29 987
Overeenkomst inzake politieke dialoog en samenwerking tussen de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, enerzijds, en de Republieken Costa Rica, El Salvador, Guatamala, Honduras, Nicaragua en Panama, anderzijds; Rome, 15 december 2003

A
nr. 1
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitters van de Eerste en van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 26 januari 2005

Ter griffie van de Eerste en van de Tweede Kamer der Staten-Generaal ontvangen op 3 februari 2005. De wens dat het verdrag aan de uitdrukkelijke goedkeuring van de Staten-Generaal wordt onderworpen kan door of namens één van de Kamers of door ten minste vijftien leden van de Eerste Kamer dan wel dertig leden van de Tweede Kamer te kennen worden gegeven uiterlijk op 5 maart 2005.Overeenkomstig het bepaalde in artikel 2, eerste lid, en artikel 5, eerste lid, van de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen, de Raad van State gehoord, heb ik de eer u hierbij ter stilzwijgende goedkeuring over te leggen de op 15 december 2003 te Rome totstandgekomen Overeenkomst inzake politieke dialoog en samenwerking tussen de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, enerzijds, en de Republieken Costa Rica, El Salvador, Guatemala, Honduras, Nicaragua en Panama, anderzijds (Trb. 2004, 173).

Een toelichtende nota bij de Overeenkomst treft u eveneens hierbij aan.

De goedkeuring wordt alleen voor Nederland gevraagd.

De Minister van Buitenlandse Zaken,

B. R. Bot

TOELICHTENDE NOTA

1. Inleiding

Op 15 december 2003 werd te Rome ondertekend de Overeenkomst inzake politieke dialoog en samenwerking tussen de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, enerzijds, en de Republieken Costa Rica, El Salvador, Guatemala, Honduras, Nicaragua en Panama, anderzijds.

De Europese Unie (EU) en de voornoemde landen van Midden-Amerika onderhouden brede betrekkingen, onder andere door middel van een politieke dialoog, een breed samenwerkingskader en een gunstig handelsregime. De dialoog van San José vormt de basis van de betrekkingen tussen de Europese Unie en Midden-Amerika. Deze dialoog werd in 1984 ingesteld in Costa Rica en in Florence (1996) en Madrid (2002) gecontinueerd. De dialoog was een groot historisch succes omdat vooral mede dankzij deze dialoog aan het begin van de jaren negentig vrede tot stand kon worden gebracht de democratie in de regio kon worden hersteld.

De samenwerking met Midden-Amerika geschiedt momenteel in het kader van de Raamovereenkomst inzake samenwerking die op 22 februari 1993 te San Salvador tussen de EEG en de genoemde landen van Midden-Amerika werd gesloten (PbEG 1999, L 63). Van oudsher was de samenwerking gericht op mensenrechten en democratie, integrale plattelandsontwikkeling, voorkoming van rampen en wederopbouw, maatschappelijke ontwikkeling en regionale integratie. Deze sub-regio ontving altijd het grootste aandeel, zowel in absolute zin als per hoofd van de bevolking, van de samenwerkingsgelden tussen de EU en Latijns-Amerika. Aangezien de Raamovereenkomst onder de exclusieve bevoegdheid van de EEG tot stand werd gebracht, behoefde het verdrag in Nederland niet parlementair te worden goedgekeurd.

De handelsbetrekkingen tussen de Europese Unie en Midden-Amerika worden vooral bepaald door het stelsel van algemene preferenties en de «drugsregeling» binnen dat stelsel. Deze regeling wordt onder druk van de Wereldhandelsorganisatie momenteel herzien. Overeenkomstig de Verklaring van San José van maart 2001 en de vervolgens ingestelde gezamenlijke werkgroep van de EU en Midden-Amerika inzake economische en handelsbetrekkingen heeft Midden-Amerika benadrukt dat zij streeft naar meer stabiliteit en voorspelbaarheid van de economische en handelsrelaties met de EU.

