Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2004-2005 | 29936 nr. 3 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2004-2005 | 29936 nr. 3 |
Dit wetsvoorstel strekt tot het instellen van een register voor gerechtstolken en beëdigd vertalers en de introductie van een afnameplicht voor de gerechten, het openbaar ministerie, de Immigratie- en Naturalisatiedienst, de politie en de Koninklijke Marechaussee om in het kader van het strafrecht en het vreemdelingenrecht enkel gebruik te maken van gerechtstolken en beëdigd vertalers die in het register staan ingeschreven.
In het maatschappelijk verkeer speelt een goede beheersing van taal een belangrijke rol. Bij juridische procedures is het van groot belang dat beheersing van de taal verzekerd is. Indien een der partijen in een juridische procedure de taal niet beheerst kan dit tot misverstanden leiden die verstrekkende gevolgen kunnen hebben.
In Nederland bevinden zich of arriveren veel personen die de Nederlandse taal niet of slechts in beperkte mate beheersen. Hierbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan immigranten, vluchtelingen, werknemers uit andere landen en toeristen. Teneinde ervoor te zorgen dat deze personen zich verstaanbaar kunnen maken indien zij betrokken raken bij een juridische procedure en zij kunnen begrijpen wat er wordt gezegd, wordt gebruik gemaakt van tolken. Bij het vertalen van stukken die in een andere taal dan het Nederlands zijn gesteld, wordt gebruik gemaakt van vertalers.
Binnen het Nederlandse rechtsbestel spelen de tolken en vertalers een onmisbare rol. De beslissingen die genomen worden in zaken waarbij een tolk of vertaler betrokken is, zijn doorgaans (deels) gebaseerd op het werk van de tolk of vertaler. Indien de kwaliteit van de tolk of vertaler onvoldoende gewaarborgd is, kan dit ongewenste gevolgen hebben ten aanzien van de beslissingen die op hun werk gebaseerd zijn.
Bij hun werkzaamheden voor justitie (IND, Openbaar Ministerie en de gerechten), de politie en Koninklijke Marechaussee, maar ook daarbuiten, komen tolken en vertalers in aanraking met vertrouwelijke gegevens en worden zij geacht een onpartijdige positie in te nemen. Het waarborgen van de integriteit van tolken en vertalers vormt dan ook een belangrijk onderdeel van dit wetsvoorstel. De gevolgen van misbruik van vertrouwelijke gegevens door een tolk of vertaler of indien deze geen onpartijdige positie inneemt zijn doorgaans groot. Het kan ertoe leiden dat een politie- of gerechtelijk onderzoek moet worden stopgezet of dat bijvoorbeeld bij de IND het vluchtverhaal van een asielzoeker onjuist wordt weergegeven met alle gevolgen van dien. De integriteit van ingeschakelde tolken en vertalers valt niet los te zien van het begrip kwaliteit. Bij partijdigheid van een tolk of vertaler of zelfs al bij de schijn daarvan is ook de integriteit van de betrokken tolk/vertaler onmiddellijk in het geding.
Het wetsvoorstel biedt enkele waarborgen ten aanzien van de integriteit in de vorm van een geheimhoudingsverplichting, een eed, een klachten- en doorhalingsregeling. De borging van de integriteit is niet enkel een onderwerp wat de wetgever zich dient aan te trekken. Ook de beroepsgroep is hiervoor verantwoordelijk. Via het opstellen van een gedragscode kan de beroepsgroep hieraan een belangrijke bijdrage leveren. Tolk- en vertaalopleidingen kunnen aandacht besteden aan het integriteitsaspect, waardoor op dit punt een waardevolle bijdrage kan worden geleverd. Bij de opleidingen die thans reeds bestaan ten aanzien van tolken en vertalers vormt het integriteitsaspect een belangrijk facet van de opleiding.
De afnemers van tolk- en vertaaldiensten hebben eveneens een belangrijke rol op het punt van de integriteit van tolken en vertalers. Zij dienen de tolk of vertaler in staat te stellen zijn werk kwalitatief goed en integer te verrichten. Hierbij kan gedacht worden aan de situatie dat een tolk in staat wordt gesteld een volledige weergave van hetgeen gezegd is te geven of dat hij in staat wordt gesteld om een verduidelijking van de vraag te vragen of verduidelijking van hetgeen gezegd is. Bij de opleiding van rechters wordt ook aandacht geschonken aan de omgang met tolken tijdens de terechtzitting. Afnemers van tolk- en vertaaldiensten dienen zich ook te hoeden voor tolken en vertalers die een gekleurde weergave geven van hetgeen een verdachte, vreemdeling, ambtenaar of rechter uitspreekt. Het is immers aan een tolk om een getrouwe weergave te geven van hetgeen hij dient te vertolken. Enige kleuring inzake eigen politieke of persoonlijke gevoelens dient achterwege te blijven. Dit geldt evenzeer voor vertalers.
Ondanks de belangrijke rol die tolken en vertalers binnen het rechtsbestel innemen, bevat de wet- en regelgeving nauwelijks waarborgen ten aanzien van de kwaliteit en integriteit van deze beroepsbeoefenaren. Voor vertalers bestaat sinds 1878 een wettelijke regeling. Deze regeling de Wet van 6 mei 1878, houdende bepalingen omtrent de beëedigde vertalers (Stb. 1878, nr. 30) geeft in de artikelen 1 en 2 een tweetal categorieën van personen die in aanmerking komen voor benoeming tot beëdigd vertaler. Ten eerste betreft het degene die bevoegd is tot het geven van middelbaar onderwijs in vreemde talen (artikel 1). Ten tweede betreft het personen die aan de rechtbank voldoende blijk geven van kennis van de vreemde talen en de Nederlandse taal (artikel 2). De politie, gerechten en bijvoorbeeld de IND zijn echter niet verplicht gebruik te maken van een beëdigd vertaler. Daarnaast lopen de criteria die de gerechten in het kader van het voornoemde artikel 2 hanteren uiteen.
Een wettelijke regeling zoals deze ten aanzien van de kwaliteit wel voor beëdigd vertalers bestaat, is er voor tolken niet. Op 13 september 1989 stelde de toenmalige Minister van Justitie de Commissie herijking Wetboek van Strafvordering in (Commissie Moons). Naar aanleiding van het arrest van het EHRM van 19 december 1989, A168, in de zaak Kamasinski en het arrest van het EHRM van 13 mei 1980, A37, in de zaak Artico (tegen Italië) is de Commissie Moons verzocht te adviseren over de consequenties van deze arresten.
Het arrest Kamasinski heeft betrekking op de reikwijdte van het in art. 6, lid 3, sub e EVRM gegarandeerde recht op kosteloze bijstand van een tolk. Het arrest Artico heeft betrekking op de verantwoordelijkheid van de Staat voor de kwaliteit van het systeem van rechtsbijstand (de opmerkingen gaan ook op voor het systeem van tolken). Uit beide arresten volgt dat de Staat verantwoordelijk is voor het opzetten en instandhouden van een systeem waarbinnen in strafzaken voor de verdachten kosteloze tolkenbijstand is gegarandeerd. Hieruit vloeien ook verantwoordelijkheden voort ten aanzien van de kwaliteit, maar de Staat is niet verantwoordelijk voor elk gebrek dat aan het systeem van tolkenbijstand mocht kleven.
De Commissie Moons heeft in 1991 haar rapport uitgebracht. In het rapport «Tolken en vertalers in strafzaken» pleit de Commissie Moons in het licht van het Kamasinski-arrest voor de totstandkoming van een wettelijke regeling waarin aan tolken en vertalers die in strafzaken optreden wettelijke kwaliteitseisen worden gesteld.
Het pleidooi van de commissie Moons vond weerklank bij het Nederlands Genootschap voor Tolken en Vertalers (NGTV (destijds aangeduid als NGV)). Het NGTV heeft in 1992 een advies ten aanzien van een wetsvoorstel op de registertolken en registervertalers opgesteld. Het wetsvoorstel is opgebouwd rond een register.
De Nationale ombudsman heeft in diverse rapporten de aandacht gevraagd voor de kwaliteit van de tolken. In het zogenoemde tolkenrapport (rapport 95/54 van 13 februari 1995) heeft de Nationale ombudsman geoordeeld dat de Minister van Justitie (IND) maatregelen diende te nemen teneinde de kwaliteit van tolken te waarborgen. Ook in meer recente rapporten van de Nationale ombudsman wordt deze aanbeveling herhaald (o.a. rapport 2002/194).
In reactie op de voorstellen van de Commissie Moons, het wetsvoorstel van het NGTV en de aanbevelingen van de Nationale ombudsman heeft de toenmalige Staatssecretaris van Justitie in februari 1998 een werkgroep tolk- en vertaaldiensten ingesteld. Het rapport van deze werkgroep met de titel «Met recht tolken en vertalen» heeft geleid tot het in gang zetten van een kwaliteitstraject voor tolken en vertalers. Het doel van dit traject was te komen tot een inzet van kwalitatief goede tolken en vertalers door middel van het stellen van uniforme kwaliteitseisen. Teneinde inzichtelijk te maken welke tolken en vertalers aan de uniforme kwaliteitseisen voldoen, is een zogenaamd kwaliteitsregister ingesteld. Dit kwaliteitsregister wordt thans beheerd door de Raad voor rechtsbijstand in 's-Hertogenbosch.
Om opgenomen te kunnen worden in het kwaliteitsregister heeft een groot aantal tolken en vertalers geïnvesteerd in de kwaliteit via het volgen van cursussen en opleidingen. Tegenover de investeringen in de kwaliteit van een groot aantal tolken en vertalers staat geen afnameverplichting van deze tolken en vertalers door de gerechten, het Openbaar Ministerie, de Koninklijke Marechaussee, de politie en de IND. Het blijft in de praktijk derhalve mogelijk dat deze instanties gebruik blijven maken van tolken en vertalers die niet investeren in het bieden van kwalitatief goede dienstverlening. Dit leidt ertoe dat de stimulans van tolken en vertalers die zich inzetten voor het verbeteren van hun kwaliteit wordt afgeremd.
De huidige wet- en regelgeving kent ten aanzien van tolken geen integriteitsborging. Voor de beëdigd vertaler wordt gebruik gemaakt van de verklaring omtrent het gedrag. De toetsing die ten aanzien van deze verklaring plaatsvindt, is met de Wet justitiële gegevens aanzienlijk verzwaard. Zoals hiervoor reeds is gesteld is het van groot belang voor alle betrokken partijen dat een tolk of een vertaler integer is. Met het thans voorliggende wetsvoorstel wordt voor tolken en voor vertalers die voor de gerechten, het openbaar ministerie, de politie en de IND optreden een wettelijke uniforme basis geboden voor integriteitsborging. In het navolgende wordt op de integriteitsborging nader ingegaan.
Ook op Europees niveau wordt aandacht geschonken aan de positie van tolken en vertalers. De Europese Commissie heeft begin 2003 het Groenboek «Procedurele waarborgen voor verdachten in strafzaken in de gehele Europese Unie» uitgebracht. In het Groenboek gaat de Commissie vrij uitvoerig in op een bepaald onderdeel van mogelijk te voeren beleid. Een van de elementen van het Groenboek betreft het recht op bijstand van een tolk of vertaler binnen het strafproces. Hierbij heeft de Commissie onder meer de vraag gesteld of het wenselijk is dat lidstaten ertoe moeten worden verplicht nationale registers van gerechtstolken en vertalers op te stellen. De Nederlandse regering heeft hierop als volgt gereageerd:
«De Nederlandse regering acht in beginsel het opstellen van een nationaal register van gerechtstolken en -vertalers wel wenselijk. Bij de behandeling van een strafzaak waarin de verdachte de procestaal niet spreekt en begrijpt vormen tolken en vertalers de essentiële schakel in de communicatie tussen politie en justitie enerzijds en de verdachte en zijn advocaat anderzijds. De vervulling van zo'n belangrijke brugfunctie vergt dat minimumeisen (competenties) inzake kennis, vaardigheden en attitude worden vastgesteld en dat een registratie plaatsvindt van degenen die aan deze eisen voldoen.»
