Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum brief |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2004-2005 | 29949 nr. 5 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum brief |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2004-2005 | 29949 nr. 5 |
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 9 maart 2005
Allereerst wil ik de Commissie voor de Rijksuitgaven hartelijke bedanken voor de vruchtbare gedachtewisseling over de VBTB-evaluatie en het IBO regeldruk en controletoren op 2 en 3 maart jl. Naar aanleiding van dit overleg heb ik toegezegd om de afspraken met de commissie in een brief te verwoorden, zodat de gehele Kamer kennis kan nemen van de bereikte resultaten. In een aantal gevallen is er sprake van een aanscherping van het beleid, in andere gevallen zijn onduidelijkheden weggenomen. Tevens heb ik een gesprek gevoerd met de President van de Algemene Rekenkamer. Wij hebben de inhoud van deze brief met elkaar besproken en daarover overeenstemming bereikt. De Algemene Rekenkamer zal u hierover nog separaat informeren.
Samen met de Commissie voor de Rijksuitgaven deel ik, namens het kabinet, het grote belang van goed onderbouwd beleid in beleidsnota's, begrotingen die gericht zijn op de doelen van de overheid, verantwoordingen die hier verslag van doen en evaluatieonderzoeken die de effecten van overheidsbeleid beschrijven. Samen met de Commissie voor de Rijksuitgaven concludeer ik dat we voortgang hebben geboekt met VBTB, maar dat op een aantal onderdelen accenten moeten worden gelegd en bijsturing moet plaatsvinden. Dit om VBTB werkelijk te laten slagen. Als eerstverantwoordelijke voor VBTB zal ik dit voorjaar, ter voorbereiding van de begrotingen 2006, nogmaals met alle individuele ministers naar de doelformuleringen van de begrotingsartikelen kijken.
De brief start met het budgetrecht, daarna wordt respectievelijk ingegaan op VBTB, IBO regeldruk en controletoren en de Motie Mastwijk (Pilot BLS). Daarna wordt ingegaan op de aanpassingen van RBV 2005 en het verdere traject rond de uitwerking van het IBO regeldruk en controletoren.
Tijdens het Algemeen Overleg heeft de Commissie voor de Rijksuitgaven haar zorg uitgesproken over een mogelijke aantasting van het budgetrecht op basis van de voorstellen voortvloeiend uit de VBTB-evaluatie en het IBO Regeldruk en controletoren. Die mogelijke aantasting is nadrukkelijk niet aan de orde. Op een drietal onderwerpen wordt nader in gegaan: het aantal beleidsartikelen, het opnemen van niet-financiële informatie en de aanlevering van controlebevindingen aan de Algemene Rekenkamer.
Aantal beleidsartikelen in de begroting
Onder het budgetrecht van de Staten-Generaal wordt verstaan dat de regering geen uitgaven mag verrichten of financiële verplichtingen mag aangaan zonder voorafgaande toestemming van de Staten-Generaal. Deze toestemming vindt plaats door middel van de vaststelling van de begrotingswetten door de Staten-Generaal. Het budgetrecht wordt met name uitgeoefend bij de begrotingsbehandeling. Dan wordt de begroting goedgekeurd, al dan niet gewijzigd door middel van amendementen. De kern van de begrotingswet is de begrotingsstaat, die is opgebouwd uit begrotingsartikelen. Deze begrotingsartikelen zijn het laagste formele «goedkeuringsniveau» en daarmee van groot belang voor het budgetrecht van de Staten-Generaal (artikel 4, tweede lid, CW 2001).
Het aantal begrotingsartikelen is door de VBTB-operatie beperkt doordat de inputbegroting is omgezet in een doelbegroting. Een verdere beperking van het aantal begrotingsartikelen wordt niet beoogd. Wel kan het soms noodzakelijk zijn om de inhoud en de indeling van de begroting(s-artikelen) te herzien omdat de maatschappelijke ontwikkeling nieuwe uitdagingen aan de overheid stelt. Een begroting is immers geen statisch bouwwerk. Een herinrichting van de begrotingsartikelen dient altijd te leiden tot een meer logische aansluiting van middelen en doelstellingen van de overheid. Verzoeken van ministers worden in dat licht door mij beoordeeld en de desbetreffende minister zal vooraf aan de Tweede Kamer expliciet helder moeten maken waarom deze herinrichting van de begroting bijdraagt aan een beter verband tussen middelen en doelen. Dit uiteraard ter finale beoordeling van de Tweede Kamer zelf.
