nr. 37
BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSHUISVESTING, RUIMTELIJKE ORDENING EN
MILIEUBEHEER
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 19 januari 2010
Hierbij zend ik u het rapport van de VROM-Inspectie en de Inspectie Verkeer &
Waterstaat met de bevindingen van een vervolgonderzoek naar aanleiding van
de in begin 2009 geconstateerde fraude door bodemadviesbureau Bodemstaete1.
Na de constatering hebben de VROM-Inspectie en de Inspectie Verkeer en
Waterstaat op 5 februari de erkenning van Bodemstaete ingetrokken. Zonder
deze in het Besluit Bodemkwaliteit vereiste erkenning kon Bodemstaete vanaf
die datum geen rechtsgeldig verkennend bodemonderzoek meer uitvoeren.
Op 15 december 2009 heeft de strafrechter de directeur van Bodemstaete
veroordeeld voor meermaals gepleegde valsheid in geschrifte2. Ook is de VROM-Inspectie nagegaan welke mogelijk frauduleuze onderzoeken
Bodemstaete heeft uitgevoerd, en zijn bevoegde gezagen hiervan op de hoogte
gesteld.
Dit rapport beschrijft het vervolgonderzoek dat naar aanleiding van de
zaak Bodemstaete is verricht om na te gaan op welke schaal op een met Bodemstaete
vergelijkbare manier is gefraudeerd, welke andere fraudemomenten in de bodemketen
voorkomen en welke verbeteringen in het stelsel dit tegen kunnen gaan. Met
dit onderzoek is dieper inzicht verkregen in de verschijningsvormen van bodemfraude.
Bij 50 overheden zijn hiervoor ruim 500 bodemrapporten van 138 verschillende
adviesbureaus onderzocht, en deze steekproef omvatte daarmee ongeveer 70%
van de adviesbureaus met een erkenning. In dit onderzoek zijn geen vervalste
bodemrapporten aangetroffen, maar lopende het onderzoek is wel nog een ander
bedrijf betrapt op fraude. Ook daar is de erkenning ingetrokken.
Verder is gekeken naar de rol van de bij Bodemstaete betrokken certificerende
instelling. Hoewel er enkele procesmatige kanttekeningen zijn heeft deze zijn
werk naar behoren uitgevoerd. Handhaving (inclusief het signaleren)
van frauduleus handelen is in de eerste plaats een taak van het publiek toezicht
en van de opsporingsinstanties.
Het stelsel van certificering is hier niet in de eerste plaats op gericht,
maar het is voor de certificerende instellingen wel mogelijk om via gerichte
audits bepaalde vormen van fraude aan het licht te brengen.
Het blijkt dat Certificerende Instellingen, de Raad voor Accreditatie
(RvA) en Inspecties beschikken over veel informatie met betrekking tot het
functioneren van bodemintermediairs, maar dat deze tot nu toe onvoldoende
is uitgewisseld. Het bodembedrijfsleven en de Stichting Infrastructuur Kwaliteitsborging
Bodem (SIKB) hebben goede initiatieven genomen om de kans op fraude te verkleinen:
het SIKB heeft hiertoe een richtlijn voor certificerende instellingen opgesteld,
en met inzet van software, waarbij door middel van een code een gebruiker
direct kan verifiëren of de in een rapport opgenomen gegevens juist zijn,
kan worden bijgedragen aan vergroting van de transparantie binnen de bodemsector
en daarmee aan het tegengaan van fraude.
De belangrijkste aanbevelingen uit het rapport zijn:
• gerichter toezicht uitoefenen op de belangrijkste fraudemomenten,
waarbij ook interventieteams kunnen worden ingezet. Deze aanbeveling is inmiddels
vertaald naar concrete acties in het jaarprogramma 2010 van de VROM-Inspectie,
• stimuleren van reeds ingezette ontwikkelingen om informatie uit
te wisselen tussen de actoren in het private stelsel en de inspecties (de
eerste overleggen hierover zijn inmiddels gestart),
• ervoor zorgen dat informatieverkrijging uit strafrechtelijk onderzoek
ten behoeve van bestuurlijke doeleinden wordt vergemakkelijkt,
• er voor zorgen dat certificerende instellingen bij audits aanvullende
controles uitvoeren waarmee dieper wordt ingezoomd op de uitvoeringspraktijk
(overleg met het SIKB is inmiddels gestart),
• stimuleren van de bodemsector om de ingezette ontwikkeling software
te benutten voor het vergroten van de transparantie binnen de bodemsector
met kracht door te zetten.
Ik trek uit het rapport de conclusie dat het bestaande publiekprivate
systeem, dat uitgaat van continue inzet van publieke en private toezichthouders,
goed in staat is de kwaliteit van de uitvoering te verbeteren en fraude in
de bodemsector aan te pakken. Fraude is nooit helemaal te voorkomen maar daarom
vind ik het belangrijk dat de aanbevelingen uit het rapport voortvarend worden
opgepakt om kwaliteit nog verder te verbeteren en fraude zoveel mogelijk te
voorkomen. Daar waar fraude blijft voorkomen moet die stevig worden aangepakt
met de bestuurlijke en strafrechtelijke instrumenten die daarvoor zijn ontwikkeld.
Ik zal u op de hoogte houden van verdere ontwikkelingen.
De minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,
J. M. Cramer