Aangezien zowel voor tolken als vertalers die optreden ten behoeve van de gerechten, het OM, de IND, de Koninklijke Marechaussee en de politie, vergelijkbare criteria van belang zijn, zoals opleiding, kwaliteit, integriteit en beschikbaarheid, is, indachtig de aanbevelingen van de Commissie Moons, het NGTV, de Nationale ombudsman en de ontwikkelingen op Europees vlak, besloten tot het opstellen van het thans voorliggende wetsvoorstel waarin zowel voor tolken als voor vertalers bepalingen zijn opgenomen. Op deze wijze kan de kwaliteit en de integriteit van beëdigd vertalers en van tolken die optreden ten behoeve van diensten van het Ministerie van Justitie, de gerechten, de Koninklijke Marechaussee, het Openbaar Ministerie en de politie worden gewaarborgd. Het instellen van een register waarin gerechtstolken en beëdigd vertalers zijn opgenomen die aan kwaliteits- en integriteitscriteria voldoen, zal naar verwachting ook ten gunste kunnen komen van bijvoorbeeld juridische dienstverleners en andere bedrijven en instanties. Het nut van een register blijft derhalve niet beperkt tot de voornoemde instanties en organen.
Het opstellen van dit wetsvoorstel met bepalingen ten aanzien van zowel tolken als vertalers leidt ertoe dat de Wet van 6 mei 1878, houdende bepalingen omtrent de beëedigde vertalers zal worden ingetrokken. In het navolgende wordt op de verschillende onderdelen van het wetsvoorstel puntsgewijs ingegaan.
De kern van dit wetsvoorstel wordt gevormd door het register en de afnameplicht voor aangewezen instanties om tolken en vertalers in te schakelen die in het register zijn opgenomen. In dit register worden de vertalers en de tolken die aan kwaliteits- en integriteitseisen voldoen op hun verzoek opgenomen. Via dit register kunnen partijen die behoefte hebben aan bijstand van een gerechtstolk dan wel een beëdigd vertaler kennis nemen van het beschikbare aanbod. Teneinde de toegankelijkheid van het register te vergroten is het de bedoeling het register onder meer via het internet toegankelijk te maken. Op deze wijze kunnen rechtzoekenden, juridische dienstverleners, instanties belast met opsporing en vervolging en instanties belast met rechtspraak op eenvoudige wijze een gerechtstolk of beëdigd vertaler vinden die aan integriteits- en kwaliteitseisen voldoet.
Gezien het feit dat verstrekking van persoonsgegevens aan regels is gebonden, zal aan de tolk en de vertaler die zich aanmeldt voor inschrijving in het register worden gevraagd welke persoonsgegevens openbaar gemaakt mogen worden. Het register zal in het kader van de Wet bescherming persoonsgegevens worden aangemeld bij het College bescherming persoonsgegevens.
Op dit moment bestaat reeds een register voor tolken en vertalers. Dit register, dat wordt aangeduid als «Kwaliteitsregister», wordt namens de Minister van Justitie beheerd door de Raad voor rechtsbijstand te 's-Hertogenbosch. Het kwaliteitsregister is op initiatief van de toenmalige Staatssecretaris van Justitie ingesteld teneinde de kwaliteit van de tolken een stimulans te geven en de betrokken instanties in staat te stellen tijdig een beëdigd vertaler of tolk te vinden.
Het aantal beëdigde vertalers en tolken dat zich aanmeldt voor opname in het kwaliteitsregister vertoont een stijgende lijn. In juli 2004 bevatte het register de gegevens van ongeveer 2045 tolken, vertalers en beëdigde vertalers. Alhoewel het kwaliteitsregister een toenemend aantal tolken en vertalers bevat is het mede naar aanleiding van de aanbevelingen van de Nationale ombudsman wenselijk gebleken een wettelijk kader te bieden.
Via dit wetsvoorstel wordt de grondslag geboden voor een register, uniforme kwaliteits- en integriteitscriteria, bepalingen ten aanzien van de beëdiging, klachtenbehandeling, doorhaling van de inschrijving en een afnameplicht voor bepaalde afnemers. Het beheer van het register berust op grond van dit wetsvoorstel bij de Minister van Justitie. Het is de intentie dat het beheer van het register in de toekomst kan worden verzorgd door een brancheorganisatie voor tolken en vertalers.
Dit wetsvoorstel introduceert een afnameplicht voor justitiële diensten, de rechterlijke macht, de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, de Koninklijke Marechaussee, het Openbaar Ministerie en de politie in het kader van het straf- en vreemdelingenrecht. Op deze wijze wordt tegemoet gekomen aan de wens van de tolken en vertalers die thans in het kwaliteitsregister zijn opgenomen. Deze tolken en vertalers zijn gehouden te voldoen aan kwaliteitseisen en nemen deel aan bij- en nascholing. Indien de hiervoor genoemde instanties niet gehouden zijn tot het inschakelen van tolken en vertalers die zich inzetten voor de kwaliteit van hun beroepsuitoefening zal de motivatie om hieraan te werken snel verdwijnen. Het behoeft geen betoog dat dit mede gezien de aanbevelingen van de Nationale ombudsman een ongewenste ontwikkeling zou zijn.
Veel instanties die thans tolken en vertalers inzetten hanteren eigen lijsten. De afnameplicht die is gekoppeld aan het register voorkomt dat een tolk of vertaler die in een bepaalde plaats, arrondissement of provincie van een dergelijke lijst verwijderd is zich «gewoon» in een andere plaats, arrondissement of provincie kan aanmelden en werkzaamheden kan verrichten. Met het landelijk systeem zal een doorhaling van de inschrijving van een tolk of vertaler in het register voor het gehele land gelden. Op de doorhaling zelf wordt hierna in § 5.2 nader ingegaan.
De situatie kan zich voordoen dat met grote spoed een gerechtstolk of beëdigd vertaler ingezet dient te worden. Het wetsvoorstel bevat een uitzonderingsclausule voor het geval een gerechtstolk niet tijdig voorhanden kan zijn of geen gerechtstolk of beëdigd vertaler beschikbaar is voor de gewenste taalrichting. In dat geval kan een tolk of vertaler worden ingezet die niet is ingeschreven in het register. Hierbij speelt het dilemma dat kan ontstaan als een opsporingsactie kan mislukken indien geen tolk beschikbaar is en in het concrete geval uitsluitend een tolk beschikbaar is wiens kwaliteit niet gewaarborgd is. Bij de afweging zal gezien het belang van het welslagen van de actie tot inzet van de bewuste tolk besloten worden. Soms zal het echter niet strikt nodig zijn dat een tolk in persoon aanwezig is. In dat geval gaat vanzelfsprekend de voorkeur uit naar een gerechtstolk die telefonisch tolkt. De ontwikkelingen die thans zichtbaar zijn op het terrein van de beeldverbindingen via telefoon en internet kunnen het in de toekomst vergemakkelijken een gerechtstolk in te zetten die anders zeer ver zou moeten reizen.
Dit wetsvoorstel bevat een uniforme procedure inzake de beëdiging voor gerechtstolken en beëdigde vertalers. Na te zijn ingeschreven in het register ontvangt de tolk of vertaler een bewijs van inschrijving. Een tolk of vertaler die een bewijs van inschrijving heeft ontvangen kan zich vervolgens tot de rechtbank, binnen het arrondissement waarbinnen zijn woonplaats is gelegen, wenden met het verzoek om beëdigd te worden. Na te zijn ingeschreven wordt de tolk aangeduid als gerechtstolk en de vertaler als beëdigd vertaler. Uiteraard dient wel op korte termijn na de inschrijving een beëdiging volgen aangezien het niet gewenst is dat een tolk en een vertaler die nog niet beëdigd zijn zich langere tijd als zodanig presenteren. Het wetsvoorstel bevat een voorziening om dit te voorkomen.
Het voordeel van de koppeling van de beëdiging aan inschrijving in het register is dat voor de beëdiging bij de rechtbank landelijk uniforme eisen gaan gelden. Daarnaast hoeven de rechtbanken zich op dit punt niet meer bezig te houden met het formuleren van criteria waaraan de vertaler dien te voldoen om voor beëdiging in aanmerking te komen. De gerechten stellen thans per arrondissement en vaak zelfs per gerecht de opleidingseisen vast waaraan een vertaler dient te voldoen. In veel gevallen wordt dit uitbesteed aan verschillende deskundigen. De eisen die hierdoor aan vertalers gesteld worden lopen in de praktijk uiteen. Het voordeel van de koppeling van de beëdiging aan de inschrijving weegt op tegen het opleggen van de verplichting aan de vertaler die voor beëdiging in aanmerking wenst te komen om zich aan te melden voor inschrijving in het register.
Voor tolken heeft de gelijkschakeling van de beëdiging tot gevolg dat zij slechts eenmaal beëdigd hoeven te worden. Op dit moment vindt de beëdiging van tolken voorafgaand aan elke (straf)zitting bij een gerecht plaats. Een eenmalige beëdiging heeft voor de gerechten en de tolken als voordeel dat niet telkens opnieuw een beëdiging hoeft plaats te vinden.
4. Verklaring omtrent het gedrag
Bij de inschrijving geldt de voorwaarde dat de vertaler of de tolk een verklaring omtrent het gedrag overlegt. Ook bij een aanvraag tot verlenging van de inschrijving – een inschrijving geschiedt voor een periode van vijf jaar – dient de gerechtstolk dan wel de beëdigd vertaler een recente verklaring omtrent het gedrag te overleggen. De aanvraag van de verklaring omtrent het gedrag van een natuurlijk persoon wordt ingediend bij de burgemeester van de gemeente, waar de aanvrager op het tijdstip van de aanvraag als ingezetene is ingeschreven in de basisadministratie persoonsgegevens. In alle andere gevallen wordt de aanvraag ingediend bij de Minister van Justitie (artikel 30, eerste lid, Wet justitiële gegevens).
De beoordeling van de aanvraag geschiedt in alle gevallen door het Ministerie van Justitie. De Minister van Justitie weigert afgifte van een verklaring omtrent het gedrag indien met betrekking tot de aanvrager een strafbaar feit is vermeld dat, indien herhaald, gelet op het risico voor de samenleving en de overige omstandigheden van het geval, aan een behoorlijke uitoefening van de taak of de bezigheden waarvoor de verklaring omtrent het gedrag wordt gevraagd, in de weg zal staan (artikel 35, eerste lid, Wet justitiële gegevens) (voor een nadere toelichting ten aanzien van de verklaring omtrent het gedrag wordt hierbij verwezen naar de toelichting bij de Wet justitiële gegevens).
Indien de Minister van Justitie, ook na bezwaar en beroep, weigert een verklaring omtrent het gedrag af te geven, heeft dit voor de desbetreffende tolk of vertaler tot gevolg dat deze niet kan worden ingeschreven in het register.
Het wetsvoorstel voorziet ook in de mogelijkheid dat personen die pas kort of helemaal niet in Nederland woonachtig zijn in aanmerking komen voor inschrijving in het register. Uiteraard geldt ook voor deze groep personen het vereiste dat helderheid bestaat ten aanzien van hun integriteit. De verklaring omtrent het gedrag biedt voor deze groep slechts deels uitkomst Voor een zorgvuldige beoordeling van de integriteit is een periode van vijf jaar uitgangspunt. In dat kader is voor personen die minder dan vijf jaar in Nederland wonen voorgeschreven dat zij een verklaring omtrent het gedrag overleggen met daarbij als aanvullend document een integriteitsverklaring uit het land van herkomst. Personen die niet in Nederland woonachtig zijn hoeven geen verklaring omtrent het gedrag aan te vragen aangezien de registers ten aanzien van hen geen gegevens zullen bevatten. Wel dienen zij een integriteitsverklaring uit het land van herkomst te overleggen.
