30 016
Wijziging van de Werkloosheidswet in verband met het preventief inzetten van reïntegratie-instrumenten, het opdragen van de reïntegratietaak aan overheidswerkgevers, het ondersteunen van WAO-herbeoordeelden bij scholing, het subsidiëren van scholing in het kader van de WAJONG en enkele andere wijzigingen in wetten die de reïntegratie-instrumenten betreffen

nr. 5
NOTA VAN WIJZIGING

Ontvangen 13 april 2005

Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel III komt te luiden:

ARTIKEL III. WIJZIGING VAN DE WET OP DE (RE)INTEGRATIE ARBEIDSGEHANDICAPTEN

De Wet op de (re)integratie arbeidsgehandicapten wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 10, eerste lid, onderdeel a, wordt na «de WW» ingevoegd: , tenzij artikel 72a van de WW van toepassing is,.

B

Aan artikel 87b wordt een lid toegevoegd, luidende:

4. Een aanvraag voor een subsidie op grond van het in het eerste lid bedoelde artikel 16 of 17 of een aanvraag voor een pakket op maat op grond van het in het eerste lid bedoelde artikel 18 kan tot 1 juli 2005 worden ingediend.

B

In artikel V, onderdeel A, wordt «Artikel 50a» vervangen door: Artikel 50a. Scholing jonggehandicapten met ernstige scholingsbelemmeringen

C

Onder vernummering van artikel VI tot artikel VII wordt na artikel V een nieuw artikel ingevoegd, luidende:

ARTIKEL VI. WIJZIGING WET STRUCTUUR UITVOERINGSORGANISATIE WERK EN INKOMEN

De Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen wordt als volgt gewijzigd:

A

De artikelen 83c en 83d worden vernummerd tot: 83i en 83j

B

Na artikel 83b worden in hoofdstuk 10A zes nieuwe artikelen ingevoegd, luidende:

Artikel 83c Boete bij niet, niet tijdige of onjuiste informatieverstrekking door personen die werkzaamheden laten verrichten

1. Indien de persoon, bedoeld in artikel 54, eerste lid, onderdelen b en c, die gehouden is tot het verstrekken van gegevens en inlichtingen op grond van artikel 54, eerste lid, aan het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen of de Centrale organisatie werk en inkomen, en hij deze niet dan wel niet binnen de op grond van artikel 54, vierde lid, gestelde termijn verstrekt, kan het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen hem een bestuurlijke boete van ten hoogste € 1500 opleggen.

2. Indien het aan opzet of grove schuld van de persoon, bedoeld in het eerste lid, is te wijten dat geen, dan wel onjuiste of onvolledige inlichtingen zijn verstrekt kan het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen hem een bestuurlijke boete opleggen van ten hoogste € 5000.

3. De bevoegdheid tot het opleggen van een bestuurlijke boete vervalt vijf jaren na de dag waarop de in artikel 54, vierde lid, gestelde termijn is verstreken.

Artikel 83d Voorschriften rond voorgenomen boeteoplegging

1. Indien het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen jegens de persoon, bedoeld in artikel 83c, een handeling verricht waaraan deze in redelijkheid de gevolgtrekking kan verbinden dat aan hem een bestuurlijke boete zal worden opgelegd, is die persoon niet langer verplicht in verband hiermee enige verklaring af te leggen. Die persoon wordt hiervan in kennis gesteld alvorens hem mondeling om informatie wordt gevraagd.

2. Indien het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen voornemens is om een boete op grond van artikel 83c op te leggen, wordt hiervan kennis gegeven aan de persoon, bedoeld in dat artikel, onder vermelding van de gronden waarop het voornemen berust.

3. Indien de persoon de kennisgeving wegens zijn gebrekkige kennis van de Nederlandse taal onvoldoende begrijpt, draagt het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen er op verzoek van die persoon zorg voor dat de in de kennisgeving vermelde gronden worden medegedeeld in een voor hem begrijpelijke taal.

