29 949
Evaluatie VBTB

nr. 53
BRIEF VAN DE MINISTER PRESIDENT, MINISTER VAN ALGEMENE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 29 juni 2006

In de brief van 18 april 2006 (TK2006, 29 949 en 29 450, nr. 40) van de minister van Financiën is toegezegd dat de verschillende bewindslieden u voorafgaand aan de begroting zullen informeren over de wijze waarop zij, daar waar mogelijk en zinvol, gegevens over het maatschappelijk effect van hun beleid dan wel output-indicatoren over de verrichte activiteiten in de begroting zullen opnemen, op basis van «comply or explain».

Mijn brief is bedoeld ter invulling van deze afspraak.

De begroting van Algemene Zaken kent één artikel te weten: Bevorderen van de eenheid van het algemeen regeringsbeleid. Het werkterrein is op het niveau van uit te voeren werkzaamheden geclusterd in een drietal operationele doelstellingen, te weten: «coördinatie van het algemeen regeringsbeleid», «coördinatie van het algemeen communicatiebeleid» en «het leveren van bijdragen aan de langere termijn beleidsontwikkeling van het regeringsbeleid». Navolgend geef ik aan in hoeverre ik mogelijkheden zie om te komen tot zinvolle respectievelijk relevante outcome/output-indicatoren.

Beleidsartikel: Bevorderen van de eenheid van het algemeen regeringsbeleid

Algemene doelstelling

Het kader voor het optreden van de Minister-President – en daarmee het werkterrein van AZ – wordt bepaald door diverse wet- en regelgeving. Zo bepaalt artikel 45 (lid 3) van de Grondwet, dat de Ministerraad beraadslaagt en besluit over het algemeen regeringsbeleid en de eenheid van dat beleid bevordert. Hetzelfde artikel (lid 2) draagt het voorzitterschap van de Ministerraad op aan de Minister-President. De taken van het ministerie van AZ zijn vastgelegd in het Koninklijk Besluit van 3 oktober 1947. Daarnaast bestaan er enkele specifieke regelingen op het werkterrein van AZ, zoals het Reglement van Orde van de Ministerraad, het Koninklijk Besluit van 13 december 1965 inzake de berichtgeving over het Koninklijk Huis en de instellingswet van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR).

Het voorgaande laat zich samenvatten onder de algemene noemer «Bevorderen van de eenheid van het algemeen regeringsbeleid». Deze rechtstreeks aan de Grondwet ontleende formulering is tevens de in de AZ-begroting opgenomen algemene beleidsdoelstelling.

Opgemerkt wordt, dat in vergelijking met andere ministers met een coördinerende taak, zoals bijvoorbeeld die van Financiën of voor Bestuurlijke Vernieuwing en Koninkrijksrelaties, de verantwoordelijkheid van de Minister-President een ander karakter heeft. «Eenheid» en «algemeen regeringsbeleid» zijn hier staatsrechtelijke begrippen. Er is geen sprake van een beleidsveld. Het benoemen van outcome-indicatoren is derhalve niet mogelijk.

Operationele doelstelling: Coördinatie van het algemeen regeringsbeleid

De activiteiten die in het kader van deze operationele doelstelling worden uitgevoerd betreffen enerzijds de inhoudelijke advisering ten behoeve van de Ministerraad en Onderraden en anderzijds de woordvoering van de Minister-President, de Ministerraad en van het Koninklijk Huis. Het inhoudelijk aspect wordt voornamelijk uitgevoerd door het Kabinet van de Minister-President, terwijl de woordvoering wordt verzorgd door de Rijksvoorlichtings-dienst. Gegeven de aard van de activiteiten is het niet mogelijk te komen tot relevante indicatoren.

Operationele doelstelling: Coördinatie van het algemeen communicatiebeleid

De ontwikkeling/coördinatie van het algemeen communicatiebeleid is ondergebracht bij de Rijksvoorlichtingsdienst. Het betreft enerzijds activiteiten om te komen tot een gemeenschappelijke communicatiestrategie voor de Rijksoverheid en anderzijds het maken van afspraken ten behoeve van een optimale voorlichting van en communicatie met de samenleving. Deze taak wordt in nauwe samenwerking met de Voorlichtingsraad, waarin de directeuren Voorlichting van de ministeries vertegenwoordigd zijn, uitgevoerd. Op instigatie van de Voorlichtingsraad worden op het terrein van de overheidsvoorlichting en -communicatie initiatieven terzake genomen en wordt het kabinet geadviseerd. De afzonderlijke ministers zijn en blijven vervolgens verantwoordelijk voor de uitvoering van de communicatie van hun eigen beleidsterrein. Het vorenstaande laat zich niet vangen in relevante en zinvolle outcome- respectievelijk output-indicatoren. Wel worden de belangrijkste voorgenomen activiteiten opgenomen in de begroting en de realisatie in de verantwoording.

Op uitvoerend niveau ondersteunt en adviseert de RVD de ministeries op het gebied van communicatie en verzorgt onder andere de rijksbrede media-inkoop, waardoor optimalisatie van de media-inzet en budgettair voordeel wordt behaald. Op het terrein van communicatie-onderzoek evalueert de RVD voorts aspecten van de massamediale campagnes die onder het Postbus 51 beeldmerk worden gevoerd (via het zogenoemde trackingonderzoek). Via de Postbus 51 Informatiedienst wordt gestalte gegeven aan de één-loket gedachte, waardoor de informatiezoekende burger goed en eenduidig wordt bediend. Deze taken zijn grotendeels belegd bij de baten-/lastendienst Dienst Publiek en Communicatie. Omtrent de wijze van uitvoering zijn een aantal prestatie-indicatoren in de begroting 2007 opgenomen.

Operationele doelstelling: Het leveren van bijdragen aan de langere-termijn beleidsontwikkeling van het regeringsbeleid

Op grond van de Instellingswet van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) adviseert de Raad het kabinet over ontwikkelingen die op langere termijn de samenleving kunnen beïnvloeden. Over de door de WRR uitgebrachte adviezen wordt een kabinetsstandpunt uitgebracht, wat in voorkomende gevallen kan leiden tot beleidsontwikkeling en wetgeving op diverse beleidsterreinen.

De aard van de werkzaamheden leent zich niet voor het benoemen van outcome-indicatoren (maatschappelijke effecten). Wel zijn in de begroting een aantal output-indicatoren benoemd, welke inzicht geven in de geleverde prestaties. Daarnaast wordt ter toetsing van de kwaliteit van het raadswerk periodiek een visitatie gehouden.

Resumerend stel ik vast dat de begroting van het ministerie van Algemene Zaken, gelet op de aard van de werkzaamheden en het ontbreken van een specifiek beleidsveld, geen aanknopingspunten biedt tot het benoemen van maatschappelijke effecten (outcome-indicatoren). Dit neemt niet weg, dat in de AZ-begroting ieder jaar zo goed en zo concreet als mogelijk inzicht wordt gegeven in de door mij of onder mijn verantwoordelijkheid uit te voeren activiteiten. Waar zinvol en relevant zijn deze gevat in output-indicatoren, zoals hiervoren omschreven. In het jaarverslag wordt vervolgens op spiegelbeeldige wijze aandacht besteed aan de realisatie van de activiteiten respectievelijk output-indicatoren.

De Minister-President, Minister van Algemene Zaken,

J. P. Balkenende

Naar boven