30 013
Wijziging van de Wet toezicht effectenverkeer 1995 ter implementatie van richtlijn nr. 2003/71/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 4 november 2003 betreffende het prospectus dat gepubliceerd moet worden wanneer effecten aan het publiek worden aangeboden of tot de handel worden toegelaten en tot wijziging van Richtlijn 2001/34/EG (PbEU L 345) en tot uitvoering van verordening nr. 809/2004 van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 29 april 2004 tot uitvoering van Richtlijn 2003/71/EG van het Europees Parlement en de Raad wat de in het prospectus te verstrekken informatie, de vormgeving van het prospectus, de opneming van informatie door middel van verwijzing, de publicatie van het prospectus en de verspreiding van advertenties betreft (PbEU L 149)

nr. 9
TWEEDE NOTA VAN WIJZIGING

Ontvangen 3 mei 2005

Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:

1

Artikel I, onderdeel Ba, wordt als volgt gewijzigd:

a. De aanhef komt als volgt te luiden:

Na artikel 3 worden twee artikelen ingevoegd, luidende:

b. Na artikel 3a wordt een artikel toegevoegd, luidende:

Artikel 3b

1. Het verbod, bedoeld in artikel 3, eerste lid, is van overeenkomstige toepassing op een aanbieding van effecten ter zake waarvan het prospectus overeenkomstig artikel 3 is goedgekeurd, indien zich voorafgaand aan de afsluiting van de aanbieding van effecten een belangrijke nieuwe ontwikkeling, materiële vergissing of onjuistheid voordoet of door de aanvrager geconstateerd wordt die verband houdt met de informatie in het prospectus en van invloed kan zijn op de beoordeling van de aangeboden effecten, tenzij een document ter aanvulling van het prospectus door Onze Minster is goedgekeurd en algemeen verkrijgbaar is.

2. Onze Minister keurt het in het eerste lid bedoelde aanvullende document goed indien wordt voldaan aan bij algemene maatregel van bestuur te stellen regels en maakt zijn besluit omtrent goedkeuring van dit document binnen een termijn van zeven werkdagen bekend aan de aanvrager. Het vijfde lid van artikel 3a is van overeenkomstige toepassing.

2

Artikel I, onderdeel J, komt als volgt te luiden:

J

In artikel 42 wordt de zinsnede «bij instellingen te wier laste effecten zijn uitgegeven die zijn toegelaten tot de notering aan een op grond van artikel 22 erkende effectenbeurs» vervangen door: bij aanbieders van effecten, bij de personen waarvan de namen zijn opgenomen in het register, bedoeld in artikel 4, derde lid.

3

Artikel I, onderdeel K, komt als volgt te luiden:

K

Artikel 44 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid wordt na «gesteld bij of krachtens» ingevoegd: de artikelen 3 tot en met 4 of.

2. In het derde lid wordt na «gesteld bij of krachtens» ingevoegd: de artikelen 3 tot en met 4 of.

Toelichting

Algemeen

Beantwoording van het verslag van de Tweede Kamer heeft geleid tot een drietal wijzigingen van het wetsvoorstel. Deze wijzigingen zijn van technische aard. Het nieuw voorgestelde artikel 3b van de Wet toezicht effectenverkeer 1995 (Wte 1995) ligt in het verlengde van de in de eerste nota van wijziging voorgestelde artikel 3a van de Wte 1995. Ook de in het voorgestelde artikel 3b van de Wte 1995 geregelde materie – de verplichting voor aanbieder van effecten om een aanvullend document op te stellen en te laten goedkeuren indien voorafgaand de afsluiting van de aangeboden effecten belangrijke nieuwe informatie bekend wordt – zou aanvankelijk in het Besluit toezicht effectenverkeer 1995 (Bte 1995) worden geïmplementeerd. Gelet op de aard van de materie, en de samenhang met hetgeen in het voorgestelde artikel 3a van de Wte 1995 wordt geregeld, wordt bij nader inzien ook regeling de goedkeuring van het aanvullend document bij formele wet meer passend geacht.

