29 948
Voorstel van wet van het lid Noorman-den Uyl houdende vaststelling van een wet inzake ondersteuning van alleenstaande ouders bij arbeid en zorg (Wet voorzieningen arbeid en zorg alleenstaande ouders)

nr. 2
VOORSTEL VAN WET

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is zoveel mogelijk alleenstaande ouders de kans te bieden arbeid en zorg te combineren;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Artikel 1

In deze wet wordt verstaan onder:

a. belastingplichtige: een binnenlandse belastingplichtige als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wet inkomstenbelasting 2001;

b. gecombineerde inkomensheffing: de gecombineerde inkomensheffing, bedoeld in artikel 8.1, onderdeel b, van de Wet inkomstenbelasting 2001;

c. ongecorrigeerde gecombineerde heffingskorting: de gecombineerde heffingskorting, bedoeld in artikel 8.1, onderdeel d, van de Wet inkomstenbelasting 2001, die in aanmerking zou zijn genomen indien de maximering van artikel 8.8 van die wet buiten toepassing zou zijn gebleven en de verhoging van artikel 8.9 van die wet geen toepassing zou hebben gevonden;

d. Vazalo-toeslag: de Vazalo-toeslag, bedoeld in artikel 8.21 van de Wet inkomstenbelasting 2001;

e. inspecteur: de bij regeling van Onze Minister van Financiën aangewezen functionaris van de rijksbelastingdienst die voor de uitvoering van deze wet als inspecteur fungeert;

f. ontvanger: de bij regeling van Onze Minister van Financiën aangewezen functionaris van de rijksbelastingdienst die voor de uitvoering van deze wet als ontvanger fungeert.

Artikel 2

De rijksbelastingdienst is belast met de uitvoering van de artikelen 1 tot en met 5 van deze wet.

Artikel 3

Voor de toepassing van deze wet kan gebruik worden gemaakt van het sociaal-fiscaalnummer.

Artikel 4

1. De belastingplichtige bij wie over het kalenderjaar de ongecorrigeerde gecombineerde heffingskorting meer bedraagt dan de gecombineerde inkomensheffing en die voor dat jaar in aanmerking komt voor de Vazalo-toeslag, heeft aanspraak op een financiële tegemoetkoming met betrekking tot dat jaar. De financiële tegemoetkoming is gelijk aan het bedrag dat de ongecorrigeerde gecombineerde heffingskorting meer bedraagt dan de gecombineerde inkomensheffing, doch niet meer dan de Vazalo-toeslag.

2. De tegemoetkoming wordt vastgesteld bij beschikking van de inspecteur. Indien binnen vijf jaren na het kalenderjaar waarop de tegemoetkoming betrekking heeft, blijkt dat de beschikking ten onrechte of tot een onjuist bedrag is vastgesteld, kan de inspecteur de beschikking herzien en stelt hij bij beschikking het verschil met de eerdere beschikking vast.

3. De ontvanger is belast met het uitbetalen van de financiële tegemoetkoming en met het invorderen van de geldschuld aan het Rijk die voortvloeit uit een herziening als bedoeld in het tweede lid.

4. Bij regeling van Onze Minister van Financiën, in overeenstemming met Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, kunnen nadere regels worden gesteld inzake de uitbetaling en de invordering.

Artikel 5

De Wet inkomstenbelasting 2001 wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 3.104, onderdeel f. wordt «artikel 36» vervangen door: de artikelen 36 en 36a.

B

Aan artikel 8.1 wordt, onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel d door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende:

e. Vazalo-toeslag: de toeslag voor voorzieningen arbeid en zorg alleenstaande ouders.

C

Aan artikel 8.2 wordt, onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel m door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende:

n. de Vazalo-toeslag (artikel 8.21).