Het is bekend dat de waarde van een integriteitsverklaring van de verschillende landen uiteen loopt. Er zijn landen die een vergelijkbaar systeem als in Nederland hanteren en ten aanzien waarvan vertrouwen gesteld kan worden in de kwaliteit van de integriteitsverklaring. Anderzijds zijn er ook landen waarbij dat niet het geval is. Ook dient rekening gehouden te worden met het feit dat integriteitsverklaringen vervalst kunnen worden. Het wetsvoorstel geeft daarom de mogelijkheid dat de Minister van Justitie zodra er enige twijfel bestaat ten aanzien van de inhoud of de aard van de integriteitsverklaring inschrijving in het register te weigeren. Het is aan degene die de integriteitsverklaring om aan te tonen dat het document echt is en dat op de inhoud kan worden afgegaan. De Minister van Justitie heeft op dit punt geen onderzoeksverplichting.
De situatie doet zich ook voor dat personen in Nederland aankomen vanuit een land waar geen overheidsgezag aanwezig is. Dit is bijvoorbeeld het geval bij landen die verkeren in een oorlogssituatie. In dat geval zal het niet mogelijk zijn een integriteitsdocument over te leggen. De verklaring omtrent het gedrag biedt voor deze personen geen uitkomst daar zij nog niet eerder in Nederland woonachtig waren. Nu de integriteit van deze personen niet kan worden geverifieerd is het niet mogelijk hen in het register in te schrijven. Uitgangspunt is immers dat het register gerechtstolken en beëdigd vertalers bevat waarvan de kwaliteit en integriteit gewaarborgd zijn. Deze personen kunnen wel worden ingeschakeld indien voor de taal die zij spreken geen personen in het register aanwezig zijn.
5. Klachtenregeling en doorhaling
Partijen die een gerechtstolk of beëdigd vertaler inschakelen hebben belang bij het kunnen vertrouwen op de kwaliteit van de geleverde diensten. Een goede basis voor dit vertrouwen wordt gelegd met de eisen waaraan tolken en vertalers dienen te voldoen alvorens te kunnen worden beëdigd en te worden ingeschreven in het register gekoppeld aan de te volgen bij- en nascholing. Evenals bij vele andere beroepen biedt het voltooien van een opleiding geen garantie voor het daadwerkelijk kwalitatief goed uitoefenen van een beroep.
Bij gerechtstolken is het van belang dat de gerechtstolk over de juiste attitude beschikt. Hierbij kan gedacht worden aan de opstelling van de gerechtstolk ten opzichte van de primaire gesprekspartners. Bij vertalers is het van belang dat bij het vertalen van onder meer juridische teksten kennis bestaat hoe de juridische terminologie van de brontaal zich verhoudt tot die van de doeltaal.
Het is de verwachting dat de gerechtstolken en beëdigd vertalers die in het register zijn ingeschreven kwalitatief goed werk zullen afleveren. Toch kan het voorkomen dat een partij (opdrachtgever, verdachte, vreemdeling, advocaat) ontevreden is over het werk van een gerechtstolk of een beëdigd vertaler. Het ligt hierbij voor de hand dat deze partij zich allereerst wendt tot de desbetreffende gerechtstolk of beëdigd vertaler. Indien het contact met de gerechtstolk of de beëdigd vertaler niet tot een gewenste oplossing leidt maakt dit wetsvoorstel het mogelijk om een klacht in te dienen bij de Minister van Justitie. Ter advisering inzake de klacht wordt een klachtencommissie ingesteld.
Voor het voorzien in een klachtprocedure is gekozen aangezien klachten veelal betrekking zullen hebben op de kwaliteit van de geleverde diensten. De klachtprocedure vormt een goede mogelijkheid om hierover een oordeel te geven. De klachtencommissie zal een advies uitbrengen aan de Minister van Justitie ten aanzien van de klacht. Uitkomst van de klachtprocedure kan zijn dat geoordeeld wordt dat een klacht ongegrond is of dat hij gegrond is en dat bijvoorbeeld de beheersing van de Nederlandse taal door de tolk te wensen over laat. Dit laatste oordeel zal voor de gerechtstolk aanleiding kunnen zijn op dit onderdeel een cursus te volgen. De klachtencommissie zal niet kunnen oordelen tot een doorhaling van de inschrijving van een gerechtstolk of beëdigd vertaler in het register. Deze bevoegdheid is voorbehouden aan de Minister van Justitie. De klachtencommissie kan de Minister van Justitie wel adviseren dat gezien de aard van de gedraging van een gerechtstolk of beëdigd vertaler het in de rede ligt de inschrijving van deze persoon (tijdelijk) door te halen.
Aanleiding om tot doorhalen van de inschrijving over te gaan kan onder meer worden gevonden in de aard van een ingediende of gegrond verklaarde klacht of een aangifte van een strafbaar feit jegens de gerechtstolk of beëdigd vertaler. Gezien het feit dat het doorhalen van de inschrijving van de gerechtstolk of beëdigd vertaler verstrekkende gevolgen heeft zal hiertoe niet lichtvaardig worden overgegaan. Enkel in geval sprake is van omstandigheden die ertoe leiden dat het niet verantwoord is de gerechtstolk of beëdigd vertaler als zodanig te laten optreden zal tot doorhalen van de inschrijving worden overgegaan. Hierbij dient gedacht te worden aan een tolk of vertaler die bijvoorbeeld banden heeft met een criminele organisatie, zich schuldig heeft gemaakt aan valsheid in geschrifte of een ander feit dat zo ernstig is dat opname in het register niet verantwoord is.
De duur van de doorhaling van de inschrijving zal per geval worden bezien. In geval een gerechtstolk of beëdigd vertaler ten behoeve van een bepaalde afnemer werkzaamheden verricht en hierbij vertrouwelijke gegevens doorspeelt aan derden en hierop aangifte wordt gedaan, ligt het voor de hand dat de termijn van de doorhaling zal lopen tot het moment waarop blijkt dat de gerechtstolk niet veroordeeld wordt. Bij het doorhalen zal het om een ernstige situatie moeten gaan waarbij de belangen van bijvoorbeeld een verdachte in het geding komen wegens de gebrekkige kwaliteit van de gerechtstolk.
Bij een rechterlijke uitspraak waaruit blijkt dat een gerechtstolk of beëdigd vertaler zich heeft schuldig gemaakt aan ernstige feiten als bijvoorbeeld fraude, valsheid in geschrifte, bedreiging, afpersing, lidmaatschap van een criminele organisatie of mensensmokkel kan de inschrijving voor langere tijd worden doorgehaald. Afhankelijk van de omstandigheden zal aan de doorhaling een termijn worden verbonden. Van de doorhaling vindt openbare kennisgeving plaats.
Het doorhalen van de inschrijving heeft voor de gerechtstolk en de beëdigd vertaler als gevolg dat deze gedurende de doorhaling niet als zodanig mag optreden. Dit laatste laat onverlet de mogelijkheid dat tegen de bewuste gerechtstolk of beëdigd vertaler aangifte kan worden gedaan indien het vermoeden bestaat dat een strafbaar feit is begaan.
Het besluit om een tolk of vertaler niet toe te laten tot het register kan voor deze persoon ingrijpende gevolgen hebben. De kans dat hij dan ten behoeve van de diensten vallend onder het Ministerie van Justitie, de gerechten en de politie zal worden ingezet is gezien artikel 28 immers uiterst gering. Een tolk of vertaler die het niet eens is met dit besluit, kan hiertegen op grond van de Algemene wet bestuursrecht bezwaar maken c.q. beroep bij de bestuursrechter instellen.
Het wetsvoorstel bevat ook een mogelijkheid van doorhaling van de inschrijving van de gerechtstolk en de beëdigd vertaler in het register. Hierbij is het naast de omstandigheden genoemd in artikel 9 mogelijk dat de Minister van Justitie gebruik maakt van zijn bevoegdheid de inschrijving door te halen. Bij dit laatste dient sprake te zijn van ernstig disfunctioneren van de desbetreffende gerechtstolk of de beëdigd vertaler. Dit kan onder meer blijken uit klachten die ten aanzien van deze gerechtstolken of beëdigd vertalers zijn ingediend. Evenals tegen het besluit een tolk of vertaler niet op te nemen in het register staat tegen het besluit om de inschrijving van de gerechtstolk of de beëdigd vertaler in het register door te halen bezwaar en beroep open.
Indien een instantie of persoon waarvoor de gerechtstolk of beëdigd vertaler zijn werkzaamheden verricht, wil klagen over diens beroepsmatig optreden is het mogelijk hiertoe een klacht in te dienen bij de Minister van Justitie. De keuze voor het klachtrecht is ingegeven door de relatief lage organisatiegraad bij tolken en vertalers. De wetgever acht de kwaliteit van de beroepsuitoefening van belang en hecht daardoor waarde aan een goed functionerende klachtprocedure. Anders dan bijvoorbeeld advocaten en notarissen hebben tolken en vertalers slechts in beperkte mate ervaring met klachtafdoening in eigen kring. Vooralsnog wordt derhalve de keuze gemaakt voor het behandelen van klachten door de Minister van Justitie. Deze keuze laat echter onverlet dat ontwikkelingen in de tolken- en vertalersbranche aanleiding kunnen vormen tot het laten behandelen van klachten door een branchevereniging.
7. Ontvangen adviezen1
De Koninklijke Notariële Beroepsvereniging en de Consumentenbond hebben laten weten dat het wetsvoorstel hen geen aanleiding geeft tot het maken van opmerkingen. Het College van Procureurs-generaal, de Nederlandse Orde van Advocaten (Nova), de Nederlandse Vereniging voor Rechtspraak (NVvR), de Raad voor de rechtspraak, de Vereniging van SIGV-gerechtstolken en juridisch vertalers, het kernteam kwaliteitseisen tolken en vertalers, de ITV-Hogeschool voor tolken en vertalen, de Klachtenadviescommissie Tolken van de Immigratieen Naturalisatiedienst en de Raad van hoofdcommissarissen hebben advies uitgebracht. Voorts hebben een aantal tolken, vertalers, rechters en wetenschappers op persoonlijke titel inbreng geleverd. Al deze instanties en personen ondersteunen het stellen van nieuwe regels met betrekking tot de beëdiging, de kwaliteit en de integriteit van beëdigd vertalers en van tolken die werkzaam zijn binnen het domein van politie en justitie. In de adviezen worden suggesties gedaan ten aanzien van versterking van de aandacht voor de integriteit, de afnameverplichting, de beëdiging en de te stellen kwaliteitseisen. Van het Nederlands Genootschap van Tolken en Vertalers (NGTV) zijn opmerkingen van redactionele aard ontvangen. Deze zijn waar aangewezen verwerkt in het wetsvoorstel.
De NVvR beveelt aan het wetsvoorstel aan te passen opdat de in artikel 28 genoemde verplichting geldt in alle gevallen waarin artikel 6 lid 3 EVRM van toepassing is. Hierbij wordt met name verwezen naar de bestuurlijke en fiscale boetes. Met het thans voorliggende wetsvoorstel wordt een belangrijke stap gezet ten aanzien van het waarborgen van de rechten van verdachten. Het instrument van de bestuurlijke boete maakt op dit moment een zekere ontwikkeling door. De bestuurlijke boete wordt op dit moment in verschillende wetten geïntroduceerd. Het effect dat het invoeren van de verplichting heeft ten aanzien van deze wetgeving die tal van bestuursorganen raakt wordt nader bestudeerd. In ieder geval mag verwacht worden dat van de introductie van het register en de verplichting zoals opgenomen in artikel 28 een zekere reflexwerking zal uitgaan naar andere zaken. Een bestuursrechter die een zaak behandelt met betrekking tot een bestuurlijke- of fiscale boete kan in het register een tolk vinden die aan kwaliteits- en integriteitseisen voldoet. Het is de verwachting dat indien dit nodig is een dergelijke tolk ook ingeschakeld kan worden.
