29 966
Wijziging van de op 13 september 1983 te Bonn totstandgekomen Overeenkomst inzake samenwerking bij de bestrijding van verontreiniging van de Noordzee door olie en andere schadelijke stoffen; Rotterdam-Spijkenisse, 21 september 2001

A
nr. 1
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitters van de Eerste en van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 13 januari 2005

Ter griffie van de Eerste en van de Tweede Kamer der Staten-Generaal ontvangen op 24 januari 2005. De wens dat het verdrag aan de uitdrukkelijke goedkeuring van de Staten-Generaal wordt onderworpen kan door of namens één van de Kamers of door ten minste vijftien leden van de Eerste Kamer dan wel dertig leden van de Tweede Kamer te kennen worden op 23 februari 2005.Overeenkomstig het bepaalde in artikel 2, eerste lid, en artikel 5, eerste lid, van de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen, de Raad van State gehoord, heb ik de eer u hierbij ter stilzwijgende goedkeuring over te leggen de op 21 september 2001 te Rotterdam-Spijkenisse totstandgekomen wijziging van de op 13 september 1983 te Bonn totstandgekomen Overeenkomst inzake samenwerking bij de bestrijding van verontreiniging van de Noordzee door olie en andere schadelijke stoffen (Trb. 2004, 282).

Een toelichtende nota bij de verdragswijziging treft u eveneens hierbij aan.

De goedkeuring wordt alleen voor Nederland gevraagd.

De Minister van Buitenlandse Zaken,

B. R. Bot

Toelichtende nota

I. Inleiding

Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt, omdat het zonder meer instemmend luidt (artikel 25a, vijfde lid j° vierde lid, onder b, van de Wet op de Raad van State). De op 13 september 1983 te Bonn totstandgekomen Overeenkomst inzake samenwerking bij de bestrijding van verontreiniging van de Noordzee door olie en andere schadelijke stoffen, (Trb. 1983, 159 en 1990, 100; hierna te noemen: de Overeenkomst) regelt verschillende vormen van samenwerking tussen de Noordzeekuststaten België, Denemarken, Duitsland, Engeland, Frankrijk, Nederland, Noorwegen en Zweden, in gevallen waar verontreiniging of dreigende verontreiniging van de zee door olie of andere schadelijke stoffen binnen het Noordzeegebied, een ernstig en onmiddellijk gevaar betekent voor de kust of daarmee samenhangende belangen van één of meer van de verdragspartijen.

De overeengekomen samenwerking richt zich in hoofdzaak op luchtverkenning waarmee het snel opsporen van verontreiniging wordt beoogd, het vervolgen van schepen die lozingsvoorschriften overtreden en het verlenen van wederzijdse assistentie bij bestrijding van verontreiniging. Als voorbeeld mag dienen de assistentie die Nederland gegeven heeft bij het ongeval in Wales met de «Sea Empress» (februari 1996) en recentelijk in groter Europees verband het tankerongeval voor de Spaanse kust met de «Prestige» (december 2002).

II. De wijzigingen

A. Toetreding van Ierland

Tijdens de vergadering van 22 september 2000 hebben de verdragspartijen met eenparigheid van stemmen ingestemd met het voorstel Ierland uit te nodigen om tot de Overeenkomst toe te treden (Ierland heeft momenteel de status van waarnemer). De vergadering van de partijen heeft vervolgens op 21 september 2001 hiertoe besloten. Een direct gevolg van deze toetreding is de wijziging van het verdragsgebied, zoals omschreven in artikel 2 van de Overeenkomst. Deze wijziging is aangenomen met eenparigheid van stemmen tijdens dezelfde vergadering van partijen.

Met de toetreding van Ierland tot de Overeenkomst wordt de aanduiding van het Noordzeegebied in artikel 2 van de Overeenkomst gewijzigd. De omschrijving onder punten (a) en (b) komt overeen met de huidige aanduiding van het verdragsgebied in (oud) artikel 2. De toevoegingen onder punten (c) en (d) geven de nieuwe gebiedsbegrenzing van de Overeenkomst aan. De wijziging onder punt (c) omvat de zuidwestelijke begrenzing van het Kanaal en zijn toegangen. Aan de zuidzijde loopt de grens ongeveer ter hoogte van Brest (Frankrijk). Aan de westzijde wordt het Noordzeegebied begrensd door de 200-mijlszone van Ierland. Onder punt (d) wordt het Noordzeegebied aangeduid met de namen van de zeeën die in het gebied liggen. Naar het westen toe omvat het zeegebied de 200-mijlszones van Ierland en het Verenigd Koninkrijk.

Zoals uiteengezet in de toelichtende nota bij de Overeenkomst (Kamerstukken II, 1983/84, 18 275, nr. 1, blz. 5) dient de onderhavige wijziging van artikel 2 van de Overeenkomst aan de parlementaire goedkeuring te worden onderworpen.