Tijdens de topontmoeting tussen de Europese Unie, Latijns-Amerika en het Caribisch gebied die op 16 en 17 mei 2002 plaatsvond in Madrid, besloten de staatsen regeringshoofden van de EU-lidstaten en de Midden-Amerikaanse republieken Costa Rica, El Salvador, Guatemala, Honduras, Nicaragua en Panama onderhandelingen te voeren over een verdrag inzake politieke dialoog en samenwerking tussen de beide regio's.

De ontwerpversie van de onderhandelingsrichtsnoeren voor dit verdrag werd in december 2002 aan de Raad voorgelegd en op 18 maart 2003 goedgekeurd. De eerste onderhandelingsronde vond van 13 tot 15 mei 2003 plaats in Panama en de tweede en laatste ronde in Brussel van 29 september tot 1 oktober 2003.

Het verdrag richt zich uitsluitend op de politieke dialoog en bredere samenwerking en omvat geen handelscomponent. De belangrijkste doelstellingen van het verdrag luiden als volgt: a) versterking van de betrekkingen tussen de EU en Midden-Amerika door het ontwikkelen van de politieke dialoog en het versterken van de samenwerking en b) het scheppen van de voorwaarden voor de onderhandelingen over een wederzijds tot voordeel strekkende associatieovereenkomst, met inbegrip van een vrijhandelsovereenkomst, waarbij voortgebouwd wordt op de resultaten van het werkprogramma van de WTO/Doha Ontwikkelingsronde.

In het onderdeel «politieke dialoog» wordt de eerdergenoemde dialoog van San José geïnstitutionaliseerd en versterkt. Het onderdeel «samenwerking» gaat uit van de huidige samenwerking, waarbij deze uitgebreid wordt naar nieuwe samenwerkingsterreinen, zoals mensenrechten, migratie en terrorismebestrijding. Bijzondere aandacht wordt besteed aan de samenwerking ter ondersteuning van het proces van regionale integratie in Midden-Amerika. Het verdrag vormt een voortzetting van de Raamovereenkomst inzake samenwerking van 1993 tussen de twee regio's en komt in de plaats daarvan.

Het verdrag met de Midden-Amerikaanse staten is gesloten voor onbepaalde duur. Het verdrag is gemengd van karakter; de materie die door het verdrag wordt bestreken (onder meer politieke dialoog en justitiële samenwerking) is immers breder dan de bevoegdheden van de Gemeenschap, reden waarom ook de lidstaten partij dienen te worden. De rechtsbasis wordt gevormd door artikel 181 en artikel 300, tweede en derde lid van het op 25 maart 1957 te Rome totstandgekomen Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap (EG-verdrag; zie laatstelijk Trb. 2004, 120).

De belangrijkste elementen van dit verdrag zijn de bepalingen inzake:

• een regelmatige politieke dialoog;

• de eerbiediging van de mensenrechten en de democratische beginselen alsmede conflictpreventie; dit vormt een essentieel onderdeel van het verdrag;

• de regionale integratie en samenwerking;

• de versterking van de economische samenwerking in de breedste zin van het woord op terreinen die van belang zijn voor de betrekkingen tussen partijen;

• de sociale – en culturele samenwerking; en

• de verbintenissen en samenwerking op het gebied van de beperking van illegale immigratie, terug- en overname, drugs, het witwassen van geld en terrorismebestrijding.

Tot slot wordt voor de volledigheid vermeld dat eveneens op 15 december 2003 een politieke dialoog en samenwerkingsverdrag tussen de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, enerzijds, en de Andesgemeenschap en haar lidstaten (Bolivia, Colombia, Ecuador, Peru en Venezuela), anderzijds (Trb. 2004, 172), tot stand is gekomen.

