30 016
Wijziging van de Werkloosheidswet in verband met het preventief inzetten van reïntegratie-instrumenten, het opdragen van de reïntegratietaak aan overheidswerkgevers, het ondersteunen van WAO-herbeoordeelden bij scholing, het subsidiëren van scholing in het kader van de WAJONG en enkele andere wijzigingen in wetten die de reïntegratie-instrumenten betreffen

nr. 6
VERSLAG

Vastgesteld 22 april 2005

De vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid1, belast met het voorbereidend onderzoek van dit wetvoorstel, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen. Onder het voorbehoud dat de hierin gestelde vragen en gemaakte opmerkingen voldoende zullen zijn beantwoord, acht de commissie de openbare behandeling van het wetsvoorstel genoegzaam voorbereid.

Inhoudsopgave

1. Algemeen

2. Vervroegd inzetten van reïntegratie-activiteiten

3. De reïntegratieverplichting van overheidswerkgevers

4. De verlenging van de werkloosheidsuitkering bij noodzakelijke scholing

5. Scholing jonggehandicapten met ernstige scholingsbelemmeringen

6. Financiële gevolgen van dit wetsvoorstel

7. Administratieve lasten

8. Uitvoerings- en toezichtbaarheidstoets

9. Raad voor het Overheidspersoneelsbeleid

10. Boete bij niet, niet tijdige of onjuiste informatieverstrekking door personen die werkzaamheden laten verrichten

11. Artikelen

1. Algemeen

De leden van de fracties van het CDA, de PvdA, de VVD, D66 en de ChristenUnie hebben met belangstelling kennisgenomen van het voorliggende wetsvoorstel.

De leden van de CDA-fractie ondersteunen in hoofdlijnen de doelstellingen van onderhavige wijzigingsvoorstellen. Deze leden zijn van mening dat werkloosheid zoveel mogelijk moet worden voorkomen en de duur van de werkloosheid bekort. Daarin past het van werk naar werk begeleiden van met ontslag bedreigde werknemers. Het vervroegd inzetten van reïntegratieactiviteiten maakt individueel maatwerk mogelijk. Zij zijn het eens met de wijze waarop de regering het reïntegratie-instrument effectiever wil gaan inzetten, maar hebben nog enkele vragen. Deze komen hieronder aan de orde.

De leden van de PvdA-fractie delen de mening van de regering dat het vroegtijdig inzetten van reïntegratie-instrumenten er toe kan bijdragen dat mensen van werk-naar-werk begeleid worden. De uitwerking van de voorstellen van de regering roepen bij hen wel enige vragen op.

De Raad van State merkt in zijn advies op dat er geen advies is gevraagd aan de gemeenten. De leden van de PvdA-fractie vragen waarom de regering geen advies heeft gevraagd aan de gemeenten. Het betreft hier een maatregel (vervroegde intake en voorlichting) die mede door het Centrum voor werk en inkomen (CWI) uitgevoerd moet worden, aldus deze leden.

De leden van de VVD-fractie taan positief tegenover de doelstelling om te komen tot een eenvoudige regelgeving en een efficiënte inzet van reïntegratiemiddelen in de Werkloosheidswet (WW). Toch willen zij de regering nog een aantal vragen stellen en een enkele opmerking plaatsen.

Kan de regering aangeven wat de inhoud was van de opmerking van de Raad van State betreffende het overleg met de provincies, gemeenten en waterschappen? Waarom heeft dit overleg niet plaatsgevonden?

Eén en ander heeft een wijziging van de Wet op de (re)integratie arbeidsgehandicapten (Wet REA) tot gevolg. Hoe verhoudt zich dit tot de Wet werk en inkomen arbeidsvermogen waarin voorgesteld wordt om de Wet REA in te trekken?

Het is de leden van de ChristenUnie-fractie niet duidelijk waarom geen overleg heeft plaatsgevonden met overlegorganen van de provincies, gemeenten en waterschappen. Heeft de betreffende opmerking in het nader rapport alleen betrekking op enkele redactionele kanttekeningen?