D

Na artikel 8.20 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 8.21 Vazalo-toeslag

1. De Vazalo-toeslag geldt voor de belastingplichtige indien hij in het kalenderjaar:

a. gedurende meer dan zes maanden geen partner heeft;

b. gedurende meer dan zes maanden een huishouding voert met een kind dat bij de aanvang van het kalenderjaar de leeftijd van 16 jaar niet heeft bereikt en in belangrijke mate door hem wordt onderhouden en op hetzelfde woonadres als de belastingplichtige staat ingeschreven in de basisadministratie persoonsgegevens;

c. deze huishouding voert met geen ander dan kinderen die bij de aanvang van het kalenderjaar de leeftijd van 27 jaar niet hebben bereikt, en

d. met tegenwoordige arbeid meer dan € 4 366 winst uit een of meer ondernemingen, loon of resultaat uit een of meer werkzaamheden heeft genoten of in aanmerking komt voor de zelfstandigenaftrek.

2. Het Vazalo-inkomen is het gezamenlijk bedrag van hetgeen door de belastingplichtige in het kalenderjaar is genoten aan:

a. belastbare winst uit onderneming, bepaald volgens de regels van afdeling 3.2;

b. belastbaar loon, bepaald volgens de regels van afdeling 3.3;

c. belastbaar resultaat uit overige werkzaamheden, bepaald volgens de regels van afdeling 3.4, met uitzondering van het resultaat van de werkzaamheden bedoeld in de artikelen 3.91 en 3.92;

d. belastbare periodieke uitkeringen en verstrekkingen, bepaald volgens de regels van afdeling 3.5.

3. Bij een Vazalo-inkomen als bedoeld in het tweede lid:

gelijk aan of meer danmaar minder danbedraagt de Vazalo-toeslag, ingeval het jongste kind als bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, bij het begin van het kalenderjaar nog niet de leeftijd heeft bereikt van
  12 jaar16 jaar
€ 8 652€ 9 439€ 5 154€ 0
€ 9 439€ 10 226€ 4 417€ 4 417
€ 10 226€ 11 013€ 4 417€ 3 681
€ 11 013€ 11 799€ 3 681€ 3 681
€ 11 799€ 12 585€ 3 681€ 2 945
€ 12 585€ 13 374€ 2 945€ 2 945
€ 13 374€ 14 166€ 2 209€ 2 209
€ 14 166€ 14 956€ 2 209€ 1 472
€ 14 956€ 15 747€ 1 472€ 1 472
€ 15 747€ 16 537€ 1 472€ 736
€ 16 537€ 17 327€ 736€ 736
€ 17 327€ 18 118€ 736€ 736
€ 18 118– 0– 0

4. De termijnen, genoemd in het eerste lid, onderdelen a en b, zijn niet van toepassing bij overlijden in het kalenderjaar van de belastingplichtige dan wel van een in het eerste lid, onderdeel b, bedoeld kind.

E

In artikel 9.3 wordt na het tweede lid, onder vernummering van het derde tot en met zevende lid tot vierde tot en met achtste lid, een lid ingevoegd, luidende:

3. Bij de vaststelling van de voorlopige teruggaaf wordt rekening gehouden met de Vazalo-toeslag. Bij een Vazalo-inkomen als bedoeld in artikel 8.21, tweede lid:

gelijk aan of meer danmaar minder danbedraagt de Vazalo-toeslag voor de toepassing van dit artikel, ingeval het jongste kind als bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, bij het begin van het kalenderjaar nog niet de leeftijd heeft bereikt van
  12 jaar16 jaar
€ 8 652€ 9 439€ 5 154€ 0
€ 9 439€ 10 226€ 4 417€ 4 417
€ 10 226€ 11 013€ 4 417€ 3 681
€ 11 013€ 11 799€ 3 681€ 3 681
€ 11 799€ 12 585€ 2 945€ 2 945
€ 12 585€ 13 374€ 2 209€ 2 209
€ 13 374€ 14 166€ 1 472€ 1 472
€ 14 166€ 14 956€ 736€ 736
€ 14 956– 0– 0

F

In artikel 10.1 wordt «8.18, 9.4» vervangen door: 8.18, 8.21, eerste lid, 9.4.