Voor EU-samenwerkingsverdragen met andere Zuid-Amerikaanse landen wordt verwezen naar bijvoorbeeld de op 15 december 1995 te Madrid totstandgekomen Interregionale Kaderovereenkomst voor samenwerking tussen de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, enerzijds, en de Mercado Común del Sur en zijn deelnemende Staten, anderzijds (Trb. 1996. 120), en de op 8 november 2002 te Brussel totstandgekomen Overeenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, enerzijds, en de Republiek Chili, anderzijds (Trb. 2003, 37); beide verdragen werden stilzwijgend door de Staten-Generaal goedgekeurd (Kamerstukken II 1997/98, 25 939, 293 en Kamerstukken II 2002/03, 29 033, 302).

2. Opbouw van het Verdrag

Het verdrag begint met een preambule en de twee algemene artikelen van Titel I. Vervolgens wordt in Titel II de politieke dialoog behandeld.

In Titel III zijn in de artikelen 6 tot en met 46 afspraken vastgelegd over samenwerking op economische, sociaal en cultureel gebied. De artikelen 47 tot en met 50 behandelen de samenwerking op het gebied van justitie en binnenlandse zaken. Hieronder vallen onder meer drugs, migratie, witwassen en bestrijding van terrorisme.

Het verdrag wordt afgesloten door Titel IV (artikelen 51 tot en met 60), waarin institutionele-, algemeneen slotbepalingen zijn opgenomen. In deze titel staan onder meer de artikelen die gaan over de werkwijze van het Gemengd Comité, en de procedures die gevolgd dienen te worden indien er geschillen ontstaan over de toepassing van het verdrag.

Het verdrag bevat in de Bijlage drie verklaringen. De verklaring bij artikel 49 wordt hieronder bij het desbetreffende artikel toegelicht. De verklaring bij artikel 53 over de definitie van partijen heeft betrekking op de positie van het Verenigd Koninkrijk, Ierland en Denemarken. In de verklaring over de politieke dialoog komen partijen overeen dat Belize aan deze dialoog kan deelnemen.

3. Artikelsgewijze Toelichting

Preambule

De preambule bevat, zoals gebruikelijk bij gemengde verdragen van de Gemeenschap met derde landen, een opsomming van intenties en grondslagen die tezamen de context vormen van het verdrag. Partijen benadrukken hun reeds bestaande banden, en de gezamenlijke wens om deze te versterken en om duurzame betrekkingen te ontwikkelen gebaseerd op partnerschap en wederkerigheid.

In de derde considerans bevestigen partijen expliciet dat zij hechten aan de eerbiediging van de rechten van de mens en de politieke en economische vrijheden, die de basis van dit akkoord vormen.

De preambule bevat voorts een verwijzing naar de noodzaak tot regionale economische integratie en duurzame ontwikkeling in de geest zoals die is vastgelegd tijden de conferentie in 2000 inzake «Financing for Development» (Monterrey consensus) en de Verklaring en het Actieplan van Johannesburg 2002 (Wereldtop voor Duurzame Ontwikkeling).

TITEL I BEGINSELEN, DOELSTELLINGEN EN TOEPASSINGSGEBIED VAN DE OVEREENKOMST (Artikelen 1 en 2)

Artikel 1

Dit artikel grijpt terug op de overweging in de preambule betreffende het belang van de eerbiediging van de beginselen van democratie en mensenrechten. Vastgelegd wordt dat alle bepalingen van het verdrag zijn gebaseerd op inachtneming van voornoemde beginselen zoals deze zijn neergelegd in de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens (zie Trb. 1969, 99, rubriek J). De partijen verbinden zich aan de bevordering van duurzame ontwikkeling en goed bestuur, het implementeren van de Millenniumdoelstellingen, en de uitroeiing van corruptie.