De Raad voor de rechtspraak vraagt de aandacht voor het treffen van een overgangsregeling voor gerechtstolken zodat de continuïteit van de rechtspleging zoveel mogelijk kan worden gewaarborgd. De gedachte van de Raad dat de continuïteit van de rechtspleging gewaarborgd dient te worden wordt onderschreven. In dit kader is in artikel 37 een overgangsregeling getroffen voor tolken die definitief staan ingeschreven in het kwaliteitsregister voor tolken en vertalers. Daarbij voorziet de inwerkingtredingsbepaling in de mogelijkheid de verschillende artikelen van de wet op verschillende tijdstippen in werking te laten treden. Dit biedt de mogelijkheid artikel 28 waarin de afnameverplichting is vervat pas in werking te laten treden wanneer duidelijkheid bestaat omtrent de beschikbaarheid van gerechtstolken en beëdigd vertalers in het register.
Het College van procureurs-generaal vraagt de aandacht voor de praktische effecten van het wetsvoorstel. Hierbij wordt gedacht aan de wijze waarop wordt omgegaan met de tolken en vertalers in talen die schaars zijn. Het wetsvoorstel bevat een kader ten aanzien van registratie, kwaliteit en integriteit van gerechtstolken en beëdigd vertalers. Het wetsvoorstel biedt een mogelijkheid tolken en vertalers in te zetten die niet in het register zijn opgenomen, indien voor deze taalrichting geen gerechtstolk of beëdigd vertaler in het register is opgenomen of indien deze niet tijdig beschikbaar is. Het is de verwachting dat de invoering van het register een stimulerende werking zal hebben op tolken en vertalers om zich in te schrijven. Indien ook de afnemers van tolk- en vertaaldiensten de bij hen bekende tolken en vertalers stimuleren zich in te schrijven zal dit ook leiden tot een grotere beschikbaarheid van gerechtstolken en beëdigd vertalers. De situatie dat voor een bepaalde taalrichting slechts een beperkt aantal personen beschikbaar is kan zich altijd voordoen. Een goede planning en afstemming tussen de afnemers is hierbij van belang. Ook via de beschikbare opleidingen kan gewerkt worden aan het opleiden van tolken en vertalers ten aanzien van schaarse talen. Het College vraagt in dit verband ook aandacht voor de groep van de zogenaamde «native speakers». Dit betreft personen die geen opleiding tot tolk of vertaler hebben genoten, maar een bepaalde taal in hun land van herkomst geleerd hebben. Ten aanzien van deze groep is de commissie die kwaliteitseisen formuleert verzocht aanbevelingen te doen. De uitkomsten hiervan kunnen verwerkt worden in de op grond van artikel 3 op te stellen algemene maatregel van bestuur.
Het College adviseert een paragraaf in het wetsvoorstel op te nemen waarin de contouren van de kwaliteitseisen worden geschetst. Een dergelijke paragraaf is niet opgenomen aangezien hiertoe een commissie is ingesteld die tot taak heeft te onderzoeken welke kwaliteitseisen aan tolken en vertalers moeten worden gesteld. Op het moment van opstellen van het wetsvoorstel was de commissie nog bezig met het uitwerken van deze opdracht. Teneinde niet vooruit te lopen op de bevindingen van de commissie is ervoor gekozen een dergelijke paragraaf nog niet op te nemen. Los van een dergelijke paragraaf bevat de memorie van toelichting reeds een aantal voorbeelden van de kwaliteitseisen waaraan tolken en vertalers dienen te voldoen. In de op grond van artikel 3 op te stellen algemene maatregel van bestuur zullen de kwaliteitseisen nader worden uitgewerkt.
Het College stipt in het advies de rol aan van de commerciële vertaalbureaus. Hierbij wordt gesteld dat het zicht op de controle en kwaliteit van de individuele vertaler bij dergelijke bureaus niet altijd direct zichtbaar is. Het College geeft hierbij als voorbeeld dat stukken die vertaald dienen te worden ter hand worden gesteld aan een vertaalbureau. Dit bureau stelt de stukken dan weer ter hand aan een vertaler die de vertaling aanlevert aan het bureau. Het bureau waarmerkt vervolgens de vertaling en levert deze vervolgens af aan het College. Uitgangspunt van het wetsvoorstel is dat een vertaling voor wat betreft zaken in het kader van het strafrecht en het vreemdelingenrecht voor de in artikel 28 genoemde en aangewezen diensten en organen plaatsvindt door een beëdigd vertaler. De door het College geschetste situatie wordt met de voorgestelde regeling in het wetsvoorstel ondervangen. Indien het College of een andere afnemer als hiervoor bedoeld, een stuk ter vertaling aanbiedt kan dit direct worden aangeboden aan een beëdigd vertaler. Deze staat in het register en is daarmee bekend. Indien het College er voor kiest een vertaling aan te leveren bij een vertaalbureau dient degene die de vertaling verricht een beëdigd vertaler te zijn. Deze beëdigd vertaler is opgenomen in het register. Het vertaalbureau kan niet zelf een vertaling waarmerken. Het waarmerken kan enkel geschieden door de beëdigd vertaler. Het wetsvoorstel biedt derhalve een oplossing voor het door het College aangestipte punt.
Het College stelt voor de integriteit van gerechtstolken en beëdigd vertalers verder te borgen via het opnemen in het wetsvoorstel van een grondslag voor een algemene maatregel van bestuur waarmee de criteria voor de integriteit nader kunnen worden uitgewerkt. Het College suggereert dat in deze algemene maatregel van bestuur elementen als betrouwbaarheid, beschikbaarheid en transparantie een rol kunnen spelen. Dat de door het College genoemde elementen een belangrijke rol spelen wordt onderschreven. Deze elementen die kunnen worden gevat onder de term attitude komen aan de orde bij de te volgen opleiding van de gerechtstolk en beëdigd vertaler. Het treffen van waarborgen ten aanzien van de integriteit ligt niet enkel op de weg van de wetgever. Ook de beroepsgroep zelf is hiervoor verantwoordelijk. Via het opstellen van een gedragscode kan de beroepsgroep hieraan een belangrijke bijdrage leveren. In dat kader lijkt opname in een algemene maatregel van bestuur in dit stadium overbodig.
Het College adviseert het wetsvoorstel aan te vullen opdat ook in het buitenland woonachtige tolken of vertalers in het register kunnen worden ingeschreven. Het wetsvoorstel voorziet thans in de mogelijkheid dat tolken en vertalers die in het buitenland woonachtig zijn zich in het register kunnen inschrijven. In dat geval geschiedt de beëdiging bij de rechtbank te 's-Gravenhage. Nu de inschrijving voor een periode van vijf jaar geldig is en de beëdiging slechts eenmaal hoeft plaats te vinden achten wij het redelijk een tolk of vertaler die als gerechtstolk of beëdigd vertaler in Nederland werkzaam wil zijn eenmalig te verplichten bij de rechtbank te 's-Gravenhage de eed of belofte af te leggen.
Het College stelt voor de afnameverplichting ook voor de civiele sector te laten gelden. De reden dat hiervoor vooralsnog niet voor is gekozen is dat het hier veelal geschillen tussen burgers en bedrijven onderling betreft en het in dit verband niet direct voor de hand ligt deze partijen te verplichten tot afname van een tolk uit het register. Wel zal bezien worden op welke wijze deze partijen in staat gesteld worden kennis te nemen van de namen van de gerechtstolken en beëdigd vertalers die in het register zijn opgenomen. Hierbij kan gedacht worden aan de mogelijkheid het register via internet te raadplegen. Ook op deze wijze kan binnen de civiele sector gebruik gemaakt worden van goed gekwalificeerde tolken. Dit geldt uiteraard evenzeer voor de andere sectoren binnen de gerechten, het Openbaar Ministerie en het overige verkeer waarbij tolken en vertalers worden ingeschakeld.
Van de gemaakte opmerkingen die van meer technische aard zijn is gebruik gemaakt om het wetsvoorstel aan te vullen.
Het is de verwachting dat dit wetsvoorstel budgetneutraal zal zijn. Dit volgt uit het feit dat het Ministerie van Justitie thans reeds zorg draagt voor de financiering van een register voor tolken en vertalers (het Kwaliteitsregister voor Tolken en Vertalers (KTV) te 's-Hertogenbosch). In 2004 bedraagt de subsidie aan het KTV € 0,3 mln.
De aanvullende kosten voor de uitvoering van het wetsvoorstel – verstrekken van legitimatiepassen, klachtenbehandeling en doorhaling – worden geraamd op € 0,1 mln.
Op grond van dit wetsvoorstel kan aan de tolken en vertalers die om inschrijving in het register verzoeken een kostendekkende bijdrage worden gevraagd. Door middel van deze bijdrage zullen de hierboven genoemde aanvullende kosten voor de uitvoering van het wetsvoorstel worden gefinancierd.
Dit artikel bevat de begripsbepalingen. Bij het opstellen van het wetsvoorstel is stilgestaan bij de wijze waarop de tolk en de vertaler aangeduid dient te worden.
Voor de vertaler wordt thans reeds de term «beëdigd vertaler» gehanteerd. Deze term wordt in diverse wetten gehanteerd en geniet ruime bekendheid. Nu de Wet van 6 mei 1878, houdende bepalingen omtrent de beëedigde vertalers in dit wetsvoorstel wordt opgenomen en de term beëdigd vertaler ruime bekendheid geniet is ervoor gekozen deze term ook in dit wetsvoorstel te hanteren.
Voor de tolk is de term «beëdigd tolk» minder geschikt, aangezien het wetsvoorstel ten aanzien van de beëdigd vertaler betrekking heeft op het gehele werkterrein van de beëdigd vertaler. Voor tolken beperkt het wetsvoorstel zich nadrukkelijk tot de in het eerste lid van artikel 28 genoemde instanties. Het is van groot belang dat uit de benaming van de tolk een zekere onafhankelijkheid tot uitdrukking komt. Hij mag immers niet partijdig zijn. Aan de term «justitietolk» zal al de schijn van partijdigheid kunnen kleven. Aangezien de werkzaamheden van een tolk ten aanzien van werkzaamheden voor de in artikel 28 bedoelde instanties zich veelvuldig afspelen voorafgaand aan, bij of na de rechtbank en de rechtbank als onafhankelijk instituut geldt, is gekozen voor de term gerechtstolk.
Dit artikel strekt ertoe een register voor gerechtstolken en beëdigd vertalers in te stellen. Hoewel diverse wetten waarvoor verschillende bewindspersonen verantwoordelijk zijn bepalingen kennen over de inzet van tolken en vertalers, is het beheer van het register opgedragen aan de Minister van Justitie. De reden hiervoor is dat de Minister van Justitie verantwoordelijk is voor de rechtspleging. Daarnaast is de Minister van Justitie eveneens verantwoordelijk voor de regelgeving voor andere beroepen die zich op het juridische vlak bevinden zoals de advocaten, notarissen en gerechtsdeurwaarders.
§ 2 Inschrijving in het register
In dit artikel wordt de grondslag gegeven voor een algemene maatregel van bestuur. Deze algemene maatregel van bestuur dient de eisen te bevatten waaraan een tolk of vertaler dient te voldoen teneinde voor inschrijving in het register in aanmerking te komen. Daarbij bevat de AMvB bepalingen ten aanzien van de gegevens die in het register worden opgenomen. Het tweede lid geeft een omschrijving van de eisen die in elk geval in de algemene maatregel van bestuur worden opgenomen. Het is op grond van dit wetsvoorstel ook mogelijk dat tolken gebarentaal als gerechtstolk aangemerkt kunnen worden. De voornoemde algemene maatregel van bestuur zal ook op hen betrekking hebben.
