeilijkheden ondervindt of dreigt te ondervinden.
Artikel 55 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het eerste lid, wordt «Gasunie» vervangen door: Gasunie Trade & Supply B.V.
2. Het tweede lid komt te luiden:
2. Onze Minister kan Gasunie Trade & Supply B. V. aanwijzingen geven in het belang van een goede vervulling van zijn in artikel 54, eerste lid, bedoelde taken.
Artikel 56, eerste lid, wordt gewijzigd als volgt:
1. In de eerste volzin, wordt «Gasunie» vervangen door: Gasunie Trade & Supply B.V..
2. In de tweede volzin, wordt «Gasunie» vervangen door: deze rechtspersoon.
In artikel 57, eerste lid, wordt «Gasunie» vervangen door: Gasunie Trade & Supply B.V..
In onderdeel BB (oud) wordt in de voorgestelde wijziging van artikel 59, in de onderdelen a en b (nu 1 en 2) «artikelen 53» vervangen door: artikelen 54
Onderdeel CC (oud) vervalt.
In onderdeel GG (oud) vervalt onderdeel a in de voorgestelde wijziging van artikel 60aj.
In onderdeel JJ (oud) vervalt onderdeel c in de voorgestelde wijziging van artikel 66.
Onderdeel OO (oud) vervalt.
In Artikel V, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1. In onderdeel G, tweede onderdeel, wordt «vervangen door 8.44, 8.45» vervangen door: 8.45
2. In de voorgestelde wijziging van artikel 43, tweede lid, van onderdeel H wordt «dan wel een vaartuig, luchtvaartuig of een ander voorwerp aanwezig te doen zijn» vervangen door: dan wel enig voorwerp van welke aard ook te hebben ofte doen hebben.
In Artikel VIII waarin artikel 1 van de Wet op de economische delicten wordt gewijzigd wordt een onderdeel 2 ingevoegd, luidende:
2. In het onder 4° wordt in de zinsnede met betrekking tot de Telecommunicatiewet «18.17, eerste en derde lid» vervangen door: 18.17
Na Artikel XXII wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidende:
De Raamwet EEG-voorschriften aanbestedingen wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 1 komt te luiden:
In deze wet en in de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
a. aanbestedingsrichtlijn- of verordening: richtlijn, onderscheidenlijk verordening als bedoeld in artikel 249 van het EG-Verdrag die geheel of gedeeltelijk berust op de artikelen 47, 55 en 95 van het EG-Verdrag en betrekking heeft op het verstrekken door overheidsdiensten of daarmee gelijkgestelde bedrijven en instellingen van opdrachten voor de levering van goederen, voor de uitvoering van werken of voor het verrichten van diensten;
b. gedelegeerde richtlijn, verordening of beschikking: richtlijn, verordening, of beschikking, van de Commissie van de Europese Gemeenschappen die berust op een aanbestedingsrichtlijn of -verordening.
Artikel 2, eerste lid, komt te luiden:
1. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld ter implementatie van:
a. een aanbestedingsrichtlijn of-verordening;
b. een gedelegeerde richtlijn, verordening of beschikking;
c. bijlage XVI van de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte;
d. een bindende overeenkomst tussen de Europese Unie en een derde land of een internationale organisatie die betrekking heeft op een onderwerp dat wordt bestreken door een aanbestedingsrichtlijn of -verordening of een gedelegeerde richtlijn, verordening of beschikking.
In artikel 3, eerste lid, worden «communautaire maatregel inzake aanbestedingen» en «communautaire maatregel» vervangen door: aanbestedingsrichtlijn of -verordening of gedelegeerde richtlijn, verordening of beschikking.
In artikel XXIV wordt een nieuw onderdeel c ingevoegd, luidende:
c. het Besluit elektronische handtekening mede op de artikelen 18.17 en 18.17a, tweede lid, in plaats van artikel 18.17, eerste en vijfde lid, van de Telecommunicatiewet.
In Artikel XXVI wordt in onderdeel 1 «artikel XXII» vervangen door: artikel XXIV, onderdelen a en b,; En in de onderdelen 2 en 3 wordt Artikel XXII vervangen door: Artikel XXIV
In paragraaf 1 vervalt in de tweede volzin de zinsnede:van ondergeschikte aard.