De tweede wijziging behelst een aanpassing van artikel 42 van de Wte 1995 en ziet op de mogelijkheid om kosten door te berekenen. De derde en laatste wijziging omvat een aanpassing van artikel 44 van de Wte 1995. Deze wijziging houdt verband de invoering van het nieuwe artikel 3b van de Wte 1995 en herstelt voorts een omissie. In de artikelsgewijze toelichting wordt op de genoemde wijzigingen verder ingegaan

Artikelsgewijs

1. Artikel I, onderdeel Ba

In het eerste lid van dit artikel is geregeld dat het verbod, bedoeld in artikel 3, eveneens van toepassing is indien ter zake van een aanbieding een prospectus is goedgekeurd, maar zich tussen het tijdstip van goedkeuring van het prospectus en de definitieve afsluiting van de aanbieding een belangrijke nieuwe ontwikkeling, materiële vergissing of onjuistheid voordoet of door de aanbieder wordt geconstateerd, die verband houdt met de informatie in het prospectus en van invloed kan zijn op de beoordeling van de aangeboden effecten. In dat geval dient een aanvullend document te worden opgesteld en te worden goedgekeurd door de toezichthoudende autoriteit. Omdat het tot de verantwoordelijkheid behoort van degene die de effecten aanbiedt om een document op te stellen, dient de afweging of sprake is van een belangrijke «nieuwe ontwikkeling», «materiële vergissing» of «onjuistheid» die verband houdt met de informatie in het prospectus én van invloed kan zijn op de boordeling van de aangeboden effecten in beginsel door deze persoon te worden gemaakt.

Indien de verplichting tot het opstellen van een aanvullend document niet wordt nageleefd en toch tot aanbieding wordt overgegaan, leidt dit tot overtreding van het verbod van artikel 3, eerste lid, van de Wte 1995. De omstandigheid dat een aanvullend document wordt opgesteld heeft overigens geen gevolgen voor het al eerder goedgekeurde prospectus. De goedkeuring van het aanvullend document door de AFM omvat een vergelijkbare toets op volledigheid, begrijpelijkheid en consistentie als de goedkeuring van het prospectus zelf. Verwezen wordt naar hetgeen eerder omtrent de goedkeuring van het prospectus is opgemerkt in de toelichting.

In het tweede lid is geregeld dat de AFM binnen een termijn van zeven werkdagen na ontvangst van het document ter aanvulling van het prospectus een besluit omtrent de goedkeuring van dit document dient te nemen en dit dient bekend te maken aan de aanvrager. Het aanvullend document wordt door de AFM goedgekeurd indien wordt voldaan aan de in het Bte 1995 opgenomen regels. Gedacht kan daarbij worden aan voorschriften omtrent de samenvatting, de vertaling van het document en de wijze waarop het document algemeen verkrijgbaar wordt gesteld. Evenals is bepaald ten aanzien van de in artikel 3a opgenomen procedure tot goedkeuring van het prospectus, blijft artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht buiten toepassing.

2. Artikel I, onderdeel J

Op basis van artikel 42 van de Wte 1995 kunnen de kosten die de AFM maakt voor de uitvoering van de taken en bevoegdheden uit hoofde van de Wte 1995 worden doorberekend aan degenen op wie het toezicht plaatsvindt. In de eerste nota van wijziging is voorgesteld om in het derde lid van artikel 4 van de Wte 1995 de mogelijkheid op te nemen dat personen die zich als zodanig kwalificeren door de AFM kunnen worden opgenomen in een register van gekwalificeerde beleggers. De in dit artikel voorgestelde aanpassing van artikel 42 van de Wte 1995 voorziet in de mogelijkheid om de kosten van registratie van gekwalificeerde beleggers bij degene die als gekwalificeerde belegger wordt geregistreerd in rekening te brengen.

3. Artikel I, onderdeel K

De voorgestelde aanpassing van artikel 44 van de Wte 1995 houdt verband met het voorstel in deze nota van wijziging om een nieuw artikel 3b in de Wte 1995 te introduceren. Tevens is deze gelegenheid aangegrepen om ook artikel 3a van de Wte 1995 op te nemen in artikel 44 van de Wte 1995, hetgeen ten onrechte in eerste instantie niet heeft plaatsgevonden. Artikel 44 van de Wte 1995 voorziet in een afwijkende rechtsgang tegen besluiten van de AFM in het kader van aanbiedingen van effecten. Zoals ook in de nota naar aanleiding van het verslag is opgemerkt spelen bij een aanbieding van effecten veelal aanzienlijke financiële belangen en is een uitgevende instelling dan ook gebaat bij procedures met korte doorlooptijden. De wens te voorzien in een vlotte afhandeling van besluiten in het kader van aanbiedingen van effecten speelt niet alleen bij de besluiten die op grond van het bij of krachtens artikel 3 en 4 van de Wte 1995 worden genomen, maar ook – en misschien nog wel meer – bij besluiten als bedoeld in de voorgestelde artikelen 3a en 3b van de Wte 1995. Om die reden worden in deze nota van wijziging de artikelen 3a en 3b van de Wte 1995 eveneens opgenomen in dit artikel.

De Minister van Financiën,

G. Zalm

Naar boven