2. Vervroegd inzetten van reïntegratie-activiteiten

De leden van de CDA-fractie merken op dat onderhavig wetsvoorstel structureel regelt dat het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV), in aanvulling op de reïntegratietaak van degenen die al werkloos zijn, ook de taak heeft de inschakeling in de arbeid te bevorderen van met werkloosheid bedreigde werknemers. In hoeverre verschilt deze structurele regeling van het experiment Tijdelijk besluit preventieve inzet wachtgeldfondsen dat op 11 augustus 2000 in werking is getreden en in juli 2005 ophoudt te bestaan? In de memorie van toelichting staat dat bij de evaluatie van dit experiment is gebleken dat een aantal zaken niet optimaal geregeld was. Aan welke zaken wordt hier gerefereerd, en waarom denkt de regering dat deze zaken nu beter geregeld zijn?

Het doel van het vervroegd inzetten van reïntegratie-activiteiten door het UWV bij met werkloosheid bedreigden is het voorkomen van werkloosheid dan wel het verkorten van de werkloosheidsduur. Hoeveel uitkeringen minder op jaarbasis zullen het gevolg zijn van de preventieve inzet van reïntegratiemiddelen, zo vragen de leden van de CDA-fractie. Waar zijn de veronderstellingen in de berekeningen in de memorie van toelichting op gebaseerd?

De leden van de CDA-fractie merken op dat voor de effectiviteit van de regelgeving het van groot belang is dat het UWV en het CWI goede afspraken maken met betrekking tot de overdracht van dossiers van potentiële uitkeringsgerechtigden met een grote afstand tot de arbeidsmarkt. Heeft de regering er zicht op of deze afspraken ook daadwerkelijk gemaakt worden? Hoe worden dat gewaarborgd?

De leden van de CDA-fractie zijn voorstander van meer maatwerk in de benadering van werkzoekenden c.q. potentiële werkzoekenden. Deze leden vragen zich af of het in dat kader niet wenselijk is dat de inzet van reïntegratie-activiteiten door het UWV ook mogelijk wordt in de eerste 6 maanden van werkloosheid. Dat past bovendien in het streven van het CWI om af te stappen van de fase-indeling van hun cliënten en over te gaan op individuele competentieprofielen. De leden van de CDA-fractie nodigen de regering uit om op dit voorstel in te gaan.

De leden van de PvdA-fractie achten eenvoudige regelgeving en effectieve, efficiënte en vervroegde inzet van reïntegratiemiddelen in de WW noodzakelijk. Het inzetten van reïntegratie in een vroegtijdig stadium is naar hun mening een middel om mensen van werk naar werk te begeleiden. Zowel werkgevers als werknemers hebben een verantwoordelijkheid om de kansen van werk naar werk te vergroten, zo vinden deze leden.

De regering streeft een grotere eigen verantwoordelijkheid van werkgevers en werknemers na bij dreigende werkloosheid. De leden van de PvdA-fractie vragen zich echter af welke plicht de werkgever heeft om iemand bij dreigend ontslag aan het werk te helpen. Hoe wordt bijvoorbeeld gewaarborgd dat mensen ook de mogelijkheid van de werkgever krijgen om tijd te besteden aan reïntegratie-activiteiten tijdens de laatste maanden dat ze in dienst zijn? Hebben werknemers in deze periode ook daadwerkelijk recht op reïntegratie, zo vragen deze leden.

De leden van de PvdA-fractie vragen welke positieve prikkels er zijn voor de werkgevers om mee te werken aan deze regeling. Wat vindt de regering bijvoorbeeld van de mogelijkheden om werkgevers een beloning te geven als zij een met ontslag bedreigde werknemer direct naar werk weten te begeleiden, bijvoorbeeld een premiereductie op de sectorale WW-premie? Deze leden vragen om een uitwerking van de suggestie voor positieve prikkels voor de pro-actieve werkgever.

Dit wetsvoorstel beoogt een vereenvoudiging en verbetering van het huidige experiment. De leden van de PvdA-fractie vragen op welke punten dit wetsvoorstel afwijkt van het experiment. Artikel 130c van de WW regelt dat een experiment met maximaal twee jaar kan worden verlengd als er vervolgens een structurele wettelijke regeling wordt getroffen. Is hier geen sprake van strijd met artikel 130c van de WW voor wat betreft de termijnen?

De regering gaat niet in op resultaten van de evaluatie van dit experiment. Graag ontvangen deze leden een nadere reactie. Hoeveel mensen zijn onder deze regeling uiteindelijk van werk naar werk begeleid? Hoeveel mensen zijn er ondanks de preventieve inzet van reïntegratietrajecten toch nog in de WW beland? Hoeveel mensen die aan het experiment hebben deelgenomen, hadden een grote afstand tot de arbeidsmarkt? Zijn zij aan een baan geholpen?

