Kamerstuk
| Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum brief |
|---|---|---|---|---|
| Eerste en Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2004-2005 | 29967 nr. 1;A |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
| Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum brief |
|---|---|---|---|---|
| Eerste en Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2004-2005 | 29967 nr. 1;A |
Aan de Voorzitters van de Eerste en van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 13 januari 2005
Ter griffie van de Eerste en van de Tweede Kamer der Staten-Generaal ontvangen op 24 januari 2005. De wens dat het verdrag aan de uitdrukkelijke goedkeuring van de Staten-Generaal wordt onderworpen kan door of namens één van de Kamers of door ten minste vijftien leden van de Eerste Kamer dan wel dertig leden van de Tweede Kamer te kennen worden op 23 februari 2005.Overeenkomstig het bepaalde in artikel 2, eerste lid, en artikel 5, eerste lid, van de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen, de Raad van State gehoord, heb ik de eer u hierbij ter stilzwijgende goedkeuring over te leggen het op 19 augustus 2002 te Parijs totstandgekomen verdrag tussen de Staten die partij zijn bij het Verdrag tot oprichting van een Europees Ruimte Agentschap en het Europees Ruimte Agentschap inzake de beveiliging en uitwisseling van gerubriceerde informatie (Trb. 2004, 61 en 198).
Een toelichtende nota bij het verdrag treft u eveneens hierbij aan.
De goedkeuring wordt alleen voor Nederland gevraagd.
In deze nota wordt het op 19 augustus 2002 te Parijs tot stand gekomen Verdrag tussen de Staten die partij zijn bij het Verdrag tot oprichting van een Europees Ruimte Agentschap en het Europees Ruimte Agentschap inzake de beveiliging en uitwisseling van gerubriceerde informatie toegelicht.
De uitvoering van bepaalde programma's op het gebied van ruimteonderzoek en -technologie maakt het noodzakelijk dat gerubriceerde informatie in het kader van een programma van het Europees Ruimte Agentschap (European Space Agency, ESA) tussen de deelnemende staten onderling en tussen ESA en de deelnemende staten kan worden uitgewisseld. Uiteraard is uitwisseling van gerubriceerde informatie slechts mogelijk indien is voorzien in een adequate beveiliging van deze informatie bij alle deelnemende staten en bij ESA. Het onderhavige verdrag strekt er toe uitwisseling van gerubriceerde informatie in het kader van een ESA-programma mogelijk te maken en te voorzien in een adequate wederzijdse beveiliging van deze informatie.
Ter uitvoering van dit verdrag zal op grond van artikel 3 van het verdrag worden voorzien in nadere voorschriften om de beveiliging van gerubriceerde informatie te waarborgen.
Deze praktische uitvoeringsvoorschriften mogen niet in strijd zijn met het onderhavige verdrag of de inhoud dan wel strekking van het verdrag wijzigen.
Het verdrag brengt voor Nederland geen wijzigingen met zich mee van de nationale wet- of regelgeving, zoals met name de Wet veiligheidsonderzoeken (Stb. 1996, 525), de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2002 (Stb. 2002, 148) en de Aanwijzingen van 20 januari 1989 voor de beveiliging van staatsgeheimen en vitale onderdelen bij de Rijksdienst (Stcrt. 1989, 26).
Dit artikel geeft een omschrijving van «gerubriceerde informatie». Volgens het verdrag valt hieronder alle informatie, elk document of elk materiaal in welke vorm dan ook, waarvan de onbevoegde openbaarmaking de belangen kan schaden van één of meer partijen bij dit verdrag en die als zodanig is aangemerkt door een rubricering.
In dit artikel wordt de verplichting van de partijen om gerubriceerde informatie te beveiligen tot uitdrukking gebracht en uitgewerkt. Het artikel geeft aan dat informatie, om onder de werking van dit verdrag te vallen, moet zijn aangemerkt als gerubriceerde informatie. Partijen kunnen gerubriceerde informatie in het kader van een ESA-programma, -project of -contract aanmaken en onderling uitwisselen.