Gegevens over maatschappelijk effect (outcome)
Tijdens het Algemeen Overleg is aangegeven dat de ambities ten aanzien van het formuleren van maatschappelijke doelen in begroting en jaarverslag, zoals verwoord in artikel 5 CW, volledig gehandhaafd blijven. Het is en blijft zo dat de doelstellingen die bij de beleidsartikelen worden geformuleerd gericht zijn op een bepaald maatschappelijk effect (outcome). Tegelijkertijd hebben we gezamenlijk vastgesteld, dat het vinden van zinvolle en relevante gegevens over outcome soms niet mogelijk is. De basisgedachte blijft om gegevens over outcome op te nemen, maar dat het mogelijk moet zijn om hier van af te wijken. Indien gekwantificeerde gegevens over outcome niet kunnen worden opgenomen informeert een minister de Kamer. Het lijkt verstandig indien een minister de Kamer hiervan met een brief (op basis van «comply or explain») voorafgaande aan de begroting op de hoogte stelt en daar in de begroting naar verwijst. De begrotingsonderzoeken zouden ook een gelegenheid kunnen bieden om met de minister hier verder over van gedachten te wisselen. Zo zou deze discussie in één keer goed en zorgvuldig gevoerd kunnen worden. Bij het onderdeel Rijksbegrotingsvoorschriften wordt hier nader op ingegaan.
De artikelsgewijze wettelijk controle
De huidige systematiek is – en deze zal ook niet veranderen – dat de wettelijke controletaak van de auditdiensten de werkzaamheden omvat ten behoeve van de accountantsverklaring, welke intern wordt afgegeven aan de Minister. Hierbij wordt een goedkeuringstolerantie van 1% op de jaarrekening als totaal gehanteerd. De auditdienst voert de wettelijke controletaak in onafhankelijkheid en op basis van een eigen risicoanalyse uit. Ten aanzien van de wettelijke controletaak bepaalt de auditdienst zelfstandig en geheel onafhankelijk de scope van het onderzoek. Hier heeft de Minister of het hoger management geen rol in. De wettelijke controletaak beslaat 60 tot 80% van de capaciteit van de auditdienst.
De controlebevindingen van de auditdienst – ook die per begrotingsartikel – zijn van belang voor de Minister voor de door hem op te stellen bedrijfsvoeringsparagraaf (zie hierna). De Algemene Rekenkamer is de externe controleur primair ten behoeve van de Tweede Kamer en reviewt ten behoeve van haar rechtmatigheidsonderzoek of de auditdiensten hun werkzaamheden goed hebben uitgevoerd. In het kader van het rechtmatigheidsonderzoek rapporteert de Algemene Rekenkamer haar bevindingen aan de Tweede Kamer. De auditdiensten leveren daarvoor de controlebevindingen per begrotingsartikel op basis van artikel 60 lid 3 van de CW aan de Algemene Rekenkamer. Er is geen enkele intentie om deze afspraken die neergelegd zijn in de CW te wijzigen. Met de Algemene Rekenkamer zijn hiertoe afspraken gemaakt over tolerantiegrenzen op begrotingsartikelniveau, die voor de departementale auditdiensten zijn vastgelegd in het Handboek Auditing Rijksoverheid.
Niet-financiële informatie is alle informatie, die niet als financiële informatie kan worden aangemerkt en die naar de Kamer wordt gestuurd. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de prijs van het BBP of over het effect van klassenverkleining op de leerprestaties in het basisonderwijs. Door VBTB is niet-financiële informatie veel belangrijker geworden: het gaat immers vaak over outcome- of outputinformatie. In de motie Van Walsem wordt gevraagd om een normen- en controlekader voor deze informatie en in de motie Mastwijk wordt gevraagd om een risicoanalyse van derden informatie (veelal ook niet-financiële informatie).
Niet-financiële informatie is niet vergelijkbaar met financiële informatie, omdat de mate van exactheid die bij financiële informatie wel mogelijk is niet kan worden gerealiseerd bij het meten van maatschappelijke effecten en gerealiseerde beleidsprestaties. Hier is veelal econometrisch onderzoek voor nodig dat altijd een zekere mate van ruis zal blijven houden.