De leden van de PvdA-fractie willen daarnaast graag een toelichting van de regering op de soort reïntegratie-instrumenten dat ingezet kan worden bij dreigende werkloosheid. Kan het UWV ook besluiten de werknemers die met ontslag bedreigd worden een persoonsgebonden reïntegratietraject dan wel een individuele reïntegratie-overeenkomst (IRO) aan te bieden?

De leden van de PvdA-fractie merken op dat in het kader van de Wet SUWI aan de orde is geweest de mogelijkheid van werkgevers en werknemers om als opdrachtgever tot reïntegratie op te treden sector- of branchegewijs. Is de regering bereid met deze wetswijziging ook in deze mogelijkheid te voorzien? Behoort een tripartiete financiering tot de mogelijkheden? Is het UWV bereid om aan sociale partners faciliteiten, budgetten of IRO's beschikbaar te stellen binnen door sociale partners afgesproken convenanten voor werk op werk bij dreigend ontslag, zo vragen de leden van de PvdA-fractie.

De leden van de PvdA-fractie constateren dat de inzet van preventieve reïntegratie-activiteiten zich vooral richt op mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt. Mensen met een geringe afstand tot de arbeidsmarkt komen niet in aanmerking voor een vervroegd reïntegratietraject.

De regering stelt dat er bij de vervroegde reïntegratietrajecten rekening gehouden zal worden met het feit dat iemand nog arbeidsverplichtingen heeft. Deze leden vragen wat de ervaringen zijn met het experiment? Krijgen met ontslag bedreigde werknemers van hun werkgevers de tijd en de middelen om tijdens hun aanstelling een reïntegratietraject te volgen? Zo neen, is de regering bereid hiervoor een maatregel te treffen?

Kan de regering aangeven hoe het akkoord binnen de Sociaal-Economische Raad (SER) over de WW van invloed is of kan zijn op deze wet? Kan de regering daarbij ook de bovenstaande suggestie meenemen, zo vragen de leden van de PvdA-fractie.

De leden van de VVD-fractie merken op dat het experiment met betrekking tot het vervroegd inzetten van reïntegratie-activiteiten in 2003 is verlengd. In onderhavig wetsvoorstel wordt vervolgens een structurele regeling getroffen. Wat zijn de concrete resultaten van het experiment tot zover?

De leden van de fractie van de ChristenUnie verzoeken de regering te reageren op het standpunt van de SER over het vervroegd inzetten van reïntegratie-activiteiten in zijn advies over een toekomstbestendige WW. Welke extra mogelijkheden, naast de mogelijkheden die in het wetsvoorstel worden vastgelegd, ziet de regering door aanwending van private middelen en van publieke middelen?

Samenstelling doelgroep

De leden van de CDA-fractie merken op dat werknemers die in aanmerking komen voor een vervroegd reïntegratietraject een door het CWI vastgestelde afstand tot de arbeidsmarkt moet hebben. Hoe wordt dat bepaald? Wordt individueel maatwerk hierdoor niet belemmerd, zo vragen deze leden.

De leden van de PvdA-fractie vragen hoe de communicatie en voorlichting van het CWI en het UWV naar potentiële WW-gerechtigden plaats gaat vinden. Hoe hoeveel geld is hiervoor beschik baar?

De leden van de VVD-fractie constateren dat het UWV voor werknemers van wie het aannemelijk is dat zij binnen vier maanden de WW zullen instromen reïntegratieprojecten inzet, indien zij hulp nodig hebben bij de inschakelingen de arbeid. Hoe gaat bepaald worden dat het aannemelijk is dat iemand de WW zal instromen? Wat zijn de risico's van een aanzuigende werking die van een dergelijke maatregel uit zal gaan?

Het voorstel biedt, naast de verplichting voor een werknemer om zich uiterlijk op de tweede dag van werkloosheid te melden bij het CWI, de mogelijkheid om deze melding eerder te laten plaatsvinden. Men hoeft dan niet te wachten tot werkloosheid daadwerkelijk een feit geworden is. Waarom behelst dit voorstel niet een verplichtstelling van melding op het moment dat WW-instroom te verwachten valt, zo vragen de leden van de VVD-fractie.