Het derde lid van artikel 3 heeft betrekking op de informatie die wordt verstrekt aan anderen dan aan personen die in het register staan ingeschreven. Op grond van de Wet bescherming persoonsgegevens hebben gerechtstolken en beëdigd vertalers recht op inzage in de gegevens die ten aanzien van hen in het register zijn opgenomen. Het derde lid beperkt de gegevens die aan anderen worden verstrekt. In het register staan immers personen ingeschreven die werkzaamheden verrichten bij de politie en bij de gerechten. Het is bekend dat zich in het recente verleden reeds gevallen hebben voorgedaan waarbij tolken werden geïntimideerd. Teneinde dergelijke situaties te voorkomen wordt de verstrekking van gegevens aan derden ingeperkt.
Artikel 4 bevat de bepalingen inzake de inschrijving in het register. De aanvraag tot inschrijving wordt gedaan bij de Minister van Justitie. De aanvraag dient vergezeld te gaan van een recente verklaring omtrent het gedrag. Het is van belang dat de verklaring omtrent het gedrag van recente datum is aangezien op deze wijze de integriteit van de betrokken persoon het best gewaarborgd is. Indien een verklaring omtrent het gedrag bij indiening van de aanvraag reeds enkele maanden geleden is afgegeven bestaat de kans dat betrokkene inmiddels iets heeft gedaan waardoor de verklaring omtrent het gedrag niet zou worden afgegeven. Met het overleggen van een recente verklaring omtrent het gedrag wordt dit risico zoveel als mogelijk uitgesloten. Indien een verklaring omtrent het gedrag niet wordt overgelegd zal een tolk of vertaler niet worden ingeschreven in het register. Uitgangspunt is immers dat enkel die personen in het register worden ingeschreven waarvan de integriteit gewaarborgd is. Het derde en vierde lid zien op het geval dat personen uit het buitenland komen en zij al enige tijd of helemaal niet in Nederland woonachtig zijn geweest. Ook in deze gevallen dient een integriteitsverklaring te worden overgelegd. In het algemeen deel van de toelichting is op dit punt bij de behandeling van de verklaring omtrent het gedrag reeds uitgebreider op ingegaan. Voor een nadere toelichting op dit punt wordt verwezen naar het desbetreffende gedeelte van de toelichting.
Het vijfde lid biedt de grondslag voor een algemene maatregel van bestuur. Deze algemene maatregel van bestuur ziet op het bedrag dat de tolk of vertaler dient te voldoen, de wijze waarop de aanvraag wordt ingediend en de gegevens en bescheiden die dienen te worden verstrekt. In de op te stellen algemene maatregel van bestuur zal worden aangesloten bij de systematiek van de Wet justitiële gegevens. De kosten voor de aanvraag van de verklaring omtrent het gedrag komen voor rekening van de aanvrager.
De bevoegdheid op de aanvraag tot inschrijving te beslissen wordt in het zesde lid toebedeeld aan de Minister van Justitie. De aanvraag wordt niet in behandeling genomen op de gronden vermeld in artikel 5, eerste lid en de inschrijving wordt geweigerd op de gronden vermeld in artikel 5, tweede lid.
Dit artikel bevat de gronden waarop inschrijving geweigerd wordt. De eisen als opgenomen in onderdeel a en c, voorkomen inschrijving van de tolk of vertaler die niet aan de kwaliteits- en integriteitscriteria voldoet. Indien een tolk of vertaler onder curatele is gesteld wegens een geestelijke stoornis is het ongewenst dat hij in het register wordt ingeschreven. Het behoeft geen betoog dat indien de ondercuratelestelling eindigt, de tolk of vertaler voor inschrijving in aanmerking komt. De inschrijving in het register staat op grond van onderdeel b enkel open voor personen die op grond van artikel 8, onder a tot en met e, dan wel l, van de Vreemdelingenwet 2000 rechtmatig in Nederland verblijven en gerechtigd zijn arbeid te verrichten. Met arbeid wordt in dit verband niet enkel op arbeid als zelfstandige, maar ook op arbeid in loondienst gedoeld. De maatregel waarop onderdeel d doelt, is de doorhaling van de inschrijving op grond van deze wet. Op deze wijze wordt voorkomen dat een gerechtstolk of beëdigd vertaler wiens inschrijving is doorgehaald zich gelijk weer kan aanmelden voor inschrijving in het register.
Het komt in de praktijk regelmatig voor dat tolken en vertalers worden ingezet die hun opleiding niet in Nederland hebben genoten. Het is wenselijk dat deze personen ook in aanmerking kunnen komen voor inschrijving in het register. Met dit artikel wordt de mogelijkheid geboden dat personen die in een ander land een opleiding hebben afgerond, toch in aanmerking kunnen komen voor inschrijving in het register. De bepaling ziet op een drietal categorieën. Allereerst op personen ten aanzien van wie een EG-verklaring is afgegeven als bedoeld in de Algemene wet erkenning EG-hoger-onderwijsdiploma's danwel in de Algemene wet erkenning EG-beroepsopleidingen. Op 21 december 1988 is door de Raad van de Europese Gemeenschappen een richtlijn vastgesteld betreffende een algemeen stelsel van erkenning van hoger-onderwijsdiploma's waarmee beroepsopleidingen van ten minste drie jaar worden afgesloten (PbEG L 019). Met de richtlijn wordt beoogd EG-onderdanen de mogelijkheid te geven een beroepsactiviteit uit te oefenen in een andere Lid-Staat dan waar zij zich de beroepskennis hebben eigen gemaakt. Implementatie van deze richtlijn heeft in Nederland plaatsgevonden door de Algemene wet erkenning EG-hoger-onderwijsdiploma's (Stb. 1994, 29). Artikel 11 van de Algemene wet erkenning EG-hoger-onderwijsdiploma's bepaalt dat de Minister die het aangaat per beroep regels geeft over de aanvraag tot het verkrijgen van een diploma, de aanpassingsstage en/of de proeve van bekwaamheid. Tolken en vertalers die EG-onderdaan zijn en die in hun eigen land een beroepsopleiding hebben gevolgd die betrekking heeft op het beroep van tolk of vertaler kunnen bij de Minister van Justitie een aanvraag doen tot afgifte van een EG-verklaring. Indien deze verklaring wordt afgegeven is hiermee voldaan aan het opleidingsvereiste als toetredingsvoorwaarde voor het register. Dit laat overigens onverlet dat ook een verklaring omtrent het gedrag dan wel een integriteitsverklaring overgelegd dient te worden. De procedure rond de afgifte van de EG-verklaring zal op grond van artikel 11 van de Algemene wet EG-hoger-onderwijsdiploma's nader worden uitgewerkt in een ministeriële regeling. In de toelichting bij deze regeling wordt een uitgebreide toelichting gegeven.
Een tweede categorie betreft de personen die beschikken over een in het buitenland afgegeven getuigschrift dat de Minister van Justitie heeft aangemerkt als een getuigschrift dat geacht kan worden gelijkwaardig te zijn aan de opleidingscriteria die op grond van artikel 3 worden vastgesteld. In de ons omringende landen zijn opleidingen ten aanzien van tolken en vertalers bekend die op een hoog niveau tolken en vertalers afleveren. Een voorbeeld hiervan is de Lessius Hogeschool in Antwerpen. Gezien de kwaliteit van deze opleidingen is het niet nodig de tolken en vertalers die een dergelijke opleiding hebben afgerond een EG-verklaring te laten aanvragen. Het aanmerken van buitenlandse getuigschriften kan ook gelden voor tolken en vertalers uit landen die niet in aanmerking komen voor het aanvragen van een EG-verklaring.
De derde categorie betreft personen die een getuigschrift hebben dat niet bekend is bij de Minister van Justitie. Deze getuigschriften zullen worden voorgelegd aan de Nuffic. Dit is een instantie die gespecialiseerd is in de beoordeling van buitenlandse getuigschriften en wordt ondermeer door het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap ingeschakeld ter beoordeling van getuigschriften van personen die in aanmerking willen komen voor toelating tot een universiteit of een andere beroepsopleiding. Uiteraard worden enkel die getuigschriften aan de Nuffic voorgelegd die betrekking hebben op het beroep van tolk of vertaler. Indien de Nuffic een getuigschrift heeft beoordeeld en gesteld heeft dat het gelijkwaardig is aan de criteria die op grond van artikel 3 aan de opleiding worden gesteld, komt de bewuste tolk of vertaler in aanmerking voor inschrijving in het register. Dit laat onverlet dat hij wel aan de overige criteria voor inschrijving dient te voldoen.
Het bewijs van inschrijving bevat de gegevens van de tolk of vertaler die in het register is ingeschreven en is op grond van artikel 12, derde lid, vereist voor de beëdiging door de rechtbank. Op grond van dit bewijs van inschrijving kan de rechtbank zien voor welke taalrichting dan wel taalrichtingen de desbetreffende persoon dient te worden beëdigd. Het bewijs van inschrijving in het register vormt in het dagelijks verkeer tussen afnemers van tolk- en vertaaldiensten een verlengstuk van het register. Dit bewijs van inschrijving toont aan dat de bewuste gerechtstolk of beëdigd vertaler aan de gestelde kwaliteits- en integriteitscriteria voldoet en dat hij daadwerkelijk is ingeschreven in het register. Dit bewijs heeft voor zowel de gerechtstolken, de beëdigd vertalers en de afnemers als voordeel dat het voor derden bijkans onmogelijk zal zijn zich als een gerechtstolk of beëdigd vertaler voor te doen. Een situatie die zich in het verleden nog wel eens heeft voorgedaan.
Het is van belang dat het register enkel gerechtstolken en beëdigd vertalers bevat die goede kwaliteit kunnen bieden. Hiertoe is het vereist dat de kennis wordt bijgehouden hetgeen ofwel via opleidingen ofwel via het verrichten van tolk- dan wel vertaalwerkzaamheden kan geschieden. Indien een gerechtstolk of beëdigd vertaler na een periode van vijf jaar om verlenging van de inschrijving verzoekt en niet voldoet aan deze criteria kan dit reden vormen tot doorhaling van de inschrijving. Bij een verzoek om verlenging van de inschrijving dient de gerechtstolk danwel de beëdigd vertaler een recente verklaring omtrent het gedrag over te leggen. Op deze wijze kan worden geverifieerd of zich in de periode gelegen tussen de inschrijving en de aanvraag tot verlenging geen voorvallen hebben voorgedaan die aan een hernieuwde inschrijving van de gerechtstolk of beëdigd vertaler in de weg staan. Indien een gerechtstolk of beëdigd vertaler geen verzoek doet tot verlenging van de inschrijving vervalt de inschrijving in het register van rechtswege. Indien dit laatste het geval is, zal deze tolk dan wel vertaler, indien hij dit gewenst acht, opnieuw een aanvraag in moeten dienen tot inschrijving in het register. Hierbij dient dan de procedure gevolgd te worden die is opgenomen in artikel 4.
§ 3. Doorhaling in het register
De mogelijkheid tot doorhaling van de inschrijving van een gerechtstolk of een beëdigd vertaler is opgenomen in dit artikel. In het eerste lid wordt bepaald dat de inschrijving kan worden doorgehaald in het geval Onze Minister is gebleken van ernstige feiten of omstandigheden, de integriteit of de vakbekwaamheid van de gerechtstolk of de beëdigd vertaler betreffende. In § 5 van het algemeen deel van de memorie van toelichting wordt nader op de mogelijkheid tot doorhaling ingegaan. Een doorhaling van de inschrijving zal gedurende een bepaalde periode effect dienen te sorteren.