G

Na artikel 10.7 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 10.7a Aanpassing bedragen Vazalo-inkomen en Vazalo-toeslag

De in artikel 8.21, derde lid, en artikel 9.3, derde lid, vermelde bedragen aan Vazalo-inkomen en Vazalo-toeslag worden bij het begin van het kalenderjaar bij ministeriële regeling vervangen door andere bedragen.

Artikel 6

De Wet werk en bijstand wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 7, eerste lid, onderdeel a, wordt «artikel 10, tweede lid» vervangen door: artikel 10, tweede en derde lid.

B

In artikel 10 wordt onder vernummering van het derde lid tot vierde lid een lid ingevoegd, luidende:

3. Onverminderd het eerste en tweede lid heeft een alleenstaande ouder:

a. die geen in aanmerking te nemen vermogen heeft,

b. wiens inkomen ten hoogste 115% bedraagt van het in artikel 8, eerste lid, onderdeel a, van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag bedoelde bedrag, verminderd met het werknemersaandeel in de premie volgens de Werkloosheidswet en vermeerderd met het werkgeversaandeel in de premie volgens de Ziekenfondswet, en

c. tot wiens huishouden een kind behoort dat jonger is dan 16 jaar, overeenkomstig de verordening, bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel a,

in ieder geval recht op scholing tot en met het niveau van een diploma van een opleiding als bedoeld in artikel 7.2.2, eerste lid, onderdelen b tot en met e, van de Wet educatie en beroepsonderwijs, of arbeid, waarbij gebruik wordt gemaakt van een voorziening als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel a.

C

Na artikel 36 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 36a Arbeidstoeslag alleenstaande ouders

1. Het college verleent aan een alleenstaande ouder die:

a. op grond van het niet voldoen aan de termijn van zes maanden, bedoeld in artikel 8.21, eerste lid, onderdelen a en b, van de Wet inkomstenbelasting 2001, geen Vazalo-toeslag als bedoeld in artikel 8.1 van die wet ontvangt, doch overigens voldoet aan de voorwaarden genoemd in dat artikel, of

b. in het kalenderjaar met tegenwoordige arbeid minder dan het in artikel 8.21, eerste lid, onderdeel d, van de Wet inkomstenbelasting 2001 genoemde bedrag aan winst uit een of meer ondernemingen, loon of resultaat uit een of meer werkzaamheden geniet, doch met deze tegenwoordige arbeid per kalendermaand ten minste 1/12 gedeelte van dat bedrag geniet, op aanvraag een arbeidstoeslag alleenstaande ouders ter hoogte van het bedrag dat voor die alleenstaande ouder maandelijks aan Vazalo-toeslag zou gelden, indien die alleenstaande ouder volledig zou hebben voldaan aan de in de artikel 8.21, eerste lid, van de Wet inkomstenbelasting 2001 gestelde voorwaarden.

2. Artikel 40, paragraaf 6.4 en 6.5, alsmede artikel 63 zijn van overeenkomstige toepassing.

D

In artikel 69, eerste lid, onderdeel b, wordt «en van de langdurigheidstoeslag» vervangen door: «van de langdurigheidstoeslag en van de arbeidstoeslag alleenstaande ouders».

Artikel 7

Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid zendt in overeenstemming met Onze Minister van Financiën binnen vijf jaar na de inwerkingtreding van deze wet, en vervolgens telkens na tien jaar, aan de Staten-Generaal een verslag over de mate waarin deze wet alleenstaande ouders in staat stelt zorg te combineren met arbeid en daarmee, zonder beroep op de Wet werk en bijstand, te voorzien in de middelen voor de noodzakelijke kosten van het bestaan.

Artikel 8

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

Artikel 9

Deze wet wordt aangehaald als: Wet voorzieningen arbeid en zorg alleenstaande ouders.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

De Staatssecretaris van Financiën,

Naar boven