Kan de regering tevens een beschouwing geven over de wijze waarop mensen het beste voorgelicht kunnen worden over de mogelijkheid van de vervroegde inzet van reïntegratiemiddelen bij een dreigende werkloosheid?

De leden van de D66-fractie merken op dat het CWI en het UWV met ontslag bedreigde potentiële WW-gerechtigden op de hoogte zullen moeten stellen van de mogelijkheid van vervroegd reïntegratietraject. Het is deze leden niet geheel duidelijk hoe één en ander wordt uitgevoerd.

Geen onderscheid tussen collectief/individueel ontslag

De leden van de PvdA-fractie zijn verheugd over het feit dat er geen onderscheid gemaakt zal worden tussen collectief en individueel ontslag. Immers, in het experiment kwamen alleen werknemers in aanmerking voor preventieve reïntegratietrajecten die collectief ontslagen werden.

Onderscheid direct/niet direct bemiddelbaren

Op basis van welke criteria stelt het CWI vast wie in aanmerking komt voor deze preventieve activiteiten, zo vragen de leden van de PvdA-fractie. Wordt hiervoor nog het oude faseringsinstrument gebruik? Of is er inmiddels een nieuwe methode die geobjectiveerd kan laten zien of iemand direct bemiddelbaar is dan wel een afstand heeft tot de arbeidsmarkt?

De leden van de PvdA-fractie vragen hoeveel mensen gebruik zullen en kunnen maken van deze nieuwe regeling per jaar. Immers, van mensen die een baan hebben mag verwacht worden dat zij voor het overgrote deel, door hun recente werkervaring, geen grote afstand hebben tot de arbeidsmarkt. In hoeverre speelt de conjunctuur en de ruimte op de regionale arbeidsmarkt mee bij het verkrijgen van extra steun bij het vinden van werk?

Heeft de regering een indruk van de aantallen werkzoekenden waar het hier om gaat in de komende vier jaar? Hoeveel budget is beschikbaar voor deze preventieve arbeidsbemiddeling voor de diverse doelgroepen?

De leden van de VVD-fractie constateren dat het CWI na de melding van aanstaande werkloosheid een toets uitvoert ter vaststelling van de bemiddelbaarheid van de persoon in kwestie. Als iemand niet direct bemiddelbaar is, wordt deze doorgestuurd naar het UWV. Veroorzaakt dit geen prikkel voor het CWI om, omwille van vermindering van werklast, personen sneller dan nodig als onbemiddelbaar te bestempelen?

De leden van de D66-fractie vragen of de kwalificatie «niet direct bemiddelbaar» de betrokkene niet meteen diskwalificeert voor een kans op de arbeidsmarkt, met andere woorden de bemiddelbaarheid verder verkleint. Worden mensen op deze manier niet te snel als onbemiddelbaar gezien? En hoe is dat dan te rijmen met het feit dat ze tot hun (dreigende) werkloosheid nog wel een baan hebben?

3. De reïntegratieverplichting van overheidswerkgevers

De leden van de CDA-fractie vinden dat overheidswerkgevers een verantwoordelijkheid hebben voor de reïntegratie. Zij vragen wel waarom overheidswerkgevers de volledige reïntegratieverantwoordelijkheid van het UWV moeten overnemen. De bedoeling van de Wet overheidswerknemers onder de werknemersverzekeringen was immers om de werknemersverzekeringen voor alle werknemers van toepassing te laten zijn.

Deze leden vragen tevens een overzicht van de posities van de diverse overheidswerkgevers (naar sectoren). Hoe en in welke mate is gebruik gemaakt van de mogelijkheid van «opting-out» door de diverse overheidssectoren? Wat betekent dat voor de financiële lasten, verdeeld over de diverse overheidssectoren?

Gelden ten aanzien van de inhuur van reïntegratiebedrijven geen (Europese) uit- en aanbestedingsvereisten?

De leden van de PvdA-fractie merken op dat de WW regelt dat het UWV verantwoordelijk is voor de reïntegratie van werkloze overheidswerknemers, tenzij overheidswerkgevers er voor kiezen dit zelf te doen. Deze wetswijziging regelt dat alle overheidswerkgevers verantwoordelijk worden voor de reïntegratie van overheidswerknemers. De overheidswerkgevers zullen geen vergoeding van het UWV meer krijgen voor reïntegratie-inspanningen. De leden van de PvdA-fractie delen de mening dat deze verantwoordelijkheid past bij de overheid als werkgever.

