29 984 Spoor: vervoer- en beheerplan

Nr. 1207 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 17 september 2024

Onlangs heeft de Kamer van het kabinet een brief ontvangen met daarin scenario’s om de voorgenomen stijging van de NS-tarieven 2025 zoveel mogelijk te voorkomen.1 In de genoemde brief geeft het kabinet aan dat zij net als de Kamer grote zorgen heeft over de voorgenomen uitgestelde extra tariefstijging van 8,7% in 2025. In de voorgenoemde brief geeft het kabinet aan dat zij werkt aan een oplossing voor deze tariefstijging en dat zij de Kamer bij Prinsjesdag over de uitkomst van dit proces zal informeren. Met deze brief wordt invulling gegeven aan deze toezegging.

Concessie-afspraken als basis

De basis voor onze relatie met NS vormt de hoofdrailnetconcessie (HRN-concessie). Daarin zijn de afspraken tussen NS en het Ministerie van IenW vastgelegd. In de concessie staan afspraken over de hoogte van de tarieven voor reizigers. Op grond van de concessie mag NS haar tarieven ieder jaar indexeren. In 2024 zou bovendien sprake zijn van een inhaalindexatie omdat NS in voorgaande jaren de werkelijke inflatie niet volledig in de tarieven heeft kunnen verwerken. Als gevolg van de motie-Bikker c.s.2 zijn de tarieven in 2024 niet gestegen. De motie verzocht voor de NS-tarieven (in tegenstelling tot de tarieven in het regionale openbaar vervoer) alleen incidenteel voor één jaar en niet structureel middelen vrij te maken. Daarom is in de nieuwe HRN-concessie vastgelegd dat zij de uitgestelde extra tariefstijging van ca. 8,7% per 1 januari 2025 alsnog mag doorvoeren, bovenop de reguliere verhoging op dat moment. Deze afspraak is in de nieuwe HRN-concessie vastgelegd en aan de Kamer gecommuniceerd.3

Demping tariefstijging in 2025

Het voornemen van het kabinet om de tariefstijging te verminderen ziet op de uitgestelde extra tariefstijging van 8,7% in 2025, niet op de reguliere tariefstijging op basis van de verwachte inflatie voor 2025 per 1 januari aanstaande. Het CPB verwacht dat dit circa 3,2% zal zijn.

Het is gelukt de uitgestelde tariefstijging voor 2025 zoveel mogelijk te voorkomen. Het voornemen is om de uitgestelde tariefstijging in 2025 van 8,7% te verdelen tussen Rijk, NS en de reiziger. Daarbij is het uitgangspunt dat eenieder ongeveer evenveel bijdraagt. Dat betekent concreet dat vanuit het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat een (eenmalige) financiële bijdrage van € 42 mln. beschikbaar komt.

NS zal in 2025 3% van de uitgestelde tariefstijging voor haar rekening nemen, en zal dit ook blijven doen als een structurele oplossing wordt gevonden. Ook de reiziger draagt circa een derde van de uitgestelde tariefstijging. Voor de reiziger betekent dit dat de treinkaartjes volgend jaar ongeveer 3% extra duurder worden in plaats van 8,7%, naast de reguliere indexatie van 2025.

Zoals in de eerdere brief aangegeven, vindt het kabinet het van groot belang dat de uitgestelde tariefstijging van 8,7% niet alleen voor het jaar 2025 zoveel mogelijk wordt voorkomen, maar ook dat deze niet de komende jaren alsnog onverkort moet worden doorgevoerd. Een dergelijke tariefstijging past niet bij het streven van dit kabinet om de bestaanszekerheid van mensen te vergroten en de wens om het openbaar vervoer betaalbaar en op orde te houden.

Om deze lange termijn zekerheid te bieden worden de mogelijkheden in de komende periode, in samenwerking met NS, nader onderzocht. De Kamer wordt hier bij Voorjaarsnota 2025 over geïnformeerd.

Meerjarige oplossing

Het bovenstaande voornemen biedt het kabinet de tijd en de ruimte om te werken aan haar intentie om te komen tot een structurele oplossing voor de betaalbaarheid van treinvervoer voor 2026 en verder. Ook hier met de intentie om tot een verdeling te komen tussen Rijk, NS en de reiziger en de intentie om de bijdrage van het Rijk in de tijd te begrenzen zoals bijvoorbeeld tot aan de periode van de Mid Term Review van de concessie in 2029.

Aan NS wordt gevraagd zich in te spannen om de reiziger te ontzien bij de invulling van de financiële opgave, wanneer een deel van de kosten ter voorkoming van de tariefstijging bij NS komt te liggen. Het kan echter niet worden uitgesloten dat er wel consequenties zijn voor de reiziger. Denk hierbij bijvoorbeeld aan het laten vervallen van treinen waar nagenoeg geen reizigers in zitten zoals op dit moment op bepaalde momenten op vrijdagen het geval is. Indien nodig zal de concessie worden aangepast om de noodzakelijke wijzigingen voor NS mogelijk te maken.

In het jaar 2026 zal uit hoofde van de concessie voorziene extra tariefstijging van 3,5% (bovenop de reguliere indexatie) worden betrokken. De komende periode wordt met NS in gesprek gegaan om te kijken of deze extra verhoging kan worden gemitigeerd door deze in meerdere jaren neer te laten slaan.

Tot slot

Met dit voornemen zet het kabinet een stap om het treingebruik betaalbaar te houden. Het voorkomen van de uitgestelde tariefstijging voor 2025 is hierbij een mooie stap. Ik hoop u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd.

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, C.A. Jansen


X Noot
1

Kamerstuk 29 984, nr. 1206.

X Noot
2

Kamerstuk 36 410, nr. 29.

X Noot
3

Kamerstuk 23 645, nr. 811.

Naar boven