Artikel 2

In dit artikel bevestigen de partijen de intentie om samenwerking te intensiveren op het gebied van politiek en handel die moet leiden tot politieke stabiliteit en duurzame groei. De verwijzing in paragraaf 3 van artikel 2 is voor de landen van Midden Amerika de belangrijkste verworvenheid van het akkoord. Het biedt uitzicht op een associatieakkoord met een vrijhandelscomponent. Het artikel stelt wel dat dit associatieakkoord zal worden overeengekomen op basis van de resultaten van het werkprogramma van de Doha Ontwikkelingsronde.

TITEL II POLITIEKE DIALOOG (Artikelen 3 tot en met 5)

In artikel 3 wordt een regelmatige politieke dialoog ingesteld, met name gericht op verbetering van wederzijds begrip, afstemming van standpunten waar dit van belang is en bevordering van regionale veiligheid en stabiliteit. De politieke dialoog die voorafgaande aan dit verdrag in het kader van de dialoog van San José werd gevoerd, wordt hiermee geïnstitutionaliseerd. Het artikel bevat een opsomming van de terreinen die voor gemeenschappelijke doeleinden en standpunten in aanmerking komen.

Artikel 4 bepaalt dat de politieke dialoog op diverse niveaus zal worden gevoerd: staatshoofden en regeringsleiders, ministers en hoge ambtenaren en werkgroepen. Er wordt geen frequentie van de dialoog vastgesteld.

In artikel 5 wordt voorts bepaald dat de twee regio's zoveel mogelijk zullen afstemmen wat betreft de inbreng in de diverse internationale fora.

TITEL III SAMENWERKING (Artikelen 6 tot en met 50)

Artikelen 6 en 7

In artikel 6 worden de voornaamste samenwerkingsterreinen genoemd. De belangrijkste drie zijn (a) democratisering, mensenrechten en goed bestuur, (b) regionale integratie en (c) armoedebestrijding en duurzame ontwikkeling.

De methode van samenwerking, waarvan artikel 7 een uitwerking bevat, varieert van uitwisseling van experts tot technische en financiële bijstand.

Artikel 8

De partijen geven in dit artikel aan dat de overheden en het maatschappelijk middenveld actief gesteund zullen worden in het streven naar naleving van de mensenrechten, de democratie en goed bestuur. Tevens zullen maatregelen worden genomen ten behoeve van de corruptiebestrijding en de versterking van de rechterlijke macht.

Artikel 9

In dit artikel worden de diverse samenwerkingsterreinen op het gebied van conflictpreventie genoemd: vredesbeleid, versterking democratische legitimiteit, bemiddeling en reconciliatieprocessen alsmede de strijd tegen de illegale handel in kleine wapens.

Artikel 10

In het kader van dit artikel zullen de Midden-Amerikaanse landen ondersteund worden in hun processen ter modernisering en professionalisering van het nationaal en lokaal bestuur. Dit kan de vorm aannemen van ondersteuningsprogramma's.

Artikelen 11, 12 en 13

In deze artikelen komt het belang van regionale economische integratie tot uitdrukking. De samenwerking is er met name op gericht om de onderlinge economische banden in de Midden-Amerikaanse regio te verstevigen. Er zal technische bijstand mogelijk gemaakt worden om vrij verkeer van personen, goederen, diensten en kapitaal te vergemakkelijken. Voor de Europese lidstaten is effectieve regionale integratie een belangrijke voorwaarde voor het intensiveren van handelsbetrekkingen met Midden-Amerika.

Artikelen 14 tot en met 35

De overige artikelen van deze Titel III (artikelen 14 tot en met 35), geven een opsomming van sectoren waarop samenwerking zal plaatsvinden. Per sector worden de doelstellingen en prioritaire aandachtsgebieden aangegeven. De samenwerking zal zich richten op onder andere het terrein van financiële diensten, intellectuele eigendom, mededingingsbeleid, douane, certificering en normalisatie van producten, industrie, midden- en kleinbedrijf, landbouw en visserij, energie en mijnbouw, vervoer, milieu, telecommunicatie en informatietechnologie, toerisme, investeringsbevordering, macro-economische dialoog, statistiek, consumentenbescherming en bescherming van de persoonsgegevens. Overigens wordt geen enkel terrein waarop zou kunnen worden samengewerkt a-priori van de werking van het verdrag uitgesloten. Ingevolge het eerste lid van artikel 57 kunnen de partijen gezamenlijk besluiten de samenwerking uit te breiden tot andere terreinen. Deze uitbreiding zal middels aparte verdragen tot stand worden gebracht.