Via premieverlaging voor de werkgever kunnen zij deze nieuwe taak uitvoeren, zo meent de regering. De aan het woord zijnde leden vragen de regering hoeveel geld de overheid als werkgever beschikbaar gaat stellen voor de preventieve reïntegratie-activiteiten die uitgevoerd moeten worden door de overheidswerkgevers.

Waarom worden geen nadere eisen gesteld worden aan overheidswerkgevers met betrekking tot het contracteren van reïntegratiebedrijven. Waarom gebeurt dat wel met betrekking tot het UWV en gemeenten voor de reïntegratie vanuit de WWB, maar niet voor de reïntegratie van eigen personeel? Graag ontvangen deze leden een beargumenteerde toelichting.

De leden van de PvdA-fractie vragen hoe de rechten van de met werkloosheid bedreigde werknemers gewaarborgd zijn, indien zij in overheidsdienst zijn. Gaat dat via een CAO, en met ingang van welke datum voorzien de CAO's daar dan in? Kunnen zij een beroep doen op een IRO of persoonsgebonden reïntegratietraject?

Zijn overheidswerkgevers te sanctioneren indien zij zich niet houden aan de preventieve reïntegratie voor de met werkloosheid bedreigde werknemers die een afstand tot de arbeidsmarkt hebben? Zo ja, wie doet dat? Zo neen, indien een boete bepaling ontbreekt, gaat dat dan niet ten koste van de rechten van deze werknemers, zo vragen de leden van de PvdA-fractie.

Deze leden vragen of het CWI hierin een rol gaat spelen? Wat is de rol en de bevoegdheid van het CWI bij werknemers in overheidsdienst?

De leden van de VVD-fractie zeggen nog niet overtuigd te zijn van de argumentatie om de overheid als werkgever geheel buiten dit wetsvoorstel te laten.

De leden van de D66-fractie zien graag een overzicht tegemoet van wat nu de verantwoordelijkheden van private respectievelijk overheidswerkgevers (en de rechten en aanspraken van hun werknemers) op het gebied van reïntegratie zijn, vóór en na inwerkingtreding van dit wetsvoorstel.

Rechten en plichten

De leden van de PvdA-fractie vragen of de overheid ook sancties kan opleggen aan overheidswerknemers die onvoldoende meewerken aan reïntegratie. Zo ja, wat zijn deze sancties en is de hoogte daarvan vergelijkbaar met de sancties voor de overige werklozen? Bestaat er een rapportage over de mate waarin door eigenrisicodragende werkgevers wordt gesanctioneerd? Behoren deze sanctie geen onderdeel uit te maken van de handhavingrapportages? Zo neen, waarom niet?

4. De verlenging van de werkloosheidsuitkering bij noodzakelijke scholing

De leden van de PvdA-fractie zijn blij met de verlenging van de WW-uitkering voor de afronding van een scholing die langer duurt dan het recht op WW. Hoeveel mensen komen voor deze regeling in aanmerking? Hoeveel mensen hebben na het afschatten van hun WAO-uitkering recht op een WW-uitkering? De leden van de PvdA-fractie willen weten of de verlenging van de werkloosheidsuitkering ook met terugwerkende kracht van toepassing is, aangezien de herbeoordelingoperatie al eind 2004 van start is gegaan.

Is het waar dat deze bepaling alleen geldt voor mensen die zijn afgeschat in het kader van het Schattingsbesluit bij WAO of Wajong? De leden van de PvdA vragen tevens of het uitsluiten van andere groepen met een gecombineerde WW/WAO-uitkering niet in strijd is met het gelijkheidsbeginsel. Kan de regering dit nader toelichten?

Kan de regering zich voorstellen dat ook anderen, die te maken hebben met afschatting van de WAO of Wajong, scholing behoeven, waarbij de WW-termijn te kort kan zijn?

Met betrekking tot verlenging van uitkering bij noodzakelijke scholing willen de leden van de VVD-fractie graag een uitgebreide illustratie zien van wat onder vormen van noodzakelijke scholing wordt verondersteld. En hoe zit deze verlengingssystematiek in elkaar? Is het bijvoorbeeld mogelijk dat iemand met een WW-uitkering vlak voor het eind hiervan aan een omvangrijk opleidingtraject begint waardoor die uitkering een forse uitloop behoeft?