Via het tweede lid wordt bepaald dat bij de beschikking tot doorhaling van de inschrijving in het register tevens wordt vermeld gedurende welke periode een persoon zich niet opnieuw kan worden ingeschreven in het register. Deze periode bedraagt maximaal 10 jaar. Het ligt overigens voor de hand dat aangifte wordt gedaan tegen een gerechtstolk of beëdigd vertaler wanneer gebleken is dat deze een strafbaar feit heeft begaan. Indien de inschrijving van deze persoon wordt doorgehaald voor bijvoorbeeld een periode van vier jaar en hij daarna verzoekt om hernieuwde inschrijving is de kans groot dat hij geen verklaring omtrent het gedrag ontvangt aangezien ten aanzien van hem antecedenten in de justitiële documentatie staan vermeldt. Dit vanwege de voornoemde aangifte en de daarop volgende veroordeling. Indien hij geen verklaring omtrent het gedrag ontvangt zal hij niet opnieuw kunnen worden ingeschreven.
Het derde lid biedt de mogelijkheid dat de inschrijving van een gerechtstolk dan wel beëdigd vertaler tijdelijk wordt doorgehaald, indien het de verwachting is dat gezien hetgeen deze persoon verweten wordt dermate ernstig is dat dit aanleiding kan geven tot doorhaling. Het kan in dit geval gezien de aard van hetgeen de gerechtstolk dan wel beëdigd vertaler wordt verweten, noodzakelijk zijn te voorkomen dat deze persoon gedurende het onderzoek naar zijn gedragingen nog als gerechtstolk of beëdigd vertaler optreedt. Hierbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan een gerechtstolk of beëdigd vertaler jegens wie aanwijzingen bestaan dat hij vertrouwelijke gegevens aan criminelen heeft doorgespeeld.
Het vierde lid voorziet in de mogelijkheid de inschrijving van een gerechtstolk of beëdigd vertaler door te halen indien deze, na te zijn ingeschreven, niet binnen twee maanden beëdigd is. Deze bepaling is opgenomen teneinde te voorkomen dat tolken en vertalers zich wel laten inschrijven in het register, maar zich vervolgens niet aanmelden voor een beëdiging. Het afleggen van de eed of de belofte wordt als een wezenlijk element beschouwd van de kwaliteitscriteria voor gerechtstolken en beëdigd vertalers. Indien een gerechtstolk of beëdigd vertaler derhalve niet binnen twee maanden na inschrijving in het register de eed of belofte aflegt heeft dit tot gevolg dat de inschrijving kan worden doorgehaald. Van doorhaling kan worden afgezien indien een gerechtstolk of beëdigd vertaler redelijkerwijs niet verweten kan worden dat deze binnen twee maanden na inschrijving nog niet beëdigd is. Als voorbeeld kan hiervoor worden gegeven dat hij zich tijdig heeft aangemeld voor een beëdiging waarbij de beëdiging normaal gesproken ook binnen de gestelde termijn zou plaatsvinden, maar de rechtbank wegens een paar spoedzaken geen capaciteit of zaalruimte heeft om de beëdiging doorgang te laten vinden. Ook belet van de gerechtstolk of beëdigd vertaler wegens ziekte kan reden zijn de inschrijving niet door te halen. Indien geen uitzicht bestaat op spoedig herstel zal in verband met het vertrouwen in het register aanleiding bestaan tot doorhaling van de inschrijving over te gaan.
Het vijfde lid bevat de gevallen waarbij de inschrijving in het register in ieder geval wordt doorgehaald. Het betreft hierbij de gevallen dat een gerechtstolk of beëdigd vertaler is overleden of dat hij schriftelijk heeft aangegeven niet meer in het register ingeschreven te willen staan. Bij dit laatste geval ligt het voor de hand dat met betrokkene contact wordt opgenomen teneinde te controleren of het schriftelijk verzoek daadwerkelijk van hem afkomstig is daar de financiële consequenties van uitschrijving voor de betrokken persoon groot kunnen zijn. In sommige gevallen zal de betrokken gerechtstolk of beëdigd vertaler immers voor zijn broodwinning geheel afhankelijk zijn van de opdrachten die hij als gerechtstolk of beëdigd vertaler verkrijgt.
Het is mogelijk dat een gerechtstolk of beëdigd vertaler voor meer dan een taalrichting in het register staat ingeschreven. Op grond van artikel 10 kan een doorhaling ook betrekking hebben op één van deze taalrichtingen. In de wet is specifiek gekozen voor het begrip taalrichting aangezien het in de praktijk van tolken en vertalers voorkomt dat men meer dan één bepaalde taalrichting beheerst. Uitgangspunt is dat een tolk altijd tenminste twee taalrichtingen beheerst. Hij dient namelijk de taal van waaruit hij tolkt te beheersen maar ook de taal waarin hij tolkt. Hij dient dit echter ook andersom te kunnen. Een voorbeeld. Een tolk Frans vertolkt voor de Franse verdachte vanuit het Frans naar het Nederlands opdat de Nederlandse rechter hem kan begrijpen. Tegelijkertijd vertolkt hij de vragen die de rechter in het Nederlands stelt naar het Frans voor de Franse verdachte. Hiertoe is een perfecte beheersing van beide talen nodig. Voor de vertaler ligt dit anders aangezien deze zich ook kan specialiseren in het vertalen van een taal naar een andere taal. Een voorbeeld de vertaler vertaalt van het Frans naar het Nederlands of andersom. Het is uiteraard mogelijk dat een vertaler evenals een tolk twee taalrichtingen beheerst. Hij heeft derhalve de keuze waar een tolk dit niet heeft.
Het hanteren van de taalrichting heeft dan ook consequenties voor de doorhaling waarbij de situatie zich kan voordoen dat een gerechtstolk of beëdigd vertaler bijvoorbeeld weinig aandacht besteed aan een van zijn taalrichtingen waardoor uiteindelijk een beslissing wordt genomen voor die taalrichting tot doorhaling over te gaan. Dit laat dan onverlet dat hij enorm goed kan zijn bij de andere taalrichting en dat doorhaling hiervoor niet wenselijk is. De situatie kan zich voordoen dat een bepaald handelen van een gerechtstolk of beëdigd vertaler aanleiding vormt de inschrijving voor alle taalrichtingen door te halen. Een voorbeeld hiervan kan zijn indien deze persoon vertrouwelijke informatie heeft doorgespeeld aan een derde.
Via een openbare kennisgeving in de Staatscourant wordt op basis van dit artikel melding gedaan van de doorhaling van de inschrijving en de beëindiging van de tijdelijke doorhaling. Op deze wijze kunnen betrokkenen hier kennis van nemen. De tijdelijke doorhaling en de doorhaling zullen ook worden vermeld in het register opdat voor alle betrokkenen kenbaar is wat de status van een persoon in het register is.
Het is thans de praktijk dat enkel tolken die optreden bij de gerechten voorafgaand aan iedere zitting worden beëdigd. Tolken die optreden voor andere instanties worden niet beëdigd. Bij het opstellen van dit wetsvoorstel is besloten de wijze van beëdiging voor zowel gerechtstolken als beëdigd vertalers te uniformeren. Zowel de tolk als de vertaler wordt eenmaal beëdigd. De beëdiging geldt niet enkel bij de gerechten, maar ook daarbuiten. De beëdiging ziet immers niet meer alleen op het optreden van een tolk of vertaler in een concrete zaak bij een gerecht, maar op alle werkzaamheden die een tolk of vertaler verricht.
Voorwaarde voor de beëdiging is dat de tolk of vertaler een bewijs van inschrijving in het register overlegt. De keuze om de beëdiging te laten plaatsvinden na de inschrijving in het register komt voort uit de wens de gerechten te ontlasten. Op dit moment stellen de gerechten de criteria op waaraan een tolk of vertaler dient te voldoen teneinde beëdigd te worden. In het algemeen deel van de toelichting wordt op dit punt meer uitgebreid ingegaan. Met dit wetsvoorstel komt de toetsing aan de criteria waaraan een tolk of vertaler dient te voldoen bij de Minister van Justitie te liggen.
In het kader van de toenemende waarde die aan integriteitswaarborgen wordt gehecht is besloten de beëdiging geen facultatief karakter te geven. Na de inschrijving in het register dient de tolk of vertaler de eed of belofte af te leggen. De gerechtstolk of beëdigd vertaler dient hiertoe zelf het initiatief te nemen. In de toelichting bij artikel 9 wordt nader op de consequenties van een niet tijdig aanmelden voor een beëdiging ingegaan. Voor een nadere toelichting op dit punt wordt naar dat deel van de toelichting verwezen.
De tekst van de eed/belofte zoals deze voor de gerechtstolk is opgenomen in dit artikel is gebaseerd op de tekst van de eed/belofte zoals deze op grond van artikel 3 van de Wet van 6 mei 1878, houdende bepalingen omtrent de beëedigde vertalers is voorgeschreven. Van de gelegenheid is gebruik gemaakt de tekst redactioneel aan te passen en een bepaling inzake de geheimhouding toe te voegen. Het opnemen van deze bepaling wordt wenselijk geacht aangezien de geheimhouding van gegevens met name bij werkzaamheden voor justitie en politie van zeer groot belang is. Indien bepaalde gegevens aan derden worden verstrekt kan dit tot gevolg hebben dat bepaalde zaken stuklopen. Ook voor gerechtstolken is het van belang dat beroepsgenoten vertrouwelijk met hen toevertrouwde informatie omgaan. Indien dit niet het geval zal zijn zal dit afbreuk doen aan het vertrouwen dat in hun beroepsuitoefening gesteld wordt. Na het afleggen van de eed of belofte ontvangt de gerechtstolk een akte van beëdiging. Na overlegging van deze akte ontvangt hij op grond van artikel 15 een legitimatiebewijs waaruit blijkt dat hij een gerechtstolk is.
De tekst van de eed/belofte zoals deze voor de beëdigd vertaler is opgenomen in dit artikel is gebaseerd op de tekst van de eed/belofte zoals deze op grond van artikel 3 van de Wet van 6 mei 1878, houdende bepalingen omtrent de beëedigde vertalers voor de vertaler is voorgeschreven. Van de gelegenheid is gebruik gemaakt de tekst redactioneel aan te passen en een bepaling inzake de geheimhouding toe te voegen. Het opnemen van deze bepaling wordt wenselijk geacht aangezien de geheimhouding van gegevens met name bij werkzaamheden voor justitie en politie van zeer groot belang is. Indien bepaalde gegevens aan derden worden verstrekt kan dit tot gevolg hebben dat bepaalde zaken stuklopen. Ook voor beëdigde vertalers is het van belang dat beroepsgenoten vertrouwelijk met hen toevertrouwde informatie omgaan. Indien dit niet het geval zal zijn zal dit afbreuk doen aan het vertrouwen dat in hun beroepsuitoefening gesteld wordt. Na het afleggen van de eed of belofte ontvangt de beëdigd vertaler een akte van beëdiging. Na overlegging van deze akte ontvangt hij op grond van artikel 15 een legitimatiebewijs waaruit blijkt dat hij een beëdigd vertaler is.
Na te zijn beëdigd ontvangt de gerechtstolk dan wel de beëdigd vertaler na overlegging van de akte van beëdiging van de Minister van Justitie een legitimatiebewijs. Met dit bewijs kunnen de gerechtstolk en de beëdigd vertaler zich als zodanig legitimeren. In de praktijk blijkt grote behoefte te bestaan aan een dergelijk bewijs aangezien enerzijds de gerechtstolk en de beëdigd vertaler zich hiermee kunnen onderscheiden van personen die niet aan de kwaliteits- en integriteitscriteria voldoen en anderzijds bedrijven en instanties op deze wijze kunnen herkennen welke personen aan de voornoemde criteria voldoen. Het legitimatiebewijs zal een foto van de betrokkene bevatten hetgeen voorkomt dat iemand anders zich voordoet als gerechtstolk of beëdigd vertaler. Het tweede lid van artikel 15 biedt de grondslag om bij ministeriële regeling regels te stellen ten aanzien van het legitimatiebewijs. Deze regels zullen betrekking hebben op het bezit van, de gegevens op en de vormgeving van het legitimatiebewijs.
