30 015 Voortgang bodemsanering

Nr. 45 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN INFRASTRUCTUUR EN MILIEU

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 22 november 2011

Het is de gewoonte dat ik u jaarlijks bericht over de voortgang van de bodemsaneringsoperatie. Ik benut deze gelegenheid om de jaarlijkse berichtgeving volledig te wijden aan de stand van zaken van de bodemsanering op locaties met een risico voor de volksgezondheid (humane spoedlocaties). Komend jaar zal ik nader berichten over de voortgang van de afspraken uit het Convenant bodemontwikkelingsbeleid en aanpak spoedlocaties uit 2009, waar thans een midterm-review plaatsvindt en dat ook strekt – naast spoedlocaties – tot ondergrond, gebiedsgericht beheer, decentralisatie en vereenvoudiging regelgeving.

In dit schrijven ga ik eerst in op de verantwoordelijkheidsverdeling tussen betrokken overheden, en schets ik vervolgens de stand van zaken en de planning. Er lijkt overigens een beeld te zijn, dat sprake is van een «rijkslijst» humane spoedlocaties. Die lijst is er niet, gezien de verantwoordelijkheidsverdeling.

Verantwoordelijkheidsverdeling

De uitvoering van het bodemsaneringsbeleid is volledig gedecentraliseerd aan de 12 provincies (die ook de regie en budgetrol hebben voor de kleinere gemeenten) en 30 grote gemeenten (allen bevoegd gezag Wet bodembescherming (Wbb)) Via het bevoegd gezag Wbb heb ik bij uitvraag beschikking gekregen over bijgevoegde lijsten humane spoedlocaties. (Bijlage I). Het bevoegd gezag Wbb heeft ook de regie over de uitvoering en de planning van de saneringen. In het convenant Bodemontwikkelingsbeleid dat is afgesloten tussen rijk en bevoegd gezag Wbb en de Unie van Waterschappen is afgesproken dat de humane spoedlocaties in 2015 zijn gesaneerd en/of worden beheerst en dat de overige spoedlocaties tenminste gereed zijn om saneringsmaatregelen te gaan treffen. Deze afspraak vormt voor het bevoegd gezag het kader voor haar planning. Ten behoeve van een voortvarende uitvoering van de afspraken uit het convenant hebben de 4 convenantspartijen (Rijk, IPO, VNG en UvW) een gemeenschappelijke organisatie in het leven geroepen, het uitvoeringsprogramma convenant (UP). Deze organisatie faciliteert sinds medio 2010 alle partijen en bevordert een voortvarende en uniforme aanpak.

Stand van zaken spoedlocaties

Zoals u in bijlage I1 kunt lezen zijn er nog ca. 400 locaties, verdeeld over de 42 Wbb bevoegd gezag overheden, waar sprake is van gevaar voor de volksgezondheid vanuit bodemverontreiniging. Dat is een bescheiden getal, tegen de achtergrond van ca. 250 000 potentieel vervuilde locaties in heel Nederland. Ik concludeer hieruit dat de bodemsanering, die vanaf ca. 1980 loopt, duidelijk vruchten afwerpt. Op basis van de afspraken uit het convenant zijn deze locaties uiterlijk in 2015 gesaneerd of zijn beheersmaatregelen getroffen. Ik heb begrepen dat aan een aanzienlijk deel van deze locaties al wordt gewerkt.

Uiteraard is hier sprake van een momentopname, een opgave kan door sanering of beheersing van de lijst afgevoerd worden. Daarnaast kunnen door bijvoorbeeld functiewijziging nieuwe spoedlocaties ontstaan.

De kosten van de sanering zijn een belangrijk punt van aandacht, waarbij ondermeer VNG en IPO expliciet aandacht hebben gevraagd voor het dilemma van de haalbaarheid van de afspraken en de beschikbaarheid van middelen. Blijkens de huidige inventarisatie lijkt het kostenniveau van de aanpak van deze werkvoorraad humane spoedlocaties op maximaal € 300 mln. te liggen, waarvan overigens al ongeveer 2/3 wordt gedekt via andere voorzieningen. Het gaat hier om afspraken met de textielreiniging sector (Bosatex-convenant), een voorziening voor het bedrijfsleven en een voorziening voor de aanpak van voormalige gasfabrieksterreinen. Resteert, naar huidige inschatting, nog ongeveer een te financieren bedrag van € 100 mln., budget dat beschikbaar is binnen de rijksbegroting, waardoor de doelstelling voor humane spoedlocaties haalbaar is. Naast deze spoedlocaties zijn in het convenant immers ook afspraken gemaakt over locaties, die spoedeisend zijn op basis van verspreidingsrisico’s (grondwaterverontreiniging) en ecologische risico’s. Inmiddels is met het bevoegd gezag Wbb overeengekomen dat ook deze locaties versneld in beeld worden gebracht. Afgesproken is dat per juli 2013 inzicht bestaat in deze werkvoorraad, de planning van de aanpak en de kosten, zodat ook voor deze onderdelen van de werkvoorraad definitieve afspraken kunnen worden gemaakt.

Uitgangspunt is dat jaarlijks zoveel mogelijk saneringen worden aanbesteed, zodat het tempo van de operatie hoog blijft. Een ingewikkelde opgave, gezien het economisch klimaat en de geringe bouwactiviteiten als gevolg hiervan. Bodemsanering is namelijk vaak volgend op een ruimtelijk-economische ontwikkeling.

Planning aanpak spoedlocaties voor 2015

Het bevoegd gezag geeft aan, dat er van de 404 locaties reeds 172 reeds in de saneringsfase zijn. Bij 82 locaties zijn beveiligingsmaatregelen genomen. Voorzien wordt dat in de komende 4 jaar nog voor 13 andere locaties beveiligingsmaatregelen worden getroffen. Tevens komen er in deze periode 2011–2015 nog 137 locaties in de saneringsfase. Voor 95 locaties, die de kwalificatie humaan spoed hebben, geldt dat nog een planning moet worden opgesteld.

Het eerste beeld van de aanpak van de spoedlocaties met humaan risico is hiermee bevredigend. De planning is duidelijk gericht op het realiseren van de afspraak uit het Convenant Bodemontwikkelingsbeleid en aanpak spoedlocaties, waarin is neergelegd, dat de humane spoedlocaties voor 2015 zijn gesaneerd of worden beheerst en dat de overige spoedlocaties (spoed op basis van verspreidingsrisico of ecologisch risico) beschikt zijn, zodat de sanering kan starten of inderdaad al in de saneringsfase zijn.

Ik hoop u met deze brief voldoende te hebben geïnformeerd.

De staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu,

J. J. Atsma


X Noot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

Naar boven