Beaamt de regering dat een baan dan wel een baan in combinatie met een uitkering altijd beter is dan enkel een scholingstraject? En wordt gedurende een scholingstraject geheel dan wel gedeeltelijk opgeheven? Of blijft de sollicitatieplicht onverkort bestaan? De leden van de VVD-fractie gaan uit van het laatste.

Aanvraagtermijnen plaatsings- en herplaatsingbudgetten en pakketten op maat

De leden van de PvdA-fractie merken op dat per 1 juli 2005 de mogelijkheid voor het aanvragen van subsidie bij het in dienst nemen van een arbeidsgehandicapte werknemer zal worden beëindigd. De regering is van mening dat werkgevers voldoende in de gelegenheid zijn gesteld de subsidies voor genoemde dienstbetrekkingen aan te vragen. Deze leden delen de mening dat deze regeling voldoende uitlooptijd heeft gehad. Zij vragen zich echter af of er een evaluatie heeft plaatsgevonden van deze subsidieregeling. Hoeveel mensen hebben baat gehad bij deze regeling, zo vragen deze leden.

Deze subsidieregeling is vervangen door een premiekortingsregeling (Belastingplan 2002). De leden van de PvdA-fractie vragen de regering wanneer de eerste evaluatie van de nieuwe regeling verwacht kan worden.

5. Scholing jonggehandicapten met ernstige scholingsbelemmeringen

De leden van de CDA-fractie ondersteunen de doelstelling om een aparte scholingsregeling voor jonggehandicapten met ernstige scholingsbelemmeringen in stand te houden. Daarmee kan ook het verfijnde netwerk van de zogeheten REA-scholingsinstituten gewaarborgd worden. Deze leden vragen wanneer de nieuwe regeling aan de Kamer toegezonden wordt en per wanneer die regeling moet ingaan.

De leden van de PvdA-fractie vragen de regering om een nadere toelichting op de nieuwe financieringsstructuur van scholingen. Wat verandert er in de nieuwe situatie voor de verschillende marktpartijen en hoe is de overgang naar de nieuwe structuur geregeld?

De leden van de VVD-fractie vragen in welk kader in 2003 de financiering van scholingsinstituten die scholing verzorgen voor arbeidsongeschikte personen is geëvalueerd. Ook andere instellingen dan de aangewezen scholingsinstituten zijn of zullen in staat zijn om de scholing voor deze personen te verzorgen en worden in onderhavig wetsvoorstel hiertoe in staat gesteld. In verband met het behoud van de expertise van de opleidingsinstituten zal in een overgangsfase worden voorzien naar de nieuwe financieringsstructuur van scholingen. Hoe ziet die fase er uit? En hoe zal de overheveling van expertise gaan verlopen?

6. Financiële gevolgen van dit wetsvoorstel

Artikel 72 WW

De leden van de PvdA-fractie constateren dat voor de regeling preventieve reïntegratie geen extra structurele middelen worden uitgetrokken. De regering is van mening dat er voldoende ruimte is binnen het bestaande budget, goed voor 32 000 reïntegratietrajecten (met een gemiddelde trajectprijs van € 2 500). Eenmalig is er een extra budget van € 9 miljoen beschikbaar om in 2005/2006 3 500 extra trajecten te realiseren. Deze leden zijn verbaasd over het feit dat hier geen ruimte is voor extra structurele middelen. Immers, het gaat hier voornamelijk om mensen met een grote afstand tot de arbeidsmarkt. Intensieve inzet van reïntegratiemiddelen is bij deze groepen van het grootste belang voor het realiseren van trajecten van werk naar werk, zo menen deze leden.

De leden van de PvdA-fractie vragen de regering ook hoeveel extra budget er beschikbaar is voor de CWI's. De CWI's zullen naar de mening van deze leden een grotere toeloop krijgen van intakegesprekken van mensen die bedreigd worden met werkloosheid, hoeveel budget is hiervoor beschikbaar?

Daarnaast vragen de fractieleden van de PvdA of voor de preventieve reïntegratie-activiteiten voor werknemers met een grote afstand tot de arbeidsmarkt ook een «no-cure-less-pay» geldt, gelijk aan de IRO.

