Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 2 april 2019
Eind mei 2018 heb ik u geïnformeerd over de bouwstenen en de planning om te komen
tot een besluit in 2020 over de ordening en sturing op het spoor na 20241. Onderdeel van het proces om te komen tot integrale besluitvorming in het voorjaar
van 2020, zijn de stappen die worden gezet met de betrokken provincies om afspraken
te maken over de mogelijke decentralisaties van sprinterdiensten uit het regeerakkoord2. Uw Kamer heeft verzocht hierover een stand van zaken te ontvangen voor het AO Spoor
van 4 april 2019.
Op 20 november 2018 heb ik u geïnformeerd over de uitkomsten van de quickscan mogelijke
decentralisatie van vier sprinterdiensten3. De quickscan gaf feitelijke informatie per lijn over de mogelijke functie/plaats
van de sprinterdienst in het regionaal OV op basis van reizigersstromen en overstaprelaties,
of en hoe de lijn te exploiteren is op bestaande infrastructuur (inpasbaarheid) en
mogelijke effecten van samenloop. De resultaten lieten zien dat mogelijke decentralisatie
van de sprinterdiensten Zwolle-Leeuwarden en Zwolle-Groningen het meest kansrijk is
onder andere gezien de ligging van de lijnen in het netwerk. Decentralisatie van de
lijn Apeldoorn-Enschede (via Almelo en Hengelo) is minder kansrijk gezien de drukte
op het traject waardoor bij decentralisatie goed moet worden gekeken naar samenloop,
perroncapaciteit en geluidsbelasting. Een mogelijke decentralisatie van de sprinterdienst
Dordrecht-Breda is het minst kansrijk, aldus de quickscan.
De quickscan was een eerste stap in de uitwerking van afspraken in het regeerakkoord.
Zoals de rapportage over de quickscan aangaf, kon op basis van de resultaten nog geen
definitieve uitspraak worden gedaan of en in welke mate decentralisatie bijdraagt
aan een regionaal geïntegreerd aanbod van trein, tram/metro en bus dan wel een beter
product voor de reizigers. Ik heb daarom afgesproken met bestuurders van de provincies
Groningen, Fryslân, Drenthe en Overijssel voor de sprinterdiensten Zwolle-Groningen
en Zwolle-Leeuwarden en de bestuurders van de provincies Overijssel en Gelderland
voor de sprinterdienst Apeldoorn-Enschede, verder te verkennen of tot onderhandelingen
over een decentralisatieovereenkomst kan worden overgegaan.
Inmiddels heb ik met de betrokken provincies afspraken gemaakt over de stappen die
we gezamenlijk willen zetten om begin 2020 een principe-afspraak te hebben over het
al dan niet decentraliseren van de sprinterdiensten. Deze principe-afspraak is onderdeel
van het integrale besluit over de wijze waarop de nieuwe vervoerconcessie voor het
hoofdrailnet voor de periode 2025–2034 zal worden vormgegeven. We zijn gestart met
een gezamenlijk onderzoek of met de mogelijke decentralisaties een beter regionaal
geïntegreerd aanbod voor de reiziger kan worden gerealiseerd. De eerder uitgevoerde
quickscan wordt hiertoe uitgebreid met een analyse gebaseerd op reizigersdata. De
aanvraag hiervoor aan de informatiehuishouding van het NOVB is inmiddels goedgekeurd
en de analyses door een extern bureau zullen binnenkort starten. Naast het vaststellen
van mogelijke verbeteringen voor de reiziger is een belangrijke vraag onder welke
(financiële) voorwaarden decentralisatie zou kunnen plaatsvinden.
Mijn inzet is om rond de zomer met de nieuwe provinciale colleges te bespreken of
mogelijke decentralisaties kansrijk zijn en welke voorwaarden nog moeten worden ingevuld.
Of dat lukt is ook afhankelijk van het tempo van de collegevorming in de betrokken
provincies. Bij de gesprekken wordt ook het Toekomstbeeld OV betrokken. Ik zal u informeren
over de uitkomsten van de gesprekken met de betrokken provincies.
De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat,
S. van Veldhoven-van der Meer