In paragraaf 2 «De Telecommunicatiewet» wordt in de opsomming van te behandelen onderwerpen na het tweede gedachte streepje een onderwerp toegevoegd, dat luidt: wijziging van artikel 3.11, vierde lid, en artikel 3.12 waarmee de verplichting te voldoen aan redelijke verzoeken tot medegebruik van opstelpunten bestemd voor omroep wordt uitgebreid naar aanbieders van opstelpunten;
In de tekst bij het vierde gedachtestreepje (oud derde streepje) wordt na «geregeld» ingevoegd: en artikel 4.10, eerste lid, waarmee duidelijker het moment wordt vastgesteld waarop de aanbieder moet meewerken aan de verplichting tot nummerportabiliteit.
In paragraaf 3 wordt na de tweede alinea een alinea toegevoegd die luidt:
In de Gaswet worden ook nog een aantal wijzigingen voorgesteld die verband houden met de voorgenomen juridische splitsing van de Gasunie in een transportdeel en een handelsdeel.
In paragraaf 4 «Mijnbouwwet en aanverwante wetten» wordt in de laatste zin na de «Wet milieubeheer» ingevoegd: en de Kernenergiewet.
In paragraaf 5 «Andere wetten» wordt na «schrijffout hersteld» ingevoegd het tekstblok: De wijziging van de Raamwet EEG-voorschriften aanbestedingen vloeit hoofdzakelijk voort uit de nieuwe aanbestedingsrichtlijnen waarin een nieuwe bevoegdheid van de Commissie van de Europese Gemeenschappen (hierna: de Commissie) is opgenomen tot het vaststellen van gedelegeerde regelgeving. Voorts wordt een onvolledigheid in deze wet hersteld.
In onderdeel G wordt na de zin «Dit zou het geval zijn geweest als hij aan de vereisten voldoet die zijn gesteld aan de aanvragers van een dergelijke vergunning» een tekstblok ingevoegd, dat luidt:
Het gevolg van de overdracht van de vergunning of een gedeelte er van is dat de betreffende frequentieruimte gebruikt gaat worden door een nieuwe vergunninghouder. Deze dient de betreffende frequentieruimte te gebruiken in overeenstemming met de bestemming van de frequentieruimte zoals die is vastgelegd in het frequentieplan. Dus als de vergunning bijvoorbeeld is uitgegeven voor mobiele spraak dan dient de nieuwe vergunninghouder de betreffende frequenties ook weer voor mobiele spraak te gebruiken. Voorts blijven voorschriften en beperkingen die aan de oorspronkelijke vergunning waren verbonden in beginsel geldig. Als bijvoorbeeld een vergunning is verstrekt voor commerciële omroep met als voorschrift dat een bepaald soort programma moet worden uitgezonden, dan geldt dat ook voor de nieuwe vergunninghouder.
Na onderdeel H worden twee nieuwe onderdelen I en J ingevoegd, die luiden:
Op 1 januari 2005 is Nozema N.V. gesplitst in een mastenbedrijf dat uitsluitend hoge masten aanbiedt (Nederlandse Opstelpunten voor Ethercommunicatie (NOVEC) B.V., hierna te noemen NOVEC) en een dienstenbedrijf dat een omroepzendernetwerk aanbiedt en daarnaast ook beschikt over lage opstelpunten (Nozema Services NV). Deze splitsing heeft ook gevolgen voor het regime van medegebruik van antenne-opstelpunten, zoals neergelegd in het vierde lid van artikel 3.11. Dit regime geldt thans voor de houder van een vergunning voor het gebruik van frequentieruimte die is bestemd voor het verspreiden van radio- en televisieprogramma's en aanbieders van omroepzendernetwerken die in opdracht van de vergunninghouder uitzenden. Aanbieders – zoals NOVEC – die alleen antenne-opstelpunten aanbieden zijn geen aanbieders van omroepzendernetwerken (elektronische communicatienetwerken die bestaan uit radiozendapparaten die geschikt zijn voor het verspreiden van programma's), maar aanbieders van bijbehorende faciliteiten (zie artikel 1.1, onderdeel j). Een (onbedoeld) gevolg van de splitsing is derhalve dat op NOVEC niet de verplichting rust om te voldoen aan redelijk verzoeken tot medegebruik. Door middel van een wijziging van het Besluit medegebruik omroepzendernetwerken (artikel 5) is dit probleem gerepareerd totdat dit wetsvoorstel tot wet is verheven en inwerking is getreden. Artikel 5 van het Besluit medegebruik omroepzendernetwerken zal daarna zo spoedig mogelijk ingetrokken worden.