Artikel 36

De samenwerking op het gebied van wetenschap en technologie richt zich met name op uitwisseling van informatie, technologie en wetenschappers. Samenwerking tussen universiteiten en kennisinstellingen wordt bevorderd.

Artikel 37

Op het gebied van onderwijs en opleiding richt de samenwerking zich, verwijzend naar de VN Millenniumdoelstellingen op het vergroten van de toegankelijkheid van het onderwijs voor met name jongeren, vrouwen en inheemse bevolkingsgroepen. Bijzondere aandacht zal besteed worden aan de bestaande programma's en activiteiten van de Europese Unie die raakvlakken hebben met het onderwijs. Daarnaast kunnen specifiek op Midden-Amerika gerichte onderwijsprogramma's ondersteund worden.

Artikelen 38 en 39

De milieusamenwerking zal zich richten op het verband tussen armoede en milieu alsmede deelname aan milieuverdragen waarvan in het eerste lid van artikel 38 enkele onderwerpen als voorbeeld worden genoemd. Concreet zijn de volgende gebieden geïdentificeerd: preventie van milieuschade, beheer van natuurlijke bronnen, versterking van milieubeheer en toezicht, capaciteitsopbouw, betrokkenheid van burgers en onderzoeksprogramma's. Ook zal de versterking van de capaciteit van Midden-Amerika om met natuurrampen om te gaan aandacht krijgen.

Artikelen 40 tot en met 44

Op grond van de artikelen 40 tot en met 44 verbinden partijen zich om de culturele en maatschappelijke samenwerking te bevorderen. In artikel 42 geven de partijen aan dat deelname van sociale partners aan de dialoog wordt bevorderd. Dergelijke deelname zal leiden tot verbetering van de levensomstandigheden en bevordering van de integratie. De samenwerking richt zich daarnaast op culturele uitwisseling, preventieve gezondheidszorg en de samenwerking tussen het maatschappelijk middenveld uit de twee regio's. In artikel 43 nemen de Midden-Amerikaanse overheden zich voor de betrokkenheid van organisaties van het maatschappelijk middenveld bij de vorming en uitvoering van het beleid te vergroten. De samenwerking op het gebied van gendervraagstukken zal volgens artikel 44 moeten bijdragen aan verbetering van de mogelijkheid tot gelijkwaardige deelname van mannen en vrouwen in alle sectoren van het politieke, economische, maatschappelijke en culturele leven.

Artikel 45

Dit artikel geeft het belang aan van de volwaardige participatie van inheemse bevolkingsgroepen in Midden-Amerika. Partijen nemen zich voor in de beleidsformulering rekening te houden met de positie van deze groepen.

Artikel 46

Een aantal Midden-Amerikaanse landen ervaart nog steeds de gevolgen van langdurige interne conflicten die met name in de jaren tachtig hebben gewoed. De ontheemden en gedemobiliseerde strijders vormen daarom een groep die aparte aandacht krijgt in de samenwerking. De samenwerking richt zich met name op reïntegratie van deze groepen.

Artikelen 47 en 48

Op het gebied van drugs wordt in artikel 47 is er zowel nadruk gelegd op de preventie van gebruik als op de repressie van de illegale handel in drugs en aanverwante misdaad. Ook de ontwikkeling van alternatieve legale gewassen wordt genoemd als samenwerkingsterrein. Daarnaast wordt in artikel 48 aandacht besteed aan de bestrijding van witwassen van illegaal geld.

