Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 24 januari 2023
Bij de behandeling van de begroting van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
is een motie ingediend (Kamerstuk 36 200 VIII, nr. 79) door de leden El Yassini (VVD) en Van der Molen (CDA). Deze motie is later gewijzigd.
In de gewijzigde motie verzoeken zij de regering om het tweede project van de Ambachtsacademie
na afloop te evalueren en de Tweede Kamer daarover te informeren. Met deze brief geef
ik u een appreciatie van deze motie, zodat uw Kamer dit kan meewegen tijdens de stemmingen.
Het is gebruikelijk om na afronding van een project waarvoor mijn ministerie subsidie
heeft verleend, de gemaakte kosten en de daarmee gerealiseerde opbrengsten te evalueren.
Dat zal ik in dit geval ook doen. Daarom laat ik deze motie «oordeel Kamer».
Voor de volledigheid attendeer ik u op mijn eerdere brief van 13 april 2022 (Kamerstuk
30 012, nr. 143). In deze brief is toegelicht waarom er binnen het Ministerie van SZW geen mogelijkheden
zijn om nogmaals publiek geld beschikbaar te stellen voor deze activiteiten van de
Ambachtsacademie.
In deze brief heb ik aangegeven dat ik vanuit mijn ministerie, op grond van de Kaderregeling
subsidies, voor een periode van maximaal vijf jaar een incidentele subsidie kan verstrekken
voor activiteiten die passen binnen de beleidsterreinen van mijn ministerie. Daarbij
heb ik de vrijheid heb om een subsidieaanvraag op beleidsmatige gronden te weigeren
en niet verplicht ben om elke subsidieaanvraag toe te kennen.
De maximale periode van vijf jaar en een staatssteun-toets staan het positief beschikken
op een nieuwe aanvraag in de weg, ongeacht de uitkomst van een evaluatie. Daarnaast
spelen beleidsmatige afwegingen een rol bij mijn besluitvorming.
Deze heeft mijn ambtsvoorganger eerder aan uw Kamer gemeld in zijn brief van 16 augustus
2021 (Kamerstuk 30 012, nr. 140), waarin ook is ingegaan op de evaluatie van het eerste project van de Ambachtsacademie.
De daarin getrokken conclusies over de beperkte effectiviteit en doelmatigheid van
het project gelden nog steeds.
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
C.E.G. van Gennip