29 952
Wijziging van de wet van 1 oktober 1992, houdende bijzondere regels met betrekking tot het recht op uitkering als bedoeld in de Uitkeringswet gewezen militairen alsmede wijziging van die wet (Stb. 1992, 573) in verband met de verlenging van de openstelling van de Uitkeringswet gewezen militairen voor de oudere gewezen militair, die voortijdig de dienst met een recht op wachtgeld zou moeten verlaten

nr. 5
NOTA NAAR AANLEIDING VAN HET VERSLAG

Ontvangen 10 mei 2005

De ondergetekende dankt de Vaste Commissie voor Defensie voor haar belangstelling voor het voorliggende wetsvoorstel. In deze nota wordt op de vragen en opmerkingen ingegaan.

De CDA-fractie verzoekt in te gaan op de mogelijke discrepantie tussen het onderhavige wetsvoorstel en de voornemens uit het Hoofdlijnenakkoord.

Er is spanning tussen de maatregel die voortvloeit uit het Strategisch Akkoord met het oogmerk werknemers die in aanmerking kunnen komen voor het voortijdig verlaten van de dienst daartoe te stimuleren, en de voornemens uit het Hoofdlijnenakkoord, op basis waarvan werknemers juist worden gestimuleerd langer door te werken. De opgelegde reductietaakstelling uit het Strategisch Akkoord brengt evenwel met zich mee, dat uitstroom van personeel hoe dan ook noodzakelijk is. Defensie verkiest daarbij vrijwilligheid bij de uitstroom van personeel boven het gedwongen ontslag van overtollig personeel. De maatregel is dan ook noodzakelijk om vrijwilligheid in de uitstroom mogelijk te maken. Overigens behelst het wetsvoorstel geen nieuwe maatregel, maar een uitbreiding van een in het kader van het Sociaal Beleidskader Defensie (SBK) reeds bestaande maatregel. Het wetsvoorstel is interdepartementaal voorbereid met de ministeries van Financiën en van Justitie en door de ministerraad goedgekeurd.

Ik merk op dat de voornemens van het Hoofdlijnenakkoord juist reden zijn om met het oog op de toekomst de Uitkeringswet gewezen militairen (Ugm) in het kader van de vergroting van de arbeidsparticipatie opnieuw onderwerp van studie te maken.

De leden van de PvdA-fractie vragen zich af of met terugwerkende kracht de openstelling van de Ugm wordt verlengd.

De Ugm is niet in duur beperkt en wordt als zodanig ook geen terugwerkende kracht verleend. Wel wordt verlenging van de openstelling van de Ugm voor oudere militaire wachtgelders met terugwerkende kracht beoogd.

Het SBK voorziet vanaf 1 januari 1990 in de mogelijkheid voor oudere militaire wachtgelders om vanuit hun wachtgeldpositie alsnog tot een uitkering ingevolge de Ugm te worden toegelaten. Het SBK is in verband met de reductietaakstelling uit het Strategisch Akkoord en het Hoofdlijnenakkoord geactualiseerd voor de periode van 1 januari 2004 tot 1 januari 2010. De Wet bijzondere regels met betrekking tot het recht op uitkering als bedoeld in de Uitkeringswet gewezen militairen (WbUgm) voorziet vanaf 1 januari 1990 in lopende wettelijke uitkeringsgevallen. Het onderhavige wetsvoorstel voorziet in toetreding van nieuwe gevallen ingevolge het geactualiseerde SBK vanaf 1 januari 2004.

In 2003 (Stb. 2003, 8) is de Ugm aangepast in verband met de verplichte verhoging van de generieke ontslagleeftijd naar 58 jaar, die in 2006 geleidelijk zal worden ingevoerd.

Omdat de nieuwe diensteinderegeling geleidelijk wordt ingevoerd, moet onderscheid worden gemaakt tussen militairen voor wie de Ugm-oude stijl blijft gelden en militairen op wie de Ugm-nieuwe stijl van toepassing is. Of een militair valt onder de oude of de nieuwe regeling hangt af van de vraag of op de desbetreffende militair de verplichte verhoging voor leeftijdsontslag per 1 januari 2006 van toepassing zou zijn, als hij in dienst zou zijn gebleven. Door het oorspronkelijke moment van leeftijdsontslag voor de desbetreffende militair als uitgangspunt te nemen, wordt gelijke behandeling van gerechtigden gegarandeerd, of nu de Ugm-oude stijl dan wel de Ugm-nieuwe stijl wordt toegepast.

De Staatssecretaris van Defensie,

C. van der Knaap

Naar boven