nr. 16
BRIEF VAN DE MINISTER VOOR ONTWIKKELINGSSAMENWERKING
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 7 januari 2009
Graag maak ik van de gelegenheid gebruik om U te informeren over mijn
reactie op de recent gepubliceerde Tsunami-rapporten van de Algemene Rekenkamer
(AR) en de Samenwerkende Hulporganisaties (SHO) (Kamerstuk 29 956, nr. 15).
De rapporten bevatten observaties en aanbevelingen die ons helpen bij
het verbeteren van de transparantie en de verantwoording van hulpmiddelen
op het terrein van noodhulp, aspecten waar ik mij sterk voor maak. Zoals ik
in overleg met Uw Kamer eerder aan de orde heb gesteld, is het mijn doelstelling
gedurende deze kabinetsperiode werk te maken van het tegengaan van versnippering
van hulp en het bevorderen van evaluaties die het lerend vermogen van diverse
ontwikkelingsorganisaties versterkt.
In 2006 namen de internationale hulporganisaties en VN-organisaties zelf
het initiatief om de verstrekte noodhulp naar aanleiding van de Tsunami in
de Indische Oceaan op 26 december 2004 te laten evalueren. Hiermee werd
een trend gezet gericht op het verbeteren van transparantie en verantwoording
in de sector. Een trend die ik van harte steun. Nederland, één
van de donoren, heeft destijds aan de evaluatie meegewerkt.
Ook de Samenwerkende Hulporganisaties (SHO) hebben deze trend middels
de recent gepubliceerde eindrapportage over de Tsunami-actie doorgezet.
AR-rapport
Belangrijk is de conclusie van de AR dat de Nederlandse overheid én
de SHO voldaan hebben aan de geldende wettelijke verantwoordingsvoorschriften
met betrekking tot de hulpverlening na de Tsunami. Daarnaast hebben enkele
grotere organisaties in veel gevallen meer informatie verstrekt dan strict
noodzakelijk.
Ik ben het met de AR eens dat heldere afspraken tussen alle actoren, die
zijn betrokken bij dergelijke grootscheepse acties kunnen leiden tot meer
efficiëntie en effectiviteit van controles op financiële hulpstromen.
Ook deel ik de mening van de AR dat er niet meer controle moet komen maar
dat ingezet moet worden op een vereenvoudiging van de informatiestructuur.
Er zou m.i. toegewerkt moeten worden naar een verantwoorde verlichting van
administratieve lasten van hulporganisaties en ontvangers van hulp.
SHO-rapport
Deze eindrapportage draagt bij aan het inzichtelijk maken van de effecten
van de hulpverlening in het kader van de Tsunami-actie. Het rapport maakt
duidelijk dat het de betrokken organisaties ernst is met de verantwoording
van de besteding van hulpmiddelen. Ik ben verheugd met de aandacht voor het
verbeteren van de coördinatie en de samenwerking van organisaties onderling
en de samenwerking met lokale partnerorganisaties. De lokale organisaties
zijn waardevolle partners die op de hoogte zijn van de lokale situatie, structuren
en cultuur en een onmisbare schakel in het effectief kunnen opereren in dit
soort situaties. Betrokkenheid van alle partijen, inclusief overheden, is
van eminent belang voor een betere implementatie van geplande hulpprogramma’s.
Uit het rapport komt naar voren dat de Nederlandse organisaties het «do
no harm» principe in conflictgebieden als Sri Lanka, Somalië en
Atjeh hoog in het vaandel dragen waardoor ongelijke behandeling van bevolkingsgroepen
voorkomen wordt. Ik heb daarnaast veel waardering voor het feit dat, ondanks
de complexe situatie waarin destijds geopereerd moest worden, men oog bleef
houden voor gender-gerelateerde onderwerpen en vergeten groepen.
Ik vind het belangrijk dat Nederland bij noodsituaties op snelle en flexibele
wijze financieel kan blijven bijdragen. Tegelijkertijd ben ik mij bewust van
het belang van transparantie en verantwoording als het gaat om de middelen
die voor dit soort interventies beschikbaar gesteld worden. Dit heb ik ook
bij eerdere gelegenheden aangegeven. Ik ben dan ook voornemens om met de AR
en andere actoren te onderzoeken op welke wijze hulpstromen bij grootschalige
rampen nog beter kunnen worden gevolgd, ook in samenhang met andere internationale
initiatieven op het gebied van wetenschappelijk onderzoek, publicaties, het
ontwikkelen van kwaliteit- en effectiviteitsstandaarden en het verspreiden
van evaluatieresultaten. Nederland financiert samen met andere donoren onderzoeksinstellingen
die bijdragen aan internationale beleidsontwikkelingen en -onderzoeken op
het gebied van humanitaire hulp.
De minister voor Ontwikkelingssamenwerking,
A. G. Koenders