Het vierde lid van dit artikel bevat het zogenoemde «derde-landen principe». Dit principe houdt in dat informatie, die in dit verdrag als gerubriceerde informatie wordt aangemerkt, niet wordt verstrekt aan staten die geen lid zijn van ESA of aan internationale organisaties, zonder de voorafgaande schriftelijke toestemming van degene die de gerubriceerde informatie heeft aangemaakt. Dit principe is een essentiële voorwaarde bij de verstrekking van gerubriceerde informatie in het kader van internationale samenwerking.
In dit artikel is aangeven dat partijen zich verplichten om de ESA beveiligingsstandaarden te implementeren. Dit is noodzakelijk om te bereiken dat de gerubriceerde informatie op een uniforme wijze wordt beveiligd.
Dit artikel bevat de verplichting voor de staten-partijen om een «security clearance» af te geven voor personen die de nationaliteit van het desbetreffende land bezitten indien die in verband met de vervulling van hun functie toegang moeten krijgen tot gerubriceerde informatie.
In Nederland maakt artikel 13 van de Wet veiligheidsonderzoeken (Stb. 1996, 525) het mogelijk dat de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties mededelingen doet over een persoon naar aanleiding van een verzoek van een andere mogendheid of van een volkenrechtelijke organisatie, dat wordt gedaan in verband met de door die mogendheid of volkenrechtelijke organisatie gehanteerde beveiligingsmaatregelen. De regeling in artikel 13 van de Wet veiligheidsonderzoeken is in grote lijnen identiek aan die met betrekking tot de Nederlandse vertrouwensfuncties en biedt aan de betrokkene dezelfde waarborgen. Dit betekent dat de betrokkene, waarvan beoogd wordt deze te onderwerpen aan een veiligheidsonderzoek, hier zelf vooraf toestemming voor moet verlenen.
Op grond van dit artikel is de Directeur-Generaal van ESA verplicht er op toe te zien dat de relevante bepalingen uit dit verdrag worden toegepast binnen het Agentschap en de daartoe behorende instellingen en voorzieningen.
Dit artikel regelt de verplichting van de partijen om een onderzoek in te stellen bij compromittering of verlies van gerubriceerde informatie.
Onder compromittering verstaat men de kennisname dan wel de mogelijkheid tot kennisnemen door een niet-gerechtigde van gerubriceerde informatie.
De partijen moeten maatregelen nemen om herhaling van compromittering of verlies te voorkomen. Indien noodzakelijk moeten de andere partijen bij het onderhavige verdrag op de hoogte te worden gesteld van de compromittering of het verlies, de resultaten van het ingestelde onderzoek en de getroffen maatregelen om herhaling te voorkomen.
Indien een vertegenwoordiger van een staat-partij, de Directeur-Generaal van ESA, een ESA-medewerker of een ESA-expert verdacht wordt van het onrechtmatig verstrekken dan wel openbaar maken van gerubriceerde informatie, moet uiteraard de immuniteit van de betrokkene worden opgeheven teneinde een strafrechtelijke vervolging mogelijk te maken.
De opheffing van de immuniteit van een vertegenwoordiger van een staat-partij gebeurt door de staat-partij in kwestie. De rechtsbasis daarvoor is gelegen in het onderhavige verdrag. De reikwijdte van de opheffing van de immuniteit betreft louter de strafrechtelijke immuniteiten om strafrechtelijke vervolging mogelijk te maken. Voor zover een Nederlands bestuursorgaan de immuniteit opheft is dit een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht. In een dergelijk geval staat de betrokken vertegenwoordiger, wiens immuniteiten worden opgeheven, de gangbare bestuursrechtelijke rechtsmiddelen ter beschikking.
De artikelen 8 tot en met 13 zijn standaardbepalingen en behoeven geen nadere toelichting.
Dit verdrag zal, evenals dat het geval is met het op 30 mei 1975 te Parijs tot stand gekomen Verdrag tot oprichting van een Europees Ruimte Agentschap (Trb. 1975, 123), alleen voor Nederland gelden.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
J. W. Remkes
De Minister van Buitenlandse Zaken a.i.,
A. Nicolaï
De Minister van Economische Zaken,
L. J. Brinkhorst
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-29967-1.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.