Een (omroep)programma mag alleen via de ether worden uitgezonden, indien de Minister van Economische Zaken hiervoor krachtens artikel 3.3 een vergunning heeft gegeven. Dergelijke vergunningen worden, de publieke omroep uitgezonderd, verdeeld door middel van een vergelijkende toets of veiling. Vanuit onder meer het belang van doelmatig gebruik van frequentieruimte is het belangrijk dat de vergunninghouder zijn vergunning zo spoedig mogelijk na uitgifte in gebruik kan nemen.
In de praktijk betekent dit dat de aanvrager van de vergunning of de netwerkaanbieder waarmee hij een contract heeft, reeds voor de uitgifte van de vergunning een toegangsovereenkomst moet kunnen sluiten met de aanbieder van antenne-opstelpunten, antennesystemen of antennes om snel te kunnen uitzenden. Het ligt in de rede dat de aanvrager van de vergunning of degene die in zijn opdracht wil gaan uitzenden, in zijn verzoek tot medegebruik aangeeft dat hij alleen van de desbetreffende opstelpunten, antennesystemen of antennes gebruik wenst te maken, indien de aanvrager de door hem aangevraagde vergunning verkrijgt van de Minister van Economische Zaken. Met andere woorden: de aanvrager van de vergunning of degene die in zijn opdracht wenst uit te zenden, doet een voorwaardelijk verzoek tot medegebruik. Dergelijke voorwaardelijke verzoeken vallen binnen de reikwijdte van het vierde lid van artikel 3.11, en moeten derhalve gehonoreerd worden indien zij redelijk zijn1.
Bijzondere aandacht verdient nog de afloop van vergunningen voor het gebruik van frequentieruimte. Op het moment dat een vergunning afloopt, is niet zeker wie de nieuwe vergunninghouder wordt en wie de aanbieder wordt die namens hem zal gaan uitzenden. Immers, vergunningen voor (commerciële) omroep worden verdeeld door middel van een vergelijkende toets of een veiling, zodat niet op voorhand vaststaat wie de vergunning zal verwerven en wie namens de vergunninghouder zal gaan uitzenden. In de situatie dat een vergunninghouder in een vergelijkende toets of veiling «zijn» vergunning niet behoudt, krijgt een ander de vergunning en is het 1
mogelijk dat een andere aanbieder het (omroep) programma zal gaan uitzenden. De oude aanbieder die namens de oude vergunninghouder uitzond, zal vaak de ruimte die hij gebruikte niet meer nodig hebben. Aanbieders van omroepzendernetwerken kunnen hierop anticiperen door in hun (voorwaardelijke) verzoek tot medegebruik aan te geven dat zij gebruik wensen te maken van de ruimte die op het antenne-opstelpunt, het antennesysteem of de antenne vrijkomt, indien de vergunninghouder waarmee zij een contract gesloten hebben de vergelijkende toets of veiling wint. In theorie is het dus mogelijk dat meerdere aanbieders een voorwaardelijk verzoek tot medegebruik doen voor dezelfde capaciteit. Aangezien een vergunning voor het gebruik van frequentieruimte maar aan één partij kan worden toegekend, zal slechts één voorwaardelijk verzoek tot medegebruik uiteindelijk gehonoreerd kunnen worden door de aanbieder van antenne-opstelpunten of elektronische communicatienetwerken.
Eventuele geschillen tussen aanbieders over (voorwaardelijk) medegebruik van antenne-opstelpunten, antennesystemen of antennes kunnen door het college krachtens artikel 12.2, eerste en derde lid, van de wet worden beslecht.
Tot slot wijs ik erop dat de verplichting van medegebruik geldt voor alle aanbieders van antenne-opstelpunten, antennesystemen of antennes. Dit betekent onder meer dat ondernemingen die hun antenne-opstelpunten, antennesystemen of antennes alleen voor eigen bedrijfsdoeleinden gebruiken, ook aanbieders zijn in de zin van het vierde lid.
Na onderdeel K (nieuw) wordt een nieuw onderdeel L ingevoegd, dat luidt:
In artikel 4.10, eerste lid, onderdeel a, gaat het in het bijzonder om die vorm van nummerportabiliteit waarbij een gebruiker het reeds bij hem in gebruik zijnde nummer kan blijven gebruiken indien hij een bepaalde dienst voortaan van een andere aanbieder gaat afnemen.