Voor deze wetswijziging komen extra middelen vrij om in 2005/2006 extra reïntegratietrajecten (3 500) te realiseren, zo stellen de leden van de PvdA-fractie. Het UWV heeft deze beleidswijziging niet meegenomen in haar jaarplan. Deze leden maken zich zorgen over de belastbaarheid van het UWV in 2005/2006 door het beleidsprogramma van dit kabinet. De cijfers over 2004 geven aan dat het UWV slechts in 24% van de gevallen in staat was WW-gerechtigden binnen 20 werkdagen op een reïntegratietraject te plaatsen. Deze leden vragen de regering dan ook nader toe te lichten hoe het UWV in staat zal zijn deze nieuwe taak goed uit te kunnen voeren en of dit consequenties heeft voor het jaarplan 2005, zoals deze aan de Kamer is toegezonden

De leden van de VVD-fractie of het preventief inzetten van reïntegratie-instrumenten nog gevolgen heeft voor de geformuleerde doelstelling om in het derde kwartaal van 2005 85% van de WW-gerechtigden binnen 20 dagen op een traject te plaatsen.

De leden van de D66-fractie merken op dat de vervroegde start van reïntegratie-inspanningen onder bepaalde veronderstellingen leidt tot een jaarlijkse besparing van circa € 21 miljoen. Om deze berekening te kunnen maken, moet zijn uitgegaan van bepaalde veronderstellingen omtrent de effectiviteit van de reïntegratie. Deze leden zien graag een nadere toelichting op de veronderstelde effectiviteit. Kunnen hierbij ook de ervaringen met het experiment met betrekking tot vervroegd inzetten van reïntegratie-activiteiten worden betrokken?

Hoe haalbaar zijn trouwens 3500 extra trajecten, gelet op de doelstelling om in het derde kwartaal van 2005 85% van de WW-gerechtigden binnen 20 werkdagen in een reïntegratietraject te plaatsen versus een realisatie van 24% in het eerste half jaar van 2004?

De leden van de ChristenUnie-fractie lezen in de memorie van toelichting dat in 2005 3500 extra trajecten ingezet zullen worden. Ook deze leden vragen welke relatie dit aantal heeft tot de doelstellingen die het UWV reeds heeft geformuleerd in het Jaarplan 2005. Heeft het UWV hiervoor voldoende capaciteit beschikbaar? Deze leden vragen aansluitend waarop het verwachte plaatsingspercentage van 40% en een gemiddelde WW-uitkering van 15 000 euro per jaar is gebaseerd.

Artikel 76 WW

De leden van de PvdA-fractie merken op dat naar schatting 80 000 mensen zullen worden geconfronteerd met een verlaging of intrekking van hun WAO-uitkering naar aanleiding van de herbeoordeling. Verwacht wordt dat 7 850 mensen wegens scholing in aanmerking zullen komen voor verlenging van hun uitkering. Bij benadering bedragen de extra uitkeringslasten € 15 miljoen. Kan de regering aangeven op basis waarvan zij inschat dat minder dan 10% van mensen die hun WAO-uitkering verliezen recht hebben op verlenging van hun uitkering wegens scholing?

7. Administratieve lasten

De leden van de VVD-fractie constateren dat het wetsvoorstel niet aan Actal is voorgelegd. Deze leden zien toch graag een gekwantificeerde onderbouwing van de reductie van administratieve lasten.

8. Uitvoerings- en toezichtbaarheidstoets

Het voorstel om reïntegratietrajecten te starten voor de eerste werkloosheidsdag is volgens het UWV en het CWI zeer wel uitvoerbaar, zo mogen de leden van de CDA-fractie tot hun genoegen vernemen uit de memorie van toelichting. Heeft het UWV ook nog kritische kanttekeningen geplaatst? Zo ja, welke zijn dat dan?

De leden van de PvdA-fractie merken op dat het UWV in haar uitvoeringstoets aangeeft dat het aantal deelnemers dat zal starten met een reïntegratietraject voor de eerste werkloosheidsdag niet groot zal zijn. De meeste mensen die zich vroeg zullen melden bij het CWI zullen als direct bemiddelbaar gekwalificeerd worden. Welke toegevoegde waarde heeft deze wijziging als er weinig mensen voor in aanmerking komen, zo vragen de leden van de PvdA-fractie. Zij willen tevens weten hoe de potentiële deelnemers aan de vervroegde reïntegratietrajecten bereikt zullen worden. Kan de regering de uitvoeringstoetsen van het UWV, het CWI en de Inspectie Werk en Inkomen kunnen aan de Kamer beschikbaar stellen?