Artikel 49

De samenwerking inzake migratie richt zich onder andere op de bestudering van het fenomeen migratie en de diverse sociale en economische aspecten hiervan.

Het derde lid bevat de zogenoemde «terug- en overnameclausule». Op basis hiervan verplichten partijen zich wederzijds tot het zonder verdere formaliteiten terugnemen van eigen onderdanen die zich illegaal respectievelijk op het grondgebied van de Midden-Amerikaanse landen of op het grondgebied van één der lidstaten van de Europese Gemeenschap bevinden. De partijen worden voorts verplicht tot het verstrekken van passende identiteitsdocumenten ten behoeve van terugname van eigen onderdanen.

Tevens is vastgelegd dat tussen de partijen een apart verdrag zal worden afgesloten met specifieke verplichtingen op het gebied van terugname, met inbegrip van de overname van onderdanen van andere landen en statenloze personen.

Zolang in EU-verband een dergelijk terug- en overnameverdrag niet is gesloten, kan een EU-lidstaat op verzoek, en gelet op de verklaring bij dit artikel, bilateraal een terugen overnameverdrag met de Midden-Amerikaanse landen sluiten.

Het derde lid is opgesteld in de lijn van de standaardtekst die de EU met betrekking tot de terugen overnameclausule heeft geformuleerd. Tijdens de Raad voor Justitie en Binnenlandse Zaken in december 1999 is besloten dat in verdragen van de Europese Gemeenschap, met inbegrip van gemengde akkoorden, een terug- en overnameclausule dient te worden opgenomen. De rechtsbasis daarvoor is artikel 63, onder 3, onderdeel b, van het EG-verdrag.

Artikel 50

Dit artikel bepaalt dat partijen samen zullen werken bij de bestrijding van terrorisme, met inachtneming van internationale overeenkomsten en hun eigen weten regelgeving. De samenwerking zal plaatsvinden in het kader van de tenuitvoerlegging van resolutie 1373 van de VN-veiligheidsraad en andere relevante resoluties (waarmee toekomstige resoluties niet zijn uitgesloten). Verder zal informatie worden uitgewisseld over terroristische groeperingen en hun netwerken, in overeenstemming met het nationale en internationale recht, en zal ervaring worden uitgewisseld over de middelen en methoden voor het bestrijden van terrorisme. Het artikel sluit het uitwisselen van op personen herleidbare informatie derhalve uit.

TITEL IV ALGEMENE EN SLOTBEPALINGEN (Artikelen 51 tot en met 60)

Dit deel bevat de gebruikelijke bepalingen over de naleving van het verdrag, een definitie van partijen, de looptijd (onbeperkt) van het verdrag, en de werktalen waarin het verdrag wordt opgesteld.

Artikel 52

Ingevolge het eerste lid van artikel 52 zal het Gemengd Comité dat in 1985 is ingesteld gehandhaafd worden. Het Gemengd Comité is verantwoordelijk voor de algemene tenuitvoerlegging van het verdrag. De Partijen bij het verdrag moedigen het Europees Parlement en het Midden-Amerikaanse Parlement aan een interparlementair comité in te stellen.

Artikel 58

Op grond van dit artikel komen de partijen overeen een hoge mate bescherming te geven aan de verwerking van persoonsgegevens en andere gegevens. Voor wat betreft het gebruik van persoonsgegevens, is voor Nederland de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp; Wet van 6 juli 2000, Stb. 302) relevant. Met deze wet is Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 1995 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (PbEG L 281) geïmplementeerd.

4. Koninkrijkspositie

Evenals de reeds tot stand gebrachte EU-samenwerkingsverdragen met landen in de Zuid-Amerikaanse regio zal het onderhavige verdrag voor wat het Koninkrijk der Nederlanden betreft, ingevolge artikel 59 alleen voor Nederland gelden.

De Minister van Buitenlandse Zaken,

B. R. Bot

De Staatssecretaris van Buitenlandse Zaken,

A. Nicolaï

Naar boven