29 984 Spoor: vervoer- en beheerplan

Nr. 914 MOTIE VAN HET LID SCHONIS C.S.

Voorgesteld 26 november 2020

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het kabinet het voornemen kenbaar heeft gemaakt om de Hoofdrailconcessie (HRN) onderhands te gunnen aan de Nederlandse Spoorwegen;

overwegende dat een integraal afwegingskader voor het eventueel regionaliseren van sprinterdiensten onderdeel uitmaakt van dit voornemen;

overwegende dat de Kamer voor de totstandkoming van dit kader tijdig uitgangspunten wenst aan te dragen;

verzoekt de regering, om bij de verdere uitwerking van het afwegingskader voor decentraliseren van sprinterdiensten en in overleg met de provincies, in elk geval de volgende uitgangspunten op te nemen:

  • Bij het decentraliseren staat het belang van de reiziger voorop. Het decentraliseren moet een toegevoegde waarde hebben, zowel op het te decentraliseren spoor, als op het hoofdspoor.

  • Het decentraliseren moet niet van bovenaf worden opgelegd. Provincies of vervoerregio’s moeten dit zelf willen en ook de aanbesteding en exploitatie zelf kunnen uitvoeren.

  • De provincie(s) of vervoerregio(«s) moeten, in samenspraak met het Rijk, voorafgaand aan de start van de concessietermijn financiële zekerheid bieden over de exploitatie ervan en de financiële risico’s voldoende in beeld hebben gebracht,

en gaat over tot de orde van de dag.

Schonis

Amhaouch

Ziengs

Van der Graaf

Naar boven