4. In afwijking van afdeling 4.1.2 van de Algemene wet bestuursrecht stelt het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen de persoon in de gelegenheid om naar keuze schriftelijk of mondeling zijn zienswijze naar voren te brengen voordat de boete wordt opgelegd.

5. Indien de persoon zijn zienswijze mondeling naar voren brengt, en hij de Nederlandse taal onvoldoende beheerst, draagt het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen er zorg voor dat een tolk wordt benoemd die de persoon kan bijstaan, tenzij redelijkerwijs mag worden aangenomen dat daaraan geen behoefte bestaat.

Artikel 83e Voorschriften rond boetebeschikking

1. De beschikking waarbij de boete is opgelegd, vermeldt de termijn of de termijnen waarbinnen deze moet worden betaald.

2. Indien de persoon, bedoeld in artikel 83c, de beschikking wegens zijn gebrekkige kennis van de Nederlandse taal onvoldoende begrijpt, draagt het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen er zorg voor dat de in de beschikking vermelde informatie wordt medegedeeld in een voor die persoon begrijpelijke taal.

3. De beschikking waarbij de boete is opgelegd levert een executoriale titel op in de zin van Boek 2 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.

4. Bij gebreke van tijdige betaling wordt de beschikking waarbij de boete is opgelegd met toepassing van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering op de kosten van de persoon, bedoeld in artikel 83c, betekend tenuitvoergelegd en wordt de verschuldigde boete verhoogd met de wettelijke rente en de op de invordering betrekking hebbende kosten.

Artikel 83f Niet-oplegging boete bij strafvervolging

1. Een boete wordt niet opgelegd zolang het feit op grond waarvan de boete kan worden opgelegd wordt onderzocht door het openbaar ministerie.

2. De oplegging van een boete blijft definitief achterwege indien terzake van dat feit tegen de persoon een strafvervolging is ingesteld en het onderzoek ter terechtzitting een aanvang heeft genomen, dan wel het recht tot strafvordering is vervallen op grond van artikel 74 van het Wetboek van Strafrecht.

3. Het Openbaar Ministerie doet van een omstandigheid als bedoeld in het eerste en het tweede lid mededeling aan het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen.

Artikel 83g Termijn boeteoplegging

1. Een boete op grond van artikel 83c wordt opgelegd binnen een jaar nadat het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen de persoon, bedoeld in artikel 83c, overeenkomstig artikel 83d in de gelegenheid heeft gesteld zijn zienswijze naar voren te brengen.

2. Indien aangifte is gedaan of proces-verbaal is opgemaakt en ingezonden vangt de termijn van een jaar aan op de dag na die waarop het Openbaar Ministerie aan het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen heeft medegedeeld dat geen strafvervolging wordt ingesteld.

Artikel 83h Boeteoplegging in geval van overlijden

1. Geen boete wordt opgelegd indien de persoon, bedoeld in 83c, eerste lid, is overleden.

2. Voorzover een boete nog niet is geïnd of betaald, vervalt zij door het overlijden van de persoon aan wie zij is opgelegd.

Toelichting

Onderdeel A

In dit onderdeel wordt, in subonderdeel A bij artikel III, een tweede wijziging van de Wet op de (re)integratie arbeidsgehandicapten voorgesteld. Subonderdeel B betreft een redactionele aanpassing in verband met het ingevoegde subonderdeel A. In het geval een overheidswerkgever een arbeidsgehandicapte in dienst heeft en er uit hoofde van die dienstbetrekking werkloosheid ontstaat, ontstaat er naast de reïntegratieverplichting van het UWV eveneens een reïntegratieverplichting voor de overheidswerkgever. Om in een dergelijk geval samenloop te voorkomen wordt in artikel 10 van de Wet op de (re)integratie arbeidsgehandicapten bepaald dat de reïntegratieverplichting van het UWV alleen geldt als artikel 72a van de Werkloosheidswet niet van toepassing is. In genoemd geval is de overheidswerkgever dus verantwoordelijk voor de reïntegratie.

Onderdeel B

In dit onderdeel wordt een kopje toegevoegd aan het voorgestelde artikel 50a van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten.

