nr. 8
NOTA VAN WIJZIGING
Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:
1. Artikel I wordt als volgt gewijzigd:
a. Voor onderdeel A wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:
A0
In artikel 1, eerste lid, onderdeel f, wordt na «20,» ingevoegd:
21b,.
b. Onderdeel B komt te luiden:
B
Artikel 21 wordt als volgt gewijzigd:
1. Onder vernummering van het tweede en derde lid tot derde en vierde
lid, wordt een nieuw tweede lid ingevoegd, luidende:
2. Indien waren, niet zijnde eet- of drinkwaren, naar het oordeel van
Onze Minister gevaar opleveren voor de veiligheid of gezondheid van de consument,
kan hij met het oog op de bescherming van die belangen degenen die de waar
verhandelt of heeft verhandeld, gelasten al de noodzakelijke maatregelen te
treffen om die waar bij de consument terug te nemen.
2. In het vierde lid (nieuw) wordt na «eerste» ingevoegd:
en tweede.
c. In onderdeel C wordt:
1. in artikel 21b, eerste lid, na «waren, niet zijnde eet- of drinkwaren,»
ingevoegd: voor zover die in de particuliere sfeer kunnen worden gebruikt,.
2. in artikel 21b, derde lid, «waren, niet zijnde eet- of drinkwaren
verhandelt,» vervangen door: waren, niet zijnde eet- of drinkwaren,
voor zover die in de particuliere sfeer kunnen worden gebruikt, verhandelt.
3. in artikel 21c «de artikelen 21, 21a en 21b» vervangen
door: de artikelen 21, 21a, 21b, 32a, 32e, 32f, 32g of 32j.
2. Artikel III komt te luiden:
ARTIKEL III
Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.
Toelichting
Aanpassing van artikel 1, eerste lid, onderdeel f, van de Warenwet is
noodzakelijk om het niet nakomen van de meldingsplicht voor het bedrijfsleven
van waren waarvan de onveiligheid bekend is of bekend had moeten zijn, onder
de werking van het Warenwetbesluit bestuurlijke boeten te kunnen brengen.
Een nieuw tweede lid van artikel 21 bleek nodig om het gelasten van de
terugroepactie conform de APV richtlijn te beperken tot consumentenproducten.
Met de toevoeging van de artikelen 32a, 32e, 32f, 32g en 32j van de Warenwet
aan artikel 21c wordt bereikt dat de ministers van Economische Zaken en van
Verkeer en Waterstaat de bevoegdheid kan worden toegekend een bestuurlijke
boete op te leggen ter zake van het handelen in strijd met artikel 21b, voorzover
dat handelen betrekking heeft op de op grond van artikel 21c bij algemene
maatregel van bestuur aangewezen waren.
De mogelijkheid bestaat dat een samenloop ontstaat met een op korte termijn
in te dienen voorstel van wet, dat verband houdt met de inwerkingtreding van
een aantal Europese verordeningen. Om mogelijke problemen bij de samenloop
te voorkomen, is het gewenst het tijdstip van inwerkingtreding bij koninklijk
besluit vast te stellen.
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
H. Hoogervorst