Meer in het bijzonder is bepaald dat bij algemene maatregel van bestuur kan worden opgelegd dat een aanbieder er aan moet meewerken dat zijn vertrekkende klant bij beëindiging van de overeenkomst zijn nummer kan blijven gebruiken wanneer hij de dienst voortaan van een ander afneemt. In de praktijk heeft deze bepaling geleid tot de vraag op welk tijdstip de medewerkingsverplichting bestaat. Zo is door sommige aanbieders betoogd dat zij pas tot medewerking zijn gehouden indien de laatste contractueel voorziene betaling door hen is ontvangen, omdat immers pas na ontvangst van de laatste betaling de contractuele relatie is beëindigd. Een dergelijke uitleg leidt er toe dat, bij abonnementsvormen waarbij pas na de levering een verkeersafhankelijke vergoeding behoeft te worden betaald, een gebruiker gedurende een zekere periode geen gebruik kan maken van het nummer, terwijl de aanbieder het nummer niet nodig heeft voor de levering van de dienst. Zo zal bij een dergelijke uitleg een overeenkomst waarbij de aanbieder zich bijvoorbeeld verbonden heeft van 1 januari tot 31 december de telefoondienst te leveren het nummer pas midden januari, wanneer de rekening over december is ontvangen en betaald, kunnen worden gebruikt bij de andere aanbieder. Ik acht deze consequentie ongewenst. In de voorgestelde aanpassing van artikel 4.10, eerste lid, onderdeel a, wordt daarom meer precies aangegeven tot welk resultaat de medewerkingsplicht moet leiden, namelijk tot het (direct) na beëindiging van de levering van de dienst kunnen blijven gebruiken van het nummer. Een belangrijke voorwaarde is wel dat de overstappende klant tijdig, in de regel enige weken voor beëindiging van de levering, aangeeft het nummer te willen blijven gebruiken zodat de aanbieder in de gelegenheid is zijn verplichting tijdig na te komen. Koppeling van de verplichting mee te werken aan nummerportabiliteit bij de beëindiging van de levering brengt met zich mee dat de verplichting van de aanbieder jegens zijn vertrekkende klant los gezien moet worden van eventueel nog openstaande betalingsverplichtingen en mogelijke geschillen daarover. Het nummer kan door de aanbieder niet worden gebruikt als middel om zijn vertrekkende klant tot betaling te bewegen. Anderzijds is de mogelijkheid tot nummerportabiliteit ook niet daar om het klanten aantrekkelijker te maken zich te onttrekken aan de verplichtingen van de met de aanbieder gesloten (duur)overeenkomst. Vandaar dat in de voorgestelde bepaling is opgenomen dat het moet gaan om een overeengekomen beëindiging van de levering. Wanneer bijvoorbeeld een gebruiker een overeenkomst heeft gesloten voor de periode van een jaar en vervolgens na een halfjaar niet meer aan zijn betalingsverplichtingen voldoet hoeft op dat moment niet aan nummerportabiliteit te worden meegewerkt, ook niet wanneer de aanbieder als reactie op de wanprestatie van zijn klant de levering van de dienst staakt.
Na onderdeel AA worden vijf nieuwe onderdelen ingevoegd, die luiden:
De wijzigingen in paragraaf 5.4. van de Gaswet, inzake planmatig beheer van gasvoorkomens ofwel het «kleine veldenbeleid», zijn noodzakelijk geworden door de splitsing van N. V. Nederlandse Gasunie (hierna: «Gasunie»). De van Gasunie af te splitsen rechtspersoon Gasunie Trade & Supply B.V. is de rechtsopvolger van het geïntegreerde bedrijf ten aanzien van de handelstaken. Daarom dient deze rechtspersoon aangemerkt te worden als uitvoerder van de taken bedoeld in artikel 54, eerste lid. Deze wijziging is ingegeven door de wijze van splitsen van Gasunie: indien artikel 54, eerste lid ongewijzigd zou blijven, zou het transportbedrijf verantwoordelijk zijn voor de uitvoering van hier genoemde taken. Doordat nu de naam van de nieuwe rechtspersoon wordt genoemd in de betreffende artikelen, kan de definitiebepaling van artikel 53 vervallen. De verwijzingen naar dat artikel worden dientengevolge aangepast.
In onderdeel G vervalt in de eerste volzin «en 8.45» en vervalt de derde volzin. De aangepaste tekst van onderdeel H luidt:
Met de voorgestelde redactie is het niet alleen verboden voor personen die niet bij de opsporing, winning of opslag in de veiligheidszone betrokken zijn zonder ontheffing zich binnen een veiligheidszone te bevinden, maar is het voor iemand ook verboden een voorwerp van welke aard ook (zoals bijvoorbeeld schepen, vliegtuigen, helikopters, vistuig etc), daar te hebben ofte doen hebben.
