29 984
Spoor: vervoer- en beheerplan

nr. 89
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VERKEER EN WATERSTAAT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 1 juni 2007

Met deze brief wil ik u informeren over aanpassing van de «Regeling vaststelling onkostenvergoedingen vrijwilligers personenvervoer per auto» (regeling), zoals toegezegd door de toenmalige minister van Verkeer en Waterstaat in het Algemeen Overleg van 21 juni 2006 (29 984, nr. 58) over (onder andere) gehandicaptenreizen.

In het overleg heeft de minister het volgende toegezegd: «Het zal commerciële bedrijven niet worden toegestaan om met vrijwilligers te werken. De minister is bereid om het bedrag dat uitbetaald mag worden aan vrijwilligers te verhogen zodat meer personen gevonden kunnen worden voor het vakantievervoer van gehandicapten.»

Op het verrichten van personenvervoer tegen betaling, taxivervoer dus, is de Wet personenvervoer 2000 (Wp2000) van toepassing. Zolang de som van de betalingen voor dat vervoer de kosten van de auto en de eventuele bijkomende kosten niet te boven gaat, valt dit vervoer buiten de werkingssfeer van de Wp2000 (artikel 2 lid 3 Wp2000). Anders wordt dit als het vervoer is verworden tot een bedrijfsmatige, of zelfs commerciële activiteit. In dat geval is er sprake van taxivervoer en moeten de organisaties voldoen aan de regels die gesteld worden aan het verrichten van taxivervoer. In artikel 3, tweede lid van het Besluit personenvervoer 2000 is nader uitgewerkt wat onder de bijkomende kosten wordt verstaan. Als bijkomende kosten worden aangemerkt onkostenvergoedingen voor vrijwilligers tot een bij ministeriële regeling vast te stellen bedrag.

Deze regeling geldt dus uitsluitend voor vrijwilligersorganisaties, waarop de Wp2000 niet van toepassing is. Reisorganisaties die eveneens met vrijwilligers reizen voor gehandicapten organiseren en uitvoeren, maar dit «in de uitoefening van een beroep of bedrijf» doen, vallen wel onder werking van de wet omdat het vervoer van deze gehandicapten als personenvervoer per auto tegen betaling is aan te merken. Hierover is door mijn ministerie ook overleg gevoerd met de Nederlandse Branchevereniging voor Aangepaste Vakanties (NBAV). De NBAV heeft begin vorig jaar door middel van een persbericht aandacht gevraagd voor het feit dat vrijwilligersorganisaties die gehandicaptenreizen organiseren dit niet langer kunnen doen vanwege de eisen die VenW stelt aan het vervoer. Dit was naar aanleiding van een last onder dwangsom die aan een dergelijke organisatie door de Inspectie is opgelegd vanwege het verrichten van taxivervoer zonder vergunning.

Omdat de bij de NBAV aangesloten organisaties reizen voor gehandicapten veelal organiseren en uitvoeren in de uitoefening van een beroep of bedrijf, stelt de NBAV als oplossing feitelijk voor om het vakantievervoer zoals dat door hun leden wordt verricht, vrij te stellen van de wettelijke verplichtingen die er zijn ten aanzien van het verrichten van personenvervoer tegen betaling. Uit het Algemeen Overleg met de Tweede Kamer in juni 2006 kwam echter expliciet naar voren dat ook de Tweede Kamer van mening is dat alleen organisaties zonder winstoogmerk niet onder de werkingssfeer van de Wp2000 en het Bp2000 zouden moeten vallen. Daarnaast ben ik van mening dat deelnemers aan die reizen er – evenals consumenten van «gewone» reisorganisaties – vanuit mogen gaan dat het vervoer veilig en van een hoogwaardig en kwalitatief goed niveau is.

Hierbij wil ik benadrukken dat juist voor het bedrijfsmatig vervoer van (licht) gehandicapten, een meer dan gemiddeld kwetsbare groep, de veiligheid van het vervoer gewaarborgd dient te zijn door middel van eisen aan de vervoerder, de chauffeur en het voertuig die in het kader van de Wp2000 zijn gesteld. Mijn Inspectie heeft de afgelopen jaren de nodige misstanden geconstateerd en ook vanuit de branche daarover signalen ontvangen. Mijn Inspectie ziet daarom, juist voor deze doelgroep, risico’s. Daarom zal ik, zoals de toenmalige minister van Verkeer en Waterstaat aan de Tweede Kamer heeft toegezegd, de «Regeling vaststelling onkostenvergoedingen vrijwilligers personenvervoer per auto» aanpassen.

Door de bedragen op te hogen, worden de mogelijkheden om vrijwilligers in te zetten voor het vervoer van personen per auto, zonder dat de Wp2000 van toepassing wordt, groter. De onkostenvergoeding per vrijwilligersorganisatie wordt fors verhoogd van € 1 134,45 tot € 10 000,–. Gebleken is dat vrijwilligersorganisaties vaak een parttime administratief medewerker in dienst hebben. Bij de vaststelling van het bedrag is daarom uitgegaan van de CAO van de reisbranche 2006. De onkostenvergoeding per vrijwilliger wordt verhoogd van € 181,51 tot € 225,– met een maximum van € 10 300,–. Hierbij is inflatiecorrectie toegepast en daarnaast is het bedrag verhoogd om te voorkomen dat de regeling binnen afzienbare tijd opnieuw moet worden gewijzigd.

De staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat,

J. C. Huizinga-Heringa

Naar boven