Gegeven deze inherente onzekerheid wordt de volgende aanpak voorgesteld met betrekking tot de niet-financiële informatie, waarmee invulling wordt gegeven aan de Moties van Walsem en Mastwijk. Van de gepresenteerde beleidsinformatie in begrotingen, nota's etc. wordt duidelijk de bron aangegeven (b.v. CBS, CPB, RIVM). Daarnaast kunnen over de kwaliteitseisen afspraken met de Kamer worden gemaakt, bijvoorbeeld tijdens de begrotingsbehandeling of een start Algemeen Overleg. Uiteraard zal op hetzelfde niveau worden gerapporteerd in de verantwoording.
De Kamer kan in specifieke gevallen de minister vragen om een audit op de kwaliteit van de beleidsinformatie., waarbij externe deskundigen kunnen worden betrokken.
Zoals hierboven uiteen is gezet zullen ten aanzien van het opnemen van beleidsinformatie bepaalde voorwaarden worden gesteld, waarmee tevens invulling wordt gegeven aan de motie Mastwijk over het opnemen van «derdeninformatie». Daarnaast is ten aanzien van de uitvoering van de motie Van Walsem tijdens het overleg op 2 en 3 maart afgesproken dat de departementale auditdienst ten aanzien van de betrouwbaarheid van deze beleidsinformatie in het jaarverslag tijdens zijn reguliere controle alleen de volgende aspecten controleert:
• de totstandkoming van de beleidsinformatie (ordelijk, controleerbaar en deugdelijk1 );
• de nakoming van de afspraken met de Tweede Kamer;
• de niet-strijdigheid met financiële informatie.
Deze werkzaamheden leiden tot een rapport van bevindingen van de auditdienst.
Zoals tijdens het Algemeen Overleg uiteen is gezet kan de departementale auditdienst niet een inhoudelijke toetsing doen van de niet-financiële informatie zelf, aangezien de departementale auditdienst hiertoe niet de expertise heeft. Zoals de Algemene Rekenkamer in haar brief van 24 februari jl. aan de Tweede Kamer heeft aangegeven, ligt het vervolgens in de rede dat de Algemene Rekenkamer niet meer wordt verplicht de beleidsinformatie zelf te controleren. Ik ben het met die redenering eens en zal voorstellen doen om deze controleverplichting uit de Comptabiliteitswet (artikel 82 lid 3 onder b.) te schrappen en te vervangen door een bepaling waarbij de Algemene Rekenkamer de beleidsinformatie «kan» controleren.
De verantwoordelijkheid voor beleidsevaluatie is en blijft bij het vakdepartement liggen. Het is niet de bedoeling dat beleidsevaluatie volledig wordt uitbesteed omdat dan onvoldoende is geborgd dat de beschikbare kennis op de departementen wordt benut en dat beleidsmakers leren van de beleidsevaluaties. Tegelijkertijd is het gewenst dat het geen interne aangelegenheid blijft: vreemde ogen dwingen. Het is daarom gewenst dat de kwaliteit van de beleidsevaluaties systematisch worden getoetst door onafhankelijke deskundigen en het ministerie van Financiën. Binnen de vakdepartementen kunnen onderzoeksdirecties en de directies FEZ bijdragen aan de kwaliteit van het evaluatieonderzoek.
IBO regeldruk en controletoren
In de bedrijfsvoeringsparagraaf legt de minister verantwoording af over de bedrijfsvoering op zijn departement. De bedrijfsvoeringsparagraaf wordt opgesteld als «uitzonderingsrapportage» en is vormvrij. Wel is u toegezegd dat de departementen door mij worden verplicht bepaalde thema's op te nemen. Dat zijn de thema's financieel en materieel beheer en rechtmatigheid. Ministers zullen dan ook verplicht worden in te gaan op onrechtmatigheden wanneer de tolerantiegrenzen op begrotingsartikelniveau worden overschreden. Dit zal in de nog uit te werken regelgeving worden vastgelegd. Ten aanzien van het opnemen van rechtmatigheid in de bedrijfsvoeringsparagraaf is uitgelegd dat hierdoor de verantwoordelijkheid voor de rechtmatigheid nadrukkelijker bij de minister komt te liggen. Dit betekent concreet dat de minister onrechtmatigheden boven de tolerantiegrens op artikelniveau moet toelichten en de verbetermaatregelen moet benoemen. Dit geeft extra informatie voor de Tweede Kamer en leidt ertoe dat de Tweede Kamer de situatie beter kan beoordelen. De bedrijfsvoeringsparagraaf zal worden ingevoerd over het verslagjaar 2006, dus in het jaarverslag dat in het voorjaar van 2007 verschijnt.
