nr. 14
BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 14 november 2005
Bij de regeling van werkzaamheden op 29 september 2005 (Handelingen
der Kamer II, vergaderjaar 2005–2006 nr. 6, blz. 305) heeft
het lid Douma het kabinet verzocht om nog voor het herfstreces een reactie
te geven op zijn bovengenoemde motie.
In mijn brief van 6 oktober 2005 (30 007 nr. 13) heb ik u gevraagd
om uitstel van een kabinetsreactie op de motie Douma tot half november, zodat
de reactie een onderdeel zou kunnen zijn van een integrale visie op de havendienstenrichtlijn.
Het concept van deze integrale visie zou moeten worden besproken in de vergadering
van de Nationale Havenraad (NHR) op 4 november. Echter, deze vergadering
is komen te vervallen. Ik stuur u daarom alsnog de kabinetsreactie op de motie
Douma separaat toe. Daarbij is rekening gehouden met de standpunten van de
NHR over zelfafhandeling, zoals verwoord in een eerder NHR-advies over de
Richtlijn Markttoegang Havendiensten (Havendienstenrichtlijn; Eep2 018-07).
De integrale kabinetsvisie op de Havendienstenrichtlijn ontvangt u later dit
jaar.
De motie van het lid Douma draagt de regering op zich in de EU uit te
spreken tegen het toestaan van zelfafhandeling door de scheepsbemanning onder
de rechtspositie en arbeidsvoorwaarden van het land waarvan het schip de vlag
voert.
Voorzover de motie bedoelt dat de regering zich bij de onderhandelingen
over de Havendienstenrichtlijn zal inzetten voor het schrappen van de zelfafhandeling
uit de richtlijn, zal deze worden uitgevoerd. De regering onderkent de zorg
omtrent de bepalingen inzake zelfafhandeling in de door de Europese Commissie
voorgestelde Havendienstenrichtlijn. In dit voorstel kunnen reders, onder
bepaalde voorwaarden, het recht opeisen om goederen door eigen personeel –
walpersoneel of scheepsbemanning – te laten laden of lossen. De regering
is geen voorstander van deze bepaling, gezien de zorgen van de
werknemers omtrent hun rechtspositie en de zorgen van werkgevers omtrent juridische
aansprakelijkheid.
Voorzover echter de motie bedoelt dat de regering zich bij de onderhandelingen
over de Havendienstenrichtlijn zal uitspreken tegen zelfafhandeling als zodanig,
kan de motie niet worden uitgevoerd. De regering is namelijk geen principieel
tegenstander van zelfafhandeling. Zelfafhandeling is op dit moment een geaccepteerde
praktijk in een beperkt aantal segmenten van de Nederlandse overslagmarkt,
bijvoorbeeld in de ro-ro. Zelfafhandeling vindt dan plaats op basis van afspraken
tussen rederij, dienstverlener en havenbeheerder, waarbij tevens afspraken
kunnen worden gemaakt over de geldende CAO-bepalingen. Dit is echter iets
anders dan het voorstel van de Commissie voor een recht op zelfafhandeling.
Ook een meerderheid van de NHR heeft eerder dit jaar geadviseerd om zelfafhandeling
over te laten aan deze decentrale partijen, en niet Europees te regelen.
De regering wil zich dan ook niet op Europees niveau uitspreken tegen
het toestaan van zelfafhandeling als zodanig. Daarvoor is Europees ook weinig
draagvlak te verwachten. Wel zal de regering zich inzetten voor het schrappen
van zelfafhandeling uit de Havendienstenrichtlijn.
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
A. J. de Geus