Artikel VIII (Wet op de economische delicten)
Na de laatste volzin is het volgende tekstblok in gevoegd:
De wijziging in artikel l, onder 4° van de Wet op de economische delicten met betrekking tot de Telecommunicatiewet houdt verband met de wijziging van artikel 18.17 van de Telecommunicatiewet.
In de eerste alinea wordt na «wetgeving »op orde« te houden» ingevoegd: en om te blijven voldoen aan de verplichting tot tijdige implementatie.
In de derde alinea, eerste volzin, wordt na «verwijzing naar de oude richtlijn» ingevoegd: wegens de gekozen implementatietechniek van verwijzing naar de richtlijn en.
In de laatste volzin van de derde alinea wordt de zinsnede «is in het wetsvoorstel gekozen voor de formulering» bij ministeriële regeling aangewezen richtlijn inzake de voorraadvorming van aardolieproducten« vervangen door: is in het wetsvoorstel er voor gekozen bij besluit van de Minister van Economische Zaken de verwijzing naar de richtlijn in de daartoe aangegeven artikelen van de wet te kunnen aanpassen aan de gecodificeerde richtlijn.
In de vierde alinea vervalt de zinsnede: de terminologie «ter wille van de duidelijkheid en een rationele ordening van de tekst» is conform het ontwerp van de bedoelde codificatierichtlijn.
Op grond van de nieuwe aanbestedingsrichtlijnen (richtlijn 2004/17/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 31 maart 2004 houdende coördinatie van de procedures voor het plaatsen van opdrachten in de sectoren water- en energievoorziening, vervoer en postdiensten (PbEU L134), en richtlijn 2004/18/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 31 maart 2004 betreffende de coördinatie van de procedures voor het plaatsen van overheidsopdrachten voor werken, leveringen en diensten (PbEU L134) is de Commissie bevoegd regelgeving vast te stellen tot wijziging van het bepaalde in deze richtlijnen. Dit betreft bijvoorbeeld de in de richtlijn vastgestelde drempelwaarden, regels voor het opstellen en het verzenden van aankondigingen, en de nomenclatuurindeling. Deze bevoegdheid is nieuw. Omdat de Raamwet EEG-voorschriften aanbestedingen nog geen grondslag bevatte om dergelijke gedelegeerde regelgeving bij algemene maatregel van bestuur te implementeren is daarin door onderhavige wijziging alsnog in voorzien. Het is steeds noodzakelijk om dergelijke gedelegeerde regelgeving bij algemene maatregel van bestuur te kunnen implementeren, aangezien uit voorgenomen regelgeving van de Commissie blijkt dat de termijn voor implementatie van die regelgeving veelal bijzonder kort zal zijn.
Als gevolg van deze voorziening kan niet langer worden volstaan met het begrip «communautaire maatregel inzake aanbesteden». Overeenkomstig andere regelgeving op het terrein van het ministerie van Economische Zaken wordt in plaats daarvan gesproken van «aanbestedingsrichtlijn of -verordening», en wordt het begrip «gedelegeerde richtlijn, verordening of beschikking» geïntroduceerd. Dit maakt vervolgens noodzakelijk dat er een aparte grondslag wordt opgenomen in de Raamwet EEG-voorschriften aanbestedingen voor het bij algemene maatregel van bestuur kunnen implementeren van verplichtingen inzake aanbesteden in de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte. Deze terminologische wijziging doet er overigens niet aan af dat het begrip «aanbestedingsrichtlijn of -verordening» evenals het begrip «communautaire maatregel inzake aanbesteden» ziet op alle communautaire regelgeving betreffende aanbesteden, dus bijvoorbeeld ook op de zogenoemde rechtsbeschermingsrichtlijnen (o.a. Richtlijn 89/665/EEG van de Raad van 21 december 1989 houdende de coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende de toepassing van de beroepsprocedures inzake het plaatsen van overheidsopdrachten voor leveringen en voor de uitvoering van werken (PbEG L395)).
In de praktijk zullen ook om andere redenen voorwaardelijke toegangsovereenkomst gesloten worden. Zo is het mogelijk dat de houder van de vergunning, bijvoorbeeld halverwege de looptijd van zijn vergunning, een aanbesteding houdt voor het uitzenden van zijn programma. Om een goed aanbod te kunnen doen, zullen aanbieders van omroepzendernetwerken ook hier een voorwaardelijke toegangsovereenkomst moeten sluiten.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-30027-4.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.