29 992
Wijziging van de Elektriciteitswet 1998, de Gaswet, de Mededingingswet en de Telecommunicatiewet vanwege de inwerkingtreding van de Wet van 9 december 2004 tot wijziging van de Mededingingswet in verband met het omvormen van het bestuursorgaan van de Nederlandse mededingingsautoriteit tot zelfstandig bestuursorgaan (Stb. 2005, ...) (Reparatiewet NMa-ZBO)

nr. 3
MEMORIE VAN TOELICHTING

I. ALGEMEEN

Het voorstel voor de Wet van 9 december 2004 tot wijziging van de Mededingingswet in verband met het omvormen van de Nederlandse mededingingsautoriteit tot zelfstandig bestuursorgaan (Kamerstukken 27 639, hierna: Wet NMa-ZBO) werd op 5 februari 2002 door de Eerste Kamer in behandeling genomen.1 In de periode die sinds de indiening van het wetsvoorstel zijn verstreken, zijn de Elektriciteitswet 1998, de Gaswet, de Mededingingswet en de Telecommunicatiewet gewijzigd.2 De combinatie van het geruime tijdsverloop sinds de indiening van het voorstel voor de Wet NMa-ZBO en de vaak complexe samenloop met de genoemde wetswijzigingen, geeft aanleiding tot enkele technische aanpassingen van de verschillende wetten.

II. ARTIKELEN

Artikel I

Onderdeel A

In de Wet NMa-ZBO wordt artikel 5 van de Elektriciteitswet 1998 vervangen door een geheel nieuw artikel. In dit via de Wet NMa-ZBO opgenomen artikel zijn enkele wijzigingen die ná de aanname van de wijziging van de Mededingingswet door de Tweede Kamer zijn doorgevoerd, niet opgenomen. Om deze reden wordt in dit onderdeel artikel 5 opnieuw geformuleerd, waarbij, uitgaande van het huidige artikel 5 van de Elektriciteitswet 1998, enkele aanpassingen worden doorgevoerd in verband met de status van de NMa van zelfstandig bestuursorgaan.

Het voorgestelde eerste lid, is gebaseerd op artikel 5, vierde lid, van de Elektriciteitswet 1998. Het voorgestelde tweede lid is gebaseerd op artikel 5, derde lid, van de Elektriciteitswet 1998. Het voorgestelde derde lid is gebaseerd op in de Wet NMa-ZBO opgenomen tweede lid van artikel 5. Het voorgestelde vierde, vijfde en zesde lid, zijn gebaseerd op het huidige vijfde, zesde en zevende lid van de Elektriciteitswet 1998.

Het huidige eerste en tweede lid van de Elektriciteitswet 1998 zijn ingevolge de status van de NMa van zelfstandig bestuursorgaan niet meer nodig.

Onderdeel B

Artikel 6 van de Elektriciteitswet 1998, zoals dat is ingevoegd ingevolge de Wet NMa-ZBO, is door het tijdsverloop inmiddels zonder betekenis geworden en kan daarom vervallen.

Onderdeel C

In de Wet NMa-ZBO wordt in de Elektriciteitswet 1998 op een aantal plaatsen de term «directeur van de dienst» (dit is de directeur van de Dienst uitvoering en toezicht energie) vervangen door de term «raad van bestuur van de mededingingsautoriteit». Na aanname van de Wet NMa-ZBO door de Tweede Kamer is de Elektriciteitswet 1998 enkele malen gewijzigd, waardoor op een aantal plaatsen nog steeds wordt gesproken over de directeur van de dienst. In dit onderdeel wordt overal waar nu nog wordt gesproken van de «directeur van de dienst», dit vervangen door «raad van bestuur van de mededingingsautoriteit».