Onderdeel C

Deze voorgestelde wijziging betreft een onderwerp, waarvan spoedige regeling is toegezegd aan de Tweede Kamer en dat enige samenhang vertoont met het wetsvoorstel. In de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen (Wet SUWI) wordt de mogelijkheid voor een bestuurlijke boete voorgesteld bij het niet voldoen aan de verplichting gegevens te verstrekken door de werkgever of ex-werkgever of een onderneming, waarvoor een uitkeringsgerechtigde werkzaamheden heeft verricht. Het betreft het sanctioneren van het niet tijdig of niet voldoen aan gegevensverstrekking en het met opzet niet voldoen aan die gegevensverstrekking. De regeling van de bestuurlijke boete, op te leggen door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV), stemt inhoudelijk (ook wat betreft de boetebedragen) overeen met de bestuurlijke boete, die is opgenomen in de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen voor het niet voldoen aan informatieverstrekking door derden.

Op grond van artikel 54, eerste lid, Wet SUWI is een ieder verplicht gegevens te verstrekken aan UWV en de Centrale organisatie werk en inkomen (CWI). Die gegevens hebben betrekking op de persoon van de uitkeringsgerechtigde en van zijn werkgever of ex-werkgever. Een ieder is dan ook de werkgever of die ex-werkgever of een persoon waarvoor de belanghebbende uitkeringsgerechtigde werkzaamheden heeft verricht. Het niet voldoen aan die informatieverplicht is in de Wet SUWI strafrechtelijke gesanctioneerd.

In onderdeel 3 van deze nota van wijziging wordt in de Wet SUWI geregeld, dat het UWV een bestuurlijke boete kan opleggen van ten hoogste € 1500 aan werkgevers indien zij niet, niet tijdig voldoen aan hun informatieplicht. Daarnaast is de bepaling uitgebreid met de mogelijkheid om een hogere bestuurlijke boete op te leggen indien sprake is van grove schuld danwel opzet. Het maximum voor gevallen van opzet en grove schuld bedraagt € 5000.

Het belang van deze sanctionering bij bestuurlijke boete is gelegen in het feit, dat het UWV heeft aangegeven dat het voorkomt dat van de zijde van werkgevers onvoldoende informatie beschikbaar wordt gesteld ten behoeve van correcte vaststelling van uitkeringsrechten van werknemers.

Gedoeld wordt tevens op de situatie dat een werkgever niet naar waarheid (valselijk) inlichtingen verstrekt of nalaat inlichtingen te verstrekken, op basis waarvan de werknemer bij wijze van preventieve inzet een reïntegratietraject kan volgen op kosten van het UWV. Deze gedraging (handelen of nalaten) van de werkgever strekt tot zijn bevoordeling omdat de werkgever anders zelf verplicht is een reïntegratietraject te vergoeden. Het UWV beschouwt de huidige mogelijkheid om strafrechtelijk aangifte te doen als te omslachtig.

De regering ziet in bestuursrechtelijke handhaving van voornoemde informatieverplichting voor werkgevers een belangrijk instrument voor een lik-op-stukbeleid, waardoor de effectiviteit van het toezicht en de handhaving verbeterd kan worden.

Met de wetswijziging wordt tegelijkertijd een toezegging aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal nagekomen om een specifieke informatieverplichting voor werkgevers in te voeren op straffe van een bestuurlijke boete bij overtreding (Brief van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, 26 448, nr. 156). Het is die brief aangegeven wetgevingstraject heeft enige vertraging opgelopen, vandaar dat dit wetsvoorstel is gekozen. Voorts kan het instrument daarmee effectief worden voor de in dit wetsvoorstel te regelen reïntegratie-instrumenten.

De nieuwe wetsbepaling zal naar verwachting bijdragen aan een evenwichtiger sanctiebeleid.

De bepalingen zijn overigens in overeenstemming met de bepalingen, die voor de procedure en ten uitvoerlegging van bestuurlijke boeten zijn opgenomen in andere sociale verzekeringswetten en de Algemene wet inzake rijksbelastingen.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

A. J. de Geus

Naar boven