9. Raad voor het Overheidspersoneelsbeleid

De Raad voor het Overheidspersoneelsbeleid heeft te kennen gegeven niet inhoudelijk op het wetsvoorstel te willen reageren. De leden van de PvdA-fractie vragen de regering aan te geven waarom de raad hier niet inhoudelijk op wil reageren. Is er wel een overleg geweest, zo vragen deze leden?

Ook de leden van de VVD-fractie vragen of er overleg plaatsgevonden met de Raad voor het Overheidspersoneelsbeleid? Zo ja, wat was de uitkomst van dat overleg? Waarom wil de Raad voor het Overheidspersoneelsbeleid niet inhoudelijk op het wetsvoorstel reageren? De leden van de fractie van ChristenUnie sluiten zich aan bij deze laatste vraag.

10. Boete bij niet, niet tijdige of onjuiste informatieverstrekking door personen die werkzaamheden laten verrichten

De leden van de PvdA-fractie kunnen zich vinden nota van wijziging waarin de invoering van een bestuurlijke boete voor werkgevers ten aanzien van de informatieplicht. Wel hebben zij enige vragen. Geldt de informatieplicht ook voor de overheid als werkgever? Geldt de bestuurlijke boete ook voor de overheid in al zijn geledingen als werkgever? Zo neen, waarom niet en bij welke organisaties ligt dan de scheidslijn?

11. Artikelen

Artikel V (artikel 50a Wajong)

De leden van de PvdA-fractie vragen op welke wijze deze middelen zullen worden ingezet. Is het mogelijk hieruit bijvoorbeeld ROC-opleidingen te financieren, waarbij de scholingstermijn langer duurt dan de normaal? Is het mogelijk om met behulp van deze middelen de financiering van een verlening van de leerplicht c.q. leerrecht te financieren voor mensen met een Wajong-uitkering, waarbij de scholing veel langer moet doorlopen om optimaal te kunnen functioneren binnen de beperking op de arbeidsmarkt? Zij alle soorten scholingsinstellingen inzetbaar?

De leden van de fractie van de ChristenUnie vragen of uit het voorgestelde artikel 50a van de Wajong moet worden afgeleid dat het nog niet zeker is dat er een ministeriële regeling komt, op grond waarvan het UWV subsidie kan verstrekken voor scholing aan jonggehandicapten met ernstige scholingsbelemmeringen. Als het antwoord ontkennend is, dringt zich de vraag op waarom de betreffende bepaling niet een imperatief karakter heeft in plaats van het nu voorgestelde facultatieve.

De voorzitter van de commissie,

Smits

De griffier van de commissie,

Nava


XNoot
1

Samenstelling:

Leden: Noorman-den Uyl (PvdA), Bakker (D66), De Vries (VVD), De Wit (SP), Van Gent (GL), Verburg (CDA), Hamer (PvdA), Bussemaker (PvdA), Vendrik (GL), Mosterd (CDA), Smits (PvdA), voorzitter, Örgü (VVD), Weekers (VVD), Rambocus (CDA), De Ruiter (SP), Ferrier (CDA), ondervoorzitter, Huizinga-Heringa (CU), Bruls (CDA), Varela (LPF), Eski (CDA), Koomen (CDA), Aptroot (VVD), Smeets (PvdA), Douma (PvdA), Stuurman (PvdA), Kraneveldt (LPF) en Hirsi Ali (VVD).

Plv. leden: Depla (PvdA), Koser Kaya (D66), Blok (VVD), Kant (SP), Halsema (GL), Smilde (CDA), Verbeet (PvdA), Timmer (PvdA), Tonkens (GL), Omtzigt (CDA), Adelmund (PvdA), Van Miltenburg (VVD), Visser (VVD), Algra (CDA), Vacature (algemeen), Vietsch (CDA), Van der Vlies (SGP), Hessels (CDA), Hermans (LPF), Van Oerle-van der Horst (CDA), Van Dijk (CDA), Van Egerschot (VVD), Van Dijken (PvdA), Blom (PvdA), Kalsbeek (PvdA), Van As (LPF) en Schippers (VVD).

Naar boven