30 012 Leven Lang Leren

Nr. 149 BRIEF VAN DE MINISTERS VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID EN VOOR PRIMAIR EN VOORTGEZET ONDERWIJS

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 12 december 2022

Met onze brief van 28 november jl. hebben wij u geïnformeerd over de noodzakelijke verbeteringen in het STAP-budget (Kamerstuk 30 012, nr. 148). Een van de aspecten betrof de werkwijze dat betalingen voor STAP-aanvragen voor scholing, die in onderzoek van de Toetsingskamer zijn, worden aangehouden. Op dit moment zijn ruim 3.500 opleidingen bij ongeveer 200 opleiders in onderzoek. Er is tijd nodig om dit onderzoek zorgvuldig te doen, met hoor en wederhoor.

In de Kamerbrief hebben wij u gemeld dat één opleider een rechtszaak is gestart in verband met het aanhouden van de STAP-subsidie. Wij zegden toe uw Kamer te informeren wanneer de rechterlijke uitspraak gevolgen heeft voor deze werkwijze. Inmiddels heeft de rechter zich uitgesproken over het verzoek om een voorlopige voorziening en hebben wij deze kunnen bestuderen. Deze uitspraak heeft gevolgen voor de werkwijze rond de onderzoeken naar opleiders, het aanhouden van STAP-subsidie en de aanpak van misbruik en oneigenlijk gebruik. Naar aanleiding hiervan zien wij tot onze spijt geen andere mogelijkheid dan het komende subsidieaanvraagtijdvak van januari-februari over te slaan. Wij lichten de achtergrond van dit besluit in het vervolg van deze brief toe.

De rechter zegt dat enkel het feit dat een opleiding in onderzoek is genomen, onvoldoende grond is om de opleider (nog) niet te betalen voor de toegekende scholing, als de reden van dat onderzoek niet is toegelicht. Deze uitspraak van de rechter werkt door naar andere aangehouden aanvragen voor scholing, die in onderzoek van de Toetsingskamer zijn. Opleidingen die in onderzoek zijn, kunnen gewoon gevolgd worden en de aangehouden subsidies zullen uitbetaald worden aan de opleider.

Aangezien dit een risico in zich heeft dat we scholing subsidiëren die niet aan de voorwaarden voldoet, zijn wij nu tot het besluit gekomen het januaritijdvak over te slaan. Dit geeft ons tijd om een aantal maatregelen gericht op het terugdringen van misbruik en oneigenlijk gebruik te implementeren. Opleiders kunnen zich ook op die wijzigingen voorbereiden. De Toetsingskamer werkt ondertussen verder aan het zo snel mogelijk, doch zorgvuldig, afronden van de lopende onderzoeken. Met die onderzoeken wordt bepaald of opleidingen voldoen aan het doel en aan de voorwaarden van de STAP-regeling, ter voorbereiding van besluitvorming over het zo nodig verwijderen van opleidingen en opleiders.

In de brief van 28 november hebben wij aangegeven hoe wij de kwaliteit van het aanbod in het scholingsregister op orde gaan brengen. Deze maatregelen dragen er aan bij dat keurmerken en opleiders aan de voorkant veel beter weten wat van hen verwacht wordt zodat zij hun verantwoording kunnen nemen. Met deze aanpak kunnen burgers er bij het volgende aanvraagtijdvak, dat 28 februari aanvangt, beter op rekenen dat de scholing in het scholingsregister subsidiabel is en voldoet aan de voorwaarden van de regeling, zoals de arbeidsmarktgerichtheid van het scholingsaanbod.

Wij realiseren ons dat wij met dit bericht burgers die van plan waren een subsidieaanvraag in te dienen om in februari of maart volgend jaar scholing te gaan volgen, mogelijk teleurstellen. Dat geldt mogelijk ook voor opleiders. Tegelijkertijd achten wij het noodzakelijk nu prioriteit te geven aan het terugdringen van misbruik en oneigenlijk gebruik, waaronder het waarborgen dat de opleidingen in het scholingsregister aansluiten bij het doel en de voorwaarden van de STAP-regeling. Vanzelfsprekend zullen wij langs de ons beschikbare communicatiekanalen burgers en opleiders informeren dat de eerstvolgende mogelijkheid om STAP-budget aan te vragen, op 28 februari a.s. aanvangt. Het voor 2023 beschikbare STAP-budget blijft gelijk.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, C.E.G. van Gennip

De Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs, A.D. Wiersma

Naar boven