HOOFDSTUK IV KLACHTBEHANDELING
In deze artikelen wordt een regeling gegeven voor de behandeling van klachten inzake gedragingen van gerechtstolken en beëdigd vertalers door de klachtencommissie ingesteld door de Minister van Justitie. Deze klachtencommissie verzorgt de inhoudelijke behandeling van de klacht en geeft advies aan de Minister van Justitie. Deze regeling is gebaseerd op hetgeen is bepaald in afdeling 9.1 van de Algemene wet bestuursrecht. Op de achtergrond van de klachtenregeling is reeds ingegaan in het algemeen deel van de toelichting.
In dit artikel wordt de instelling van de klachtencommissie geregeld. Bij de afweging wie klachtgerechtigd zouden zijn is ervoor gekozen de klachtgerechtigdheid niet te beperken tot direct belanghebbenden. In het kader van het waarborgen van de kwaliteit is ervoor gekozen een ieder met een belang de gelegenheid te bieden een klacht in te dienen inzake de wijze waarop een gerechtstolk of beëdigd vertaler zich in een bepaalde aangelegenheid jegens hem heeft gedragen. Het indienen van een klacht kan enkel schriftelijk. Daarbij dient de klacht uiteraard betrekking te hebben op het werk van de betrokken gerechtstolk of beëdigd vertaler. Klachten die hier geen betrekking op hebben zullen ongegrond worden verklaard. Voor een goede behandeling van een klacht is het noodzakelijk te kunnen beschikken over de gegevens van de klager. Dit is de reden dat het derde lid voorschrijft dat het klaagschrift wordt ondertekend en de persoons- en adresgegevens van de klager dient te bevatten. Daarbij dient het klaagschrift een beschrijving te bevatten van de klacht en van de naam van de gerechtstolk of beëdigd vertaler op wiens gedraging de klacht betrekking heeft. De klachtencommissie kan de klager uiteraard verzoeken het klaagschrift aan te vullen indien de commissie van oordeel is dat niet helder is waar de klager precies op doelt. Bij of krachtens een algemene maatregel van bestuur zal de inrichting van de klachtencommissie nader geregeld worden.
Uitgangspunt bij de klachtenregeling is dat het wenselijk is dat een klacht naar tevredenheid van de klager wordt afgehandeld. Het doorlopen van een klachtenprocedure is geen doel op zich. In een groot aantal gevallen zullen klager en degene jegens wie geklaagd wordt tot een vergelijk kunnen komen waarbij het (verder) doorlopen van de klachtenprocedure voor geen van de partijen meerwaarde heeft. Artikel 17 voorziet in dit geval. Indien de gerechtstolk of de beëdigd vertaler naar tevredenheid van de klager aan diens klacht tegemoet is gekomen wordt afgezien van een verdere behandeling van de klacht. Dit laat onverlet dat de situatie zich kan voordoen dat meerdere klagers ten aanzien van een gerechtstolk of beëdigde vertaler een klacht hebben ingediend. De klachtenprocedure zal doorgang vinden indien de betreffende gerechtstolk of beëdigd vertaler niet met een voor alle klagers bevredigende oplossing is gekomen.
De situatie kan zich voordoen dat een ingediende klacht reden vormt voor de Minister van Justitie een bepaald handelen van een gerechtstolk of beëdigd vertaler nader te bezien. Indien de klacht aanleiding geeft tot doorhaling in het register zal het feit dat de klager tot een bevredigende afwikkeling komt met de gerechtstolk of beëdigd vertaler niet aan de mogelijkheid van doorhaling in de weg staan.
De klager ontvangt een bericht van ontvangst van zijn klacht en zal indien de klacht in behandeling wordt genomen een uitnodiging voor een hoorzitting ontvangen. Het horen hoeft niet door de voltallige klachtencommissie plaats te vinden. De klachtencommissie kan het horen opdragen aan de voorzitter of een lid van de commissie.
Een klacht hoeft niet in alle gevallen behandeld te worden. In artikel 17 is de situatie aan de orde gekomen dat de klager en de gerechtstolk of de beëdigde vertaler tot een bevredigende oplossing zijn gekomen. Artikel 19 bevat de overige gevallen waarbij een klacht niet behandeld hoeft te worden. Allereerst indien tegen een en dezelfde gedraging reeds een klacht is ingediend die is afgehandeld. Het is niet de intentie dat de klachtencommissie zich meer dan eens over dezelfde kwestie buigt. Daarnaast hoeven ook klachten die betrekking hebben op gedragingen die meer dan een jaar voor indiening van de klacht hebben plaatsgevonden niet in behandeling te worden genomen. De gedachte hierbij is dat het voor de klager mogelijk moet zijn een klacht goed te onderbouwen en het voor de beklaagde mogelijk moet zijn om zich afdoende te kunnen verweren. Het kan gewenst zijn indien jegens een gerechtstolk of een beëdigd vertaler een opsporingsonderzoek of een vervolging gaande is een klacht (nog) niet in behandeling te nemen. Het kan in een dergelijke situatie gewenst zijn dat eerst het onderzoek van Justitie zijn beloop heeft. Behandeling van een klacht kan ook achterwege blijven indien het belang dat de klager bij behandeling van een klacht heeft kennelijk onvoldoende is. Dit geldt ook ingeval het gewicht van de gedraging kennelijk onvoldoende is. Een klacht dient wel een bepaalde substantie te hebben. Indien een klacht niet in behandeling wordt genomen wordt de klager hiervan schriftelijk in kennis gesteld.
Zodra een klacht in behandeling wordt genomen, wordt de gerechtstolk of de beëdigd vertaler jegens wie de klacht is ingediend hiervan schriftelijk op de hoogte gesteld. Tevens ontvangt hij een afschrift van het klaagschrift en van de daarbij gezonden stukken. Op deze wijze wordt hij in staat gesteld zich op de behandeling van de klacht voor te bereiden en kan hij contact opnemen met de klager om te bezien of een vergelijk mogelijk is.
De situatie kan zich voordoen dat een klacht is gericht tegen een lid van de klachtencommissie. Zodra bekend is dat een klacht is ingediend tegen een lid van de klachtencommissie wordt hij voor de behandeling van desbetreffende klacht in de klachtencommissie vervangen door een ander lid. Het is uiteraard niet gewenst dat leden van de klachtencommissie klachten behandelen die op henzelf betrekking hebben.
Een belangrijk element van de klachtenbehandeling vormt het horen van de klager en degene op wiens gedraging de klacht betrekking heeft. Dit geeft hen beiden de gelegenheid hun verhaal te doen. Het horen leidt in de praktijk met enige regelmaat tot een verheldering van de klacht, maar kan ook leiden tot een oplossing van de klacht. Voor de klachtencommissie heeft de mondelinge behandeling als voordeel dat de klager en degene op wie de klacht betrekking heeft antwoord kunnen geven op vragen die de leden van de commissie hebben na het lezen van het klaagschrift.
Het horen kan achterwege blijven indien de klachtencommissie van oordeel is dat dit geen zin heeft. Het betreft het geval waarbij de klacht kennelijk ongegrond is. De klager kan ook zelf verklaren dat hij geen behoefte heeft gehoord te worden. Ook in dat geval wordt van het horen van de klager afgezien. Teneinde helderheid te verkrijgen over hetgeen tijdens het horen aan de orde is gekomen wordt van het horen een verslag gemaakt.
Aangezien het gewenst is dat de klachtencommissie de klacht spoedig afhandelt, wordt in artikel 23 bepaald dat de klachtencommissie de klacht binnen zes weken na ontvangst van het klaagschrift afhandelt. Deze termijn kan voor ten hoogste vier weken worden verdaagd. Van deze verdaging wordt schriftelijk mededeling gedaan aan de klager en aan degene op wiens gedraging de klacht betrekking heeft.
Zodra de klachtencommissie haar werkzaamheden heeft afgerond stelt zij een rapport van bevindingen op. Dit rapport wordt toegezonden aan de klager en degene op wiens gedraging de klacht betrekking heeft. Het rapport wordt voorzien van een advies toegezonden aan de Minister van Justitie. De klachtencommissie kan besluiten dat een klacht van dien aard is dat een aanbeveling inzake de inschrijving in het register doorgehaald zou dienen te worden. Een dergelijke aanbeveling kan de klachtencommissie aan de Minister van Justitie toezenden.
Het rapport, het advies en de eventuele aanbevelingen van de klachtencommissie vormen voor de Minister van Justitie de basis om een beslissing te nemen ten aanzien van de ingediende klacht. De minister heeft uiteraard de vrijheid een ander standpunt in te nemen dan de klachtencommissie al is het de verwachting dat doorgaans het advies van de klachtencommissie gevolgd kan worden. Indien de minister afwijkt van het advies van de klachtencommissie wordt in de conclusie vermeld wat de reden hiervoor is. Dit biedt de betrokkenen de gelegenheid kennis te nemen van de motivering. Degene op wiens gedraging de klacht betrekking heeft en de klager worden schriftelijk op de hoogte gesteld van de bevindingen van het onderzoek naar de klacht alswel ten aanzien van de conclusie die de Minister van Justitie aan de klacht verbindt.
Aangezien het nuttig is een beeld te verkrijgen omtrent het aantal ingediende klachten wordt in dit artikel bepaald dat de ingediende klachten worden geregistreerd en dat zij jaarlijks worden gepubliceerd. De publicatie ziet overigens niet op de inhoud van al deze ingediende klachten aangezien dan ook alle niet gegronde klachten gepubliceerd zouden dienen te worden.
Dit artikel strekt ertoe te voorkomen dat tegen de beslissing van de Minister van Justitie op een klacht bezwaar en beroep openstaan in de zin van de Algemene wet bestuursrecht. Dit wordt niet wenselijk geacht.
Dit artikel bevat de afnameplicht voor justitiële diensten, de rechterlijke macht, de Koninklijke Marechaussee, de politie en de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State voorzover deze optreedt als hoogste instantie in het vreemdelingenrecht. Zoals in het algemeen deel van de toelichting reeds is gesteld is het van groot belang dat binnen de strafrechtsketen en de vreemdelingenketen enkel gebruik wordt gemaakt van gerechtstolken en beëdigd vertalers waarvan de kwaliteit en integriteit gewaarborgd is. Via een afnameplicht wordt gewaarborgd dat de hiervoor genoemde instanties ook enkel van deze gerechtstolken en beëdigd vertalers gebruik maken.
Via het derde lid wordt voorzien in de mogelijkheid gebruik te maken van een tolk of vertaler die niet in het register is opgenomen. Het betreft hierbij de situatie dat een gerechtstolk of beëdigd vertaler niet of niet tijdig beschikbaar is. Het is niet toegestaan een tolk of vertaler in te schakelen wiens inschrijving in het register (tijdelijk) is doorgehaald. Een tolk of vertaler die op grond van het derde lid wordt ingeschakeld dient ook de eed of belofte af te leggen. Via de overeenkomstige toepassingverklaring van de artikelen 29 en 32 geldt de geheimhoudingsplicht ook ten aanzien van de tolk of vertaler die op grond van het derde lid wordt ingeschakeld. Het derde lid laat onverlet dat een verdachte op grond van de wet of op basis van artikel 6 EVRM recht heeft op een tolk of vertaler. Indien geen gerechtstolk of beëdigd vertaler beschikbaar is zal gebruik gemaakt worden van een tolk of vertaler die niet in het register staat ingeschreven.