B. Wijzigingen van de in de bijlage opgenomen zone-indelingen betreffende de onderscheiden verantwoordelijkheidsgebieden van partijen

De vergadering van de partijen heeft op 21 september 2001 tevens wijzigingen van de in de bijlage opgenomen zone-indelingen betreffende de onderscheiden verantwoordelijkheidsgebieden van partijen aangenomen. Deze technische wijzigingen van de bijlage bij de Overeenkomst zijn het gevolg van het feit dat alle Partijen een exclusieve economische zone (EEZ) of een equivalent daarvan, in de Noordzee hebben ingesteld. In tegenstelling tot de huidige situatie waarbij, ten behoeve van de opsporing en bestrijding van verontreiniging, de Noordzee is ingedeeld in verantwoordelijkheidszones met functionele grenzen, omvat de overeengekomen wijziging de gelijktrekking van deze functionele grenzen van eerder genoemde zones met de grenzen van de exclusieve economische zones van de partijen.

De gevolgen voor Nederland van deze technische wijzigingen van de bijlage kunnen als volgt worden omschreven. Ten aanzien van de zone die thans onder de individuele Nederlandse verantwoordelijkheid valt, betreft het een aanpassing van de eerder genoemde functionele grenzen van deze verantwoordelijkheidszone met Duitsland en het Verenigd Koninkrijk. Deze grenzen worden nu gelijk getrokken met de buitengrenzen van het Nederlandse continentaal plat die samenvallen met de EEZ-grens.

• In het noordelijk deel van de Noordzee zal Nederland, in tegenstelling tot de huidige situatie waarbij een deel van het Nederlandse continentaal plat door Duitse surveillancevluchten wordt gedekt, zelf verantwoordelijk zijn voor de controle van de zee vanuit de lucht (air-surveillance) boven het Nederlandse continentaal plat.

De onderlinge samenwerking in gevallen van verontreiniging of dreigende verontreiniging in het gebied rond het Eems-Dollard estuarium is thans geregeld in een in 1991 overeengekomen Memorandum van Overeenstemming tussen Nederland en Duitsland, het zogenaamde NETH-GER plan. De operationele uitvoering van dit plan omvat de volgende afspraken: Nederland en Duitsland geven elkaar wederzijds assistentie bij luchtverkenning, door vliegprogramma's uit te wisselen en bij uitval van een vliegtuig vervangende capaciteit te leveren; Nederland en Duitsland houden jaarlijks een bestrijdingsoefening; Nederland en Duitsland kunnen in het samenwerkingsgebied direct optreden bij verontreiniging; en Nederland en Duitsland trekken gemeenschappelijk op bij de afhandeling van een incident in hun samenwerkingsgebied. Een soortgelijke overeenkomst bestaat ook tussen Duitsland en Denemarken ten aanzien van het grensgebied tussen beide landen. Op voorstel van Duitsland is in 2002 een Memorandum van Overeenstemming overeengekomen tussen Denemarken, Duitsland en Nederland waarin de gebiedsaanduiding voor dit deel van de Noordzee in overeenstemming is gebracht met de gelijktrekking van de functionele grenzen van de verantwoordelijkheidszones met de grenzen van de EEZ. Dit zogenaamde DENGERNETH plan omvat soortgelijke afspraken als het NETH-GER plan. Voor Nederland vloeien er geen extra taken uit ter zake van assistentie aan Denemarken, anders dan die al onder de Overeenkomst zijn geregeld.

• In de zuidelijke Noordzee ontstaat, als gevolg van het gelijktrekken van eerder genoemde functionele grenzen van de verantwoordelijkheidszones met de grenzen van de exclusieve economische zones, de situatie waarbij een deel van de Belgische EEZ buiten het trilaterale samenwerkingsgebied van België, Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk valt.

Omdat een incident in dat deel van de Belgische EEZ zonder meer effecten kan hebben op de kust of daarmee samenhangende belangen van Nederland, is afgesproken dat Nederland zich zal voegen bij een samenwerkingsverband tussen België, Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk. Deze afspraken zullen op korte termijn in een Memorandum van Overeenstemming worden vastgelegd. Het samenwerkingsgebied omvat dan de wateren van België, Frankrijk, het Verenigd Koninkrijk en Nederland. De belangrijkste technisch-operationele reden voor toetreding tot het samenwerkingsverband is dat, gelet op de overheersende windrichting en stroming in het zeegebied, een incident met uitstroom van milieubedreigende stoffen directe effecten kan hebben voor Nederland.

De wijzigingen van de in de bijlage opgenomen zone-indeling behoeven op grond van de toelichtende nota bij de goedkeuring van de Overeenkomst (Kamerstukken II, 1983/84, 18 275, nr. 1, blz. 5 en 6) geen parlementaire goedkeuring, aangezien de zone-indeling strekt ter uitvoering van de Overeenkomst.

C. Inwerkingtreding

Tijdens de vergadering van 21 september 2001 hebben de verdragspartijen tevens besloten dat de onder A. en B. genoemde wijzigingen in werking zullen treden nadat alle partijen een akte van bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring hebben neergelegd. Ierland wacht dit moment af, voordat het zijn akte van toetreding neerlegt. De onder A. en B. genoemde wijzigingen zijn derhalve nog niet in werking getreden.

II. Koninkrijkspositie

Wat het Koninkrijk betreft zullen de onderhavige verdragswijzigingen, evenals de Overeenkomst, gelet op het regionale karakter, alleen voor Nederland gelden.

De Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat,

M. H. Schultz van Haegen-Maas Geesteranus

De Minister van Buitenlandse Zaken,

B. R. Bot

Naar boven