29 942
Wijziging van de Faillissementswet in verband met herziening van de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen

nr. 14
AMENDEMENT VAN HET LID NOORMAN-DEN UYL

Ontvangen 16 oktober 2006

De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:

I

In artikel I, onderdeel E, wordt aan artikel 287a, eerste lid, een volzin toegevoegd, die luidt: Dit bevel kan ook betrekking hebben op geldboetes als bedoeld in artikel 9, eerste lid, onder 4°, van het Wetboek van Straf- recht, ter zake van een of meer overtredingen, waarvan de inning geschiedt door het Centraal Justitieel Incassobureau.

II

In artikel I wordt na onderdeel P een onderdeel ingevoegd, dat luidt:

Pa

Aan artikel 299a wordt een lid toegevoegd, dat luidt:

3. De schuldsaneringsregeling werkt niet ten aanzien van vorderingen die voortvloeien uit een in kracht van gewijsde gegane strafrechtelijke veroordeling tot betaling van een geldboete als bedoeld in artikel 9, eerste lid, onder 4°, van het Wetboek van Strafrecht ter zake van een of meer overtredingen. Zolang de schuldsaneringsregeling van toepassing is, is de tenuitvoerlegging van de veroordeling geschorst.

III

Na artikel IA wordt een artikel ingevoegd, dat luidt:

ARTIKEL IB

Aan artikel 561 van het Wetboek van Strafvordering wordt een lid toegevoegd, dat luidt:

5. Het vierde lid is niet van toepassing in het geval dat uitstel van betaling of betaling in termijnen is verleend in het kader van een schuldregeling als bedoeld in artikel 285, eerste lid, onder f, van de Faillissementswet. Indien na het einde van de schuldregeling nog een bedrag resteert, dient dit bedrag te worden voldaan binnen twee jaar en drie maanden na de dag waarop de schuldregeling ten einde is gekomen.

IV

Onder vernummering van het derde lid tot vierde lid, wordt in artikel IV een lid ingevoegd, dat luidt:

3. Artikel 299a, derde lid, is niet van toepassing indien het vonnis waarbij de schuldsaneringsregeling van toepassing is verklaard, onherroepelijk is geworden vóór de datum van inwerkingtreding van deze wet.

Toelichting

Dit amendement zorgt ervoor dat de boetes van het Centraal Justitieel Incassobureau (CJIB) meegenomen worden in zowel het minnelijk dwangakkoord als van de schone-leiregeling.

Met dit amendement wordt het navolgende beoogd.

1. Als een schuldenaar enkel strafrechtelijk opgelegde boetes uit overtredingen heeft (en niet uit andere strafrechtelijk opgelegde boetes of maatregelen), kan het CJIB gedwongen worden mee te werken aan een minnelijke schuldregeling (aanpassing art. 287a).

2. Schuldenaren wordt de toegang tot de schuldsaneringsregeling geweigerd indien ze schulden hebben uit een strafrechtelijke veroordeling tot betaling van boetes, wederrechtelijk verkregen voordeel en schadevergoedingsregelingen voor slachtoffers (art. 36f WvStrafrecht, art. 51a WvStrafvordering en door de burgerlijke rechter opgelegde schadevergoeding na doorverwijzing door de strafrechter), alle ter zake van misdrijven en alle ter zake van veroordelingen die onherroepelijk zijn geworden binnen vijf jaar vóór de dag van het verzoekschrift (art. 288 lid 2 onder b juncto art. 358 lid 4).

3. De inning van schulden uit geldboetes ter zake van alle overtredingen wordt geschorst tijdens de duur van de schuldsaneringsregeling. De inning wordt na afloop van de regeling hervat, conform de huidige regeling voor studieschulden (art. 299a). Deze schulden vallen dus niet onder de schone lei. Bij deze regeling is aangesloten bij artikel 76a, derde lid, WvSr, waardoor de verjaring van de tenuitvoerlegging van de straf wordt opgeschort. Het CJIB heeft dan na afloop van de schuldsaneringsregeling nog evenveel tijd voor de inning van de geldboetes als ze had voordat de schuldsaneringsregeling van toepassing werd verklaard.

Alle andere schulden uit geldboetes ter zake van misdrijven en ter zake van schadevergoedingsmaatregelen en wederrechtelijk verkregen voordeel, doen tijdens de schuldsaneringsregeling mee in de uitdeling en vallen na afloop niet onder de schone lei. Als de executietermijn dan nog niet is verlopen, kan de inning worden voortgezet.

4. In artikel 561 WvSv is geregeld dat het CJIB bij de uitvoering van het convenant met de NVVK in geval van deelname aan een minnelijke schuldregeling geen last heeft van de huidige termijn van 27 maanden voor de inning van de boete.

5. Er is een overgangsregeling opgenomen, omdat de bevriezing van vorderingen niet tijdens de looptijd van een schuldsaneringsregeling ingevoerd kan worden. Deze bepaling zal pas van toepassing zijn op na de inwerkingtreding van de wet aangevangen schuldsaneringsregelingen.

Noorman-den Uyl

Naar boven