Het vierde lid bevat de verplichting indien geen gebruik wordt gemaakt van een gerechtstolk of beëdigd vertaler, dit voorzien van een motivering schriftelijk vast te leggen. Op deze wijze kan in het vervolg van een procedure worden nagegaan wie als tolk of vertaler is opgetreden. Dit biedt enerzijds een waarborg dat zorgvuldig met de afnameverplichting wordt omgegaan en biedt voorts duidelijkheid wie als tolk of vertaler heeft gefungeerd.
Dit artikel bevat de geheimhoudingsverplichting ten aanzien van de gerechtstolk. Deze bepaling stemt overeen met artikel 13 van de Wet op de rechterlijke organisatie. De bepaling is opgenomen aangezien gerechtstolken in aanraking kunnen komen met (uiterst) vertrouwelijke informatie. Het is van groot belang dat deze gerechtstolken hier zeer zorgvuldig mee omgaan.
Gezien de afnameplicht die in het voorgaande artikel wordt geïntroduceerd is het van belang dat een gerechtstolk zich kan legitimeren. Op deze wijze kunnen de betrokken instanties zich verzekerd weten dat zij van doen hebben met een gerechtstolk die aan kwaliteits- en integriteitseisen voldoet.
De situatie kan zich voordoen dat het gewenst is een gerechtstolk in te zetten bij een onderzoek door de politie of justitie dat van bijzondere aard is. Hierbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan taponderzoek. Het kan hierbij gewenst zijn dat de gerechtstolk een recente verklaring omtrent het gedrag overlegt, zodat duidelijk wordt dat de integriteit van de tolk niet in het geding is. Gezien het feit dat de gerechtstolk reeds bij zijn verzoek om inschrijving in het register een verklaring omtrent het gedrag heeft overlegd en bij verlenging van de inschrijving een verklaring omtrent het gedrag dient te overleggen en hij hiervoor kosten heeft gemaakt achten wij het redelijk dat de kosten van de aanvraag in dit concrete geval voor rekening komen voor de desbetreffende dienst. Indien een gerechtstolk niet wenst te voldoen aan een verzoek een zeer recente verklaring omtrent het gedrag over te leggen, behoeft het geen betoog dat de desbetreffende dienst dan kan besluiten de gerechtstolk voor de werkzaamheden van bijzondere aard niet in te schakelen.
HOOFDSTUK VII BEËDIGD VERTALERS
Dit artikel bevat de geheimhoudingsverplichting ten aanzien van de beëdigd vertaler. Het artikel is gebaseerd op artikel 13 van de Wet op de rechterlijke organisatie. Evenals de gerechtstolk zullen beëdigd vertalers in aanraking kunnen komen met vertrouwelijke gegevens. Het is ook hier van zeer groot belang dat zij zorgvuldig met deze informatie omgaan.
Dit artikel biedt een vergelijkbare regeling voor de beëdigde vertaler, zoals deze in artikel 31 is opgenomen voor de gerechtstolk. Voor een nadere toelichting wordt verwezen naar de toelichting bij artikel 31.
Dit artikel biedt de grondslag voor een ministeriële regeling waarbij nadere regels gesteld kunnen worden waaraan de vertaling en de administratie van de beëdigd vertaler dienen te voldoen. Met de eisen inzake de vertaling wordt gedoeld op de vorm van de vertaling. Het kan voor de afnemers en de beëdigde vertalers van belang zijn helderheid te verkrijgen omtrent de vorm die een vertaling heeft. Op deze wijze kan voorkomen worden dat er tal van verschillende documenten bestaan met elk een eigen opmaak. Bij het opstellen van de eisen ten aanzien van de vorm van de vertaling zullen de organisaties van de beëdigd vertalers worden betrokken. Het is bekend dat op dit terrein reeds tal van initiatieven zijn ontplooid die op deze wijze hun neerslag kunnen vinden in een ministeriële regeling.
Deze bepaling is overgenomen uit de Wet van 6 mei 1878, houdende bepalingen omtrent de beëedigde vertalers. Het artikel was als artikel 8 opgenomen in deze wet. Het eerste lid bevat het uitgangspunt dat van alle stukken of opgaven die krachtens wettelijk voorschrift in openbare registers moeten worden ingeschreven, en die in een vreemde taal zijn gesteld, een letterlijke vertaling in het Nederlands wordt bijgevoegd. Bij de invoering van de mogelijkheid om statuten van stichtingen en verenigingen in de Friese taal te laten verlijden, is via een amendement uit de Tweede Kamer een uitzondering op dit uitgangspunt opgenomen (Kamerstukken II, 27 647, nr. 8). Die uitzondering houdt in dat bij Friese statuten niet een beëdigd vertaler, maar de notaris zorgdraagt voor een vertaling van de akte in het Nederlands. Omdat elke notaris in Friesland over een letterlijke Nederlandse tekst zou beschikken, werd een vertaling door een beëdigd vertaler niet noodzakelijk geacht.
De beëdigd vertaler zal de vertaalwerkzaamheden doorgaans op zijn werkplek uitvoeren. Het kan echter ook zo zijn dat de beëdigd vertaler verzocht wordt bij een rechtbank te verschijnen om ter plaatse stukken te vertalen. In gevallen waarbij de beëdigd vertaler ter plaatse bij een instantie bedoeld in artikel 28, eerste lid, vertaalwerkzaamheden verricht, is hij verplicht zich te legitimeren via het legitimatiebewijs.
HOOFDSTUK VIII OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN
Dit artikel bevat een overgangsregeling voor personen die op grond van de Wet van 6 mei 1878, houdende bepalingen omtrent de beëedigde vertalers op het moment van inwerkingtreding van dit wetsvoorstel beëdigd vertaler zijn. Deze beëdigd vertalers worden via dit artikel na overlegging van een verklaring omtrent het gedrag van rechtswege aangemerkt als beëdigd vertaler in de zin van de Wet gerechtstolk en beëdigd vertaler.
Zoals aangegeven in het algemeen deel van de toelichting bestaat er reeds een kwaliteitsregister voor tolken en vertalers te 's-Hertogenbosch. Met de komst van het wettelijk geregeld register zal dit kwaliteitsregister na een overgangsperiode ophouden te bestaan. Het kwaliteitsregister kent twee soorten ingeschrevenen. Allereerst kent het register tolken en vertalers die voorlopig in het kwaliteitsregister zijn ingeschreven. Het betreft hier tolken en vertalers die zich hebben aangemeld en nog niet aan de kwaliteitscriteria (kunnen) voldoen. Anderzijds bevat het kwaliteitsregister tolken en vertalers die wel aan de kwaliteitscriteria voldoen en de definitief zijn ingeschreven. Voor deze laatste groep bevat artikel 37 in het tweede en derde lid een overgangsregeling opdat zij na het overleggen van een recente verklaring omtrent het gedrag en het afleggen van de eed of belofte in het register kunnen worden opgenomen. Opgemerkt zij dat beëdigd vertalers die behoren tot de groep van definitief ingeschrevenen reeds op grond van de overgangsbepaling in het eerste lid in het register worden opgenomen en zij derhalve niet onder het bereik van het tweede lid vallen.
Wanneer de hiervoor bedoelde personen in het register zijn opgenomen zijn op hen dezelfde bepalingen van toepassing als op de gerechtstolken en beëdigd vertalers die niet via de overgangsregeling in het register zijn opgenomen. Dit heeft ook gevolgen voor de termijn van de inschrijving. Daar waar het kwaliteitsregister nog de term definitieve inschrijving kent, kent het register een inschrijving voor een periode van vijf jaar. Na deze vijf jaar dient de gerechtstolk of de beëdigd vertaler het initiatief te nemen om zijn inschrijving in het register te laten verlengen. Indien de gerechtstolk of beëdigd vertaler dit nalaat dan vervalt zijn inschrijving in het register. Hij kan dan geen hernieuwd beroep doen op de overgangsregeling. Bij het verzoek om verlenging van de inschrijving dient de gerechtstolk of beëdigd vertaler ook te voldoen aan de criteria als opgenomen in de artikelen 5 en 6. Voor een nadere toelichting op deze artikelen wordt verwezen naar de artikelsgewijze toelichting bij deze artikelen.
Het kwaliteitsregister bevat ook tolken en vertalers waarbij het thans niet mogelijk is de kwaliteit te toetsen. Bijvoorbeeld omdat voor de desbetreffende taal geen taalopleiding bestaat. Deze personen zijn voorlopig ingeschreven en kunnen niet definitief worden ingeschreven. De Commissie Jurgens is verzocht kwaliteitscriteria op te stellen opdat ook voor deze personen een kwaliteitstoetsing plaats kan vinden bij aanmelding voor inschrijving in het register. Nu de kwaliteit van deze personen op het moment van opstellen van de overgangsbepaling niet toetsbaar is, is het niet mogelijk hen via de overgangsregeling in het register op te nemen. Bij inwerkingtreding van het wetsvoorstel kunnen zij zich op reguliere wijze aanmelden voor inschrijving waarbij op basis van de door de Commissie Jurgens ontwikkelde criteria een kwaliteitstoets zal plaatsvinden.
Dit artikel strekt ertoe de Wet van 6 mei 1878, houdende bepalingen omtrent de beëedigde vertalers in te trekken.
Dit artikel bevat een aanpassing van de Registratiewet 1970. Het artikel strekt ertoe een verwijzing naar de Wet van 6 mei 1878, houdende bepalingen omtrent de beëedigde vertalers te vervangen door een verwijzing naar de Wet gerechtstolken en beëdigde vertaler.
Artikel 11 van de Wet gebruik Friese taal in het rechtsverkeer kan vervallen aangezien de beëdigingssystematiek zoals deze was opgenomen in de Wet van 6 mei 1878, houdende bepalingen omtrent de beëedigde vertalers in de Wet gerechtstolken en beëdigde vertaler niet terugkeert. Deze laatste wet bevat de beëdigingssytematiek voor de beëdigd vertaler. Indien een persoon aan voldoet aan de opleidingseisen, zoals deze op grond van artikel 3 van de Wet gerechtstolk en beëdigd vertaler zijn voorgeschreven, kan deze worden beëdigd als beëdigd vertaler in een bepaalde taal. Deze taal kan ook het Fries zijn. Een aparte regeling in de Wet gebruik Friese taal in het rechtsverkeer kan derhalve achterwege blijven.
Via de aanpassing van artikel 276 van het Wetboek van Strafvordering wordt geregeld dat een gerechtstolk ter zitting niet nogmaals de eed of belofte hoeft af te leggen.
Omdat naar dit wetsvoorstel naar verwachting veelvuldig zal worden verwezen, is een citeertitel opgenomen.
In artikel 43 wordt bepaald dat de artikelen en onderdelen van artikelen van deze wet op verschillende tijdstippen bij koninklijk besluit in werking kunnen treden. Voor deze bepaling is gekozen aangezien het de verwachting is dat na de instelling van het register op grond van dit wetsvoorstel, tolken, maar ook vertalers (die niet reeds op basis van artikel 37 in het register worden ingeschreven) enige tijd nodig hebben om zich in te schrijven en beëdigd te worden. Het is op basis van dit artikel mogelijk artikel 28, dat de afnameplicht bevat, in werking te laten treden op het moment dat het register een zeker aanbod van tolken en beëdigd vertalers kent. Op deze wijze wordt voorkomen dat de instanties die anders verplicht zouden zijn tolken en beëdigd vertalers af te nemen constateren dat er nog geen tolken of beëdigd vertalers in het register zijn opgenomen en dan steeds gemotiveerd dienen aan te geven waarom zij een tolk of vertaler inzetten die niet in het register is opgenomen.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-29936-3.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.