Onderdeel D

Ingevolge de Wet NMa-ZBO zijn aan artikel 36 twee leden toegevoegd. Deze leden bevatten, kort samengevat, de mogelijkheid om bij algemene maatregel van bestuur regels te stellen over de tariefstructuren en voorwaarden, bedoeld in artikel 36, eerste lid, van de Elektriciteitswet 1998. Bij de wijziging van de Elektriciteitswet 1998 en de Gaswet in verband met implementatie en aanscherping toezicht netbeheer, is in artikel 26b van de Elektriciteitswet 1998 opgenomen dat bij ministeriële regeling regels worden gesteld over deze tariefstructuren en voorwaarden. Hierdoor zijn artikel 36, vijfde en zesde lid, overbodig geworden en kunnen derhalve vervallen.

Onderdeel E

Artikel 80 van de Elektriciteitswet 1998 heeft betrekking op de evaluatie van deze wet. In dit artikel wordt thans de evaluatie opgedragen aan de Dienst uitvoering en toezicht energie. Vanwege de consistentie wordt voorgesteld dit te wijzigen in de Nederlandse mededingingsautoriteit.

Ingevolge de Wet NMa-ZBO wordt aan artikel 80 een nieuw derde lid toegevoegd dat bepaalt dat bij de evaluatie aandacht wordt besteed aan de toepassing van artikel 6 van de Elektriciteitswet 1998. Door tussentijdse wijziging van de Elektriciteitswet 1998 bestond al een derde lid. Omdat artikel 6 van de Elektriciteitswet 1998 ingevolge onderdeel B van dit artikel vervalt, kan ook het ingevolge de Wet NMa-ZBO toegevoegde derde lid weer vervallen.

Onderdeel F

In de Wet NMa-ZBO is, vooruitlopend op de Wet van 13 mei 2004 tot wijziging van de Algemene wet bestuursrecht en enige andere wetten in verband met de mogelijkheid om de bezwaarschriftenprocedure met wederzijds goedvinden buiten toepassing te laten (rechtstreeks beroep), Stb. 220), voorzien in het toevoegen van een vierde en vijfde lid aan artikel 82 van de Elektriciteitswet 1998 met bepalingen over rechtstreeks beroep. Deze bepalingen zullen bij koninklijk besluit op basis van artikel XVIII van de Wet implementatie Europees regelgevingskader voor de elektronische communicatiesector 2002 (Stb. 2004, 189) vervallen, omdat voorgenoemde wet tot wijziging van de Algemene wet bestuursrecht reeds per 1 september 2004 in werking is getreden. Daarbij komt echter ook het huidige vierde lid van artikel 82 te vervallen, dat is toegevoegd door de Wijziging van de Elektriciteitswet 1998 en de Gaswet in verband met implementatie en aanscherping toezicht netbeheer. Deze laatste bepaling wordt in dit onderdeel weer hersteld.

Artikel II

Onderdeel A

Aangezien aan artikel 1, eerste lid, van de Gaswet na aanname van de Wet NMa-ZBO door de Tweede Kamer nog enkele onderdelen zijn toegevoegd, is onderdeel r van dit eerste lid niet meer het laatste onderdeel en wordt daarom de redactie verbeterd.

Onderdeel B, C, D, E, G

In de Gaswet wordt op een aantal plaatsen verwezen naar de directeur, de directeur van de dienst (dit is beiden de directeur van de Dienst uitvoering en toezicht energie), of de directeur-generaal (dit is de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit). Reden dat de «oude» begrippen nog op een aantal plaatsen voorkomen, is dat na aanname van de Wet NMa-ZBO door de Tweede Kamer, de Gaswet enkele malen gewijzigd is. Met deze onderdelen wordt nu consequent verwezen naar de «raad van bestuur van de mededingingsautoriteit».