De auditdienst geeft een getrouwbeeldverklaring bij het jaarverslag. Daarbij wordt ook de bedrijfsvoeringsparagraaf gecontroleerd. De auditdienst geeft daarbij aan of de bedrijfsvoeringsparagraaf een getrouwe weergave is van de werkelijkheid. Indien de minister onrechtmatigheden boven een tolerantiegrens niet volledig of niet juist heeft gemeld kan de auditdienst niet verklaren dat de bedrijfsvoeringsparagraaf een getrouw beeld geeft.
De Commissie voor de Rijksuitgaven heeft aangegeven, dat ze vreest dat de invoering van de getrouwbeeldverklaring een wijziging brengt in de wettelijke controletaak van de auditdienst. Deze vrees kan worden weggenomen: de auditdienst zal blijven controleren of de uitgaven, verplichtingen en ontvangsten rechtmatig zijn, waarbij de nu bestaande tolerantiegrens van 1% voor het jaarverslag blijft gehandhaafd. Zoals hiervoor ook is aangegeven blijven de afspraken met de Algemene Rekenkamer over de tolerantiegrenzen op begrotingsartikelniveau gehandhaafd en blijven de auditdiensten de controlebevindingen op begrotingsartikelniveau leveren aan de Algemene Rekenkamer zodat de Algemene Rekenkamer hierover aan de Tweede Kamer kan blijven rapporteren. De invoering van de getrouwbeeldverkaring leidt dus niet tot minder zekerheid over de rechtmatigheid op begrotingsartikelniveau. De getrouwbeeldverklaring zal parallel aan de gewijzigde bedrijfsvoeringsparagraaf worden ingevoerd over het verslagjaar 2006, dus over het jaarverslag dat in het voorjaar van 2007 verschijnt. De invoering van de bedrijfsvoeringsparagraaf en de getrouwbeeldverklaring zullen leiden tot aanpassingen in de Comptabiliteitswet en in het verdere wetstraject met u verder worden besproken.
Ten aanzien van de wettelijke controletaak hanteert de departementale auditdienst, zoals gezegd, een eigen risicoanalyse. Op basis van deze risico-analyse komt de auditdienst zelfstandig tot de selectie van de te onderzoeken processen. Naast deze controles voert de auditdienst nog andere audits (ook op een onafhankelijke wijze) uit. Deze audits kunnen worden gevraagd door de minister en/of het ambtelijk management op basis van gesignaleerde risico's. Deze risico's kunnen financieel van aard zijn, maar kunnen ook andere aspecten van de beleidsen bedrijfsvoering raken. Voor de inzet van deze overige audits vormt de risicoanalyse van de departementsleiding een belangrijk uitgangspunt. Op basis van gesignaleerde risico's kan de departementsleiding besluiten extra beheersingmaatregelen te treffen en/of extra audits te laten uitvoeren. Daarnaast kan de Tweede Kamer de minister verzoeken bepaalde audits uit te voeren.
De wetgever bepaalt welke zaken zo essentieel zijn, dat ze in wetgeving moeten worden vastgelegd. Tijdens het Algemeen Overleg is duidelijk aangegeven dat voor de bepaling van de rechtmatigheid door de auditdienst «wet=wet» en «fout=fout» geldt. Ingewikkelde en gedetailleerde regelgeving leidt echter wel sneller tot onrechtmatigheden en geeft daardoor veel controlelasten. Deregulering is daarom een belangrijke voorwaarde om te komen tot vermindering van de controlelasten. Van de wens van de Commissie van de Rijksuitgaven om te komen tot een verdergaande deregulering, ook op comptabel gebied, is dan ook goede nota genomen.
Het gaat overigens niet alleen om deregulering in wetten, maar ook om deregulering van AMvB's en ministeriële regelingen. Veel departementen hebben al dereguleringstrajecten gestart, zowel in het kader van het Programma Andere Overheid, als in het kader van de vermindering van de administratieve lasten bij het bedrijfsleven. Hierdoor kunnen de controlelasten aanmerkelijk worden verminderd. Uiteraard is dit primair een verantwoordelijkheid van de vakdepartementen zelf. Voor wat betreft de comptabele deregulering loopt thans een analyse om te komen tot een meer fundamentele aanpassing en inkorting van de Comptabiliteitswet 2001 en daarmee samenhangende rijksbrede comptabele regelgeving. In het najaar van 2005 zal u een brief over mijn voornemens op dit terrein worden toegezonden. Ook een aantal departementen heeft initiatief genomen om hun eigen comptabele regelgeving door te lichten. Daarnaast wordt op dit moment een pilot uitgevoerd om te bekijken of het zinvol is de controlelasten voor de overheid zelf te meten.
Het kabinet heeft de single auditgedachte als uitgangspunt bij de controle van bijvoorbeeld.verantwoordingen van specifieke uitkeringen bij gemeenten, RWT's en ZBO's. Het is terecht dat de Tweede Kamer heeft aangegeven dat waarborging van de kwaliteit bij single audit essentieel is. In zijn algemeenheid kan worden gesteld dat het streven naar één verantwoording (single information) en één accountantsverklaring (single audit) leidt tot eisen aan de verantwoording en eisen aan de controle op het laagste niveau. In een zogenaamd controleprotocol kunnen daarom eenduidige afspraken over de uitvoering van de controle, waaronder de te hanteren controletoleranties, worden vastgelegd. Daarnaast zijn in het Handboek Auditing Rijksoverheid bepalingen (zoals het uitvoeren van reviews) opgenomen ter waarborging van de kwaliteit van de controle op het laagste niveau.
Motie Mastwijk, Pilot Baten-lastenstelsel
Bij de behandeling van het Financieel Jaarverslag van het Rijk over 2003 is de motie Mastwijk c.s. (29 540, nr. 101) ingediend. Deze motie vraagt om een proef met de invoering van een baten-lastenstelsel bij een pilotdepartement. Tijdens het Algemeen Overleg is u toegezegd dat de motie wordt uitgevoerd en dat u hierover uiterlijk in mei 2005 een brief zal ontvangen.
Rijksbegrotingsvoorschriften 2005
In de Rijksbegrotingsvoorschriften 2005 (de RBV2005) zijn bepalingen opgenomen over de informatie die in de begrotingen, de suppletore begrotingen en de jaarverslagen dient te worden opgenomen. De RBV2005 zijn uitdrukkelijk vastgesteld onder voorbehoud van de discussie met de Tweede Kamer over de uitkomsten van de VBTB-evaluatie. De hoofdlijnen van de aanbevelingen in de VBTB-evaluatie zijn hier wel al in verwerkt, vooral omdat het kabinet zo snel mogelijk een verbeterslag in begroting en jaarverslag wil effectueren. Nog een jaar voortgaan op het oude pad zou een gemiste kans zijn.
In de inleidende beschouwing over het budgetrecht is al ingegaan op de lijn ten aanzien van gegevens over de outcome. Daarvoor zal het eerder genoemde criterium «comply or explain» gaan gelden, waarbij expliciet de dialoog met de Kamer wordt gezocht om de discussie één keer goed en zorgvuldig te voeren. Dit zal worden toegevoegd aan de bepalingen omtrent de artikelsgewijze toelichting in de RBV2005.
Tijdens het Algemeen Overleg is aangegeven dat het zonder meer schrappen van de verdiepingsbijlage tot mogelijk verlies aan informatie zou kunnen leiden, waardoor ook het budgetrecht van de Tweede Kamer in gevaar zou kunnen komen.
In de RBV2005 staat al dat in de beleidsagenda een tabel wordt opgenomen, waarin de belangrijkste beleidsmatige mutaties ten opzichte van de vorige begroting in meerjarig perspectief moeten worden toegelicht. Dit is een zogenaamde verticale toelichting. Voorts staat ook in de RBV2005 dat ieder beleidsartikel moet beginnen met een tabel budgettaire gevolgen van beleid. Deze meerjarige tabel (t/m t+4) is een horizontale (jaar-op-jaar) toelichting per operationele doelstelling. Met het inzicht dat in deze tabel wordt geboden worden «camel noses» voorkomen. Als bijlage bij het Financieel Jaarverslag en de Miljoenennota wordt een ieder jaar een Verticale Toelichting opgesteld. Deze Verticale Toelichting wordt sinds Prinsjesdag 2004 op internet beschikbaar gesteld.