Onderdeel F

In de Wet NMa-ZBO wordt artikel 60 van de Gaswet vervangen door een geheel nieuw artikel. In dit via de wijziging van de Mededingingswet opgenomen artikel 60 van de Gaswet zijn echter enkele wijzigingen die ná de aanname van de wijziging van de Mededingingswet door de Tweede Kamer zijn doorgevoerd, niet opgenomen. Om deze reden wordt in dit onderdeel artikel 60 opnieuw geformuleerd, waarbij in het huidige artikel 60 van de Gaswet verwijzingen worden verbeterd en dit artikel wordt aangevuld met artikel 60, derde lid, zoals dat voorheen in de Gaswet was opgenomen.

Onderdeel H

Dit onderdeel voorziet in het laten vervallen van drie artikelen. Artikel 60b is inhoudelijk gelijk aan artikel 60ab, en kan daarom vervallen. Artikel 60c is inhoudelijk gelijk aan de in onderdeel F voorgestelde tekst van artikel 60, tweede lid, en kan om die reden vervallen.

Artikel 61a, zoals dit in de Gaswet wordt ingevoegd ná inwerkingtreding van de Wet NMa-ZBO, ziet op de situatie dat er een geschil bij de burgerlijke rechter is over een besluit, genomen op grond van artikel 13, eerste lid, van de Gaswet. Inmiddels is artikel 13, eerste lid, van de Gaswet zodanig gewijzigd dat dit de grondslag biedt voor een ministeriële regeling over LNG-installaties. Het besluit dat eerder werd bedoeld in artikel 13, eerste lid, van de Gaswet, namelijk het vaststellen van richtlijnen door de directeur DTe, komt niet meer in de Gaswet voor. Om deze reden kan artikel 61a vervallen.

Onderdeel I

Voor een toelichting op dit onderdeel verwijs ik kortheidshalve naar artikel I, onderdeel F. De wijziging die in dit onderdeel is opgenomen, heeft dezelfde achtergrond.

Onderdeel J

In artikel 66, derde lid, van de Gaswet wordt de evaluatie van de Gaswet opgedragen aan de Dienst uitvoering en toezicht energie. Vanwege de consistentie wordt voorgesteld dit te wijzigen in de Nederlandse mededingingsautoriteit.

Artikel III

In de Wet modernisering mededingingsrecht1 is het oude systeem van ontheffingen van het kartelverbod op grond van het voormalige artikel 17 van de Mededingingswet, vervangen door een rechtstreeks werkende uitzondering in artikel 6, derde lid, van die wet. De verwijzing in het artikel 5d, tweede lid, van de Mededingingswet wordt dienovereenkomstig aangepast.

Artikel IV

In artikel V van de wet NMa-ZBO en in artikel XV van Wet implementatie Europees regelgevingskader voor de elektronische communicatiesector 20022 worden aanduidingen van de directeur-generaal van de NMa en van de NMa in de Telecommunicatiewet aangepast op moment van inwerkingtreding van de Wet NMa-ZBO. In dit wetsvoorstel wordt voorzien in aanvullingen en verbeteringen op die wijzigingen.

Artikel V

Het is mogelijk dat na het moment van inwerkingtreding van de Wet NMa-ZBO het enige tijd duurt voordat dit wetsvoorstel wet wordt en inwerking treedt. Om enige onduidelijkheid over de bevoegdheden van de NMa als zelfstandig bestuursorgaan zoveel mogelijk te voorkomen is in de inwerkingtredingsbepaling voorzien in de mogelijkheid van terugwerkende kracht

De Minister van Economische Zaken,

L. J. Brinkhorst


XNoot
1

Kamerstukken II 2001–2002, 27 639, nr. 228.

XNoot
2

Wet implementatie Europees regelgevingskader voor de elektronische communicatiesector 2002, Stb. 2004, 189; Wijziging Elektriciteitswet 1998 en Gaswet in verband met implementatie en aanscherping toezicht netbeheer, Stb. 2004, 328; Wet modernisering EG-mededingingsrecht, Stb. 2004, 345.

XNoot
1

Zie vorige noot.

XNoot
2

Zie noot nr. 3.

Naar boven