De departementen zullen in de aanvulling op de RBV2005 gewezen worden op de noodzaak een goede «verticale» tabel in de beleidsagenda, waarin alle belangrijke wijzigingen worden opgenomen. In het Financieel Jaarverslag en de Miljoenennota wordt ieder jaar een Verticale Toelichting opgesteld. In de aanvulling op de RBV2005 zal gewezen worden op de mogelijkheid om deze Verticale Toelichtingen schriftelijk aan de Kamerleden beschikbaar te stellen.
In de motie Vendrik (28 380, nr. 81) wordt vastgesteld dat de jaarverslagen tot relevante informatie leiden die beleidswijzigingen noodzakelijk kunnen maken. Naar aanleiding daarvan wordt verzocht om in de jaarverslagen aan te geven wat de beleidsconclusies zijn per departementale verantwoording en in het jaarverslag aan te geven wat rijksbreed de beleidsmatige conclusies zijn, die het kabinet trekt uit de jaarverslagen. Tijdens het Algemeen Overleg is aangegeven, dat de voorstellen naar aanleiding van de VBTB-evaluatie mede tot doel hebben om dit element in de jaarverslagen te versterken. In de aanvullende aanschrijving van de RBV2005 zal hiervoor nogmaals expliciet aandacht worden gevraagd.
Motie Douma over het Publieksjaarverslag
De motie Douma c.s. (29 540, nr. 104) vraagt om een publieksjaarverslag. De noodzaak van verbeteringen in de toegankelijkheid en beknoptheid van de verantwoordingen (en begrotingen) wordt volledig gedeeld. Het kabinet is dan ook voornemens om het eerste hoofdstuk van het Financieel van Jaarverslag van het Rijk (FJR) 2004 zo te schrijven dat dit een verslag wordt van de speerpunten van het kabinetsbeleid 2004 zoals dat is opgenomen in de Miljoenennota 2004. Dit moet een helder en leesbaar hoofdstuk worden. Bij het opstellen van het FJR 2004 zal hiervoor nogmaals expliciet aandacht worden gevraagd
Begroting en jaarverslag op internet
Het Financieel Jaarverslag 2004 en alle departementale jaarverslagen zullen op internet geplaatst worden. Op Prinsjesdag 2005 zal nog een extra stap gezet worden met het project «begroting op internet». Doel is het verhogen van de informatiewaarde van begrotingen. Dat wordt bereikt door een centrale website te realiseren, die zoveel mogelijk relevante informatie over de rijksbegroting ontsluit.
Het idee is om – naast de reguliere begrotingsstukken – onder andere nota's, evaluaties, amendementen, moties en toezeggingen, kamervragen over de begrotingen, actuele begrotingsstanden, adviezen van de Raad van State enz. enz. in onderlinge samenhang op één website te publiceren. Begroting, suppletore wetten en jaarverslag worden op de site naast elkaar gezet. Daarnaast wordt het mogelijk om «door te klikken» naar onderliggende onderzoeken en nota's. In de toekomst wordt het mogelijk actuele begrotingsstanden te raadplegen. Over de precieze plannen zal wordt u nog nader geïnformeerd.
Op korte termijn zal op basis van deze brief een aanvullende aanschrijving van de RBV2005 aan de departementen worden gestuurd waarin de bovenstaande toezeggingen zijn opgenomen. Deze aanvullende aanschrijving vormt dan mede de basis waarop de Jaarverslagen 2004 en de ontwerpbegrotingen 2006 bij de Staten-Generaal worden ingediend.
Voor de planning van de uitvoering van het kabinetsstandpunt IBO regeldruk en controletoren wordt de planning van paragraaf 4 van het kabinetsstandpunt aangehouden. Op basis van hetgeen op 2 en 3 maart jl. met de Commissie van de Rijksuitgaven is gewisseld zal op korte termijn worden gestart met de voorbereiding van de wetswijziging in verband met de invoering van de bedrijfsvoeringsparagraaf en de getrouwbeeldverklaring. In het wetstraject zal dit verder met u worden besproken.
Er is sprake van ordelijk, controleerbaar en deugdelijk totstandkomen van beleidsinformatie, indien de verantwoordelijkheden en bevoegdheden goed in het proces zijn belegd en het proces achteraf reconstrueerbaar is. Voorts dient de informatie die als uitkomst van het proces wordt opgeleverd op volledige en juiste wijze in de verantwoording te worden opgenomen.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-29949-5.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.